Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Mr. Meinart Tydeman]Tydeman (Mr. Meinart), geb. te Zwolle 20 Maart 1741, studeerde in de rechten, eerst te Deventer, sinds 1762 te Utrecht en beoefende de Ned. taal en letterk., was medeoprichter van Dulces ante omnia Musae, zie op Z.H. Alewijn, blz. 12, en medewerker in de Proeve van Dichtkunde; prom. in 1762 te Utrecht, werd drie jaar later hoogl. te Harderwijk in historie, welsprekendheid en Grieksch; 22 Sept. 1766 te Utrecht. Door zijne Oranjegezinde gevoelens moest hij Utr. verlaten, begaf zich weer naar Harderwijk en werd prof. in het hedendaagsch recht in 1787, doch ging in '88 naar Utrecht terug. Van 1790-'95 was hij griffier der Staten van Overijssel, woonde daarna buiten betrekking te Kampen, totdat in 1801 de curatoren der Leidsche hoogeschool hem het in orde brengen der academische bibliotheek opdroegen. In 1814 benoemde de Souvereine Vorst hem tot gewoon hoogleeraar bij de faculteit der bespiegelende wijsbegeerte en letteren, doch ontsloeg hem wegens zijne hooge jaren van de verplichting om college te houden. Dit verhinderde hem echter niet het onderwijs in de Romeinsche antiquiteiten op zich te nemen, dat hij tot kort voor zijn dood voorzette. Hij overleed 1 Febr. 1825. Behalve tal van Lat. werken bezorgde hij een verbeterde vertaling van Shaw's Reizen door Barbarijen en het Oosten, en die van Björnstahl, leverde bijdr. in de Jaarboeken van kunsten en wetenschappen voor 't Koningrijk Holland, door J. Meerman uitgegeven, en schreef: Over den oorsprong der spraak en den Cratylus van Plato in de werken van de Mij. der Ned. Lett. Mij. der Ned. Lett. |
|