Verzamelde gedichten(1965)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Boeddah te Mendoet Grijs van de eeuwen doch uw glimlach jong als van dit eigen uur en mij genegen maar toch zo oud en aan de tijd ontstegen of er een vogel uit het oerwoud zong zo ver en teder en niet aan te raken en ongenaakbaar maar toch zo nabij alsof het in mijn keel klonk en door mij uw lippen woordeloze woorden spraken; verheven op een lotosbloem gezeten aanziet gij aera's, uw mystieke mond kent de vervlogenheid van elke stond die wij, omlaag, als onze levens meten. Ik heb uw glimlach plotseling herkend. Wij waren hier tweeduizend jaar geleden, ik naderde uw trap van zeven treden. De eerste trede ligt nog onverkend. Vorige Volgende