[Paulus Merula]
Merula (Paulus), achterneef van den Brielschen martelaar Engel Willemsz. de Merle, geb. te Dordrecht 19 Aug. 1558, studeerde sedert 28 Aug. 1578 in de rechten te Leiden, deed een buitenl, reis ter voltooiing zijner studiën en bezocht ook Orléans en Genève, pract. in zijne geboortestad, werd reeds in 1593 geroepen om Justus Lipsius als hoogl. en in '98 Dousa als bibliothecaris te Leiden te vervangen; en benoemd tot 's Lands historieschrijver. Hij overl. te Rostok, 19 of 20 Juli 1607, waar hij zijn schoonzoon Clingius, rector ald., bezocht.
Van zijne Nederl. en niet streng rechtsgel. werken zijn het meest bekend: Placaten ende ordonnantiën van de Wildernissen ende jachtbedrijf, 's-Grav. 1605, Gron. 1672; Tydt Thresoor, ofte kort ende bondich verhael van den standt der kercken ende wereltlicke regieringen, vervattende beneffens de successie der Pausen, Patriarchen, Aertsbisschoppen, Bisschoppen en Keysers, Koningen, Vorsten, Princen, etc. Geestelycke ordens, vermaerde schrijvers, Ketters, etc. de gedenckwaerdichste geschiedenissen over den ganschen aertbodem, van Christi geboorte af tot den tegenwoordigen jare 1614, (door zijn zoon voortgezet en uitgeg.), Leid. 1614; It. met een voortvervolg tot 1627, bevattende de kerkel. twisten in de Nederl. tijdens het bestand en een uitvoerig register, Leid. 1627, 1639; Oratie over den aert en eigenschap der Batavischen Republiek, Enkh. 1642; ook in het Politicq en mil. Zakboekje, waarvan verscheidene uitgaven een toenmalige handl. tot de kennis onzer bestuurs- en staatsinstellingen vertegenwoordigen.