Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Mr. Aernout van Overbeke]Overbeke (Mr. Aernout van), geb. in Den Haag, 15 Dec. 1632, deed zijn eed als adv. voor den Hove van Holland, 23 Jan. 1659. Op de wijze van Focquenbroch, zie blz. 252, en dgl. ging hij als adv.-fiscaal naar Batavia in 1658, en keerde in 1672 terug. Op deze reis was hij als hoogst aanwezend ambtenaar bevelhebber der retourvloot, welker opmerkelijke redding uit de handen der vijanden hij toen bijwoonde. Hij overl. te Amst.. 19 Juli 1674. Hij was ook dichter en schreef: Geestige en vermaecklycke Reijsbeschrijving naar Oost-Indiën in 1668, ook gedrukt achter zijn Geestige Wercken, Amst. 1678; (2e dr. mede, 1678, onder den titel van Rymwercken, bestaende in Liederen en Gedichten, nevens syn vermaeckelycke Reys naar Oost-Indiën. Met groote moeyte by een vergadert ende in 't licht gebracht. [Na zijn dood verzameld, waardoor er ook ‘geestige rijmen’ van anderen in voorkomen; de eerste zeldzame editie is met muzieknoten]; tiende druk, Amst. 1719; De Psalmen Davids in Nederduitsche rijmen gesteld, Amst. 1663; eene mislukte | |
[pagina 582]
| |
poging om de Luthersche psalmberijming door eene betere te vervangen, waartoe echter de zijne niet gekozen werd. (Dr. J.A. Worp in Oud-Holland I; Navorscher, 1878, blz. 305; Nijhoff's Rijdr., N.R.,X, 133.) |
|