[Jan Baptist van Rijswijck]
Rijswijck (Jan Baptist van), broeder van den voorgaande, insgelijks te Antwerpen geb. 14 December 1818, genoot ook zijn onderwijs bij zijn vader en verder aan eene privaatschool zijner geboortestad. Aanvankelijk was hij hulponderwijzer bij de lagere stadsscholen van Antwerpen en op 16 September 1844 werd hij benoemd tot eersten assistent bij de Staats Lagere Hoofdschool, uit welke betrekking hij, door ministeriëel besluit van 8 Juli 1848, werd ontslagen voor het schrijven van een liedje: Aen den Koning, voorkomende in De Filter, een weekblaadje dat hij van 27 Mei tot 30 Sept. 1848 liet verschijnen. Van toen af wijdde hij zich uitsluitend aan de staatkunde en van 5 Sept. 1857 tot 4 Februari 1865 gaf hij zijn dagblad De Grondwet uit, waarin hij zich deed kennen als een onzer eigenaardigste dagbladschrijvers. In Maart 1861 stichtte hij met de andere voornaamste Antwerpsche Vlamingen de staatkundige vereeniging De Nederduitsche Bond, en van nu af aan trad hij in de meetings op als een der krachtigste en geestigste redenaars, waarom zijne medeburgers hem op 3 Dec. 1863 verkozen tot gemeenteraadslid, welk ambt hij bekleedde tot 8 Augustus 1866. Nadat zijn eigen blad ophield te verschijnen, schreef hij hoofdartikels in het Antwerpsch dagblad De Koophandel tot op 20 Mei 1869. Toen overviel hem eene zware ziekte en hij overl. op 5 Juli 1869.
Zijne afzonderlijk verschenen werken zijn: Lykrede op koning Willem II, Antw. 1849; Lykrede uitgesproken by het graf van den weledel hooggeboren heere den heer Eduard Joseph Geelhand, overleden te Antwerpen den 18 October 1849, Antw. 1849; Wandeling in onze Expositie, Antw. 1849; Opwekking tot Liefdadigheid, uitgegeven ten voordeele der noodlydenden, Antw. 1850; De Antwerpsche Longchamps, Hekeldicht, voorgelezen op het letter- en toonkundig feest gegeven door de rederykkamer de Olyftak, op 26 Mei 1850, Antw. 1850; Van Dijck in verlof, Hekelverzen, voorgelezen op het letter- en toonkundig feest gegeven ten voordeele van behoeftige huisgezinnen, den 19 van Oogst 1850, Antw. 1850; Volkslust, of hekel en luim, Antw. 1851; Het woord Gods in tien zangen, of dichterlyke bespiegelingen op de tafelen Mozes, Antw. 1855; Eene hemelhistorie, Antw. 1855; Mengelpoëzy, Antw. 1855; Tollens, triologie uit het Zuiden, Antw. 1857; Wy krygen eene Vloot, politiek liedje, Antw. 1857; Politieke zweepslagen of verzameling van geestige hekelrymen, Antw. 1861. Verder schreef hij nog in verscheidene bladen en tijdschriften als Het Handelsblad van Antwerpen, Het Taalverbond, Almanak voor Jan en Alleman, enz. Al zijne poëtische scheppingen werden na zijnen dood bijeengebracht en uitgegeven met den titel: Volledige Dichtwerken van Jan van Rijswijck (met portret), Antw. 1871; Dicht- en Prozawerken, uitgegeven door Jan van Rijswijck Jansz. Met eene levensschets door Max Rooses, Antwerpen 1885-1890.