[Mr. Zacharias Henrik Alewijn]
Alewijn (Mr. Zacharias Henrik), heer van Mijnden en de beide Loosdrechten, geb. 1742 te Amst., stud. 1763-'66 te Utr. en prom. daar in de rechten en was van 1768-'88 in de regeering zijner geboortestad, waar hij overl. 25 April 1788, ‘46 j. oud aan verval van krachten’ en in de Nieuwe kerk begraven werd.
Hij was medeoprichter van de Mij. der Ned. Letterk. 1766, en leverde in Dl. I-VII van hare werken (1772-'88) de volgg. bijdragen: Mengelingen behelzende verbasterde spreekwijzen en verminkte plaatzen; Verdediging van de voornaamste dichterl. vrijheden; Toets van nieuwerwetsche taalk., en Over de voorz. te, ten, ter. In de Tweede Proeve van: Dulces ante omnia musae (1782) plaatste hij o.a.: Aan den nieuwen bard of den dichter der zgn. Bardietjes, [die van Swildens], en schreef eene parodie op Vondels Geuze-Vesper, of krankentroost voor de 24, getiteld: Krankentroost voor de vijanden van de Nationale Synode.