Voorwoord
Deze aflevering in de reeks Utrechtse Publikaties voor Algemene Literatuurwetenschap bevat een commentaar op een klassieke Nederlandse poëziekritische tekst, t.w. deel 1 van de Inleiding tot de gedichten van Jacques Perk, door Kloos geschreven in 1882 en datzelfde jaar verschenen in de eerste druk van die gedichten.
De geschiedvorsing van de Nederlandse literatuur heeft zich natuurlijk meermalen met het opstel van Kloos bezig gehouden. De betekenis van dit kritische stuk voor de zgn. Beweging van Tachtig is breedvoerig geschetst evenals de plaats die het inneemt in het literaire denken van de dichter Kloos. Beide onderwerpen vragen om verdergaande bestudering. Zo is b.v. de doorwerking van een aantal inzichten, die het betoog als nieuw bracht omtrent de aard en de functie van de poëzie, in het werk van o.a. Albert Verwey en Herman Gorter nog niet voldoende onderzocht. En meer nog dan aan een biografie van Willem Kloos bestaat er behoefte aan een studie over de ontwikkeling van zijn literaire opvattingen.
De onderhavige aflevering in de reeks Utrechtse Publikaties voor Algemene Literatuurwetenschap zou men als een bijdrage tot een studie over dit onderwerp kunnen beschouwen. Maar mijn commentaar op hetgeen Kloos ter introductie van Perks gedichten over poëzie schreef, beoogt niet in de eerste plaats zo'n bijdrage te zijn. Het toetst de genoemde Inleiding aan een aantal contemporaine en oudere beschouwingen over poëzie, van nationale en internationale herkomst, met het doel de eigen aard van Kloos' literaire denken, voor zover hij het in dit stuk heeft geformuleerd, scherper in het vizier te krijgen en daarmee tevens een korte, maar belangrijke periode van de westerse poëziekritiek. De vernieuwing van de poëzie, en dus ook van de poëziebeschouwing, in Nederland omstreeks 1880, valt samen met eenzelfde verschijnsel, hier wat vroeger, daar iets later, in de andere landen van Europa. Zij maakt deel uit van een internationale literaire beweging; en door een toetsing als hierboven aangeduid, kan blijken welke plaats het opstel van Kloos in dit internationale milieu moet worden toegekend. Tevens wordt de vraag onder ogen gezien of het proces van gedachtenvorming