Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] Winter De toedoening van de nacht is vanavond al vroeg gekomen, ook de eenzaamheid en het domen van oude gedachten, de wacht op de dingen die toch nooit komen. De littekens zijn vandaag vroeger dan ooit gaan branden, en holler mijn ledige handen, onbegrepener iedere vraag, ongenadig de kamerwanden. Naarmate men ouder wordt nadert de wintertijd sneller, de koude bijt ieder jaar feller, de zomers zijn zomers te kort. Er blijft niet veel meer dan de vlucht naar een winterloos land in de tropen, doch de vorst nestelt zich aan het open jaagvuur van het hart onbeducht. De winter is niet te ontgaan, aan de dood zal ik niet ontkomen. Maar ik zie overzee soms in dromen eeuwig groen van de palmbomen staan. Symbolen? Heimwee naar fantomen? Vorige Volgende