[Willem de Groot]
Groot (Willem de), broeder van Hugo, geb. 10 Febr. 1597 te Delft, stud. en prom. in 1616 te Leiden in de rechten. Na eene reis in Frankrijk, vestigde hij zich als adv. te 's-Gravenhage, waar hij 15 Oct. 1618 beëedigd werd. Hij overl. 12 Maart 1662 en is te Delft begraven.
Sommige zijner weinige gedichten zijn reeds vermeld bij die zijns broeders; verder schreef hij: Een t' samenspraeck tusschen Vader ende Soon, over de deucht van weynich spreecken, 1619; Inleyding tot de practyck van den Hove van Holland, Amst. 1656, veelmaal herdrukt; Broeders gevangenisse. Dagboek van Willem de Groot, betreffende het verblijf van sijnen broeder Hugo op Loevestein; uit echte bescheiden aangevuld en opgehelderd door Mr. H. Vollenhoven, 's-Grav. 1842; Dagboekje van W. de Groot, door hem gehouden tijdens de regtspleging aan sijnen broeder Hugo de Groot, Johan van Oldenbarneveldt en Rombout Hoogerbeets - korte aant. in 't Lat. en Ned., van 19 Maart tot 12 Juni 1619, hs. van 20 blz. - medegedeeld in het Nieuw Archief voor kerk-geschied., I, 337-354.