Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] De moskee Palmbomen schrijven aan de bleke lucht geheimschrift, fluisteren mystieke woorden; de ranke stammen strekken zich als koorden ten hemel, waar een laatste vogel vlucht. Daartussen rust op een vergruisd terras, grauw en verzakt, met uitgeholde ogen, de mesigit: gestorven, onbewogen, omwoeld door onontwarbaar struikgewas. Maar in de schaduwstreep van een pilaar murmelt een hadji kruipend zijn gebeden; en waar wij barvoets tot de tempel treden staan voetstappen van meer dan duizend jaar. Vleermuizen ruisen in de koepelboog, mos woekert aan de grijs-verweerde wanden. De pluimen van de palmen, slanke handen, wuiven het bidden vederlicht omhoog. Vorige Volgende