Behalve vele werken in 't Latijn er Fransch over Nederl. geschied- en oudheidkunde, schreef hij: Verh. over den oorsprong der Hoeksche en Kabelj. twisten, Leid. 1817; Levensschets van Floris den voogd van Holland, (in de Verh. van Lett., 1819); Verh. over den oorsprong, den voortgang en de hoedanigheid van den invloed des derden Staats in de Statenvergaderingen gedurende het Hertogelijk en Grafelijk bewind in Braband, Vlaanderen, Holland en Zeeland, (bekroond) 1824; De Unie van Brussel des jaars 1577, s'-Hage 1825; Verhandelingen en onuitgegeven stukken, betreffende de gesch. der Nederlanden, 2 dln., Delft 1825, 's-Hage 1827; Onderzoek over den oorsprong der Nederl. vlag, 's-Hage en Amst. 1831; Hendrik van Wijn als geleerde en staatsman geschetst, ald. 1832; Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen, 6 dln., 's-Hage 1833-'48, 2e druk Haarl. 1858-'62, bewerkt door zijn hierna volgenden zoon; titel-uitgaaf: Neerlands roem ter zee, Zwolle 1868; (Nederland en Venetië, 's-Hage 1852; verder talrijke geschiedk. bijdragen in Almanakken, Hand. van geleerde genootschappen, enz.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1853.)