Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Mr. Pieter de Neyn]Neyn (Mr. Pieter de), werd volgens het Leidsche studenten-album, omstreeks 1643 in Den Haag geb.; zijn vader was sinds 1670 pens. van Alkmaar en daarna raadsheer in den Hove van Holland. Pieter werd opgeleid door Arnoldus Montanus, zie blz. 527, stud. te Gron., Leiden, Duisburg, andermaal te Gron. en prom, op de gebruikelijke wijze te Harderwijk. In 1666 en '67. diende hij als vrijwilliger onder de militie; in 1671 ging hij als fiscaal naar de Kaap, in 1674 naar Batavia, kwam een paar jaar later met een verwoeste gezondheid terug, alles in de manier van Overbeke, z.a., wiens dichttrant hij volkomen meester was, schoon zijne poëzie later iets minder onstichtelijk is. Onder den indruk zijner Indische ervaringen en hare bittere gevolgen schr. hij: Lusthof der huwelijken, behelsende verscheyden seltsame Ceremoniën en plechtigheden, die voor desen by verscheyde Natiën en Volckeren soo in Asia, Europa, Africa, als America in gebruik zijn geweest, als wel die voor meerendeel noch hedendaegs ghebruykt ende onderhouden werden. Mitsgaders deszelfs vrolycke Ueren. Uyt verscheyden soorten van Mengeldichten bestaande, Amst. 1681, 1697; de Vrolijke Uren, bestaande uit Mengeldichten, Amst. 1681, ook aldaar 1730; ook afzonderlijk verschenen. |
|