Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Mr. Hendrik Kluit]Kluit (Mr. Hendrik), broeder van den voorg., door aankoop uit de goederen der fam. van Wassenaar heer van Rijnsaterswoude, geb. te Dordrecht 12 Sept. 1740, stud. te Leiden, werd ontvanger te Lillo en kwam aldaar in kennis met den pred. Jozua van Iperen, z.a., die hem in zijne oefeningen in geschiedenis en talen behulpzaam was. In 1793 vestigde hij zich te Utrecht, en was er procureur bij het hof tot 1800. Hij reisde daarop buitenslands en woonde later te Leiden, waar hij 30 Aug. 1812 overleed. Hij schreef: De Souvereiniteit, Leid. 1788; Het onwedersprekelijke regt der Ambachtsheerenen Vrouwen op hunne schoutsen secretaris-ambten betoogd, Leid. 1802; Korte verh. over de regeringswijze op het platte land van Holland, Leid. 1808; Bijdr. tot de gesch. van het huishoudelijke der geref. kerken in Zuid-Holland, begrepen in authentique stukken, rakende het gebruik van consulenten by de beroepingen van pred. te Rhijnsaterswoude, Leid. 1818; Opmerking over een vereischte in schrijvers, dichters en schilders (in de Konst- en Letterbode van 1812). |
|