Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] Ouderend Ouder geworden smelt men sluipend eenzamer zich toesluitend als in onderaards landschap, niet meer verstaan door vroegere gemeenzamen, onderstrooms levend in steeds meer verwantschap met het opalen zwijgen der verstarring uit de moerasbossen van het carboon. Langzaam stollen wij tot graniet en gneis, op ons gelaat littekens van versteende varens, het hart een broze stekelige schulp in de fossiele stronk van kalken wortels. Maar soms woedt door het barnsteen onverhoeds de vuurgloed van een raadselachtig teken; door oeroud water en kristallen breekt een lichtstraal de dood tot opperste eeuwigheid. Vorige Volgende