[Peter Jacob Cosijn]
Cosijn (Peter Jacob), geb. te Rijswijk bij Den Haag 29 Nov. 1840, stud. sinds Sept. 1857 te Utrecht in de rechten; andermaal ingeschreven, Juni 1865, in de lett., promov. hij er 26 Juni 1865 in de classieke letteren; was toen reeds sinds 1863 conrector te Winschoten werd twee jaren daarna leeraar in de Nederl. taal- en letterkunde aan de hbs. en het gymn. te Haarlem, in 1871 mede-redacteur van het Wdb. der Ned. taal en in Sept. 1877 hoogleeraar te Leiden.
Behalve een stel zeer gewaardeerde taalk. leerboekjes, te Haarlem gedrukt, en een groot aantal belangrijke artikelen in De Taal- en Letterbode, Taalk. Bijdr., Tijdschr. voor Ned. Taal- en letterk., sedert 1870 onder zijne mederedactie verschenen, gaf hij afzonderlijk uit: Eenige taal- en natuurk. ontdekkingen van dr. J. van Vloten beoordeeld, Haarl. 1871; De Oud-Nederl. psalmen, (overgedr.), Haarl. 1873; Kurzgef. altwestsächs. Gramm., Leiden 1881, Den Haag 1883 en 1886.