Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 465]
| |
geb., onder de gunstigste omstandigheden, die een kind van zooveel aanleg tot een uitstekend man maken. Hij heeft ook volkomen beantwoord aan de verwachtingen, die men in zijne omgeving van zulke uiten inwendige gaven mocht koesteren; hij was als kind reeds leergierig, bevattelijk en ijverig in alles, waarin hij zich vroegtijdig en voortdurend heeft onderscheiden. Hij prom. te Leiden in 1824, waarna hij zich te Amst. als adv. vestigde, terwijl hij later rijksadv. werd. Zijne verbazende werkzaamheid in zijne betrekking, als inwoner der hoofdstad, staatsburger en letterk., stelde hem in staat de openbare belangen te leiden en te besturen: hij was dir. der duinwaterleiding, volksvertegenwoordiger en bewerker der prachtuitgave van Vondel, die voldoet aan het hoogste, dat men in de jaren harer verschijning, 1850-'69, kon eischen. Hij overl. te Oosterbeek 25 Aug. 1868. Het vorige jaar wijdde hij het gedenkteeken van Vondel in en liet zijne editie van den grooten dichter afgewerkt na. Een volledige lijst van Van Lenneps werken achter zijn hieronder aangeduid levensbericht beslaat daar vijftig fijn gedrukte bladzijden. De voornaamste zijn: Marino Faliero, trsp., 1822; Fiesko of de samenzwering te Genua, trsp., 1825; Academische Idyllen, 1826; De Abydeensche verloofde, 1826; De genade, 1827; Gedichten, 1827; De staatsman bij toeval, blsp., 1828; Nederlandsche legenden, 4 dln., 1828-'29; Het recht van bruiloftsavondkout, 1830; Het dorp aan de grenzen, blsp., 1830; Het kalme Nederland, 1831; Hulde aan de nagedachtenis van Van Speijk, 1831; Het beleg van Corinthe, 1831; Het dorp over de grenzen, blijspel, 1831; De roem van twintig eeuwen, 1831; Een Amsterd. winteravond in 1632, 1832; Gedenkboek van het 200jarig bestaan van de doorl. school te Amst., 1832; Proeven uit de werken van R. Burns, 1833; Tassoos weeklacht, 1833, 1841; De Pleegzoon, 1833; Haarlems verlossing, zangspel, 1833; Vertalingen en navolgingen in Poëzy, 1834; Saffo, zangspel, 1834; Harald de onversaagde, zangspel, 1835; De roos van Dekama, 2 dln., 1836; Soliman de Tweede of de drie sultanes, zangspel, 1838; Onze voorouders, in verschillende tafereelen geschetst, 5 dln., 1838; Jacobaas weeklacht op het Huis te Teylingen, 1839; De lotgevallen van Ferdinand Huyck, 2 dln., 1840; Nootenkraker en Muizekoning, 1840; De Bergwerkers, zangspel, 1841; De bouwkunst, 1842, 1844; Proeve eener verduitsching der Grondwet der Nederlanden, 1844; De voorn. gesch. van Noord-Nederland aan zijne kinderen verhaald, 4 dln., 1845; Ruwaardes Geertruida. Hist. voorstelling, 1846; Aanm. op het ontwerp van gewijzigde Grondwet, 1848; Rembrandt van Rijn. Hist. schets, 1848; De twee admiralen, Utr. 1849; Wie was de verdrukte? blsp., 1849; Een droom van Californie, kluchtspel, 1849; Verontschuldiging uitgesproken in verschil. Genootsch. en Maatsch., 1850; De val van Jeruzalem, trsp., (met A. J d. Bull), 1850; Een schaking in de 17e eeuw, Utr. 1850; Elizabeth Musch, 3 dln., 1850; De werken van Vondel in verband gebracht met zijn leven en voorzien van verklaringen en aanteekeningen, 12 dln., 1850-'69; De betooverde viool en het Bloemenoproer, 1851; Gedichten zoo oude als nieuwe, 1851; Zeemansliedtjens, 1852; Dram. werken, 3 dln., 1852-'54; Romeo en Julia, trsp., 1852; Herinneringen uit den worstelstrijd met Spanje, 's-Hage 1853; Tafereelen uit de gesch. des vad., vermakelijk voorgesteld, 3 afl., 1854; Othello, de Moor van Venetie, trsp., 1854; Filoktetes op het eiland Lemnos, 1855; De gesch. des vad. in schetsen en afbeeldingen, 1856; Zeemans woordenboek, 1856; De moeder en de magistraat, 1856; Vertellingen en tafereelen van vroeger en later tijd, 1856; De stichting van Batavia, tnsp., 1858; Neêrlands Roem, Utr. 1858-'61; Het verheugd Amst., 1858; Gedichten van den Schoolmeester, uitgegeven door Mr. J.v.L., met iets over den Schrijver (G. van de Linde, zie bl. 470, 1859; De vrouwe van Waardenburg, tnsp., 1859; Een Amsterd. jongen of het Buskruit-verraad in 1622, tnsp., 1859, De zeekapitein of het geboorterecht, trsp., 1859; Wachter! wat is er van den nacht? Eene vraag aan de natie, 1860; Het leven van Mr. C. en Mr. D.J. van Lennep, 3 dln., 1861, '62; Onderwijs voor kinderen door Perponcher, opnieuw uitgegeven, 3 dln., 1862-'63; De veertig voorschriften van het Whistspel, in tweeregelige versjes, 1863, 3e dr. 1889; Lastige lieden, blsp., 1864; De bruiloft van Kloris en Roosje, met eenige nieuwe gasten gestoffeerd, 1864; Gesch. van Noord-Nederland herzien, 4 dln., 1865; De vermakelijke spraakkunst, 1865; De lotgevallen van Klaasje Zevenster, 5 dln., 1865; De gesch. des vaderlands voor lagere scholen, Leid. 1865; Ons rijk in vroegere tijdperken, 1866; De vermakelijke Latijnsche spraakkunst, 1866; Een dichter aan de bank van Leening, blsp., 1867; De Podraga en het manifest van Burgerpligt, 1868; Vermakelijke anecdoten en hist. herinneringen, 1870; Alledaagsche bokken in het gesprek, 1871; Iets over citaten, 1871. Met J. ter Gouw gaf hij uit: De uithangteekens in verband met Gesch. en volksleven beschouwd, 1867, en Het boek der opschriften, 1868-'69. Met W.J. Hofdijk: Merkw. kasteelen in Nederl., 1852-'59. Verder was hij van 1849 tot '65 red. van den Alm. Holland, medewerker van alle Nederl. tijdschr., alm. of jaarb, welke zich | |
[pagina 466]
| |
slechts eenigermate op bellettristisch terrein bewogen, schr. hij, behalve afz. gelegenheidsstukken, ook in dag- en weekbladen, enz. Voor zooverre het er niet bij vermeld is, werden al zijn werken te Amst. uitgegeven, en de meeste verscheiden malen herdrukt. Al zijne Romantische werken zijn te Rotterd. 1856-'65 in 19 dln., en zijne Poëtische werken 1859-'67 in 12 dln. uitgegeven; zijn Rom. werken opnieuw in 4 dln., 's-Hage, Leid., Arnh. 1868-'69 en zijn Poët. werk in 2 dln., idem; geïllustr. uitg., Leid. 1888 v.v. (Hand. Mij. Ned. Lett., 1869.) |
|