[Mathilda van Peene]
Peene (Mathilda van), gehuwd met Leon. Frans David (z.d.), geb. te Koewacht in Zeeland, op 16 Jan. 1829, waar haar vader geneesheer was. Vermits de moeder bij de geboorte van Mathilda overleed, namen hare moederlijke grootouders, de echtgenooten Vermandel, te Zaamslag, haar tot zich. ‘Daar,’ schrijft zij, ‘in het eenvoudig Zeeuwsche dorpje, door liefde en zorgen omgeven, sleet ik de blijde kinderjaren, genoot het onderricht der gemeenteschool, bracht twee jaren bij den onderwijzer te Zuiddorp door en voltooide mijne opvoeding in eene kostschool te Gent.’ Zij huwde in 1852 en vestigde zich met haren echtgenoot te Aaltre, waar zij overl. op 29 Aug. 1885.
Zij schreef: Hulde aan Zijne Majesteit Leopold I, koning der Belgen, bij de 25e verjaring zijner troonbeklimming, Bruss. 1856; De Zaterdag in Zeeland, Gent 1860; Den heer en mevrouw Schuit, op de 25ste Verjaerdag van hun huwelyk, Gent 1861; Gebroken harten, Gent 1863; Mirtebladen, gedichten, Antw. 1870; De Zeeuwsche koopdag, eene dichterlijke zedeschets, Dendermonde 1871. Na hare dood verscheen van de dichteres: Nevelbloemen. Nagelaten Gedichten van Mevr. David, geboren Mathilda van Peene, verzameld en in 't licht gegeven door Karel Bogaerd, versierd met het portret der dichteres, geteekend door Florimond van Loo, en met eene levenbeschrijving voorzien, Roeselare 1886.