[Jhr. Mr. Marinus Willem de Jonge van Campensnieuwland]
Jonge van Campensnieuwland (Jhr. Mr. Marinus Willem de), geb. te Zierikzee 29 Maart 1786, stud. te Leiden en prom. er 26 Sept. 1807, waarna hij als adv. bij het Hoog gerechtshof in Den Haag beëedigd en welhaast om zijn welsprekendheid beroemd werd. Achtereenvolgens was hij Raadsheer in den Hoogen Raad, 1833, Vice-president van het Prov. hof in Zuid-Holland 1838, lid van de commissie van redactie tot herziening der nat. wetgeving, 1831-'43, voorzitter der staatscomm. ter herziening der militaire wetg. 1841, lid van de Tweede Kamer 1829-'41, voorzitter dier Kamer 1838-'39, Lid van den Raad van State 1839 en Minister van Justitie 1844. Hij overl. op zijne buitenpl. onder Veur, 11 Sept. 1858.
Beroemd om den vorm en wegens de overwinning die hij daarmede op Jonas Daniel Meijer behaalde, zijn zijne: Pleit-redenen tegen Lodewijk Bonaparte betrekkelijk het Paviljoen te Haarlem, Delft 1820.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1859.)