[Johan Hendrik Meijer]
Meijer (Johan Hendrik), geb. te Amst. 5 Juni 1831, werd voor het onderwijs opgeleid aan de inrichting van F. Beudeker te Goor, was eerst werkzaam aan de toen evenzeer vermaarde instituten te Barneveld en te Noordwijk-binnen; van 1855-'60 aan het koninkl. athen. te Maastricht, van 1860-'75 beurtelings vereenigd of afgescheiden aan het athenaeum, het gymn. en de hbs. te Deventer, als lector en leeraar in de nieuwe talen of in de Eng. taal- en letterkunde alleen. Sedert 5 Aug. 1875 wijdt hij zich op de alom gewaardeerde wijze aan het onderwijs van blinden en bepaalt zijne letterk. werkzaamheid zich tot dit onderwerp van roeping en toewijding, zoodat zijne latere geschr. uit den internationalen aard in vreemde talen geschreven zijn. In de congresverslagen vindt men aldus: Arbeitsfähigkeit gebildeter Blinden, Berlijn 1879; The Sphere of Music in the education of the blind, York 1883; Die Nothwendigkeit der Blinden- Vorschulen, (Fröbel-kindergarten), Keulen 1888.
Behalve leerboeken der Fr. en Eng. taal- en letterk., schreef hij kleinere bijdr. in tijdschr. als: Een bezoek aan Edinburgh, tijdens het eeuwfeest van Sir Walter Scott, (Gids) 1871; Iets over Blinden-onderwijs te Amsterdam, (in Eigen Haard en daaruit overgedrukt), Haarl. 1879; Verslagen der Vereeniging tot verb. van het lot der blinden; id. der Prins-Alexander-stichting, enz.