zijn, in 1862 lid van den Raad van State; hij overl. in Den Haag, 23 Juli 1878.
Hij schreef: Reis van Z.K.H. Prins Hendrik der Ned. in Ned.-Indië gedurende het jaar 1837, Batavia 1838, herdrukt in de handelingen en berigten betrekkelijk het zeewezen en de zeevaartkunde, 7e d., 2e druk, Amst. 1847; Levensschets van Mr. Pieter de Groot, 's-Grav. 1847, niet in den handel; Notices hist. sur les Pirateries commises dans l'Archipel Indien-Oriental, La Haye, 1847; Verslagen van het schoolwezen in N.-I. 1834-'45 en 1846-'49, Bat. 1849 en '50; Aanm. op het wetsontwerp tot vaststelling van het Regl. op het beleid der regeering van Ned.-Indië, 's-Grav. 1853; Levensschetsen van Nederburgh, Wiselius, Dirk van Hogendorp, Daendels, Janssen, Falck, van Alphen, Radermaeker, Van den Bosch, Elout, Du Bus, de Kock, Van Polanen en anderen, in de Handelingen van het Indisch Genootschap, 's-Grav. 1854-'59, alsmede in het Biogr. Wdbk. van Van der Aa; Bijdr. betreffende de kolonisatiekwestie in O. en W.-Indië, het stelsel van deportatie in Ned.-Indië, en het ontstaan van het gemeen overleg tusschen regering en de Staten-Generaal ten aanzien der koloniën, en andere onderwerpen in de handelingen van het Ind. Gen., 1854-'59; Het eiland Boeroe, met bijdragen en toelichtingen in verband tot Europ. kolonisatie, (met T.J. Willer), Amst. 1858; Over het beheer onzer koloniën, 's-Grav. 1862; Het eiland Celebes volgens de togten en ontdekkingen van Vosmaer, in de Koloniale jaarb., 's-Hage 1862; Bijdr. tot de beoordeeling van Bosscha's ‘Kroon en Ministers’, 's-Hage 1863.