Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 180] [p. 180] De breuk Nachtpauwogen en koningsfazanten waren de avond en de morgenvleugels, fluweelgitaren van duizend cicaden en honingvogels in de ochtenddauw. Toen steeg uit het ravijn tweespalt omhoog, en er streken gieren neer en doodshoofdvlinders, varanen slopen aan met rode ogen, de nacht wies als een vloedbos, drab en grauw. Sedert mijn honger stillend met schorpioenen, ijsvogelvlerken om het hart gevouwen, voel ik mijn hand verkillen tot een klauw. Vorige Volgende