Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De evenaar Ik ging op de evenaar staan, dat is bij een zuil in de bergen; men kan het in steenletters lezen: hier ziet gij de aequator gaan. Nu zou men iets willen ontdekken, een ader, een bloedrode lijn, een wonder ervaren, zich strekken en atlas of hercules zijn. De evenaar blijft even grijs, de weg even bleek en verdroten: een zandpad in Hoorn of Winschoten. Waartoe moet ik steeds weer op reis? Hoe ver in den vreemde beland, gejaagd door begerige ogen, het hart voelt zich even bedrogen en raakt in het eendere zand. Vorige Volgende