Een streep door de zon(1960)–Willem Brandt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Het verhoor Hoe wit was zijn gelaat, het bloedspoor barstte als klaprozen uit een albasten schaal. Men haalde hem opnieuw; de celdeur knarste bij hem die dag al voor de vierde maal. Ik kon hem horen gillen, als een dier dat in de klem zit; steeds datzelfde lied langzaam aanzwellend tot een hoog gegier, dat brak: ik weet het niet, ik weet het niet. Ze droegen hem bewusteloos terug, de diepe sneden van hun leren riemen als vlammen lekkend langs zijn naakte rug, zijn polsen blauw gezwollen van de striemen. Die nacht schreeuwde hij in zijn cel voortdurend ik weet het niet; hij had geen woord bekend. Zijn hand, wanhopig langs de celvloer schurend, schreef onbewust een kruis op het cement. Vorige Volgende