Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 965]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het leven van den heere Michiel de Ruiter,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 966]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
richtschrift Ga naar margenoot+uit, daar men zich naar zou richten: zullende, volgens 't geen verdraagen was, de Heer de Ruiter de voortoght, de Spaansche de middeltoght, en de Viceadmiraal de Haan d'achtertoght hebben. Ga naar margenoot+Dienvolgens werdt 's Landts vloot nu in twee esquadres verdeelt. Het eerste, onder den L. Admiraal de Ruiter, voerende de wimpel van de groote steng, bestond uit negen oorloghscheepen, drie snaauwen, twee branders, en een behoeftschip: het tweede, onder den Viceadmiraal de Haan, de vlagh voerende van de voorsteng, uit acht oorlogscheepen, drie snaauwen, twee branders, en een behoeftschip. Het schip de Spiegel, dat d'overleden Schoutbynacht Verschoor plagh te voeren, werdt gestelt onder 't gebiedt van den Kapitein Schey, wiens schip Essen, 's daaghs na den zeeslagh van den achtsten Januarius, gelyk verhaalt is, door zyn lek was gezonken. 'S Landts vloot, nu vereenight met de Spaansche, over de welke Don Francisco Pereira Freire de la Cerda, Viceadmiraal Generaal van zyn Majesteits vloote, 't gebiedt voerde, stelde nu den koers naar Melasso. Midlerwyl hadt men in Hollandt kennis gekreegen van 't vertrek van 's Landts vloot uit Sicilie. Den eenentwintighsten Ga naar margenoot+Februarius werden in de vergadering der Heeren Staaten drie brieven van den L. Admiraal de Ruiter, aan den Raadtpensionaris Fagel geschreeven, geleezen: d'eerste geschreeven den 22 van Januarius, zeilende in de baay van Melasso, de tweede geschreeven den 23, by 't eilandt Stromboli, en de derde den 31 der zelve maandt, beoosten 't eilandt Corsica: houdende verwittiging van de gesteltenisse van 's Landts vloot, en dat hy, de Ruiter, volgens d'instructie hem by den Heere Prinsse van Oranje mede gegeeven, hadt beslooten, weer naar 't Vaderlandt te keeren. Ook heeft de Raadtpensionaris ter vergadering toen voorgedraagen, wat ordres zyn Hoogheit den Heer de Ruiter van tydt tot tydt hadt toegezonden, en laaten toekoomen, om noch eenigen tydt ontrent Sicilie te blyven, en aldaar met 's Landts vloot den vyandt afbreuk te doen, mitsgaders wat dien aangaande ook noch dien dagh by Ga naar margenoot+zyn Hoogheit was gedaan. Waar op beraadtslaaght zynde, hebben hunne Ed. Groot Moog. zich d'ordres, die zyn Hoogheit den Heer de Ruiter hadt gegeeven, om met de vloot ontrent Sicilie noch te verblyven, en den vyandt afbreuk te doen, wel laaten gevallen: ende voorts goedtgevonden en verstaan, dat als noch, zoo wel ter Generaaliteit als by zyn Hoogheit, en elders daar het van vrucht kon zyn, alle vlyt zoude worden aangewendt, om de voorschreeve vloote in de Middellandtsche zee te houden, en te doen wederkeeren: ende dat voorts de zelve vloot met noch zes scheepen van oorlogh, ieder van tsestig stukken kanon, moght worden versterkt, by aldien zyn Koningklyke Majesteit van Spanje kon worden bewoogen om twee derden van d'onkosten in de toerusting van de voorschreeve zes scheepen te draagen. Wat verder ter vergadering van de Heeren Staaten Generaal, op 't ontfangen van etlyke brieven des L. Admiraals, daarna werdt gedaan en beslooten, Ga naar margenoot+kan men zien uit hunne Hoog. Moog. resolutie, den zeventienden Maart genoomen, en den Heere de Ruiter toegezonden, gelyk hier volght. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[17 Maart 1676]De Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden.
Ga naar margenoot+Edele, Gestrenge, vroome, lieve getrouwe,
Wy hebben ontfangen uwen brief van den 18 February lestleden, en de duplicata van des zelfs brieven van den 11 der zelver maandt, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 967]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+den 9 January daar te voorens, daar nevens gevoeght, noopende onder anderen de prolongatie ofte het langer verblyf van de vloote in die gewesten, en het revictualieren van de zelve voor noch tien weeken, ende daar op genoomen de bygaande resolutie, die wy U toezenden tot rescriptie, narichtinge, en om zich daar naar te reguleren. Waar mede eindigende, beveelen wy U in Godes heilige protectie. In den Hage, den 17 Maart 1676.
Ter ordonnantie van de hooghgemelde Heeren Staaten Generaal. Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Martis, den 17 Marty 1676.
Ga naar margenoot+Ontfangen een missive van den L. Admiraal de Ruiter, geschreeven in 's Landts schip d'Eendracht, ten anker leggende in de baay van Napels, den 18 February lestleden, en daar nevens duplicata van zyne brieven van den 11 der zelver maandt, en den 9 January daar te vooren, houdende advertentie, en onder anderen, dat den ordinaris post uit Hollandt, 's daaghs te vooren aldaar aangekoomen zynde, als noch geene brieven van haar Hoog. Moog. ofte zyne Hoogheit voor hem L. Admiraal mede gebraght hadde: zoo dat hy, tot zyn leetweezen, noch geen zeekerheit van de prolongatie, ofte het langer verblyf van de vloote in die gewesten hadde, als de missive van hooghgemelde zyne Hoogheit, daar van hy by zynen jonghsten in het breede aan haare Hoog. Moog. geschreeven hadde: verzoekende derhalven dat hem L. Admiraal haar Hoog. Moog. ordres en meyninge dien aangaande als noch op 't spoedighste moghte werden toegezonden. Wyders, dat hy L. Admiraal hoopte, dat het haar Hoog. Moog. welgevalligh zoude weezen, dat hy de Hooftofficieren, Kapiteinen en Kommandeurs van de voorschreeve vloote by acte hadde geordonneert, dat ze haar boven den tydt van acht maanden, gelyk haar by het Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam gelast was, noch voor den tydt van tien weeken zouden revictualieren, daar toe een ieder zyn best gedaan, en, voor zoo veel hem bekent was, de noodige vivres ook bekoomen heeft. Waar op gedelibereert zynde, is goetgevonden en verstaan, dat de Heeren Staaten van de respective Provincien nochmaals by missive zal werden gerepresenteert, hoe veel den Staat daar aan gelegen leit dat de stadt van Messina niet magh blyven onder de maght van den Koning van Vrankryk, en dat zyne Majesteit ook geen verdere progressen aldaar en komt te doen, gemerkt zulks de conditien van de vreede te zwaarder en erger zoude maaken, gelyk zulks de Heeren Staaten van de hooghgemelde Provincien, by haar Hoog. Moog. missive van den derden deezer maandt, met zeer bondige redenen is voorgedragen en vertoont, daar toe in deezen werdt gerefereert, met iteratif en niettemin zeer ernstigh verzoek, dat de Heeren Staaten van de hooghgemelde Provincien noch voor den tydt van andere zes maanden, ofte zoo veel langer als de noodt zulks zoude moogen vereisschen, in de continuatie en tot verblyf van de voorschreeve scheepen in de Middellandtsche zee hoe eerder zoo beter willen consenteren, en der zelver consenten ten spoedighsten alhier ter vergaderinge doen openen en inbrengen, en dat de Heeren Staaten van de hooghgemelde Provincien daar nevens ook zal werden bekent gemaakt, dat haar Hoog. Moog. den gemelden L. Admiraal de Ruiter hebben aangeschreeven, en provisione- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 968]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lyken Ga naar margenoot+gelast, tot nader ordre, aldaar te verblyven. Dat wyders den gemelden L. Admiraal de Ruiter zal werden gerescribeert, dat haar Hoog. Moog. haar wel laten gevallen de ordre by den zelven gestelt, en aan de Officieren van 's Landts vloote gegeeven, om haar noch voor den tydt van tien weeken te revictualieren. Dat haar Hoog. Moog. over de verdere continuatie en 't verblyf van 's Landts scheepen in de Middelandtsche zee aan de Heeren Staaten van de respective Provincien in zeer ernstige termen hadden geschreeven, en der zelver consenten met verlangen te gemoet zagen: dat derhalven den gemelden L. Admiraal provisionelyken, en tot naarder ordre, aldaar met 's Landts vloote zal verblyven.
GASP. FAGEL. Accordeert met het voorschreeve register. H. FAGEL.
Doch dees resolutien waaren zoo lang onderweege, dat ze in Sicilie Ga naar margenoot+niet en quaamen, als naa 't overlyden van den L. Admiraal. 'S Landts vloot ondertusschen, die, gelyk verhaalt is, van Palermo was t'zeil gegaan, quam den twintighsten Maart, nevens de Spaansche, in de baay van Ga naar margenoot+Melasso. D'Onderkoning, Marquis de Villa Franca, toonde nu zoo veel vreughts over 't wederkeeren van den Heer de Ruiter, als hy te vooren droefheit hadt over zyn vertrek, en quam hem ten zelven daage, met een gevolgh van veele Grooten, bewellekoomen. Den een-entwintighsten Ga naar margenoot+der gemelde maandt werdt de Spaansche en Hollandtsche Ga naar margenoot+Krygsraadt der 't zaamengevoeghde vlooten in de Generaals galey van den Marquis de Vayona by een geroepen, om t'overleggen wat men nu met de twee vlooten best by der handt zou neemen. Men verstondt toen eenpaarighlyk, dat men Messina met alle spoedt te water en te lande moest aantasten, en den Onderkoning, door de Marquis de Vayona, daar van kennis geeven. Ten zelven daage ontfing de Heer de Ruiter, door een felouque, van Napels afgezonden, brieven van zyn Hoogheit den Prins van Oranje, en den Raadtpensionaris Fagel, van welker inhoudt in het daghregister des Admiraals geen gewagh werdt gemaakt. Hem quam toen ook een brief van den Groothartogh van Toskanen ter handen, die een groot getuigenis gaf van 's Vorsten hooghachting en genegentheit, en, uit het Italiaansch vertaalt, van deezen inhoudt was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[29 Februari 1676]Zeer doorluchtige en zeer uitsteekende Heer.
Ga naar margenoot+Ik zoude uw Excellentie niet konnen zeggen, hoe zeer zy my met haaren brief verplichtte, die zy my uit haare vloot, door den Bevelhebber over de scheepen, die laatst hier waaren, uit zyne vloot, te Pisa liet toekoomen: om dat ik daar niet alleen een aangenaam pandt van haar genegentheit, die ik uittermaaten hoogh achte, in vinde, maar daar ook met veel genoegen d'uitslagh van den slagh uit heb gezien, die uw Excellentie in de zee van Sicilie heeft gelevert, als ook het geluk met het welke zy uit dat dapper nevecht, daar zy my zulk een beleeft en onderscheidentlyk verhaal van heeft willen geeven, is geraakt. Derhalven bedank ik uw Excellentie uit het vierighste van myn gemoedt, en verlang ook haare wederkomst en verblyf op deeze zeekusten te verstaan: op het vertrouwen dat zulk een naabyheit haar beweegen zal, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 969]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zich van my in eenige zaake te dienen: om de vierige begeerte van haar te dienen niet t'eenemaal onnut, en de hooghachting die ik haare verdienste toedraage, niet zonder blyk te laaten. Het believe dan Uw Excellentie deeze uitdrukking niet als bloote teekenen van beleeftheit aan te neemen, maar als een hertelyke nooding, om zich van myne waare wilvaardigheit in dit alles te belooven, dat ze zich by alle gelegentheit tot zyn behaagen en dienst zal laaten gebruiken. Ondertusschen bidde ik Godt, in 't afwachten van die dienst Uw Excellentie te konnen bewyzen, dat hy de persoon van Uw Excellentie, die zoo veel gewichts toebrenght aan de glory der Heeren Staaten, bewaare, en tot grooter voorspoedt behoede. Te Livorno, den 29 Februarius 1676.
Van Uw Excellentie, Om hem te dienen, DE GROOTHARTOGH VAN TOSCANA.
Ga naar margenoot+In de twee volgende daagen hadt men een storm uit den Oostzuidtoosten, die ook in de baay van Melasso zyn kracht toonde, en waar door het schip van den Viceadmiraal de Haan tegens de wal werdt gedreeven, met merkelyk gevaar van ongeluk: doch men zondt etlyke sloepen t'zyner hulpe, en hy raakte noch zonder schaade van 't landt. Den vierentwintighsten was men op 't Hollandtsch Admiraalschip in Ga naar margenoot+vreughde, over de verjaaring van des Admiraals geboortedagh: want hy was dien morgen ten acht uuren negenentzestig jaar geworden, en Ga naar margenoot+nu in 't zeventighste jaar zyns ouderdoms getreeden: hier over werdt hy van de zynen met den wensch van gezontheit, en langer leven, Ga naar margenoot+ten dienst des Vaderlandts, begroet. Des anderendaaghs werden de verloste Hongarische Predikanten, die tot noch toe op 's Landts vloot waaren geweest, en die men niet langer in 't gevaar van den oorlogh wou houden, door ordre van den L. Admiraal de Ruiter, van genoeghzaame noodruft en vrygeleide voorzien, en op een Engelsch schip overgezet, dat hen naar Venetie voerde, van waar zy daarna naar Hollandt en elders zyn verreist: daar ze de Ruiters trouwhertigheit en liefde, hun betoont, hooghlyk preezen. Op den zelven dagh, toen de Hongaren vertrokken, beriep de Marquis de Vayona den gemeenen Krygsraadt weêr Ga naar margenoot+in zyn galey, hun in den naam van den Onderkoning aanzeggende, dat men ten eersten met de vlooten naar de Faro van Messina zou zeilen: dat de soldaaten te lande vast naar Ibiso trokken, om eenige posten voor Messina te vatten, en dat de vlooten ook 't haare zouden doen, en de vyanden te gelyk bespringen. Men meende daar op noch 's nachts Ga naar margenoot+t'zeil te gaan, maar 't was doodt stil, ook den volgenden dagh, doch men diende zich toen van de galeyen, die 't eene schip voor en 't ander Ga naar margenoot+naa uit de baay roeyden, en in zee braghten. Men verdeelde ook negentien Siciliaansche Lootzen, die de gevaarlyke gronden ontrent de Ga naar margenoot+Faro en Messina kundig waaren, op de Hollandtsche vloot. Den zevenentwintighsten Ga naar margenoot+quaamen de vlooten in d'enghte van de Faro, en zeilden dicht voorby de tooren, die verscheide schooten naar de scheepen deeden: maar zy zeilden of dreeven voort, en eenige werden door Ga naar margenoot+galeyen in geroeit. Voor Messina koomende, werdt uit de stadt en de kasteelen uit al 't geschut fel geschooten. De Ruiters schip kreeg een schoot door zyn marszeil, en op 't schip van den Kapitein Noirot werden twee mannen doodtgeschooten. De vloot quam recht over Messi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 970]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na, Ga naar margenoot+aan de kust van Calabrie, op vyfenveertig vaam waters, dicht by 't landt, ten anker. Daar verstondt men, dat de Spaanschen het klooster der Capucynen buiten hadden aangetast, en met verlies van zes mannen en eenige gequetsten waaren afgeslaagen, en men hoorde in de vloot noch eenige musketschooten in 't geberght, aan de Noordt- en aan de Zuidt-zyde, tegens malkanderen schieten. Tusschen de vloot en de stadt werden den volgenden nacht verscheide brandtwachten geleit, om niet Ga naar margenoot+schielyk overvallen te worden. De Heer de Ruiter oordeelde toen, uit opmerking en ondervinding van zaaken, dat het t'eenemaal onmoogelyk was de stadt Messina te water aan te grypen: dewyl de geweldige maalstroomen, die in 't naauw van Messina gingen, de scheepen zomwyle een myl of twee wegh dreeven, daar niet tegen te doen was. Ook vondt men daar geen grondt om te ankeren, dan een half musketschoot Ga naar margenoot+van 't landt. D'Onderkoning van Sicilie, midlertydt kundtschap hebbende dat 's Landts vloot en de Spaansche scheepen en galeyen ontrent Messina waaren, schreef daar opGa naar margenoot† aan den Marquis de Vayona, en den Heer de Ruiter, dat ze alles zouden aanwenden om zich met hunne zeemaght in 't naau van de Faro t'onthouden, als een stuk van groot gevolg, ten deele om zyne aanslaagen te lande te begunstigen, en ten deele om de Fransche vloot binnen Messina in geduurige vrees te houden, ten einde dat de vyanden het volk van hunne scheepen niet zouden konnen lichten, om zich daar van te dienen tegens de Spaanschen Ga naar margenoot+te lande. Hier op volgde de tyding, dat de Spaanschen van de Messinezen en Franschen, ontrent het klooster van Sint Salvador, geslaagen waaren, en dat de Graaf van Bucquoy in dat treffen was gesneuvelt. Daar op quaamen de Franschen met hunne vloot uit de haven van Messina, en leiden 't onder 't geschut van de kasteelen. De Heer de Ruiter besloot toen met de Spaanschen, dat men met de vloedt zou onder zeil gaan, om de vyanden van onder de kasteelen en op de ruimte te lokken, en hun, indien zy volgden, dan slagh te leveren. Daar op 's avondts zeil gaande, raakte hy al dryvende en zeilende dien nacht tot bezuiden de stadt Reggio of Rezzo, op de kust van Calabrie. Doch de Franschen Ga naar margenoot+bleeven in hun voordeel leggen. Daarna quam 's Landts vloot, nevens de Spaanschen, ontrent la Scaletta, een kasteel op 't eilandt Sicilie, twee en een half myl bezuiden Messina gelegen, daar men af en aan zeilde tot den eersten April. Toen vergaderde de Spaansche en Hollandtsche Krygsraadt, ter begeerte van den Marquis de Vayona, aan Ga naar margenoot+'t boordt van den Spaanschen Viceadmiraal, daar men overley, of men aan de waterzyde tegens die van Messina niet zou konnen onderneemen, tot afbreuk der Franschen, en tot onderstandt der Spaanschen te lande; op dat die de verlaate posten weer moghten inneemen, om de haven te beschieten: of men ook de Fransche vloot niet zou konnen dwingen tot slaan. Doch by alle werdt eenpaarighlyk verstaan, dat die voorslaagen niet mooghlyk waaren in 't werk te stellen: ten deele door de sterke tegenstroomen, en ten deele om dat de vyandtlyke vloot daar veiligh lagh onder de bescherming van 't geschut der kasteelen, met meer andre verhindernissen, die zich daar op deeden. Voorts werdt beslooten, aan den Onderkoning te schryven, of 't niet raadtzaamst was, dewyl men ontrent Messina geen dienst kon doen tot afbreuk der vyanden, dat men met de vlooten ging kruissen, om de scheepen, die van Toulon tot onderstandt der Franschen binnen Messina verwacht wierden, aan te treffen en te bevechten. Den tweeden kreegh men jacht op twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 971]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+vaartuigen, en 't een, met tarw gelaaden, koomende van Toulon, en Ga naar margenoot+willende naar Messina, werdt door den Kommandeur Baak genoomen, en door last van den Heer de Ruiter naar Reggio gezonden, daar de Spaansche galeyen laagen, uit vreeze van 't harde weder dat men zagh Ga naar margenoot+opkoomen. Men hadt 's nachts een storm, met groote duisterheit en regen, en een hooge zee: zoo dat al de scheepen den gantschen nacht onder malkanderen dreeven, en met wenden en draaijen groot gevaar liepen. Om dit weêr t'ontgaan, en alle schaade te verhoeden, liep de Heer de Ruiter met 's Landts vloot in de baay van Sint Jan, op de kust van Kalabrie, daar hem de Spaanschen volghden. Maar ten anker leggende, quam de windt zoo sterk uit de baay, dat'er wel achtien scheepen met hunne ankers voor den boegh afdreeven, en de Spaansche Admiraal maakte wel vyf Hollandtsche scheepen gaande, zoo dat Kapitein Brederode zyn boeghspriet voor de woelinge afbrak: doch de Hollandtsche Ga naar margenoot+scheepen quaamen noch 's avondts in de baay. Den zesten van April quaamen d'andre scheepen, met de Spaansche galeyen van Reggio, onder den Marquis de Vayona, by 's Landts vloot in de baay van Sint Ga naar margenoot+Jan. Hier werdt de gemeene Krygsraadt weêr in de Generaals galey beroepen, daar Vayona een brief toonde van den Onderkoning, met Ga naar margenoot+een voorslagh, dat men met de vloot naar Augusta zou zeilen, om dat aan te tasten, en, waar 't moogelyk, te veroveren. Hier op werdt beslooten, dat men op het eerste naader aanschryven van den Onderkoning derwaarts zou zeilen. Dan de harde winden, die etlyke daagen woeijen, hielden de vloot noch in de baay van Sint Jan tot den elfden, wanneer, het weder wat bedaarende, de Heer de Ruiter den Marquis de Vayona verzocht, dat men uit de baay zou zeilen: dewyl de scheepen daar niet veilig laagen tegen de daagelyksche stormen, en ook gevaar liepen van door de Franschen met branders besprongen te worden. Men besloot daar op den aanstaanden nacht d'ankers te lichten, en met de landtwindt onder zeil te gaan; doch 't werdt door de stilte, die toen volgde, belet. Den volgenden dagh raakten de scheepen uit de baay, en de Marquis de Vayona gaf ordre, dat men naar Augusta zou zeilen: doch hy werdt met zyn acht Spaansche galeyen genoodtzaakt, door de harde windt, die toen opstak, zich naar Reggio te begeeven. Ga naar margenoot+Den veertienden tegen den avondt quaamen de vlooten ontrent Augusta, en de L. Admiraal de Ruiter zondt den Kommandeur Melkenbeek na den Spaanschen Viceadmiraal, hem afvraagende wat men dien Ga naar margenoot+nacht zou doen, dewyl men nu ontrent Augusta was. Hy antwoordde, dat hy 't tot na middernacht zou laaten dryven, en dan drie schooten doen, tot een teeken dat hy af zou houden naar 't landt. Men dreef toen den Ga naar margenoot+gantschen nacht zonder eenig teeken te verneemen. Den volgenden dagh was men zoo ver voorby Augusta, dat men Siragossa, van oudts Syracusa genoemt, drie mylen voor zich zagh leggen, en de Spaansche Viceadmiraal maakte noch geen myne om het landt of haven aan Ga naar margenoot+te doen. Daar op volgde weer storm, met dikke regen, en de marszeilen Ga naar margenoot+mosten in. De Marquis de Vayona was midlerwyl met zeven galeyen te Siragossa gekoomen, en liet met een felouque weeten, dat men zyn best zou doen om met de vloot daar ontrent te koomen. Men zocht toen derwaarts te laveeren, en den achtienden die stadt naderende, zondt de Heer de Ruiter zyn taalman aan 't boordt van den Generaal de Vayona, om te verneemen of hy noch geen naarder ordre hadt ontfangen. Hy zondt tot antwoord, dat men met de vloot buiten in zee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 972]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+naader ordre zou verwachten. Des anderendaaghs quaamen de zeven galeyen, met een galjoot en vier felouquen, uit Saragossa, en voeghden zich by de vloot, die toen de koers ten lesten, op d'ordre van den Ga naar margenoot+Marquis de Vayona, naar Augusta stelde, en noch 's avondts tot in de baay van die stadt zeilde, eenige tot dicht onder de stadt: en 't waterkasteel schoot veele schooten op de scheepen. Een Fransch Konings schip laveerde toen de baay in, en bergde zich onder 't kasteel. Na dat men den Ga naar margenoot+gantschen nacht in de baay hadt ten anker gelegen, riep de Heer de Ruiter, met het aanbreeken van den dagh, zyn Krygsraadt aan boordt, en beval dat een ieder zyn boots en sloepen klaar en gereedt zoude houden, om op d'eerste ordre 't volk te landen, en ordonneerde zeven snaauwen om de boots en sloepen te geleiden, en te beschermen. Doch Ga naar margenoot+straks daarna gaf de Baron de Soy, die de troepen zoude aanvoeren, te kennen, dat de zaaken binnen Augusta, zedert dat hy den aanslagh op die stadt voorstelde, waaren veranderdt: dat de stadt nu in staat van weerbieding en op haar hoede was: dat zyn vertrouwelingen, daar hy verstandt meê hieldt, gevangen en gedoodt waaren, en uit de stadt verjaaght, wel tot zeshonderdt in getaale: en dat 'er derhalven geen kans was om iet tegens de stadt te beginnen, en dat met zoo weinig soldaaten als hy by zich hadt, die geen vyftienhonderdt konden uitmaaken. Toen werdt voorgeslaagen, dat men 't Fransche Konings schip, dat onder 't kasteel lagh, zou verbranden. Dan toen men 't ondernam mislukte de toelegh: want uit het kasteel en 't Fransch schip werdt zoo sterk geschooten, dat de brander, met een galey en etlyke sloepen, daar op Ga naar margenoot+afgezonden, onverrichter zaake te rugh most keeren. Ontrent middernacht ontfing de Heer de Ruiter een brief van den Marquis van Vayona hem verwittigende, dat de Fransche vloot uit Messina hadt zee gekoozen, en voor Catania, weleer Catana of Catina genoemt, was gezien. Ga naar margenoot+Den eenentwintighsten, 's morgens vroegh, liet de Heer de Ruiter alles klaar maaken en vervaardigen, om de Franschen slagh te leveren. Maar met het lichten van den dagh kon men noch geen vyanden zien. Men hadt een felouque gezonden omkondtschap van 't landt te haalen, doch die quam zonder iet op te doen te rugh; dewyl men 't daar alom met ruiters en soldaaten zoo hadt bezet, dat 'er geen kans was om te landen. Daar op werdt de gemeenen Krygsraadt der Spaansche en Hollandtsche vloot vergaderdt, en eenpaarighlyk beslooten, dat men d'ankers zou lichten, en, zoo haast als de windt uit de wal zou koomen, uit de baay zeilen, of by stilte zich door de galeyen daar uit Ga naar margenoot+laaten roeijen, om de vyanden in zee het hooft te bieden. Volgens dat voorneemen ging men 's avondts ten negen uuren met de landtwindt onder zeil, en raakte gezaamentlyk dien nacht uit de baay van Augusta Ga naar margenoot+in zee. Den Volgenden dagh, voor het opgaan der zonne, was de Heer de Ruiter met de vloot ontrent drie mylen benoorden de stadt Augusta Ga naar margenoot+geraakt, toen men de Fransche vloot te loefwaart, zoo verre als 't oogh kon reiken, in 't gezicht kreegh, de windt woey toen Noordtwest met een labbre koelte. De Franschen hadden zedert den lesten zeeslagh hunne vloote in de haven van Messina met alle vlyt herstelt, en van alles ten vollen voorzien, en daarenboven met verscheide kloeke scheepen, die ten tyde van 't gemelde gevecht binnen Messina lagen, versterkt: Ga naar margenoot+zoo dat ze, ettelyke weeken geleeden, in de haven van Messina bevonden werdt sterk te zyn dertigh scheepen van oorlogh, drie fregatten, en zeven branders: deeze werdt toen in vier esquadrs verdeelt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 973]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+naar 't uitwyzen der volgende lyste; daar men uit kan afneemen, (indien men die met de lyft der Hollandtsche scheepen, boven gemeldt, vergelykt) met hoe veel maghtiger vyanden, zoo ten aanzien van de monture als van de bemanning, de Heer de Ruiter nu ter tydt te doen hadt. Lyste der Fransche vloote. Eerste esquadre.
Tweede esquadre.
Derde esquadre.
Vierde esquadre.
Doch andre zeggen dat ze nu negen branders by de vloot hadden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 974]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Volgens deeze lyst was de Fransche vloot bemant met 10665 koppen, Ga naar margenoot+en gemonteert met 2172 stukken geschut. De Hollandtsche vloot bestondt nu, naa 't verlies van 't schip Essen, in zeventien oorlogscheepen de zes snaauwen, de vier branders, en de twee behoeftscheepen, meermaals gemeldt, en was alleen gemonteert met 852 stukken geschut, en bemant Ga naar margenoot+met ontrent 4500 matroozen. De Spaanschen hadden daar wel tien scheepen bygevoeght, maar bekenden zelf dat van die tien maar vier of vyf bequaam waaren om veel dienst van te trekken. Doch hunne zeven of acht galeyen, die by de vloot waaren, konden te pas koomen om de reddelooze scheepen uit den drang te roeijen en wegh te sleepen. Onder de Spaansche scheepen, welker lyst ik niet heb konnen bekoomen, was het Admiraals schip, Onze Lieve Vrouw van Pillar genoemt, gemonteert met tzeventig metaale stukken, en bemant met zeven honderdt en veertig mannen. De Hartogh van Vivonne, Maarschalk van Vrankryk, die te Messina den tytel voerde van Onderkoning van Sicilie, hadt zich tusschen den negentienden en twintighsten al t'scheep begeeven, met meening om zelfs in zee te gaan, en den Heere de Ruiter 't hooft te bieden: doch de Gezwoornen en d'Adel van Messina vertoonden hem, dat hy de stadt niet behoorde te verlaaten: met hooge betuigingen, dat zyn afweezen van quaaden gevolge zou konnen zyn: door d'onrustigheit van 't volk, 't welk door zyn tegenwoordigheit in toom werdt gehouden. Dit vertoogh bewoogh hem den toght te staaken, om te Messina een oogh in 't zeil te houden: dewyl daar groot gemor onder 't volk was, 't welk zyn reekening niet en vondt by de Fransche hulp en regeering. Hy liet dan den Heer du Quesne, L. Generaal over des Konings zeemaghten, 't gebiedt over de vloot, die den twintighsten met het aanlichten van den dagh zee koos. Dees was nu Ga naar margenoot+in drie esquadres verdeelt. D'avantgarde, of voortoght, werdt gevoert door den Heer Almeras, L. Generaal; de batailje, of middeltocht, door den L. Generaal du Quesne, als Admiraal der vloote, die den Marquis de Preuilly d'Humieres, en den Ridder de Tourville, beide Schoutenbynacht, tot zyn bystanders hadt. Over d'arriéregarde, of achtertocht, Ga naar margenoot+hadt de Heer Gabaret, Schoutbynacht, het bevel. De Hollandtsche vloot was in twee esquadres verdeelt, en de Spaansche scheepen verstrekten voor het derde, die de middeltoght zouden hebben. Het esquadre van den L. Admiraal de Ruiter, dat nu de voortoght hadt, bestondt uit de volgende scheepen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 975]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Onder 't esquadre van den Viceadmiraal de Haan, die nu d'achtertoght hadt, waaren de volgende scheepen bescheiden.
De Heer de Ruiter hadt, na 't uitloopen van Palermo, twee instructien of berichtschriften beraamt, en aan de zynen uitgegeeven, behelzende d'ordre daar zich een ieder in 't zeilen en 't vechten naar zou richten, om elkanderen, als eer- en eedtbetrachtende Dienaaren van den Staat, ten besten van 't lieve Vaderlandt, getrouwelyk by te staan, en alle soorten van hulp te doen: op peene, dat de nalaatigen, zonder eenige verschooning, met de doodt zouden worden gestraft. Ook werdt by de zelve ordre bevoolen, dat men in 't gevecht de Spaansche scheepen niet zou weigeren hulp te bewyzen: inzonderheit als in noodt moghten zyn, of in gevaar van door de vyanden overweldight te worden, in welken gevalle een ieder, en bezonderlyk de geen die de naaste zou weezen, gehouden zou zyn den noodtlydenden getrouwelyk by te staan, en, waar Ga naar margenoot+'t doenlyk, t'ontzetten. De twee vyandtlyke vlooten, gelyk verhaalt is, elkanderen nu in 't gezicht hebbende, en naar den anderen toe wendende, waaren ontrent den middagh al taamelyk genadert. Doch op den middagh werdt het zoo doodtstil, dat de Heer de Ruiter geen gedachten hadt dat men dien dagh tot den strydt zou koomen. Dan kort na den middagh kreegh men een luchje uit den Zuidtoosten, en de Heer de Ruiter, zich dienende van den loef, hieldt toen recht voor windt op de Franschen aan. Hy en d'andre Hooftofficieren deeden 't beraamde sein, en haalden de voormarszeilen tegens de mast; ten einde dat een ieder op zyn rang zoude koomen, en zich op zyn bescheide post zoude begeeven, en zich daar blyven onthouden: 't welk naar wensch geschiedde. Dus gerengeert, en zich in goede ordre geposteert hebbende, schepte de Heer de Ruiter de voormaarszeilen needer, en hieldt het toen met een goeden moedt draagende op de vyanden aan, om hen, die ook in goede ordre gerengeert laagen, aan te tasten, en te bevechten: gelyk hy ontrent ten vier uuren naa den middagh, (in 't gezicht van den bergh AEtna, daar men Noordtoost van af zeilde) toen de Franschen Ga naar margenoot+tot binnen de kracht van 't geschut waaren gekoomen, bystak, en met de zynen op hunne voortoght, die door den L. Generaal d'Almemeras werdt aangevoert, aanviel. Hier werdt toen wederzydts zoo Ga naar margenoot+vreeslyk gevochten, als of men 't geen aan de tydt ontbrak (dewyl 't zoo laat op den dagh was) door de scherpte van den strydt wou uitwinnen. De Heer de Ruiter liep tot dicht by den L. Generaal d'Almeras, en d'andre scheepen van de Hollandtsche en Fransche voortoghten, elkan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 976]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deren Ga naar margenoot+naderende, hielden toen een schriklyk schutgevecht, 't welk voor Ga naar margenoot+veelen doodelyk was. De Siciliaansche zee scheen in een vuurbraakenden AEtna veranderdt, en alles stondt in vuur en vlam, met dikken rook vermenght. Terwyl de scheepen van de voortoght der Hollandtsche vloote dus met de vyanden streeden, zagh men de middeltoght, die, Ga naar margenoot+gelyk gezeit is, uit de Spaansche scheepen bestondt, vry verre in ly van hun af, en dat hun Opperhooft Don Francisco Pereire Freire de la Zerda, Viceadmiraal Generaal, mede bysteekende, wel sterk schoot, maar zonder vrucht op de vyanden, vermits de veertte. Hier door werdt veroorzaakt dat het esquadre van den Viceadmiraal de Haan, 't welk, dewyl het d'achtertoght hadt, de Spaanschen most volgen, zoo veel te laater aan den vyandt quam. Door dat laat bykoomen vondt zich de L. Admiraal de Ruiter met zyn esquadre genoodtzaakt (om van de vyanden niet omringht of afgesneeden te worden) hen met de zeilen op de mast leggende in te wachten, en al de laagen van een groot gedeelte der vyandtlyke vloote, dat in goede ordre hem passeerde, t'ontfangen. Doch hy brande zoo vreeslyk met zyn geschut op hen los, dat veele alle hunne zeilen by maakten, en voor de windt afhielden, om van zyn treffen ontslaagen te worden. Eenigen verhaalen, dat de Heer de Ruiter geduurende 't gevecht iemant met een sloep aan den Spaanschen Admiraal zondt, hem verzoekende dat hy met zyn scheepen zou afkoomen, daar by voegende, dat 'er kans was om een groote zeegen te bevechten, indien ze slechts een weinig wilden helpen: dat de Spaanschen daar op wat afquamen, maar zoo langzaam dat het byna avondt was eer ze de voortoght genaakten. Ook gaat hun na dat eenigen der hunnen zedert dorsten zeggen, dat ze reeden hadden om zich uit het heetste te houden, dewyl zommigen van hun maar driehonderdt ponden buskruidt in hunne scheepen hadden. En by dat gebrek quam de kleenhartigheit van eenige Bevelhebbers, daar men houdt dat het meest schortte: daar ze nochtans buiten den strydt hoogh opgaven, zoo dat men iemant uit hun, niet de minste, met groote vermetelheit hadt hooren stoffen, Indien Godts rechterhandt met den deegen te winnen waar, ze zou my toekoomen. Maar ondertusschen, om van 't verhaal des strydts niet af te wyken, terwyl zich de Heer de Ruiter in 't voorste van 't gevecht met zyn esquadre zagh ingewikkelt, en zoo quaalyk van d'anderen ingevolght, trof hem, toen men styf een half uur op 't hevighste hadt gevochten, een ramp, die onder de schadelykste ongelukken van den Staat, om 't droevig gevolgh, moet gereekent worden. Hy stondt op het zonnedek, en gaf alom ordre, de zynen tot dapperheit vermaanende, Ga naar margenoot+als 'er een koegel het voorste meerder gedeelte van zyn slinker voet weghnam: ook werden beide de pypen in 't rechter been, ontrent een handtbreedt boven den enkel, met groote kneuzing of vermorsseling aan stukken geslaagen. Voorts wierp hem de zelve schoot, of slagh, van 't zonnedek af: zoo dat hy een val deed van de hooghte van zeven voeten, zonder zich verder dan met een wonde aan 't hooft, doch van kleen belang, te quetzen. Doch eenigen twyffelden of hy die leste wonde niet door een stuk schroots ontfing, en of de pypen in zyn rechter been niet door den val van 't zonnedek waaren gebrooken. Dit waaren d'eerste quetsuuren van eenig belang, die hy in den gantschen tydt zyns levens hadt ontfangen. Maar door die wonden en val lieten de zynen den moedt niet vallen. Het zien van zyn bloedt scheen het bloedt der matroozen te verhitten, en hen te dapperder tegens de vyanden te doen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 977]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+vechten. Zyn eerste Kapitein, Geraard Kallenburgh, liet niet na een ieder tot zyn plicht op te wekken: en stelde binnen scheepsboordt zoodaanige ordres, ontrent het bedryf der verdre Officieren, matroozen en soldaaten, dat noch vriendt noch vyandt heeft konnen merken dat den Admiraal iet overgekoomen, of dat hy niet tegenwoordigh was. Ook werdt van zommigen verhaalt, dat d'Admiraal te dier tydt in zommige gelegentheden noch raadde wat men doen most, en dat hy, zoo gequetst als hy was, den zynen noch geduurigh moedt in sprak, en hun, t'elkens als hy 't geschut hoorde los gaan, toeriep: Houdt moedt, myn kinderen, houdt moedt: zoo moet men doen om de zeegen te verkrygen. In 't midden en 't heetste van 't gevecht, dat zonder ophouden werdt vervolght, werden de groote steng en fokkeraa van 't schip de Ga naar margenoot+Spiegel, daar Kapitein Schey 't gebiedt op hadt, van boven neder geschooten: Ga naar margenoot+zoo dat Schey, om niet in der vyanden vloot te dryven, zich genoodtzaakt vondt, het schip door zyn sloepen van zyn post en buiten schoots van 's vyandts geschut te boeghzaarden, daar het voorts, uit last van den Marquis de Vayona, Generaal der galeyen, door een galey (nevens het schip van den Kapitein Uitterwyk, Damiaten, dat ook t'eenemaal reddeloos was geschooten) naar Siragossa werdt gesleept. Het schip de Leeuwen, gevoert door den Graaf van Styrum, die zich altoos dicht by den Heer de Ruiter hieldt, kreeg eenige schooten onder water, en men schoot hem voort zoo reddeloos, dat hy 't zwaarlyk kon gaande houden, zonder nochtans te wyken of te zwichten. Ook werdt de Kapitein Noirot in zyn slinker been zwaarlyk gequetst. Ter zelver tydt leeden Ga naar margenoot+ook de vyandtlyke scheepen groote schaade. De L. Generaal d'Almeras, Hooft van 't esquadre der voortoght, werdt doodtgeschooten, als ook de Ridder Tambonneau, en de Heer Decoux; de Kapitein Cogolin werdt gevaarlyk gequetst: hier door raakte 't gemelde esquadre, daar ze de voorste scheepen voerden, in eenige onorde. Doch de Ridder Valbelle, die na de doodt van d'Almeras 't gebiedt over 't esquadre aannam, deedt al wat moogelyk was om de schaade door zyn dapperheit Ga naar margenoot+te boeten, en werdt wel ingevolght door de zynen. De L. Generaal du Quesne, die gestaadig by de windt hadt gehouden, om den Spaanschen Admiraal te naderen, ziende dat hy zich achterlyk hieldt, zette alle zeilen by, om by zyn voortoght te koomen, en de zynen tegens Ga naar margenoot+de Ruiters esquadre te helpen. Doch ondertusschen begosten de Spaanschen, door ordre van den Heer de Ruiter, gelyk boven gemeldt is, daar toe verzocht, wat nader te koomen, daar toen eenigh gevecht met du Quesne op volgde, in 't welk zich etlyke Spaansche Vlaamingen Ga naar margenoot+treffelyk queeten, en als Hollanders vochten. Midlerwyl werdt in de Ruiters esquadre noch eeven hevig gestreeden: inzonderheit by en ontrent zyn schip, dat zich altydt hieldt by 't reddelooze schip van den Graaf van Styrum, om dat te beschermen, en tevens ook den vyanden, die daar, tot acht in getaale, voorby passeerden, daar onder twee Schoutenbynacht waaren, en de rest scheepen die elk ten minsten tzestig stukken voerden, gestadigh en bestendig 't hooft boodt. Hier werdt van dat schip, en van zyn sekonden of bystanders, op die voorbygaande Fransche scheepen zoo sterk en zoo vaardig met het geschut geschooten, Ga naar margenoot+als men met musketten zou konnen doen. Waar door zy zoo wel werden afgeweezen, dat elk van hun de wyk nam, en ontrent ten zeven uuren van de gantsche vyandtlyke vloot werden gevolght, keerende hun de Spiegels toe. Men vervolghde toen de vluchtende vyanden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 978]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+in de maaneschyn al schietende, tot ontrent ten acht uuren den Ga naar margenoot+avondt. De Viceadmiraal de Haan, met de scheepen der achterhoede de Spaanschen volgende, raakte tegens den Schoutbynacht Gabaret, Bevelhebber over de Fransche achtertoght, (die de Ridders de Lhery en de la Fayette, den Marquis de Langeron, en den Heer van Beaulieu, dappre Kapiteinen, onder zyn esquadre hadt) vry laat in 't gevecht: 't welk door 't vallen van den avondt, en 't wyken der geheele Fransche vloot, te korter viel. Na dat men de wykende Fransche vloote tot acht Ga naar margenoot+uuren in den avondt, gelyk gezeit is, hadt vervolght, werdt goedtgevonden 't vervolg te staaken: want men begost voor 't hardt weder, dat ook 's anderendaaghs opquam, te duchten. Dies heeft men de vliedende vyanden, de zeilen tegens de mast haalende, al dryvende verlaaten. Dus de gantsche nacht gedreeven hebbende, zagh men den volgenden Ga naar margenoot+morgen de Fransche scheepen zoo verre in 't Noorden van 's Landts vloot af, als men van de steng kon beoogen: hunne koers stellende naar de kust van Kalabrie en 't Faro van Messina. Doch overmits het toen alreedts styf koelde, en de windt zich noch meer verhief, vondt de Heer Ga naar margenoot+de Ruiter ontrent den middagt geraaden, dat men den koers zou stellen naar den baay van Siragossa. Want veele scheepen, inzonderheit het zyne, en die van zyn esquadre, waaren niet in staat om in zee stormen uit te staan. In zyn groote mast, en in zyn groote fokke- en bezaansmasten, in zyn groote en fokkeraa en groote steng, hadt men zoo veel zwaare schooten in top en lyf ontfangen, dat men niet dan met groot gevaar, inzonderheit als de windt wat koelde, kleen zeil zou konnen voeren: te meer, om dat de meeste hoofttouwen en 't loopende wandt afgeschooten waaren. Men vondt in zyn groot marszeil tzeventig, in zyn voormarszeil zesenveertig, en in 't kruiszeil over de twintig kanonschooten, behalven de schooten met pondtkoegels en schroot. Ook waaren d'andre scheepen van zyn esquadre aan rondthout en touwerk zeer beschaadight: dewyl ze de voorste, d'eerste, en 't langste in den strydt waaren geweest, en meest in 't spits hadden gestaan; met naamen 't schip van den Graaf van Styrum, 't welk zoodaanig was doorschooten, dat hy 't niet kost bedwingen, dewyl 't niet langer zeil kon Ga naar margenoot+voeren. Eenigen meenden dat men voor 't aangaan van den slagh de Hollandtsche vloote, of der zelver twee esquadres, niet van elkandere hadt behooren te scheiden, met de Spaanschen de batailje of de middeltoght te laaten: en dat de Viceadmiraal de Haan het esquadre van den L. Admiraal meer bystandt zou hebben gedaan, indien de Spaanschen niet tusschen beide waaren geweest. Doch de zaaken doen zich zomwyle van vooren geheel anders op dan van achteren. Ook is 't zeeker dat de Heer de Ruiter in dit stuk, dewyl hy met de Spaanschen was ingespannen, niet al kon doen 't geen hy wilde: en dat Don Francisco Pereire Freire de la Zerda, Viceadmiraal van Spanje, zelf verkoor en begeerde, dat hy met de zynen in den slagh de batailje zou hebben, of in 't midden vechten: 't geen hem met geen reeden kon worden geweigert. De Heer de Ruiter kon hem toen qualyk vergen d'avantgarde of de voortoght te hebben, en eerst in 'tspits te staan: en dat hy met den Koningklyken standaart in d'arrieregarde of achterhoede de leste zou zyn, ging der eere te na. Dus vondt men zich genoodtzaakt de Spaanschen in 't midden te laaten, en, 's Landts vloot van een scheidende, d'eene helft voor aan, en d'andre helft in 't achterste te plaatzen. De vloot dan, gelyk gemeldt is, den koers naar Siragossa stellende, quam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De Hr. Ad.mir Michiel de Ruiter.
2. De France L. Generaal de Hr. d'Almeras. 3. De Hr. Graaf van Styrum. 4. De Kapt. de Coaslin. 5. De Ridder Tambonneau. 6. De Kapt. Ian Abkoude. 7. Kapt. Iakob Berkhout. 8. Kapt. Pieter de Sitter. 9. Kapt. de Lisle. 10. Kapt. de Nabout. 11. Kapt. Isaak van Uytterwyk. 12. Kapt. de la Bretesche. 13. Kapt. Gillis Schey 14. Kapt. Ian Noirot. 15. Kapt. Dailly. 16. De Ridder de Bellefontaine. 17. Advysjaght. 18. Kapt. van Kampen voerende een Brander. 19. De Sloep vanden Hr. Admir de Ruiter. 20. De Spaansche Vicead.m Generaal de Hr. Don Francisco Pereire Freire de la Zarda. 21. Spaansche Oorlogh scheepen en Galeyen. 22. De Hr. du Quesne L. Generaal en Admiraal der France vloot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. 24 en 25. Drie Spaansche Vlaamingen. die als Hollanders vochten.
26. De Ridder de Valbelle. 27. De Ridder de Tourville. 28. De Hr. Viceadmiraal de Haan. 29. De Hr. Gabaret France Schout by nacht. 30. De Hr. Schout by nacht Middellandt. 31. Kapt. Gravier. 32. Kapt. Chalart. 33. Kapt. Cornelis Tylos. 34. Kapt. Decoux. 35. Kapt. Ian de Iong. 36. Kapt. Mattheus Megang. 37. Kapt. Ville-neuve Ferriere. 38. Kapt. Cornelis vander Zaan. 39. De Marq. de Preuil. d'Humieres. 40. Kapt. Iacob Willemszoon Broeder. 41. Kapt. Chasteau Neuf. 42. Kapt. Adam van Brederode. 43. Kapt. Chabert. 44. De Ridder de la Fayette. 45. Kapt. Schey en Uytterwyks Scheepen werden door de Galyen wegh gesleept. 46. De Bergh AEtna. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 979]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ten zelven daage tegen den avondt in de baay van die stadt ten anker. Ga naar margenoot+Hier werden de Hooftofficieren en Kapiteinen aan des Admiraals boordt geseint, en een ieder afgevraaght, wat schaade hy in 't gevecht hadt geleeden, en wat scheepsbehoefte elk van nooden hadde. Toen bevondt Ga naar margenoot+men dat het onmoogelyk was te Siragossa de behoorlyke herstelling ten halve te doen, behalven dat 'er groote schaarsheit van zeil en treil was. Over zulks werdt goedtgevonden, zoo haast als 't moogelyk zou zyn, naar de baay van Palermo te verzeilen, en daar zich te herstellen, van alles te verzien, en de Ruiters groote mast te vernieuwen. Korts daarnaGa naar margenoot† liet de Heer de Ruiter aan hunne Hoog. Moog. en ook aan zyn Hoogheit den Prinsse van Oranje schryven, 't geen in den slagh was voorgevallen: welke brieven, de leste die hy afzondt, by hem zelf noch werden geteekent. Hy maakte in de zelve geen byzonder gewagh van den Viceadmiraal de Haan, en schreef van den Spaanschen Admiraal met zeedige termen, dat hy verre in ly van hem was, en bysteekende Ga naar margenoot+wel sterk kanonneerde, maar zonder vrucht op de vyanden. Ook schreef hy, dat de Kapitein Johan Noirot, van zyn zwaare wonde in 't slinker been, den vyfentwintighsten der maandt was overleeden. De Kapitein Ga naar margenoot+Pieter de Sitter hadt ook een wonde in 't been ontfangen, maar buiten gevaar. De Franschen stelden achter 't verhaal van den zeeslagh, dat de zaaken, naar gewoonte, t'hunnen voordeele vertelde, nochtans de volgende lyst van hunne doode en gequetste Bevelhebbers.
Dooden.
Gequetsten.
Voorts zeiden ze, dat 'er in 't gevecht tweehonderdt soldaaten of matroozen waaren gesneuvelt: doch de Hollanders hielden zich verzeekert, dat 'er ongelyk grooter getal was omgekoomen. Ook zeiden de Franschen in 't gemelde verhaal, ('t welk door den druk in 't licht quamGa naar margenoot†) dat het verlies van den L. Admiraal de Ruiter het allergrootste was dat de Hollanders kon overkoomen, en dat minst kon herstelt worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 980]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De Marquis van Villa Franca, Onderkoning van Sicilie, werdt eerst den zesten dagh na den slagh van d'uitkomst, en van des Admiraals wonden, door een brief van den Marquis de Vayona, Generaal der galeyen, verwittight. Waar op hy ten zelven daage den volgenden brief, hebbende een brief van den Koning tot bylaage, aan hem afzondt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[28 April 1676]Excellente Heer. Ga naar margenoot+Myn Heer, Uit den brief van den Marquis van Vayona, die ik heeden ontfang, verstaa ik het aankoomen der vlooten in de haven van Siragossa, en dat men de vyandtlyke vloote den 22 heeft geslaagen en in de vlucht gebraght. Maar al dit aangenaam over die goede uitkomst verkeert in onlust, ten opzicht van het ongeluk daar wy alle deel aan hebben, om dat Uw Ed. in den eenen voet gequetst is, en een been heeft gebrooken, van welke toeval ik zeer gevoelig ben: alhoewel de tyding dat Uw Ed. geen koorts is overgekoomen, my wat verlicht, zoo dat men uw gelukkige herstelling magh hoopen, die ik wensch van gantscher herten, volgens myn verplichting, en het belang dat den dienst van zyne Majesteit en der Heeren Staaten Generaal in Uw Ed. gezondtheit en leven heeft, dien ik den nevengaanden brief, van zyn Majesteit afgezonden, in handen stelle: in den welken zyne Koningklyke dankbaarheit zich begint te openbaaren, en hoe hoogh hy uw genegentheit, met de welke Uw Ed. zich in zynen dienst besteedt, waardeert. En ik magh Uw Ed. verzekeren, dat na dit bewys, noch andere bewyzen, tot Uw Ed. grootste genoegen, zullen volgen, en dat ik daar toe zal werken, door het geduurig bekent maaken van den brandenden yver, daar Uw Ed. deeze hooghwichtige zaaken meê behertight, die ik hoope dat een heerlyke uitkomst zullen bekoomen, door de wapenen van zyne Majesteit en der Heeren Staaten Generaal, door middel van Uw Ed. behulp en beleidt. Ik zende Uw Ed. met eenen verscheide pakketten van brieven, die in myn Secretarye zyn gebraght... Godt bewaare Uw Ed. de gelukkige jaaren die ik u toewensche. In Melasso, den 28 April 1676.
Ik kusse de handen van Uw Ed. als zyn grootste Dienaar, DE MARQUIS DE VILLA FRANCA.
De brief van den Koning, die hier nevens ging, in 't Fransch geschreeven, was van deezen inhoudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[18 Maart 1676]De Koning. Ga naar margenoot+Michiel Adriaanszoon de Ruiter, L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt, gebiedt voerende over d'oorlogsvloot van de Staaten Generaal der vereenighde Nederlandtsche Provincien in de Middellandtsche zee. Het bericht dat gy my geeft door den uwen van den vierden Februarius van uw komste te Napels, en van de vaardigheit, met de welke uw yver d'uitvoering van d'ordre te werk stelde, die gy van de Staaten Generaal ontfinght, ten einde dat gy met de vloot zoudt wederkeeren tot de verrichtingen tegens Messina, en al wat gy daar meer in te kennen geeft uit die beweeghreeden. Ik heb dit met alle welgevallen verstaan, en zynde t'eenemaal eigen en overeenkoomende met het gemeen belang, en met de bezondre genegentheit die gy betoont hebt, om 't zelve wel te bevorderen, zoo bedank ik u daar voor in 't byzonder, zoo wel om dat gy u daar toe begeeft, als om de zorgh- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 981]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vuldigheit Ga naar margenoot+daarin gy u zelve begeert te besteeden, om die overwinnig te bekoomen: verhoopende dat ik door u, en de vloot die gy in deezen toeleg onder uw gebiedt hebt, reeden zal hebben om des zelfs gelukkige uitkomst 't behulp van uw persoon verschuldight te zyn. En als het, met Godts hulpe, gebeuren moght dat men Messina zou herwinnen, zoo geef ik u, tot een blyk van de voldoening en 't welbehaagen dat ik heb van uw persoon en goedt beleidt, een belooning van zesduizendt ducaaten jaarlyks op de leenen van het Koningkryk van Sicilie, die van de wederspannigen zullen verbeurt verklaart worden, my zelven verzeekerende dat uw verdienste my nieuwe beweeghredenen zullen geeven tot andre blyken, die u zullen betaamen en voldoen. Hier op bidde ik Godt, dat hy u houde in zyne heilige hoede. Te Madrid, den 18 Maart 1676.
IK DE KONING.
B. DE LEGARA.
Ga naar margenoot+Doch deeze twee brieven quaamen niet voor den derden May, den vierden dagh na des Admiraals overlyden, te Siragossa. Ook heeft hem de Koning noch voor zyn doodt vereert met den eernaam van Hartog, en tweeduizendt ducaaten inkoomen, op het eerste leen dat in de Landen van Italie aan de Kroon zou vervallen. Dan die Koningklyke gunst en mildaadigheit quam ook door zyn sterven, myns weetens, nooit tot zyn kennis. De Marquis de Villa Franca zondt, na 't afgaan van de boven gemelde brieven, noch dien zelven dagh den Ritmeester Don Matthias de Belmonte naar Siragossa, om den Heere de Ruiter mondeling te betuigen het medelyden dat hy hadt over zyn ongeval, en hem tyding te rug te brengen van den staat zyner wonden: doch dees afgezonden quam insgelyks te laat, en na zyn verscheiden. Daarna scnreef de Koning van Spanje noch twee brieven, die den vyftienden April waaren geteekent, en, na zyn doodt in Sicilie koomende, hier staan in te voegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[15 April 1676]De Koning.
Ga naar margenoot+Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Ridder, L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt, bevel hebbende over d'oorlogsvloot van de Staaten Generaal der vereenighde Nederlandtsche Provincien in de Middellandtsche zee. Ik heb uit uw brief van den 18 Februarius verstaan, dat gy u op wegh begaaft van Napels naar Melasso, met de wil van te doen al wat 'er te doen is, tot dat men Messina zal hebben herwonnen; en dat gy volherdt in d'uitdrukkingen van uw goedt voorneemen, is my zeer aangenaam geweest. Ook verwacht ik van den yver en genegentheit, die gy laat blyken, dat gy uw verdienste zult vermeerderen, met te doen volgens uw aanbieding, en, gelyk 't gewicht der zaaken vereischt, dat men dit oorlogh ten einde brenge: dewyl het lang duuren van dien zoo nadeeligh is voor de belangens van de gemeene zaak der Geallieerden, die merkelyk zou verbeeteren door 't ophouden van die diversie der middelen, die men tot andre gewichtige uitwerkingen zou konnen gebruiken. Ik bidde Godt, dat hy u houde in zyne heilige hoede. Te Madrid, den 15 van April 1676.
YO EL REY.
B. DE LEGARA. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 982]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+D'andre brief luidde als volght.
De Koning.
Ga naar margenoot+Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Ridder, L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt, gebiedt hebbende over d'oorlogsvloot van de Staaten Generaal der vereenighde Nederlandtsche Provincien in de Middellandtsche zee. Ik heb uit den uwen van den 9 Januarius verstaan, op wat wyze gy u gedraagen hebt in 't gevecht, dat gy den achtsten van de zelve maandt met den vyandt hebt gehadt: overeenkoomende met de tyding die men van elders heeft ontfangen, en met het geen dat men van uw dapperheit en wys beleidt behoorde te verwachten. En de hooghachting van den yver tot myn dienst, voor den welken gy in deeze gelegentheit hebt gewerkt, by my zelven behoudende, verhoop ik dat men in 't vervolg de gelukkige uitslagh van 't herwinnen van Messina aan uw behulp en uitwerking zal verschuldight zyn: terwyl gy die verdienste, in d'achting daar ik uw persoon in houde, noch voeght by de billyke redenen van 't begrip dat ik daar van heb, en van de genegentheit die ik in my vinde om u te begunstigen, gelyk ik my beloove dat gy ze zult verdienen. Waar op ik Godt bidde, dat hy u houde in zyne heilige hoede. Te Madrid, den 15 van April 1676.
YO EL REY.
B. DE LEGARA.
Ga naar margenoot+Ook schreef zyn Hoogheit de Prins van Oranje twee brieven aan den L. Admiraal, die tot zyne kennisse nooit quaamen: d'eerste was den achtsten April onderteekentGa naar margenoot†, en gaf hem deeze ordre, wy vinden noodigh, gelyk wy Uw Ed. ordonneeren mitsdeezen, met 's Landts vloot aldaar (ontrent Sicilie of Messina) te verblyven tot onze nader ordre. De tweede brief, die meer dan een maandt naar zyn doodt was geschreevenGa naar margenoot‡, maakte gewagh van den lesten zeeslagh, en van zyn wonde, luidende gelyk volght. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[29 Mei 1676]Edele, Gestrenge, vroome, lieve bezondere,
Wy hebben wel ontfangen U E. twee missiven van den 26 der verledeneGa naar margenoot1 maandt, en daar uit met byzondre satisfactie verstaan de particulariteitenGa naar margenoot2 van de glorieuse victorie, by U E. nochmaals tegens de vyanden van den Staat bevochten, daar mede wy den zelven van herten zyn feliciterende. Doch is ons ten allerhooghsten leedt geweest te verneemen het droevig ongeval van de quetsuure, U E. by deeze gelegentheit overgekoomen. Wy laaten echter niet te hoopen dat het daar mede ten besten zal uitvallen, en dat Godt de Heere U E. na zoo veele groote diensten, noch langer, ten besten van den Staat en het Vaderlandt, zal willen conserverenGa naar margenoot3. Wy beveelen U E. hier mede, Edele, Gestrenge, vroome, lieve bezondere, in de protectie Godes. In 't leger tot Assche, den 29 May 1676.
U E. goedtwillige vriendt,
G.H. PRINCE d'ORANGE.
Doch de wensch of hoope van geneezing, in deeze brief vervat, was vergeefs: 't geen nu verder staat t'ontvouwen. De Heer de Ruiter, op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 983]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dat men zie hoe hy zyn daagen eindighde, zoodanigh gequetst als wy Ga naar margenoot+hebben verhaalt, en wiens wonden in 't eerst taamelyk wel stonden, (niet zonder eenige hoope van geneezing, dewyl 'er gantsch geen koorts was) droeg zich zeer hartig en geduldig. Hy was in 't eerst door den slagh en val bedwelmt, maar wat bekoomende, riep hy: O myn genadige Godt, ik dank u van gantscher harten, dat gy my in veele en verschiedene gevallen Ga naar margenoot+zoo goedertierelyk hebt bewaart, en nu zoo vaderlyk bezoekt: laat deeze tuchting strekken tot zaligheit myner ziele. En hoewel hy in groote pyn lagh, nochtans ging zyn zorgh noch over 't gemeen, en men hoorde hem, geduurende 't gevecht, meermaalen in deeze woorden uitbersten: Ga naar margenoot+Heere, bewaar 's Landts vloot. Spaar genadighlyk onze Officieren, matroozen en soldaaten, die voor een kleen geldt zoo veel ongemaks en gevaars uitstaan. Geef hun kloekmoedigheit en kracht; op dat wy onder uwen zeegen d'overwinning moogen weghdraagen. Heere, geef nu een gewenschte uitslagh in myne zwakheit, gelyk gy uwen volke gaaft toen ik sterk was: op dat het blyke dat wy alles door u doen, en dat gy 't alleen doet, zoo wel door zwakken als kloeken, zoo wel door weinigen dan door veelen. D'eerste nacht werdt redelyk, naar de gelegentheit Ga naar margenoot+der zaaken, overgebraght; maar als men 's anderendaaghs de wonden verbondt, en al wat gekneust en vermorsselt was met brandewyn uitwiesch en zuiverde, leedt hy scherpe pyn, en toonde te meer geduldt. Als zyn Predikant Westhovius betuighde, met hoe groot een medelyden hy en d'andre omstaanders hem die smart zaagen, hoorde men den Ga naar margenoot+Admiraal daar op zeggen: Aan dit ellendig lichaam is weinig geleegen, als de kostelyke ziel behouden wordt. Myn pyn is niet te achten by d'onuitspreekelyk smert en smaadt, die onze Heilandt onschuldig leedt, om ons van d'eeuwige pyn te verlossen. Hy riep ook den Zalighmaaker aan met deeze woorden: Heere Jesus, gy hebt gezeit dat wy onze ziele met lydtzaamheit moeten bezitten. Geef my Heere 't geen gy gebiedt: geef my de lydtzaamheit tot een sterkte myner ziele, op dat ik magh volstandig blyven tot den einde toe: nadien de lydtzaamheit doch meer overwindt dan de kracht. In deezen staat leggende, droegh hy noch zorg voor de gequetste matroozen, en beval dat men op hunne wonden goede acht zou geeven, en hun alle gerak en gemak aandoen. Ook liet hy zich in 't eerst wel zomwylen ontvallen, als hem de vloot in den zin quam: Ach dat ik hier zoo leggen moet, en dat ik 's Landts dienst Ga naar margenoot+niet kan betrachten. Maar daarna waaren zyn gedachten meest altydt beezigh ontrent al 't geen tot welstandt zyner ziele kon strekken: 't welk uit al zyn woorden bleek. Tot zyner vertroosting en versterking gebruikte hy verscheide plaatzen uit de heilige Schrift, die hy ten tyde zyner gezontheit, in zyne vrye uuren, dikwils plagh te leezen: en als de pyn zyner wonden hem meest neep, diende hy zich van zommige spreuken uit Davids Psalmen, daar hy zyn hart door uitsprak, met naamen uit den 119Ga naar margenoot† en den 42Ga naar margenoot↓ Psalm. Van zyn eige byzondre huiszaaken sprak hy niet een woordt, en stelde al 't aardtsche uit zyn zin. Als eens iemant van d'omstaanders van des Admiraals echtgenoot sprak, en meende dat het wenschelyk zou zyn geweest, indien zy en zyn andre vrienden hem in die ongelegentheit van smert en krankte Ga naar margenoot+hadden moogen ten dienst staan, gaf hy daar op tot antwoordt: Ik ben hier op de post daar my Godt geroepen heeft: en wil hy my ook uit dit leeven roepen, ik ben gereedt en bereidt. Myn beminde vrouw en lieve kinderen zouden my moogelyk met hunne droefheit noch bezwaaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 984]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Zy zouden my nu niet zien dan met bittre traanen, en ik hoop hen te vinden in d'eeuwige vreughde. Men hadt wel in 't eerst noch hoop gehadt van geneezing, maar met of door de pyn der wonde, en inzonderheit der breuk in 't rechter been, daar 't meeste gevaar in stak, werdt de Admiraal den vierden of vyfden dagh door een koorts overvallen, die hem by bleef, en zich van tydt tot tydt meer en meer verhief. Dit Ga naar margenoot+braght al de geene die zich aan zyn leeven lieten gelegen zyn in groote bekommernis en vreeze, inzonderheit op den achtentwintighsten der Ga naar margenoot+maandt, toen hy door noch feller koorts werdt aangetast, die den gantschen Ga naar margenoot+volgenden nacht, tot 's anderendaaghs ontrent den middagh, duurde, en toen die begost af te neemen, namen zyn krachten tevens af, en men vernam de voorteekenen des doodts. Toen toonde de groote Zeeheldt, die t'allen tyden de gewoonte hadde van zich, ten stryde Ga naar margenoot+gaande, ter doodt te bereiden, dat hy in deezen lesten strydt de doodt getroost was, en rustig onder d'oogen dorst zien. Hoe hier zyn einde meer naderde, hoe hy meer verlanghde om ontbonden te worden. Hy lagh geduurig met gevouwen handen, en badt Godt om een zalig einde, zich onder anderen dienende van Davids woorden uit den 63 Psalm, O Godt, gy zyt myn Godt, ik zoek u in den dageraadt, myn ziele dorst naar u, myn vleesch verlangt naar u: in een landt dor en mat, zonder water. Voor den middagh, toen zyn spraak hem zwaar begost te vallen, en dat hy weinigh sprak, begeerde hy dat de Predikant Westhovius Godt zou bidden om een zalige verlossing: en tegens den avondt, toen zyn spraak geheel ophieldt, en dat men nochmaals gebeeden ten zelven einde tot Godt uitstortte, badt hy noch met zyn zuchten, en lagh daarna etlyke uuren zonder spraak in de benaautheit Ga naar margenoot+des doodts, tot dat hy 's avondts tusschen negen en tien uuren den geest gaf, met een zachten en gerusten uitgangk: in 't byzyn van verscheide Bevelhebbers en Kapiteinen van 's Landts vloote, van den Viceadmiraal de Haan, den Schoutbynacht Middellandt, en de Kapiteinen Kallenburgh, den Graaf van Styrum, de Sitter, Uitterwyk, Meegangk, Andringa, en anderen, te veel om te noemen, die met weenende oogen, en ontstelden gemoede, dien grooten Admiraal zagen sterven, en met reeden klaaghden, dat ze nu in een vreemdt gewest, zoo verre buiten hun Vaderlandt, en met een fellen oorlogh op den hals, zulk een dapper Opperhooft met al zyn ervaarentheit en beleidt zouden missen. Hy overleedt dan den negenentwintighsten van April, in de baay van Siragossa of Syracusa, binnen zyn scheepsboordt, in den ouderdom van negenentzestigh Ga naar margenoot+jaaren, een maandt, en vyf dagen. Zyn lyk werdt terstondt met sterke kruiden gebalsemt, om voor 't verderf bewaart, en ter gelegener tydt naar Hollandt gevoert te worden. De Wethouders van Ga naar margenoot+Siragossa, zyn overlyden verstaan hebbende, waaren over de begraaffenis van zyn ingewanden bekommert, en onderstonden by de Geestelykheit der stadt, of men die niet in een der kerken zou moogen ter aarde brengen. Hun antwoordt was, dat het ingewandt, als een gedeelte van 't lichaam, in geen geweide aarde moght leggen, zonder byzonder verlof Ga naar margenoot+van den Paus; dewyl d'Admiraal buiten de Roomsche kerk, in 't gevoelen der Gereformeerden gestorven was. Toen beslooten de Wethouders, dat men een aanzienlyke plaats op hun Raadthuis zou bereiden, om d'ingewanden daar te begraaven, onder een gedenksteen, met een opschrift naar den eisch van 's mans groote waarde en diensten. Dit lieten ze door eenigen uit de hunnen aan de Bevelhebbers op 't schip des | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 985]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+overleden Admiraals bekent maaken, en aanbieden. Doch dees heusche aanbieding, met groot betoogh van genegentheit en hooghachting gedaan, werdt door misverstandt, of kleen verstandt der geenen die 't afrieden, Ga naar margenoot+afgeslaagen, en den afgezondenen tot antwoordt gegeeven, dat men nooit gewyde aarde voor 't ingewandt hadt begeert, en dat men de Heeren voor d'aanbieding van hun Stadthuis hooghlyk bedankte; nadien men voorneemens was, de gemelde ingewanden ter aarde te brengen ter plaats daar men den Kapitein Noirot hadt begraaven: die was op een kleene heuvel, ontrent honderdt schreeden van de stadt, in de baay gelegen, Ga naar margenoot+en rondtom van de zee omringht. Daar werden d'ingewanden op den eersten dagh van May, ontrent den avondt, met een groot en droevigh gevolgh van Bevelhebbers, Kapiteinen, Kommandeurs, en anderen, Ga naar margenoot+ter aarde besteldt. Uit dat weigeren der Roomsche Geestelykheit, van des Admiraals ingewandt op een gewyde plaats te begraaven, Ga naar margenoot+kan men afneemen hoe weinig grondt of schyn van waarheit het gerucht hadt, dat eenige Roomschgezinden te dier tydt uitstrooiden, en naar Hollandt over schreeven, als of hy in de belydenis der Roomsche kerke waar overleden, daar hy nochtans al den tydt zyns levens een yvrigh belyder, lidtmaat, en voorstander van den Gereformeerden Godtsdienst was geweest, en by dat gevoelen, tot den lesten doodtsnik toe, hadt volherdt. Zyn gebalssemt lichaam werdt in een loode kist geleit, en Ga naar margenoot+in de kajuit gezet. Dusdaanig was het eindt van den Heere Michiel de Ruiter, nu Hartogh, Ridder, L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt, die achtenvyftig jaaren lang, van 't elfde jaar zyns ouderdoms af, de zee hadt bevaaren, en van 't allerlaaghste tot dien hoogen top van eere, langs alle trappen der scheepsbedieningen, opklom. Van wien met waarheit wordt getuight, dat hy, in 's Landts dienst en eedt getreeden, nooit naar eenig ampt met gunstjaght stondt, en dat hem alle waardigheden, dat zeldtzaam is, zonder daar ooit om te spreeken, van zelfs, door zyn verdiensten, zyn t'huis gebraght, en opgedraagen. De glans der eere, en glory, die veelen 't gezicht ontrent de kennis van zich zelven verblindt, en tot ydelen roem, of fiere grootsheit vervoert, Ga naar margenoot+hadt hem nooit bedwelmt. In zyn grootheit bleef hy kleen: dankbaar jegens zyn weldoenders, eerbiedig jegens zyn meerderen, beleeft ontrent zyns gelyken, meewaarig en gespraakzaam jegens zyn minderen, en elk, zoo veel hy kon, verplichtende. Dus won hy 't hert van allen die hem kenden: verkeerende met luiden die in zynen laagen staat zyns gelyken waaren geweest met zulk een ongemaakte heusheit, dat ze met d'oude gemeenzaamheit, die zy in zyn kleenheit met hem gehadt hadden, daarna in zyn hooghsten staat levende, licht zien konden, dat hy wel van staat was veranderdt, maar niet van aardt. Ja zelfs in 't midden van zyn grootheit vondt de grootsheit zoo weinig vats op hem, dat hy, ten tyde toen 'er vlooten van tnegentig of honderdt scheepen, en veel duizenden van matroozen en soldaaten onder zyn gebiedt stonden, zich zelven van een enkel knecht liet dienen, en zonder Ga naar margenoot+anderen nasleep van gevolgh te voorschyn quam. Hy schaamde zich ook zyn voorgaande geringheit niet, maar vertelde dikwils in gezelschappen en op maaltyden, zelfs in 't byzyn van groote persoonaadjen, hoe hy in de lynbaan plagh te gaan, en voor jongen plagh te vaaren: vermaanende zomtydts de slechte matroozen, dat ze op zyn voorbeeldt mosten zien, en, gedenkende wat hy geweest was, moedt houden; op hoope dat ze, zich wel draagende, ook gevorderdt zouden worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 986]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Nooit plaght hy ydelyk te roemen over zyne daaden, noch die van andre te verachten: maar anderen de verdiende eere geevende, heeft men meermaalen gezien dat hy d'uitkomst der zeegevechten en overwinningen aan de Heeren Staaten overschryvende, met zulk een ingetoogentheit Ga naar margenoot+en zeedigheit van zich zelven en zyn bedryf gewagh maakte, dat hy zyne glory eer scheen te verkleenen dan te vergrooten, en dat men de zaak gemeenlyk grooter bevondt dan hy ze verhaalde. Hier door hieldt hy zich buiten nydt, maar niet buiten lof, die hem van zelf genoegh Ga naar margenoot+volgde. Maar hy was zoo vry van faamziekte, dat hy nooit lofredenen, daar men zyn naam, wegens zyn verrichtingen, door zocht te verheerlyken, wou aanneemen, en hy werdt, als hem eenige loftuitingen Ga naar margenoot+voorquaamen, daar over beschaamt en bezwaart, jaa ook eenigzins bevreest: hebbende het ooge op den uitgang van Herodes Agrippa, die Godt d'eere niet gaf, en zeggende, dat Godt hem dan zou verlaaten, als hy die lof aan zich zou laaten leunen. Ook was hy gants niet bekommert wat men by zyn leven van hem zou zeggen, of na zyn doodt zou moogen schryven. Ik wil wel, zeide hy, van niemant genoemt noch opgehaalt worden, als ik slechts myn gemoedt magh voldoen, en myn ordres wel uitvoeren. 'T is ook zeeker dat hy nooit wou toestaan dat men de merkwaardighste voorvallen van zyn leven uit zyn daghbeschryvingen zou trekken, om die aan den dagh te geeven: en dat hy, om zulks te beletten, veele blaaden uit zyne aantekeningen lichtte, en verbrandde: geevende geen andre reden, dan dat hy niet, en Godt alles hadt gedaan. Ook weet ik, dat als zyn schoonzoon de Predikant Somer hem iet aanmerkelyks hoorde vertellen, en daar op vraaghde waar en op wat tydt, jaar of dagh, dat was geschiedt, hy terstondt zweegh, en niet meer wilde zeggen: denkende dat het zyn schoonzoon zoude aantekenen, om 't in eenige Historie te brengen: en meenende dat zyn bedryf geen Historie waardig was. Hy erkende op een aanmerkenswaardige wyze aller menschen en zyn eige krachteloosheit en niettigheit, en de noodtzaakelykheit van Godts genade en hulpe in 't byzonder, en zyne voor- mede- en uitwerking in 't gemeen. Dit gevoelen braght hy in zyn bediening (byzonderlyk in groote voorvallen, hoedaanig de zeeslaagen zyn) zoodaanig te pas, dat hy voor 't aangaan der zeegevechten met vierige gebeden de goddelyke bystandt zocht te verwerven: als weetende dat hy zonder Godt niet vermoght. Voorts in dat gevoelen op Godt betrouwende, kon hy in de felste gevechten zyne zaaken met bedaarden gemoede verrichten, en uitvoeren. In de kunst van 't stuurmanschap, en 't geen daar toe behoorde, was hy zoo geoeffent, dat hy veele Stuurluiden in kennis en ervarentheit te boven ging. Hy hadt in zyn tydt een scherp gezicht, en was zeer opmerkende, waar door hy op d'opdoening der landen en kusten, strekking der stroomen, gelegentheit der havens, zanden, banken, gronden, en ondiepten, te naauwerlette, en alles in zyn geheugenis prentte, en in zyn daghverhaalen aantekende. Hy wist ook, zelf in de kajuit blyvende, nette staat te maaken van den voortgangk van 't schip, alleen Ga naar margenoot+uit het gehoor en de beweeging. Zyn ongekreukte kloekmoedigheit, die zich in 't hachelykste gevaar en in de meeste verlegentheit altydts liet zien, en zyn schrandre voorzichtigheit, (die twee grootste oorlogsdeughden) waren in zeven oorlogen, meer dan veertig gevechten, en vyftien groote zeeslaagen, zeven onder zyn eigen opperbeleidt, aan Ga naar margenoot+vrienden en vyanden gebleeken. Zyn lange ervaarentheit verschafte in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 987]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+alle voorvallen raadt, en geen Zeeoverste wist met meer znedigheit voordeelige vechtplaatzen te kiezen; op winden en stroomen acht te geeven; de loef te zoeken, en te winnen; de zynen met seinen in ordre te brengen en te houden; tydt te kavelen; gevaarlykheden te voorzien, voor te koomen of af te wenden; den vyanden voordeel af te zien, en krygskonsten uit te vinden, om hun afbreuk te doen. Hier over stonden de vyanden meenighmaal verbaast, en verwonderden zich ten Ga naar margenoot+hooghsten over zyn wonderbaar beleidt. Zyn zorghvuldigheit liet het nooit op anderen geheel aankoomen: en hy begaf zich op het minste gerucht, en dat dikwils 's nachts, naar boven, en nam by dagh en nacht op alles, zelfs op de kleenste dingen, acht: zoo dat de zynen, op zyn beleidt en zorgh gerust, met te grooter vertrouwen en moedt de vyanden dorsten aantasten. Hy was zoo voortvaarende, dat hy nooit en nergens te laat quam: altydt voor de tydt gereedt. Ook kon hy niet minder verdraagen dan langhzaamheit en uitstel van iet dat noodig was. Voor de matroozen droegh hy altydts groote zorg, om hen gezondt en wakker te houden. Hy liet ze nooit leedig, op dat ze 't scheepswerk te beter gewendt zouden worden, en hieldt steedts naauwe ordre en strenge tucht in de vloot, om overal de moedtwil in toom te houden, en de weerspannigheit voor te koomen. In 't kort, al wat ooit in veele treffelyke Zeeoversten stuksgewys werdt gepreezen, was by hem in alle deelen en in 't geheel: en men hieldt hem met recht voor een volmaakt Admiraal, ten aanzien van al de zaaken, die tot het bedienen Ga naar margenoot+van zyn ampt werden vereischt. Ook diende hem 't geluk in meest al zyn aanslaagen en stryden, weinige uitgezonderdt: en als 't hem gelukte, gaf hy Godt, gelyk boven is gemeldt, alleen d'eere, zeggende, dat Ga naar margenoot+men geen zeegen kan bevechten zonder de goddelyke hulpe. Zyn ongeveinsde godtvruchtigheit vertoonde zich in al zyn bedryf. Geen Christen Heldt kon Godt meer vreezen, eeren, liefhebben, betrouwen, en den godtsdienst met meer yver behartigen. Het hooren der predikatien, dat hy niet licht verzuimde, was zyn hooghste vermaak. En hy streedt zoo wel met de gebeden als met de wapenen: beginnende nooit zeegevecht voor dat hy Godt eerst in zyn kajuit om zyn hulpe en zeegen hadt aangeroepen. De heilige Schriftuure las hy onophoudelyk, en besteedde daar in als hy aan landt was meest alle de wintersche avonden: leezende dan over luidt by zyn huisvrouw en kinderen, om die met eenen door dat gehoor te leeren en te stichten. Behalven de heilige Schrift las hy weinige en byna niet dan Theologische boeken. Hy betoonde zich ook als een voorzanger in de Christelyke scheepsoeffeningen: en zong gaarne Psalmen; want hy was een goedt zinger. Van alle onnutte gezelschappen, en den tydt met drinken, dobbelen en speelen Ga naar margenoot+door te brengen, hadt hy een grooten afkeer. De meenighvuldige verdeelingen en scheuringen der Christenen werden by hem verfoeit, Ga naar margenoot+en hy wenschte om de vreede der kerken. Hy hoorde zeer ongaarne dat men eenige verschillende Christenen, jaa zelfs dat men alle menschen die buiten 't Christendom waaren geheel en al veroordeelde: maar wilde 't oordeel liever opschorten, ziende wel geen grondt van hoope, om dat buiten Christus geen zaligheit is, ook geen zaligheit buiten Christus vast stellende, maar nochtans erkennende een ondoorgrondelyke diepte, beide van oordeel en van bermhertigheit, liet hy de Ga naar margenoot+zaak Gode bevoolen. 'T was hem ook zeer tegens de borst, als men iemant die dwaalde in zyn Religie bespotte. Hy toonde ook in alle ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 988]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
legentheit Ga naar margenoot+een vyandt te zyn van alle profaniteit, of verachting van heilige Ga naar margenoot+zaaken, en van alle redeneeringen van ongebondene schrandre geesten tegens Godt, godtsdienst of goede zeeden, hebbende een onuitspreekelyke afkeer van zoodaanige luiden, van wat staat of gelegentheit Ga naar margenoot+die ook moghten zyn. Den dienst en den Dienaaren des Goddelyken woordts was hy zeer geneegen, besteedende, gelyk gemeldt is, twee van zyne dochters aan Predikanten, en niet konnende lyden dat men hen kleen achtte, of quaalyk bejegende. Doch hem mishaaghde ten hooghsten, als ze zich met andre zaaken dan van hun ampt bemoeiden, Ga naar margenoot+of eenige onbescheidene vrymoedigheit gebruikten. Ook meinde hy dat de kerkelyke heerschappy, en opperhoofdigheit onder de kerkelyken, onder wat tytel die moght zyn, voor de kerken van Nederlandt schaadelyk en verderffelyk was. Zyn huisvrouw en kinderen beminde Ga naar margenoot+hy met een hertelyke en tedre liefde, en zyn vriendtschap met waare vrienden was onveranderlyk, en in alle voorvallen getrouw. Van Ga naar margenoot+natuure hadt hy een weerzin in den krygh en allerley bloedtstorting: en meêdoogend van aardt zynde, voerde hy den oorlogh met een zachtmoedig Ga naar margenoot+en vreedzaam hart, zonder toorn of haat, en zocht, zoo veel als moogelyk was, d'overwonne vyanden te spaaren, te verschoonen, en, als ze in zyn maght waaren, met goedtdoen te verplichten. Den Vaderlande Ga naar margenoot+was hy inzonderheit getrouw, den Heeren Staaten, zyne wettige Overheit, gehoorzaam, een groot lief hebber en voorstander van 's Landts vryheit, Ga naar margenoot+en evenwel een haater van der zelver misbruik, en een aartsvyandt van muitery en oproer: want hy verstondt dat de stoute taal die tegens de hooge Regeering hier te lande gevoert werdt ten hooghsten strafbaar Ga naar margenoot+was. 'T is ook gebeurt dat iemant in een trekschuit, in zyn byzyn, d'Overheit op een vuile wyze met veel woorden lasterende, hy zich daar met grooten ernst tegen stelde: zeggende, dat hy, een Dienaar en in eedt van 't Landt zynde, zulke taal niet kon dulden: beveelende den quaatspreeker te zwygen: en, als hy voortgingk in 't lasteren, hem meermaalen waarschouwende, ook den Schipper belastende den man aan landt te zetten. Doch als 't alles vergeefs was, heeft hy dien oproermaker aangetast, opgenoomen, en, alzoo hy zeer sterk was, t'zaamengevouwen, en buiten boordt gezet, niet verre van 't landt, daar hy zich berghde. Den Schipper, die geen genoeghzaame ordre hadt willen stellen, werden de zes weeken gegeeven, en hem 't vaaren zoo lang verbooden. Zyn trouwhartigheit en andre deughden vermeerderden zyne achtbaarheit by Overheden en onderdaanen, by vrienden en vremden. Ga naar margenoot+Doch toen hy zich tot de hooghste waardigheit vondt verheven, en als L. Admiraal over de vloot van den Staat gebiedt hadt, vondt hy altydts geen stof tot genoegen, en plagh zomtydts aan zyn vrienden te klaagen over de last dien hy op den hals hadt, wegens de meenighvuldige bekommeringen, die aan zyn dienst vast waaren: dewyl hy in de benaauwste tyden dikwils niet en wist wat hy te doen of te laaten hadt, en de last en ordre die men hem zondt zomwyle niet klaar genoeg sprak, of twyffelzinnig, of te veel bepaalt was, zoo dat 'er met doen of met laaten verbeurt kon worden: 't geen hy, hadt hy altydt zyn oordeel moogen volgen, niet waar onderworpen geweest. Hier over heeft men hem tegens vertroude vrienden hooren zeggen, dat hy veel geruster daagen hadt toen hy zyn eige man was, en een stuiver 's daaghs in de lynbaan won, of voor matroos of voor Schipper voer: en dat hy nooit zou wenschen dat iemant van zyn kinderen t'eeniger tydt zyn plaats | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 989]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+moght bekleeden. Dan de lastigheit van zyn doorluchtig ampt benam hem den lof niet dat hy 't loffelyk bediende, zyn Heeren en Meesters in al zyn beryf genoegen gaf, en voor zyn trouwe diensten werdt bedankt Ga naar margenoot+en beloont. Ook werdt de roem zyner vermaardtheit by vremde en ook vyandtlyke volken erkent, die hem alle den tytel gaven van den grootsten Admiraal, en den dappersten en voorzichtighsten Zeeheldt deezer eeuw. En kan ik hier niet verzwygen hoe zeeker Engelsch Schryver, die een ruwe schets van zyn leven en bedryf, eenige waarheit met onwaarheit vermenght begrypende, op zyne wyze in 't Ga naar margenoot+licht gaf, eindelyk zyn verhaal met deeze waare woorden besluit, In 't kort, hy was zulk een eerlyk man, zulk een aandachtigh en godtvruchtigh Christen, zulk een stout soldaat, zoo een wys, ervaaren en gelukkigh Generaal, en zulk een trouw en eerlyk liefhebber van zyn Vaderlandt, dat hy met recht verdiende van de nakoomelingen gepreezen Ga naar margenoot+te worden, als een cieraadt zyner eeuwe, de voesterling van de zee, en 't vermaak en eer van zyn Landt. Een lichaam hadt hy, op dat men ook kennis hebbe van zyn uiterlyke gestalte, van middelbaare lenghte, ('t geen hy met veele dappre helden gemeen hadt) wel gezet, Ga naar margenoot+vlug, gezwindt, sterk, en als tot arbeidt gebooren. Zyn voorhooft was breedt, en zyn aanschyn bloozend en hooghroodt van kleur. In zyn doordringende oogen scheen de schranderheit van zyn geest uit te blinken, de zelve waaren bruin, ook hair en baardt, eer het door ouderdom grys werdt. Hy droeg dikke opstaande knevels, op zyn oudt zeemans. Zyn weezen en gelaat was aanzienlyk, daar zich iet strengs, doch met vriendelykheit gemenght, in vertoonde, 't welk teffens ontzagh Ga naar margenoot+en liefde baarde. Gezondt was hy van aardt; maar in zyn jongkheit eens vergeeven, by ongeluk, door het eeten van een venynige visch, daar van hy eenige beving in de leden behieldt, tot het einde van zyn leven toe: doch in zyn ouderdom openbaarde zich het graveel, Ga naar margenoot+dat hem zomwyle lastig en pynlyk viel. In 't verdraagen der scheepsongemakken was hy, door de sterkte van zyn lichaam en de lange gewoonte, uittermaaten hardtvochtigh: lachchende in zyn jongkheit Ga naar margenoot+met de matroozen, die hunne natte kleederen afleiden. Ook zagh men hem in zyn gantsche leven op geen gemak noch vermaak ter werelt verslingeren, noch daar door van zyn plicht aftrekken. Ontrent spys en drank was hy maatig, een vyandt van dronkenschap en dronkaarts, Ga naar margenoot+geen liefhebber van hoofsche lekkre spyze, maar van harde scheepskost: zoo dat hy van de grootsten in Spanje heerlyk onthaalt wordende, zy hem by hunne kostelyke schootels ook scheepskost mosten voorzetten: jaa zelfs kon hy buiten 's Landts geen versch vlees eeten, 't most altydts Ga naar margenoot+naar 't zout smaaken. Op de maaltyden wachte hy zich voor d'onmaatigheit, doch toonde zich blygeestig en vroolyk by zyne vrienden, en zich zomwyle met onnozele boertredenen vermaakende. Dan niet te min wist hy zich staatig en deftig te houden, als 'er ontzagh werdt vereischt. Ga naar margenoot+Voorts was hy wel ter taal, en kon zyn meening gelukkig uitdrukken, en met redenen bekleeden: ook stondt hy nooit verleegen als hy by zyn meerdere, Prinssen, Vorsten of Koningen, 't woordt most Ga naar margenoot+voeren. Hy verstondt verscheide taalen, die hy niet in de schoolen, maar ter koopvaardy vaarende, door lange verkeering in vreemde gewesten, hadt geleerdt, en eenighzins sprak, als Spaansch, Portugeesch, Ga naar margenoot+Fransch, en inzonderheit Engelsch en Yrsch. Schranderheit van verstandt, rypheit van oordeel, en kracht van heugenis, dingen die zel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 990]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Ga naar margenoot+t'zaamen gaan, en te gader (inzonderheit als 'er ervaarnis by komt) wondre gaauwigheit geeven, waaren in hem by een. Dit waaren de werktuigen van zyn wonderbaar beleidt, daar zyn dapperheit op t'zeil ging. Hier door was zyn schip, en de vloot die hy bestierde, als een geduurige school van 't soldaat- en zeemanschap, en al wie by of onder hem voer kon altydt van hem leeren. Ook werdt in hem met verwondering aangemerkt, dat hy in 't midden van d'allergrootste gevaarlykheeden met wonderlyke gelykmoedigheit de zaaken bestierde: en dat geen onverziensche toevallen zyn verstandt ontstelden, noch zyn Ga naar margenoot+oordeel bedorven, zelf niet in zynen hoogen ouderdom. Ook werdt van hem verhaalt, dat zyn geheugenis zoo sterk was, dat hy van zyn kindtsheit, en eerste reis af, tot zyn hooghsten staat toe, onderscheidelyk hadt onthouden wat hem was bejegent, en dat hy een nette kennis hadt van de scheepen en 't bootsvolk, met naam en toenaam, daar hy mee hadt gevaaren, en van tydt en weder, en d'andre omstandigheden der zaaken, die van tydt tot tydt waaren voorgevallen. Ook strekte hem dees geheugenis tot groot voordeel, om zich in verscheide gelegentheden van zyn ondervindingen te dienen, en zyn zaaken daar naar te richten. Hy verstondt ook dat het t'eenemaal onmoogelyk was, dat iemant, al hadt hy noch zoo goede kennis van de stuurmanskunst, zonder ondervinding en daadelyke oeffening, een goedt zeeman zou worden, en dat zelf de geene die op het kunstschool alles hadden geleert, en op alle vraagen, aangaande de zeevaart, konden antwoorden, als ze eens in zee quaamen, zich gantsch onkundig van 't voornaamste deel van 't zeemanschap, en in veele voorvallen ten uiterste verlegen zouden vinden, en door een anders oogen moeten zien. Hier uit kan men dan afneemen, wat hy gevoelde van de geenen die uit het Hof, of uit de landtzoldaaten, of uit burgers en koopluiden, zonder ooit de zee gebouwt, of eenigh scheepsgevecht gezien te hebben, tot Scheepskapiteinschappen, of tot hooger zeeampten, in tydt van vreede, werden gevorderdt. Nu staat ons iet van zyn huwlyken, kinderen en nakoomelingen Ga naar margenoot+te verhaalen. By Maria Velters, zyn eerste echtgenoot, die in haar eerste kinderbed stierfGa naar margenoot†, won hy een dochter, genoemt Alida, die weinig daagen na de moeder overleedtGa naar margenoot↓. By de tweede, Kornelia Engels, teelde hy vyf kinderen: eerst Adriaan, gebooren in den jaare mdcxxxvii, en in 't achtiende jaar zyns ouderdoms t'Amsterdam gestorvenGa naar margenoot‡: ten tweede, Kornelia, gebooren in den jaare mdcxxxixGa naar margenoot*, en getrouwt met den Heer Johan de Witte, daarna Kapitein van een kompagnie zeesoldaaten, en zedert van 't Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam: ten derde, een kindt dat slechts drie daagen leefde, en voor zyn doopzel overleedtGa naar margenoot†: ten vierde, Alida, gebooren in den jaare mdcxliiGa naar margenoot↓, en eerst getrouwt met Johan Schoorer, en na zyn overlyden met den Heer Thomas Pots, Predikant tot Vlissingen: ten vyfde, Engel de Ruiter, gebooren den tweeden May, in den jaare mdcxlix, daarna Ridder en Baron, ook Schoutbynacht, en eindelykGa naar margenoot‡ Viceadmiraal van Hollandt en Westvrieslandt, onder 't Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam, die, zynen vader van der jeught aan op verscheide zeetoghten verzellende, in de vier zeeslaagen, tegens d'Engelsche en Fransche oorlogsvlooten, en in verscheide andre gelegentheden, genoegh betoonde, dat hy van de vaderlyke dapperheit niet ontaardde. By Anna van Gelder, zyn derde echtgenoot, weduw van wylen Jan Pauluszoon, teelde hy Margriete, gebooren in den jaare mdclii, den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 991]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eersten December, en daarnaGa naar margenoot† gehuwt met den Heer Bernardus Somer, Bedienaar des goddelyken woordts tot Amsterdam: en eindelyk Anna, gebooren in den jaare mdclvGa naar margenoot↓, en overleden tot Vlissingen in den jaare mdclxviGa naar margenoot‡, gelyk op zyne plaats is gemeldt. 'T gerucht van Ga naar margenoot+des Admiraals doodt liep terstondt van stadt tot stadt, en vervulde de harten van al de trouwe onderdaanen des Konings, door gantsch Sicilie, met een bekommerlyke droefheit. De Franschen en Franschgezinden verstonden dat al de schaade, die ze in twee zeeslaagen hadden geleeden, door dit eene lyk was geboet: en de Spaanschen hadden den voornaamsten stut van hunne hoope met hem verlooren. Al was de Fransche vloot veel sterker dan de Hollandtsche, zy meenden echter dat de zeeheldt de Ruiter, die zoo dikwils met ongelyke kans hadt gewonnen, 't geen aan de maght ontbrak met zyn beleidt en dapperheit zou vervullen, en alle hunne zwaarigheden te boven koomen. Maar dit ontschoot hun door zyn sterven. Ook hadt 's Landts vloot in dit gewest na zyn verscheiden geen meer zeegen, en werdt met zwaare rampen Ga naar margenoot+geslaagen. Men bleef noch in de baay van Siragossa etlyke daagen leggen, en stelde toenGa naar margenoot* den koers, het lyk des Admiraals met zich voerende, langs de Zuidtzyde van 't eilandt, naar Palermo. De Viceadmiraal de Haan voerde nu de vlag als Admiraal, de Kapitein Kallenburg als Viceadmiraal, en de Kapitein Middellandt als Schoutbynacht. De Marquis de Vayona zocht ontrent dien tydt den Viceadmiraal de Haan te beweegen, dat hy met 's Landts vloot door de Faro naar Palermo zou zeilen. Maar de Haan vondt dat ongeraaden, door 't gebrek van 't kruidt, en al beloofde Vayona, dat door den Onderkoning binnen weinig daagen te verzorgen, men weigerde daar na te wachten, vervolgde de reis langs de Zuidtzyde, en quam den vyftienden van May te Palermo. Terwyl men daar lagh, om 't geen beschaadight was te hermaaken, en zich van alles te voorzien, werdt by de Franschen niet min gearbeidt om hunne reddelooze vloot te herstellen. Zy quaamen niet alleen in 't lestGa naar margenoot† van May met 28 scheepen, 9 branders, en 25 galeyen Ga naar margenoot+in zee, maar begaven zich ook naar Palermo, en bestonden daar een aanslagh in 't werk te stellen, die ze misschien nooit onderstaan zouden hebben, indien 'er een de Ruiter geweest waar om hun 't hooft te bieden. Zy quaamen, onder 't gebiedt van den Hartogh van Vivonne, Ga naar margenoot+den eersten van Junius in 't gezicht van Palermo, daar zich de Hollandtsche en Spaansche scheepen, op de tyding van hunne komste, van achter de moulje op stroom in de baay, tusschen de moulje en de wal, halvemaanswyze hadden gekort, met een worpanker in zee, om des noodt hunne scheepen op zyde te haalen, en met de breede zyde t'zeewaart te konnen schieten, en de vyanden af te weeren. Zy laagen in de volgende ordre ter zyden elkanderen gerengeert.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 992]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch de Franschen quaamen, na dat ze door eenige Bevelhebbers, in een felouque getreeden, en door etlyke galeyen ondersteunt, hunne gestalte van naby hadden bezichtight, den tweeden van Junius op hen af. De Marquis de Preuilly-d'Humieres, met negen oorlogscheepen, zeven galeyen, en vyf branders, hadt de voortoght, en viel 'er langs d'Oostkant van de baay, daar de Spaanschen, als de voortoght hebbende, meest Ga naar margenoot+laagen, op aan: gevolght van de gantsche vloot, die naar d'andre Hollandtsche scheepen, met een Noordelyke voor de windt, toehielden, en insgelyks den strydt begonnen. 'T geluk diende, 't geen veeltydts gebeurt, de stoutsten. Naar een half uur vechtens kapte de Viceadmiraal van Spanje zyn kabel, daar hy meê geankert lagh, en liet zyn schip, zonder meer weer te bieden, tegens strandt dryven. Daar op braaken de Franschen met hunne branders door, en d'andre Hollandtsche en Spaansche scheepen, uit vrees voor de branders, insgelyks hunne Ga naar margenoot+kabels kappende, raakten in onorde, en dreeven onder malkanderen elk zyns weeghs. Dit gaf de vyanden een oopen, om hunne branders te besteeden. Twee werden vruchteloos aangesteeken, en de derde stak het Ga naar margenoot+Spaansch Admiraalsschip, genoemt Nostra Signora del Pillar, in brandt. Hier sneuvelde en verbrandde Don Diego d'Ibarra, Admiraal Generaal van de Spaansche vloot, naa dat hem te vooren het been boven de knie was afgeschooten, en Don Francisco Pereire Freire de la Zerda, die over de Spaanschen te vooren 't gebiedt hadt, en nu, mits de komst van d'Ibarra, buiten bewindt, en als voluntaire of vrywillige op zyn schip was. De Franschen, hun voordeel vervolgende, hebben alle hunne overige branders, tot zes toe, op de Hollanders en Spaanschen aangesteeken. Ga naar margenoot+Hier door werdt uit de Hollandtsche vloot alleen het schip Steenbergen, voerende 68 stukken, en 365 man, daar de Schoutbynacht Middellandt op geboodt, in brandt gebracht, doch dat, driftigh Ga naar margenoot+zynde, heeft noch twee Hollandtsche scheepen gevat, die tegelyk zyn verbrandt, en eindelyk gesprongen, te weeten, 't schip de Vryheit, van den Kapitein Adam van Brederode, en 't schip Leyden, van den Kapitein Jonker Jan van Abkoude gevoert: het eerste gemonteert met 50 stukken, en toen bemant met 240 man, en 't tweede met 36 stukken, en 140 man. Behalven het Admiraalsschip van Spanje, boven genoemt, voerende 70 metaale stukken, en 740 man, zyn noch de volgende Spaansche scheepen door de branders aangesteeken, verbrandt en Ga naar margenoot+gesprongen. De Sint Antonius van Napels, met 54 stukken, daar onder 26 metaale, en 320 man. De Sint Salvador van Vlaanderen, met 40 stukken, half metaale en half yzre, en 350 man. De Sint Philippus, Ga naar margenoot+met 50 stukken, en 250 man. En twee galeyen, d'eene van den Viceadmiraal van Spanje, met 8 metaale stukken, en 470 koppen, en d'ander, genoemt Sint Joseph van Napels, eveneens gemonteert en bemant: in alles zeven scheepen en twee galeyen. Hier liep toen het lichaam van den dooden Admiraal, op het schip d'Eendraght, noch gevaar van verbrandt en verteert te worden, niet op een houtstapel, op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 993]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zyn oudt Romainsch, maar in een lykvuur van zoo veel brandende scheepen. Ga naar margenoot+Doch het schip weerde zich dapper, en lag wel anderhalf uur de vyanden zoo dicht op de zyde, dat men den anderen met musketten beschoot, tot dat de Franschen afweeken. Vier van de kloekste Hollandtsche scheepen waaren in d'eerste onorde tegens het strandt gedreeven, en bykans buiten staat van weerbieding vervallen, en 't stondt geschaapen dat 'er noch meer gekleeft zouden hebben, hadden de Franschen meer branders gehadt. Al d'andre Hollandtsche scheepen, nevens 't schip d'Eendraght, door den noodt en wanhoop, die zomtydts dapperheit baaren, aangevoert, vochten met zulk een kloekmoedigheit, dat eindelyk de Franschen, geen Ga naar margenoot+kans ziende meer te verrichten, en zich vernoegende met hunne winst, het tegens den avondt van hun afleiden, en onder d'Oostwal van de baay ten anker quaamen. Een kleen half uur voor 't eindigen van den Ga naar margenoot+slagh werdt de Viceadmiraal de Haan, die nu als Admiraal de vlag voerde, staande op het vinkenet by de groote mast, met een groote kanonkoegel het achterste van zyn hooft weghgeschooten, daar hy Ga naar margenoot+straks van stierf. De Kapitein Pieter van Middellandt, nu Schoutbynacht, (die eenige daagen voor den slagh onpasselyk was geweest) sprong, toen zyn schip Steenbergen brandde, uit de poort van zyn kajuit in zee, en verdronk. Het fregat Edam, dat gevoert werdt door den Kapitein Kornelis van der Zaan, dat hoogh tegens het strandt was gezet, werdt door 't springen van 't schip Steenbergen de kajuit meest ingeslaagen, en men kreeg het, na dat men 't geschut daar hadt uit gelicht, met veel arbeidt, en groot geluk, weêr vlot. In dit gevecht werden 's Landts scheepen aan rondthout en touwerk zeer beschaadight. Ook hadt men veel Ga naar margenoot+volks verlooren. Voorts beklaaghden zich de Hollanders, dat men met het geschut uit de stadt en 't kasteel van Palermo weinig weer hadt gedaan, daar nochtans zulks van den uitersten dienst zou zyn geweest: en dat men ook veel meer dienst van de Spaansche galeyen hadt konnen hebben, indien der zelver Bevelhebbers half zoo veel kloekmoedigheit Ga naar margenoot+hadden gehadt, als die van de Fransche galeyen. Na 't vertrek der Fransche vloot werden 's Landts scheepen weêr achter de moulje gekort, en de Kapitein Kallenburg voerde nu de vlagh als Admiraal. De Krygsraadt, daarna vergaderdt, oordeelde dat nu 's Landts vloot te maghteloos was om in dit gewest den minsten dienst te doen. Voorts werdt goedtgevonden, den Predikant van 't schip d'Eendraght met een felouque naar Napels, en van daar te post over Roomen door Italie, Tyrol en Duitslandt, naar 't Vaderlandt, met een brief van den Kapitein Kallenburg af te zenden, en den Heeren Staaten 't verbranden der gemelde scheepen, en den verderen toestandt van 's Landts vloot bekent te maaken. Maar 't en bleef niet by de schaade der verbrande scheepen. D'eene tegenspoedt volghde d'andre: men was van de vyanden naauwlyks ontslaagen, of men werdt van hooger handt bezocht. Daar ontstondt Ga naar margenoot+een groote sterfte in de vloot. De roode loop, die een pest verstrekt in de scheepen, en onder de matroozen, door haare besmetlykheit Ga naar margenoot+en felheit, nam d'overhandt, en veel volks wegh. Ook stierven toen verscheide Bevelhebbers; onder anderen de Kapiteinen Jakob Teeding Berkhout, Pieter de Sitter, en Joris Andringa: voorts Abraham Wilmerdonk, Kommandeur over een snaauw, Jan van Kampen, Kommandeur over een brander, en Doctor Johan Manart, Oppermedicyn der vloote. Dus sleet de vloot daagelyks, en werdt van tydt tot tydt verzwakt; niet alleen door 't missen der overledenen, maar ook door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 994]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de meenighvuldigheit der zieken, die geen dienst konden doen: zonder dat 'er de vyanden iet tegens ondernaamen, hoewel ze noch wel twee maanden na de leste slagh binnen de baay van Palermo bleef leggen. Terwyl men hier de nader ordre verwachtte, ontfing men uit Hollandt d'afschriften der resolutien, by de Heeren Staaten Generaal, den vyfden en negenden van May, eer men noch kennis hadt van des Admiraals doodt, ter gelegentheit van eenige van zyne brieven, genoomen: die hier worden ingevoeght, om dat ze licht geeven ontrent verscheide zaaken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[5 Mei 1676]Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Martis, den 5 May 1676. Ga naar margenoot+By resumptie gedelibereert zynde op den inhouden van de jonghst ingenoomene missive van den L. Admiraal de Ruiter, raakende den toest ant van 's Landts vloote, onder zyn commandement agerende in de Middellandtsche zee, gezonden tot versterkingh van de vloote van zyn Koninghlyke Majesteit van Spanje, ende in achtinge genoomen weezende, dat door het verloop van de tydt, en de schaade geleeden in de jonghste batailje met den vyandt, de scheepen deezer Landen van alle behoeften zyn ontbloot, ende dat zonder remplacement van de geconsumeerde behoefte alle de voorschreeve scheepen zeekerlyk zouden vallen buiten postuur van employ: ende dat over zulks het onderhoudt van de voorschreeve vloote zoude blyven tot laste van zyne hooghstgemelde Majesteit en deezen Staat, zonder dat daar van niet alleenigh geenen dienst en zoude worden getrokken, maar dat ook, ten opziehte van de geringe maght en slechte conditie van de Spaansche scheepen van oorloge, die t' elkens alleen voor zeer weinigh tydts werden gevictualieert, en van behoefte gantsch niet voorzien, de zelve vlooten, gezaamentlyk geconjungeert zynde, haar zouden moeten retireren binnen d'eene of d'andere haven, daar die tegens de vloote van den Koning van Vrankryk ten besten moogelyk haar securiteit zoude konnen vinden, ende alzoo gelykkelyk gerisiqueert het respect en de vloote van den Staat, ten opzichte van de meerder maght van den vyandt, werdende van de zyde van hooghstgedachte zyne Majesteit van Spanje geene middelen aangewendt om de voorschreeve ongelegentheden naar vereisch te remedieren, het zy om de zelve vloote in aantal te versterken, of dat van haar deficierende behoeften zoude konnen worden verzorght, ende van hier of elders gesuppleert het groot defect dat in Italien daar van is, zynde aan deezen Staat niet te vergen, om naar de continuatie van de voorschreeve equipagie, zoo lange buiten de eerst gestipuleerde tydt, de voorschreeve vloote te doen provideren van zoodanige behoeften, als uit de magazynen van zyn meerhooghstgemelte Majesteit daar aan verstrekt zouden moeten werden, op den voet van de conventie daar over ingegaan: Dat ook door de nonbetaalinge van de subsidien, nu over de zeven maanden ten achteren zynde, monterende een somma van 882000 guldens, wordt gegeeven de uitterste prejuditie aan den dienst van den Staat, ende dien volgens te gemoet gezien, dat, zonder nader overeenkoominge over het furneren van de voorschreeve defecten, secuir transport van de zelve uit deeze Landen naar Italien, onder een genoeghzaam en suffisant convoy, de voorschreeve vloote, tot een extreme schaade, aldaar zal koomen onnuttelyk te vergaan, tot groote avantagie van den vyandt; zynde onmoogelyk voor de Kollegien ter Admiraaliteit op de Maaze, en tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 995]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Amsterdam, met de zelve equipagie gechargeert weezende, om de defectueuse behoeften te remplaceren, ende onder een suffisant convoy, tot laste van deezen Staat, derwaarts te zenden. Is goedtgevonden en verstaan, alle de voorschreeve ongelegentheden aan den Heer de Lira, Extraordinaris Envoyé van meerhooghstgemelde zyne Majesteit, in gantsch serieuse termen voor te draagen, ende van des zelfs bekende goeden yver, ten besten van de gemeene interessen, te verzoeken, dat de voorschreeve ongelegentheden, als alleenigh voortkoomende van de zyde van meerhooghstgemelde zyne Majesteit, zoo door de gezeide nonbetalingh, generaal defect in haare magazynen, als sleghten toestant, en klein getal van scheepen van oorloge, moogen werden tegengegaan en gerepareert, door de promptste middelen daar toe vereischt, of dat haar Hoog. Moog. klaarlyk ziende dat de vloote van deezen Staat, benevens die van zyn Majesteit, invoegen als vooren wordende verzuimt, tot haar uitterste leetweezen, op middelen verdaght zullen moeten zyn, om de haare secuir te doen repatrieren, eer dat in zoo slechten conditie komt te vervallen, dat door het verloop van de tydt zelfs daar toe onbequaam zoude werden, ende alzoo, tot schande en schaade van den Staat, in Italien in de een of d'andere haven leggen vergaan.
Was geparapheert,
GASP. FAGEL. Accordeert met het voorschreeve register, en geteekent H. FAGEL. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[9 Mei 1676]Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden. Sabbathi, den 9 May.
De Heer Raadtpensionaris Fagel heeft ter vergaderinge gecommuniceert twee missiven van den L. Admiraal de Ruiter, geschreeven in 's Landts schip d'Eendraght, ten anker leggende in de baay van St. Jan, den 9 April lestleden, geaddresseert aan den gemelden Heere Raadtpensionaris Fagel. Waar op gedelibereert, en in achtinge genoomen zynde, dat uit de voorschreeve brieven gevonden werdt, dat de sterke stroomen, gaande in het naauw van Messina, een genoeghzaame onmoogelykheit causeerden, om op de zelve stadt ietwets met vrucht te ondernemen, en dat zulks ook mede brengt aan de andere zyde voor de vyandt een faciliteit, om de zelve stadt stuksgewys met enkelde scheepen en vaartuigen te konnen doen seconderen, dewyle, door de kleyne maght en slechte conditie van de Spaansche scheepen van oorloge, het voorschreeve naauw van Messina niet van beide de zyden met gedetacheerde esquadres en kan worden bekruist, en daar mede allen toevoer derwaarts benoomen, ten zy dat door de voorschreeve separatie evidentelyk worde gerisiqueert de gemeene scheepsmaght, aldaar zynde, om, gesepareert zynde, stuksgewys geslaagen te konnen worden door de meerder maght van den vyandt, die ook noch, door de albereits afgezonden en noch af te zenden secourssen van Toulon, staat versterkt te worden, daar tegens dat van de zyde van zyne Koninklyke Majesteit van Spanje niets en wordt by gebraght, om de gemeene maght, in die gewesten zynde, te vergrooten: Ende mede in achtinge genoomen weezende de korten tydt dat de vlooten t'elkens worden gerevictualieert, als maar gaande van zes wee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 996]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken Ga naar margenoot+tot zes weeken, immers die van de Spaansche scheepen van oorloge, de zelve naar vereisch van zaake niet en konnen worden geëmployeert, en haar altoos moeten ophouden ontrent zoodaanige plaatzen, daar haar vivres konnen bekoomen, zonder dat eenige diversie aan den vyandt konnen causeren, om die daar door te verobligeren van wederom met haare vloote van Messina te vertrekken, gelyk zulks met vrucht zoude konnen geschieden, zoo de Spaansche maght te lande suffisant was om de Fransche trouppes, op Sicilien zynde, te konnen attacqueren, om door zoodaanigen diversie, op haar eigen kusten, in de Middellandtsche zee gelegen, haar te verobligeren van concepten te veranderen, door haar occupatien te geeven met de zelve kusten te bewaaren: Dat de voorschreeve missiven ook medebraghten, dat de Fransche militie en rebellen, te zaamen uitmaakende een aantal van ontrent twaalf duizendt gewapende mannen, in een goede correspondentie en verstandt leefden, onaangezien de contrarie uitstrooiselen: dat ook door de landtzaaten, naast aan Messina woonachtig, Fransche partye wierde gefoveert, en door de zelve de Spaansche maght van het klooster der Kapucynen wederom afgeslaagen was, alleenigh by manquement van noodige behoeften, tot diergelyke attacques gerequireert, daar van, benevens alle andere ammonitie van oorloge, de Spaansche militie te lande gantsch ontbloot was, jaa zoo verre, dat die uit de scheepen van oorloge deezer Landen verzochten te leenen, konnende by faute van de voorschreeve behoeften, en defect van genoeghzaame maght, geen hooftzaaken onderhanden genoomen werden: Gelyk ook, om meerder te incommoderen den toevoer, naar Messina geschiedende, in consideratie genoomen zoude konnen worden, om aan de Majorkynsche en andere kommissievaarders, die genegen zouden moogen zyn haar daar toe te presenteren, zeekere premien te belooven, zoo wanneer als door de zelve eenige scheepen genoomen moghten worden, naar Messina gedestineert, om daar door de voorschreeve kommissievaarders te animeren, van haar ten zelven einde te employeren: dat ook aan alle neutralen, voerende eenige eetwaaren, of contrebande, zoude worden belet de passagie van het naauw, om haar niet te konnen dienen van het pretext, dat haar door de Fransche laaten aanhaalen, en zulks die van Messina toevoer doen, en daar mede den Koning van Vrankryk te obligeren, om de voorschreeve stadt niet als vlootsgewyze, en met een considerable equipagie te konnen secoureren, en zulks, door het draagen van de lasten, het mainteneren van de zelve stadt eindelyk onmoogelyk te maaken, of ten minsten zoo difficil, dat daar mede de, maght van hooghstgemelde Koning van Vrankryk ten uittersten geoccupeert wierde gehouden. Is goedtgevonden en verstaan, de voorschreeve consideratien en remarques te communiceren aan den Heer de Lira, Extraordinaris Envoyé van zyne Koninglyke Majesteit van Spanje, met verzoek van 't gunt voorschreeve is te willen voordraagen aan zyn hooghstgemelde Majesteit, en met de redenen daar toe dienende voor zyn particuliere officien seconderen, om, in cas eenighzints moogelyk, ter executie gebraght te konnen werden, en alzoo daar door eindelyk een goedt succes op het werk van Messina te verhoopen, ende specialyk daar op te justeren, dat de maght van meerhooghstgemelde zyne Majesteit te water en te lande moghte werden vergroot, en alle ammonitie van oorloge en scheepsbehoeften derwaarts verzonden, over welke defecten den meergemelde L. Admiraal Generaal met allen ernst, en t'zyner decharge, by zyne missiven als protesteerde, om hem die af | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 997]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+te houden, en te ontlasten van de ongemakken die daar door stonden te gebeuren: Dat ook den welgemelden Heer de Lira zal worden verzocht, directelyk daar over te schryven aan de Heeren Viceroys van Napels en Sicilien, om de zelve te persuaderen, om provisionelyk, tot executie van de voorschreeve concepten, zoodanige ordres te willen stellen, als van der zelver vermoogen zyn zal, in verwachtinge, dat door zyn Majesteit daar toe absolutelyk zullen worden geauthoriseert. Zullende hier van kennisse worden gegeven aan den voorgemelde L. Admiraal Generaal de Ruiter, met ordre, en aanschryvinge, om haar Hoog. Moog. intentie zoo veel doenlyk is te volgen, en welgemelde Heeren Viceroys met raadt en daadt naar soldaat- en zeemanschap te assisteren.
Was geparapheert, GASP. FAGEL. Accordeert met het voorschreeve register, en geteekent H. FAGEL.
Ga naar margenoot+In 't begin van Junius quam de tyding van des Admiraals overlyden in Nederlandt, en verwekte alom een onuitspreekelyke droeffenis en rouw onder alle d'ingezetenen, groot en kleenen, Overheeden en onderdaanen. Al die 't Vaderlandt, en 's Landts vryheit en welvaaren recht lief hadden, betreurden dien doorluchtigen Zeeheldt, inzonderheit alle rechtzinnige Hollanders, dien 't hart beklemde, door 't overdenken wat aan dien man werdt verlooren. Zy erkenden nu zyn nooitvolpreeze deughden, en onvergeldtbaare diensten, die zich gemeenlyk na de doodt klaarder vertoonen dan in 't leven. Al de zeestryden, die hy in twintig of dertig jaaren tydts, ten dienst van den Staat, hadt gevochten, werden nu onder 't klaagen met lof opgehaalt: met naamen de vier zeeslaagen van de jaaren twee- en drieëntzeventig, toen 't Landt in d'uiterste verlegentheit, tot viermaalen toe, als aan een zyde draadt hing, en t'elkens, door zyn beleidt en dapperheit, tegens twee Konings vlooten werdt beschermt. Nu mosten ze dien Heldt, beschutter en redder, missen. Zyn zoon, de Schoutbynacht Jonker Engel de Ruiter, te deezer tydt met de Smyrnische vloot, en veel zilvers van Kadix t'huis Ga naar margenoot+koomende, hadt op de herwaartsreize by Lezard, een uithoek van Engelandt in 't Kanaal, uit de Kapiteinen Marrevelt en Swart, hem daar ontmoettende, gehoort, dat zyn vader ontrent Augusta, tegens de Fransche vloot vechtende, was gequetst, en hem de Viceadmiraal de Haan Ga naar margenoot+weinig hadt geholpen. Maar daarna, den negenden van Junius in Texel koomende, verstondt hy, met zoo groote gelykmoedigheit als droefheit, dat zyn vader van de wonden was overleden. Hier op begaf hy zich naar Amsterdam, daar hy zyn vaders huis in groote ontsteltenis Ga naar margenoot+vondt, en elk den dooden met geen kleen bewys van grondig hartenwee betreurde. De Heeren Staaren Generaal, en de Kollegien ter Admiraaliteit, lieten aan Mevrouw de Ruiter de weduw, en zyne kinderen, den rouw beklaagen, en betuigden in wat hooghachting dat ze de gedachtenis Ga naar margenoot+van den overleden hielden. De Heeren Burgermeesteren en Regeerders der stadt Amsterdam zonden hunnen Pensionaris, den Heer Mr. Jakob van den Bosch, ten huize van Mevrouw de weduw, en betoonden hoe smertelyk hun 't verlies van den Admiraal, hunnen grooten burger, viel: ook was de Heer van den Bosch te dier tydt door droef- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 998]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heit Ga naar margenoot+zoo beklemt van herten, dat hy zyn last, in dit rouwbeklagh, meer met traanen dan met woorden uitvoerde. Zyn Hoogheit de Prins van Oranje schreef, en zondt aan de Vrouwe weduwe den volgenden brief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[8 Juni 1676]Mevrouwe,
Ga naar margenoot+Wy hebben, zoo uit Uw Ed. missive, als uit andere ingekoomene advyzen, met groot leedtweezen, vernoomen het overlyden van den Heer L. Admiraal de Ruiter, daar van wy het verlies regretteren, zoo zeer als wy de meriten van zyn persoon, en zyne uitneemende qualiteiten, by zyn leven hebben geëstimeert. Uw Ed. kan zich verzeekeren, dat, hebbende Godt Almaghtig gelieft hem door een glorieuse doodt van hier te neemen, de Staat en wy echter altoos een zeer versche gedachtenisse zullen behouden van zyne lange en notable diensten, en by alle occasien genegen zyn omme zulks effectivelyk te betuigen, ten besten van Uw Ed. en zyne nazaaten. Wy blyven onder des, Mevrouwe, In 't legerby Aalst, den 8 Iuny 1676. Uw Ed. dienstwillige vriendt, G.H. PRINCE d'ORANGE.
De brief die de Heeren Staaten van Zeelandt aan de Vrouwe weduwe en Erfgenaamen afvaardigden, en waardigh is hier geleezen te worden, sprak hun met deeze woorden aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[15 Juni 1676]Edele, Erntfeste, Hooghgeleerde, Manhafte, lieve getrouwe, Ga naar margenoot+Het is niet als met de aldergrootste droefheit dat wy die funeste tydinge van het afsterven van wylen den Heer L. Admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, goeder memorie, hebben vernoomen, de welke in ons verdubbelt wordt, als wy gedenken aan zoo veele en menighvuldige diensten, die welgemelde Heer, nu drieëntwintig jaaren achter den anderen, zoo wel door zyne uitsteekende dapperheit en wyzen raadt, als door zyne onwankelbaare getrouwigheit, aan den Staat in 't gemeen heeft toegebraght, en aan ons in 't byzonder de plichten van zyn geboorte, als een getrouw onderdaan, beweezen. Het geeft ons een groote satisfactie, dat niet alleene de vrunden en Geallieerden van deezen Staat zyne diensten hooghlyk roemen, maar dat ook de vyanden zelfs zyne daaden in deeze laatste zeeslaagen moeten verheffen, en tot zyn eerbewyzinge bewoogen worden. Doch de geheele Staat van het vereenighde Nederlandt heeft noch veel meer redenen, zyne groote conduiten en diensten te verheffen, die in zoo veele batailjes en expeditien ter zee zyn beweezen, daar van inzonderheit de jaaren 1672, en 1673. krachtige getuigenissen geeven, alzoo niet alleene door zyne couragie en dapperheit, onder het hooghwys belydt van zyn Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje, de maghtige vyandelyke vlooten van de kusten deezer landen zyn verslaagen, maar ook, door zyne goede, voorzichtige en minzaame conduite, de vloot van den Staat, en alle de Hoofden van de zelve, in een broederlyke eenigheit gehouden, ten tyde dat binnen 's Landts alles ontrust, en, door diffidentie en twyffelachtigheit van gemoederen, en aandringen van de vyanden, in het uiterste gevaar was gebraght. Wy hebben ons dikmaals verheught, dat hy de eere en strydtbaarheit van zyne landtsluiden zoo heeft doen esclatteren. Godt geeve dat deeze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 999]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+geeft van dapperheit en goeden raadt in de zyne magh overgegaan zyn, en vorder in andere, ten dienste van het Vaderlandt, verwekt worden. Maar wy moeten ondertusschen ons zelven en het gantsche Vaderlandt den rouw beklaagen, dat zoo grooten Heldt gevallen is, dat wy ook by deezen aan zyne weduwe, kinderen, en aangetrouwde, wel hebben willen betuigen en verzeekeren, dat wy zyne goede en langwylige diensten nooit en zullen vergeeten, maar altoos in een gezeegende memorie houden, en met alle gunste en dankbaarheit aan haar trachten te erkennen, by alle goede occasien, die wy wenschen dat ons daar toe moogen gegeeven worden. Waar mede, Edele, Erentfeste, Hooghgeleerde, Manhafte, lieve getrouwe, zullen wy Uw Ed. in de protexie des Alderhooghsten beveelen. In 't Hof van Zeelandt tot Middelburgh, den 15 Juny 1676.
Ter ordonnantie van de Staaten van Zeelandt. JUSTUS DE HUYBERT. Mevrouw de weduw ontfing ook een brief van den Heere Keurvorst van Brandenburgh, en daar na noch een' ander van zyn Majesteit van Denemarken: welke brieven insgelyks den rouw beklaaghden, en, in 't Hooghduisch geschreeven, van deezen inhoudt waaren: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[17 Juni 1676]FREDERIK WILLEM, door Godts genaade, Markgraaf tot Brandenburgh, des heiligen Roomschen Ryks Aartskameraar, en Keurvorst, Hartogh in Pruissen, te Maaghdenburgh, Gulik, Kleef, Berg, Stetin, Pommeren, &c. Edele, lieve bezondere,
Ga naar margenoot+Na 't doen van onze gunstige groete, gelyk als wy den zalig gestorven L. Admiraal de Ruiter, in zyn leven, als eenen dapperen en ervaaren Zeeheldt, en oprechten trouwen voorst ander van 't Vaderlandt, zeer hoog geacht, en ook altydt vast vertrouwt hebben, dat hy, als het den Allerhooghsten hadt belieft hem langer te laaten leven, den Vaderlande en de gemeene zaake, met Godts hulpe, noch veele goede en nutte diensten zou gedaan hebben, zoo gaat ons zyn ontydig verlies zoo veel dieper ter harten. Wy hadden wel van harten gewenschtdat hem de goede Godt noch lange en veele jaaren voor 't gemeen, en ten besten van de zynen, hadt behouden: maar dewyl het de zelve, naar zyne heilige wille, anders heeft verzien, zoo twyffelen wy niet, of gy zult u met een Christelyk geduldt en gelaatenheit Gode onderwerpen: en u onder anderen tot een troost laaten dienen, dat deeze Uw echtgenoot, in een heerlyk voorval, en op het bed van eere gestorven, weegens zyne dapperheit, en andre lofwaardige deughden, by ieder een zoo goede naklank heeft nagelaaten, dat ook de volgende tyden zyn gedachtenis in waarde zullen houden. Wy aan onze zyde willen de genegentheit, die wy den zaligh gestorven toedroegen, op u en d'aangehoorigen voortzetten, en by alle voorvallende gelegentheit u zulks in der daadt doen blyken. Onder des verblyven wy U met genaade toegedaan. Gegeeven te Keulen aan de Spreé, den 17 van Junius 1676. FRIDERICH WILHELM. Het opschrift was, Den Edele, onze lieve bezondere N.N. nagelaate weduw van den zaligen Heer L. Admiraal de Ruiter, t'Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1000]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[21 Juni 1676]Ga naar margenoot+CHRISTIAAN de V. door Godts genade Koning tot Denemarken, Noorwegen, der Wenden en Gotten, Hartogh tot Sleeswyk, Holstein, Stormar, en der Dithmarschen, Graaf tot Oldenburg en Delmenhorst, &c. Weledele, lieve bezondere,
Wy hebben uit den brief, die gy in uwen naame aan ons gedienstelyk hebt laaten afgaan, den doodelyken uitgang van uwen zaligen echtgenoot, den L. Admiraal Michaël de Ruiter, met zonderling leedtweezen verstaan. Gelyk ons nu zyne goede hoedanigheden, en de gedienstige oprechte genegentheit, aan ons Koningklyk huis beweezen, genoeghzaam is bekent, ende wy daarom den zelven gaarne een langer leven hadden toegewenscht: zoo zullen wy, nadien het den Allerhooghsten anders heeft gelieft, niet nalaaten gemelden uwes echten mans goede verdiensten altydts in gedachten te houden, en d'onderdaanige diensten, aan ons Koningklyk huis gedaan, aan u en d'uwen, by voorvallende gelegentheden, met Koningklyke gunst en genade altoos erkennen. Gegeeven in onze verblyfplaats te Koppenhagen, den 21 van Junius 1676.
CHRISTIAAN. Het opschrift was,
Der Weledele, onze lieve bezondere Anna van Gelder, nagelaate weduwe van den Heer L. Admiraal de Ruiter.
De Heeren Staaten van Hollandt, die t'allen tyden rechte waardeerders waaren van 's mans verdiensten, lieten hun gedachten gaan ontrent de lykplichten, en beslooten dat men hem met een heerlyke begraaffenis, en graf van eere, of gedenkteeken van marmer, zou vereeren, en naamen daar over dit volgende besluit.
Ga naar margenoot+Op 't gunt de Raadtpensionaris ter vergaadering heeft gepresenteert, is, na voorgaande deliberatie, goedtgevonden en verstaan, dat van weegen haare Edele Groot Moog. de zaake ter Generaaliteit daar heenen zal worden gedirigeert, ten einde het lichaam van wylen den L. Admiraal Generaal Michiel de Ruiter, zoo wanneer het zelve hier te Lande gekoomen zal weezen, door het Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsteraam, tot kosten van den Staat, binnen de stadt Amsterdam voornoemt, magh worden aangedaan een honorable begraaffenisse, mitsgaders, tot een eeuwige memorie van de vroome daaden, en gesignaleerde exploicten en actien van oorlogh, by den zelven ten dienste van den Staat gedaan, en uitgevoert, door het gemelde Kollegie, en tot kosten als booven, magh worden opgerecht een tombe, zoodaanigh als de voorschreeve Ga naar margenoot+daaden en exploicten zyn meriterende; des dat de kosten van de voorschreeve te erigeren tombe niet zullen moogen excederen de somme van tien duizendt guldens eens.
Ga naar margenoot+Daarna werdt ter vergaadering der Heeren Staaten Generaal op dien zelven voet, aangaande de begraaffenis en 't graf van eere, besluit genoomen. Ga naar margenoot+Zyn Majesteit de Koning van Spanje liet niet alleen de rouw aan de weduw en erfgenaamen beklaagen, maar zocht ook met een Koningklyke dankbaarheit de groote diensten, die hy van den Admiraal hadt ontfangen, in zyn zoon t'erkennen, dien hy in zyn plaats met den tytel van Hartogh, en d'inkomst die daar aan vast was, vereerde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1001]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gelyk men zien kan uit de volgende memorie, den vyfden van Augustus, door den Afgezant van Spanje, aan de Heeren Staaten Generaal schriftelyk overgelevert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[5 Augustus 1676]Ga naar margenoot+D'Afgezant van Spanje maakt bekent aan uw Heerlykheden, dat de Koning, tot erkentenis van de groote diensten van den overleden Heer L. Admiraal de Ruiter, hem voor zyn doodt vereert hebbende met den tytel van Hartogh, en van tweeduizendt ducaaten inkoomen op het eerste leen dat aan de Kroon op de LandenGa naar margenoot† van Italie zal vervallen, zyne Majesteit volhardende in de zelve voorneemens, na de doodt van dien grooten Generaal, op dat dit teeken van zyn Koningklyke toegenegentheit zou voortgezet worden, tot voordeel en cieraadt van zyn huisgezin en geslaght, heeft gewildt dat de Heer Engel de Ruiter, zoon van den overledenen, en zyne nakoomelingen na hem, die waardigheit met de zelve qualiteiten zullen genieten. De gezeide Afgezant heeft geoordeelt, uw Heerlykheden zulks te moeten berichten: geloovende dat zy daar in eenigh genoegen zullen hebben, door de achting, welke men wenscht te bewyzen, ten aanzien van hunne onderdaanen, en van persoonen van zoo groote verdiensten, en van zoo grooten yver en nuttigheit voor den algemeenen welstandt van de Monarchie en Ga naar margenoot+van den Staat. Gedaan in den Haage, den vyfden van Augustus 1676.
Was geteekent, DE LIRA. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[25 Augustus 1676]Deeze copye komt van woordt tot woordt over een met zyn origineel, daar ik den Heeren Staaten Generaal kennis van heb gegeeven, door ordre van den Koning: en ten einde dat het blyke daar het noodig zal zyn, heb ik dit tegenwoordig certificaat met myn handt geteekent, en daar op gezet het cachet van myn wapen. Gedaan in den Haage, den 25 van Augustus 1676.
DE LIRA.
Dan te deezer gelegentheit staat te verhaalen 't geen den elfden van Augustus tusschen Don Emanuel Francisco de Lira, Afgezant van Spanje, en den Heer Bernardus Somer, Predikant t'Amsterdam, schoonzoon Ga naar margenoot+van den L. Admiraal de Ruiter, in den Haage voorviel. De Heer Somer bedankte zyn Excellentie den Afgezant over het rouwbeklagh, dat hy aan zyn schoonmoeder hadt laaten doen: en ook over d'eere en tytel van Hartogh, aan den L. Admiraal, zyn schoonvader, opgedraagen, voor zoo verre die het huis raakte. Zyn Excellentie zeide, dat hy door veele beletzels was verhindert geweest om in persoon t'Amsterdam te koomen, 't welk hy anders gemeent hadt te doen, en by bequaame gelegentheit Ga naar margenoot+noch zou doen. Daarna verklaarde hy, dat by 't Hof van Spanje, en by hem in 't byzonder, zoo groote droefheit was en werdt gemaakt over de doodt van den L. Admiraal de Ruiter, als over een' vader. Dat hy zonder traanen niet kon gedenken aan zyn byweezen, van hem altydts hoogh geacht en gezocht. Dat hy zyn weerga in zedigheit en godtvruchtigheit niet hadt gezien: dewyl hy zoo groote zaaken uitvoerde, en zoo weinigh op gaf: daar hy een staal van gaf, als men hem vraaghde, of het niet schrikkelyk was de zeegevechten, en dat zoo dikwils, en tegen zoo groote maghten, by te woonen? en hy daar op antwoordde, het is wel wat heet, maar het gaat haast over. Ein- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1002]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delyk Ga naar margenoot+zey de Gezant, dat by van den Admiraal zoodaanige gedachten hadt als van een heiligh man, en als van een Apostel: en dat hy dit niet dan uit den grondt van 't hart, en met de hartelykste beweeging sprak. Deeze woorden waaren te meer aanmerkelyk, om dat ze uit den monde van eenen Roomsch-Catholyken Spanjaardt quaamen. De Heer de Lira verklaarde voorts, dat, volgens de meening van zyn Majesteit, de Heer Admiraal de Ruiter most aangemerkt worden niet als geschikt tot Hartogh, maar als in der daadt Hartogh geweest: zulks dat hy als d'eerste, en zyn zoon Jonker Engel de Ruiter als de tweede Hartogh most gereekent worden: dat 'er de tytel van de plaats niet kon bygevoeght worden, zoo lang als 't leen noch niet aan de Kroon was vervallen: dat ondertusschen de tweeduizendt ducaaten uit de goederen in Vlaanderen, door hem Afgezant, aan den Schoutbynacht de Ruiter zouden betaalt worden: ieder half jaar de helft. De gemelde Schoutbynacht de Ruiter (die daarnaGa naar margenoot†, door zyn Hoogheit den Prins van Oranje, tot Viceadmiraal, in de plaats van de Haan, werdt aangestelt) was te deezer tydt in d'Oostzee, by de vloot die men ten dienst van den Koning van Denemarken, en den Keurvorst van Brandenburg, derwaarts hadt gezonden, en verstondt voor 't eilandt Rugen, dat zyn Majesteit van Spanje den tytel van Hartogh, met het inkoomen van de tweeduizendt ducaaten, dat zyn vader was vereert, nu aan hem hadt geschonken. Doch oordeelende dat die eernaam van Hartogh hem in Hollandt te ver van de burgerlykheit afweek, en hem meer tot last dan tot Ga naar margenoot+luister zou strekken, verzocht dat men dien eernaam in een minder tytel zou verwisselen. Daar zedert op volgde, dat de Koning hem en zyn nakoomelingen, mannen en vrouwen, met den tytel en waardigheit van Baron van zyn naam, de Ruiter, vereerdeGa naar margenoot↓. Doch de Koningklyke erkentenis ging noch verder; want toen de Viceadmiraal Engel de Ruiter, etlyke jaaren daarna, den Vaderlande, dat iets groots van hem verwachtte, in de kracht zyner jaaren, door de doodt werdt onttoogen, zonder dat hy, die nooit getrouwt was, kinderen naliet, en dat Ga naar margenoot+de manlyke afkomst van de Ruiter met hem eindigde, beliefde het den hooghgemelden Koning, den tytel van Baron de Ruiter, met de tweeduizendt ducaaten s jaars, op nieu over te draagen, en te vereeren aan zyn zusters tweeden en jonghsten zoon, die, na zyn grootvader genoemt, den naam aannam van Michiel Witte de Ruiter: maar dien de doodt belette dat hem des Konings goedtgunstigheit ter ooren quam, toen hy, Luitenant op 't schip van zynen vader, den Kapitein Johan de Witte, onlangs, met 's Landts vloote van dien ontydigen toght naar Gottenburgh t'huis keerende, in dien vervaarlyken zeestormGa naar margenoot†, daar zoo veel van 's Landts scheepen schipbreuk door leeden, met den Kapitein zynen vader, en veel volks, jammerlyk verongelukte, en verdronk: een Ga naar margenoot+jongeling, die te meer werdt betreurt, om dat hy, zyn grootvaders naam voerende, ook in deught en heldenaardt naar hem zweemende, een ongemeene hoop gaf van zyn spoor te zullen volgen, jaa daar waarlyk Ga naar margenoot+een Admiraal in stak. Doch 't aaneenhangen der zaaken, en dat deerlyk lot van dien jongen Michiel, heeft my buiten den tydt gevoert, Ga naar margenoot+die nu te hervatten staat. Dat het sterven van den L. Admiraal de Ruiter den Koning van Spanje, voor wien hy zyn bloedt hadt verstort, ter harten ging, en dat hy zyn gedachtenis in waarde hieldt, kon niemant vremt voorkoomen. Zelf de Koning van Vrankryk, die hem met d'ordre van Sint Michiel, en de Koningklyke afbeelding en gulden kee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1003]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten Ga naar margenoot+vereerde, toen hy vriendt was van den Staat, betoonde nu noch, in 't midden der vyandtschap, hoe hoogh dat hy dien grooten Zeeheldt achtte; beveelende, indien zyn lyk ontrent eenige van zyn zeehavens quam, of daar voorby zeilde, dat men 't met het losbranden van 't geschut Ga naar margenoot+zou vereeren. Zyn Majesteit van Grootbritanje, en des zelfs broeder, de Hartogh van Jork, tegens wie hy zoo dikwils de wapenen voerde, waaren zoo edelmoedig, dat zyn doodt hun wee deed. Ook weet ik uit den monde van den Viceadmiraal de Ruiter, dat hy, noch Schoutbynacht zynde, zyn Hoogheit den Prins van Oranje op zyne reize naar Engelandt (ten tyde van zyn huwlyk met de Princes van Jork) verzellende, toenGa naar margenoot† d'eere hadt van des Konings en des Hartoghs handen te kussen, en dat ze, met hem in gesprek getreeden, zyn vaders doodt, met het ophaalen van des zelfs lof, zeer beklaaghden: en dat de Koning, onder andre redenen, tot hem zeide: Het heeft my verwondert, dat de Heeren Staaten uw vader, zoo groot een Admiraal, met zoo weinig machts naar Sicilie hebben gezonden, en gewaaght. Dan nu staat ons 't vertrek van 's Landts vloot, en 't overvoeren van 't lyk Ga naar margenoot+naar 't Vaderlandt, te melden. Het leedt noch aan tot in de maandt van AugustusGa naar margenoot↓ eer de vloot van Palermo naar Napels, om daar veiliger te leggen, met het lyk vertrok, en wel veertien daagen eer ze daar aanquamGa naar margenoot‡. Hier begost de ziekte en sterfte te verminderen. Onder wylenGa naar margenoot* was de Predikant Westhovius, met de tyding van de ramp van Palermo, in Hollandt gekoomen. Daar verscheide beraadtslaagingen op volgden, aangaande 't verzeekeren en versterk van de vloot: en verders werdt goedtgevonden, dat de Schoutbynacht Philips van Almonde, met den Predikant Westhovius, zonder uitstel, te post over landt naar Napels zou vertrekken, om 't gebiedt en bestier over de vloot t'aanvaarden. Aangaande het lyk van den L. Admiraal de Ruiter werdt hem belast, dat hy 't met twee scheepen, die de vloot minst konden dienen, zoude afzenden: ten waare noch spoediger en veiliger gelegentheit van weerbaare scheepen moght voorkoomen. Ook meenden zommigen, dat, in gevalle dat men uit de vloot geen scheepen kon missen, het moogelyk maar een woordt zou behoeven te kosten, om by zyn Majesteit van Grootbritanje te verkrygen dat het met een Engelsch oorlogschip zoude afkoomen. Doch die voorslagh werdt niet gevolght: Ga naar margenoot+ook bleef het lyk in de vloot tot dat ze te rugh keerde. De Schoutbynacht Almonde quam den vierden van September te Napels, daar hy straks ordre stelde, ten einde dat zich al de Kapiteinen op het spoedighste Ga naar margenoot+van alles zouden voorzien, om met den eersten te konnen zee kiezen, en de scheepen, die tot versterking van de vloot uit het Vaderlandt Ga naar margenoot+stonden te koomen, te gemoet zeilen. Doch den vierden van October t'zeil gaande, en den derden van November in de baay van Kadix koomende, ontfing hy daar eerlangGa naar margenoot† de tyding en ordre, dat men met de vloot naar 't Vaderlandt zou keeren. Den achtienden ging men onder Ga naar margenoot+zeil, en de Schoutbynacht Almonde quam den tienden van December, met het schip d'Eendraght, dat het lyk van den L. Admiraal de Ruiter in hadt, voor 't Landt ten anker, en verloor tusschen den twaalfden en Ga naar margenoot+dertienden, door 't hardt weder, twee ankers na elkander: doch hieldt Ga naar margenoot+evenwel zee tot den vyftienden, toen de Graaf van Styrum, en de Kapitein Schey, die al drie daagen in Texel waaren geweest, weêr by hem quaamen: zeggende, dat het onmoogelyk was, door de sterke vorst en 't zwaar ys, in de zeegaaten in te vallen: dies werdt men te raade naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1004]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Engelandt over te steeken, en quam den zestienden in Sint Helenaas Ga naar margenoot+baay, voor aan Wicht, en begaf zich van daar tot op de reede van Portsmuiden. Daar lagh men tot dat het begon te dooyen, en ging den vierentwintighsten van Januarius des jaars mdclxxvii weêr onder zeil: doch men werdt door mist en harde windt tegengehouden, en quam eerst den dertighsten van de maandt met het schip en 't lyk in de Ga naar margenoot+haven van Hellevoetsluis. Daar op begaven zich de Schoutbynacht de Ga naar margenoot+Ruiter, en zyn schoonbroeder den Predikant Somer, terstondt derwaarts, om 't lichaam af te haalen, en vonden daar den eersten van Februarius hunnen vader, door de doodt en 't balssemen zeer veranderdt, Ga naar margenoot+en ongedaan. Den vierden werdt het lyk in een groot jacht der Admiraaliteit Ga naar margenoot+van Rotterdam, geheel met rouw bekleedt, en met rouwvlaggen Ga naar margenoot+ behangen, overgescheept. Daar de Schoutbynacht de Ruiter, en Ga naar margenoot+zyn schoonbroeder den Predikant Somer, terstondt meê vertrokken naar Rotterdam; dewyl 't op nieuw begost te vriezen. In 't afscheiden schoot het schip d'Eendraght zeventien schooten, en daarna noch driemaal. Al d'andre scheepen, en bateryen van de sterkte te Hellevoetsluis, vereerden 't lyk van den Admiraal insgelyks met etlyke eerschooten, Ga naar margenoot+en 't quam ter naauwer noodtnoch 's anderendaaghs te Rotterdam, Ga naar margenoot+en most daar, door belet van den vorst en 't ys, voor eerst blyven leggen. Daarna verzochten de Heeren Raaden ter Admiraaliteit tot Rotterdam, Ga naar margenoot+en de Wethouders der stadt, dat men 't lyk doch in hunne Ga naar margenoot+stadt te Rotterdam zou begraven; op dat die stadt door de grafstede van dien doorluchtigen Heldt moght worden vereert. Doch de zoon en d'erfgenaamen konden in dat verzoek niet bewilligen: dewyl de Heeren Staaten van Hollandt te vooren hadden beslooten, dat men de stadt van Amsterdam met zyn grafstede zou verheerlyken. Ook hadt men daar tot dien einde alreedts etlyke graven in 't koor der nieuwe Kerk opgekocht, en men was vast beezigh om de grafkelder te maaken. In de stadt van Amsterdam hadt hy zyn woonplaats gehadt, daar was hy burger geweest, en van de Wethouders altydts in groote waarde gehouden, en 't scheen derhalven billyk te zyn dat ook zyn gebeente daar Ga naar margenoot+zou rusten. Dies bleef men by 't voorneemen van 't lyk naar Amsterdam te voeren, en voer, zoo haast als 't weer wat ontliet, met het jacht derwaarts: doch men vondt zoo veel ys onder weegh, dat men niet Ga naar margenoot+voor den zestienden der maandt t'Amsterdam binnen de paalen quam. Toen braght men den dooden Admiraal in 't huis daar hy by zyn leven in woonde. Waar op de rouw der huisgenooten, die door de tydt een weinig was bedaardt, door 't aanschouwen van 't doode lichaam, weer op nieuw in bittre traanen uitborst; eveneens gelyk een wonde, eer ze noch Ga naar margenoot+toeloopt, zomtydts door hevige ontsteltenis ontspringht, en naauwlyks te stempen is. Daarna werdt ter vergadering van de Heeren Staaten Generaal, en der Heeren Staaten van Hollandt overleidt, op wat wyze men den L. Admiraal op het heerlykste, tot kosten van het Landt, zou ten grave brengen. Hunne Hoog. Moog. zonden eenige Heeren uit het midden van hunne vergadering, om met Mevrouw de weduwe, den Ga naar margenoot+zoon en d'andre erfgenaamen t'overweegen, op wat dagh dat men 't lyk zou ter aarde bestellen, en als daar toe de achtiende van Maart werdt voorgeslaagen, lieten zich hunne Hoog. Moog. dien dagh welgevallen, en bevaalen het Kollegie ter Admiraaliteit, de noodige uitschryving aan de Kollegien der Regeering ten dien einde te laaten afgaan, om door hunne Gedeputeerden de lykstaacy hy te woonen: als ook aan de vier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1005]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Hooftofficieren, of L. Admiraalen van de vloote van den Staat, om op dien dagh t'Amsterdam te verschynen, en den L. Admiraal Generaal de leste eere te helpen bewyzen. Op dat aanschryven van de Heeren Raaden ter Admiraaliteit, dat den achtsten Maart was geteekent, zyn daarnaGa naar margenoot† uit het midden van de vergadering der Heeren Staaten van Hollandt en Westvrieslandt vier Heeren gecommitteert, om met hun byzyn de lykstaacy te vereeren: te weeten, P..... Zoete de Lake van Villers, Heer van Zevender, uit d'ordre van de Ridderschap; mitsgaders de Heeren Muis van Holy, Johan van Maarsseveen, en Kornelis van der Lyn, Burgermeesteren en Oudtburgermeesteren der steden Dordrecht, Amsterdam, en Alkmaar. Voorts werdt d'ordre en rang der begraaffenis vastgestelt, op den voet gelyk men uit het afschrift van de volgende resolutie kan zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[16 Maart 1677]Extract uit de resolutien van de Heeren Staaten van Hollandt en Westvrieslandt, in haar Ed. Groot Moog. vergadering genoomen, op Dingsdagh, den 16 Martii 1677. Ga naar margenoot+De Raadtpensionaris heeft ter vergadering gerapporteert, dat haar Hoog. Moog. by der zelver resolutie van den 25 der voorleede maandt February, hadden gearresteert, dat op de begraaffenis van het doode lichaam van den Heer L. Admiraal de Ruiter zoude worden geobserveert de ordre, hier na volgende. Dat voor aan zouden gaan eenige kompagnien soldaaten, leggende tot Amsterdam in guarnisoen, met sleepende vaandelen, en musketten onder d'armen, met de trompen nederwaarts hangende. Voorts eenige persoonen om den rouw te leiden. Vier Trompetters met zwarte laakenscherokken, de tromppetten behangen met groote quispels en 't wapen van den Heere L. Admiraal. De groote Admiraals vlagh. Twee standaarden. De vier quartieren. 'T groot blazoen. Gantelets, gedraagen aan een stok. Het casquet. De spooren, gedraagen aan een stok. Het rappier in de scheede met het gevest om hoogh. De wapenrok, op een stok gedraagen. Een rouwpaardt met de wapenen van den Heer L. Admiraal. Dat het lyk zoude worden gedraagen onder het kleedt van 16 of 18 booden, die verpoost zouden worden door 16 of 18 persoonen, en dat het lyk van buiten zoude worden gedraagen door 16 of 18 Scheepskapiteinen, en de vier hoeken van het kleedt opgehouden door vier Hooftofficieren van de vloote van den Staat. Een man in het harnas, hebbende in zyn rechterhandt den stok van commandement. Eenige bidders. De Heeren Gecommitteerden uit de respective Kollegien ter Admiraaliteit. De bloedtvrienden en geallieerden. De Heeren Gedeputeerden van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden, buiten den rouw, te weeten zonder rouwmantels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1006]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De Heeren Gecommitteerden van den Raadt van Staate. De Heeren Gedeputeerden van de Heeren Staaten van Hollandt en Westvrieslandt. De Heeren Schout, Burgermeesteren, Scheepenen en Vroedt schappen der stadt Amsterdam. Waar op gedelibereert, ook naargezien zynde de retroacta van de begraaffenisse van den L Admiraal Tromp zal. als mede van haare Hoogheden Prinssen, Fredrik Hendrik, en Willem van Oranje, hooghloffelyker memorie, hebben haare Ed. Groot Moog. haar de voorschreeve ordre wel laaten gevallen.
Accordeert met de voorschreeve resolutie. SIMON VAN BEAUMONT.
Doch ontrent dees ordre en rang viel noch eenige kleene verandering, in 't volgende verhaal aan te wyzen. Voorts, om te weeten wat rang zyn Hoogheit de Prins van Oranje, als Erfadmiraal Generaal der vereenighde Nederlanden, zoude hebben, werden de Heer van Heukelom, en andre Gedeputeerden tot de zaaken van de zee, gelast, om met zyn Hoogheit daar over te spreeken, en werdt verstaan, dat zyn Hoogheit iemant van zynent weegen, tegens den bestemden dagh en uure, Ga naar margenoot+naar Amsterdam zoude zenden, om de voorzeide begraaffenis by te woonen, en dat de zelve, als zullende zyn Hoogheit in den voorzeiden hoogen staat en waardigheit van Erfadmiraal representeren of verbeelden, den rang zoude neemen en houden even voor de Heeren Gecommitteerden uit de Kollegien ter Admiraaliteit. Hier op werdt de Heer van Zuylichem door zyn Hoogheit naar Amsterdam gezonden, om zyn plaats te bekleeden. De hooghgemelde Prins schreef ook te dier tydt den volgenden brief aan de Vrouwe weduwe en verdre erfgenaamen.
Edele, Erentfeste, voorzienige, zeer discreete, vroome, lieve bezondere, Ga naar margenoot+Wy hadden gaarne in persoone geassisteert de ceremonie van de begraaffenis van wylen den Heere L. Admiraal de Ruiter, U E.E. respective man en vader, ende daar by betoont in hoe groote achtinge by ons is de memorie van de zeer considerable diensten, by hem lange jaaren aan den Lande gedaan. Maar alzoo wy, ter zaake van ons tegenwoordig vertrek te velde, daar toe niet en hebben konnen vaceren, hebben wy goedt gevonden, onzen persoon in gemelte begraaffenis te doen representeren door den Heer van Zuylichem, onzen eersten Raadt en Rekenmeester, dien wy voorts gelast hebben, U E.E. gezaamentlyk te verzeekeren van onze vrundtwillige genegentheit tot U E.E. allen ende Ga naar margenoot+ieder een in 't byzonder, om het zelve in voorvallende occasien te bewyzen, zoo U E.E. gemelte Heer van Zuylichem by monde naarder zal vertoonen. Waar toe ons gedraagende, Edele, erentfeste, voorzienige, zeer discreete, vroome, lieve bezondere, beveelen wy U E.E. in Godes heilige bescherminge. In 's Gravenhage, den.. Maart, 1677.
U E. goedtwillige vriendt, G.H. PRINCE d'ORANGE.
Ten bestemden daage, op den achtienden van Maart, een Donderdagh, werdt d'uitvaart van den Heere de Ruiter, (dien nu in de ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1007]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukte Ga naar margenoot+noodingceelen de tytel van Hartogh, Ridder &c. en L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt werdt gegeeven) met een Vorstelyke staatsy, en ongemeene toeloop van allerley menschen, Ga naar margenoot+t'Amsterdam gehouden, en het lyk naar 't graf gebraght. Eerst quaamen de vier Onderschouten der stadt Amsterdam, en 't volk van de ratelen ruiterwacht met stokken voor uit, om door den drang der menschen plaats te maaken. Toen quam de Majoor der stadt, Witzen, wiens paardt voor hem werdt geleidt, gevolght van twee compagnien stadts soldaaten, met sleepende vaandels en pieken, de musketten onder den Ga naar margenoot+arm, en met de trompen nederwaarts. In hunne dassen en aan hun geweer hadden ze zwartte strikken, en de trommels waaren met zwart laaken bedekt, dat een dof en droef geluidt gaf. Na de soldaaten quaamen Ga naar margenoot+tien Aanspreekers ter begraaffenisse, als leiders van den rouw: Ga naar margenoot+voorts vier Trompetters, in zwarten rouw gekleedt, welker trompetten met zwarte quispels waaren voorzien, en daar 't wapen van den Ga naar margenoot+L. Admiraal aan hing: daarna de groote Admiraals vlagh, van zwarte, zyde, daar 't wapen des Admiraals op was geschildert, en die gedraagen werdt door Jan Janszoon bout, Kommandeur op een brandtschip. Ga naar margenoot+Hier op volgden de standaart, gedraagen door den Heer Brunink: de Ga naar margenoot+vier quartieren of deelen van des Admiraals wapen, met Hartoghlyke kroonen, gedraagen door de Heeren Tak, de Vlaaming, de Huibert Ga naar margenoot+en Stevens: het groot blazoen, gedraagen door den Branderkaptein Ga naar margenoot+Hendrik Rosaeus: de spooren, door Johan van Genderen: de gantelets, Ga naar margenoot+of yzere handtschoenen, door Tellier: het rappier door Bouwens: het Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+kasquet door Korbée: de wapenrok door den Luitenant Boek. Daarna Ga naar margenoot+volgde het rouwpaardt, met zwart laaken tot d'aarde toe bedekt, Ga naar margenoot+en behangen met vier wapenschilden des Admiraals, 't welk geleidt wierdt door de Luitenanten de Zwaan en van Bassen: daarna noch een Ga naar margenoot+standaart, gevoert door Manart: daarna een Curassier, of geharnast man, Ga naar margenoot+met den stok van 't gebiedt in zyn rechterhandt: toen quam de baare Ga naar margenoot+en doodtkist met het lyk, behangen met acht wapenschilden, en gedraagen van achtien booden onder 't rouwkleedt, die door andere achtien werden verpoost: buiten aan 't kleedt gingen zestien Scheepskapiteinen: te weeten, Gillis Schey, Hendrik van Tol, Daniel Elzevier, Jakob Willemszoon Broeder, Jan Minne, Isaak van Uitterwyk, Niklaas Boes, Philips de Munnik, Volkart Swart, Gillis Schey de Jonge, Van der Dussen, Abraham van Syl, Pieter Dekker, Matthys Meegangk, Kornelis Tyloos, en Jonker Jan van Abkoude. De L. Admiraalen Aart van Nes en Willem Bastiaanszoon Scheepens, en de Viceadmiraalen Kornelis Evertszoon en Thomas Vlugh, (de twee leste in 't afzyn van de L. Admiraalen Adriaan Bankert en Enno Doedeszoon Star) hielden de vier hoeken van 't lyk kleedt. Straks achter 't lyk volgde de Heer Konstantyn Huigens, Heer van Zuilichem, Ridder, eerste Raadt en Reekenmeester van zyne Hoogheit den Heere Prinssie van Oranje, gemaghtight om zyn Hoogheits persoon, als Erfadmiraal Generaal, te verbeelden. Hier na volgden de Gecommitteerden uit de Kollegien ter Admiraaliteit. Toen quam de Heer Engel de Ruiter, des Admiraals eenigen zoon, dien onlangs den tytel van Hartogh in zyn vaders plaats was opgedraagen, voorts Ridder, en Schoutbynacht van Hollandt en Westvrieslandt. Hy ging met een lange rouwmantel, die, op d'aarde sleepende, zomwyle van een dienaar werdt opgeheven en gedraagen. Een andre dienaar droegh zyn degen. Na hem volghde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1008]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Thomas Pots de Jonge, het zoontje van den Predikant Thomas Pots, dat, om zyn jongkheit, voor ouder neven ging, en door een dienaar by de handt werdt geleidt. Daarna quaamen Johan de Witte, Kapitein onder 't Kollegie ter Admiraaliteit t' Amsterdam, Thomas Pots, Predikant te Vlissingen, en Bernardus Somer, Predikant te Amsterdam, schoonzoonen van den overleden, voorts Kornelis en Michiel de Witte, zoonen van den Kapitein de Witte, straks gemeldt, en daarna Abraham Schoorer, voorzoon van wylen Johan Schoorer, weleer getrouwt met Alida de Ruiter, dochter van den overleden, en Thomas Pots de Jonge, gevolght van d'andre vermaaghschapten, vrienden of bekenden van den overleden. Onder de zelve waaren de Heeren Fredrik Willem, Graaf van Styrum, de Predikant Theodorus Westhovius, de Professoren Ludovicus Wolzogen en Petrus Francius, Don Emanuel Neunes Belmonte Conte Palatyn, Agent van zyn Majesteit van Spanje, en de Heer François Muller, Kommissaris van de Kroon van Denemarken, en anderen. Hier achter gingen de Heeren Gedeputeerden van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden: de Heeren Gecommitteerden van den Raadt van Staate: de Heeren Gedeputeerden van de Ed. Groot Moog. Heeren Staaten van Hollandt en Westvrieslandt: de Heer Schout, de Heeren Burgermeesteren, de Heeren Scheepenen, de Heeren zesendertigh Raaden, en de Heeren Kommissarissen, Pensionarissen en Secretarissen der stadt Amsterdam: de Bedienaaren des goddelyken woordts, van de Duitsche, Waalsche en Engelsche gemeentens: d'Ouderlingen, en daarna de Diakonen van de zelve gemeentens: de Heeren Bewindthebbers van de Oostindische Compagnie, en der zelver Advocaaten: de Heeren Bewindthebberen der Westindische Compagnie, en der zelver Advocaat: de Heeren Professoren: de Heeren Rectoren: de Heeren Officianten en verdre bedienden of Suppoosten aan het Hof ter Admiraaliteit; mitsgaders de Heeren Officieren ter zee: de Heeren Kerkmeesters: de Heeren Regenten van de Godtshuizen: en de Heeren Broeders van het Schoonevaars gildt: daarna volgden eenige geweezene of oude Regenten. Ook de Heer Glaude Antonio Richard, Konsul van Spanje, en de Heer Stephan Andreæ, Consul van Genua, en veele voornaame burgers en koopluiden, ook d'Ouderlingen van de Joodtsche natie, en daarna noch etlyke burgers, en ten leste een ontallyke meenighte van allerley soorte van menschen, gemengelt en zonder orde. Dus braght men 't lyk in de Nieuwe Kerk, en voorts in 't koor, dat rondtom met zwarte baay was behangen, en daar men de lykcieraaden, die men voor 't lyk hadt gedraagen, in ordre en rang ter neder stelde. Terwyl men 't lyk in de grafkelder, die aan 't einde van 't koor was gemaakt, neder zette, schooten etlyke honderden Stadtssoldaaten, die op den Dam ontrent de kerk in ordre stonden, tot driemaalen toe gelykelyk los, welk schieten door een fregat van oorlogh met vierentwintig stukken, ten dien einde voor de stadt op stroom leggende, tot driemaalen met het losbranden van 't geschut werdt beantwoordt: en tusschen dat schieten werdt in de kerk op de trompetten geblaazen. Al 's Landts oorlogsscheepen, die voor d'Admiraaliteits timmerwerf in 't hok laagen lieten de vlaggen hangen, terwyl d'Admiraal, die de hooftvlagh van den Staat zoo lang hadt gevoert en verdeedight, werdt begraaven. Daarna werdt des Admiraals wapen in een oopen rouwkas om hoogh boven 't graf ten toon gehangen, en rondtsom de vier quartieren of wapendeelen, en daar onder de wapen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1009]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rok Ga naar margenoot+vastgehecht. Men zette het kasquet boven de rouwkas, en aan elke zyde werdt een van de standaarden uitgesteeken, en wat hooger, in 't midden, de groote Admiraals vlagh. Geduurende dees uitvaarten lykstaatsie was gantsch Amsterdam als op de been, en veel duizenden van menschen, ingezeetenen en uitheemschen, vervulden de straaten en burgh wallen, waar langhs de staatsie zich vertoonde. Alle stoepen, luiffens en vensters, kamers en zolders, krielden van aanschouwers, en zommige plaatzen werden ten dien einde dier gehuurt. Men kan hier twysselen of de nieuwsgierigheit om de praal en pracht der uitvaart te zien, dan of de genegentheit en zucht tot den dooden zeeheldt grooter was, want alle monden waaren vol van zyn lof, en alle tongen verkondighden zyn heldendaaden en trouwe diensten, den Vaderlande beweezen. Straks na d'uitvaart, 's avondts ten zes uuren, werdt in de Wester kerk, (daar men op Donderdagh gewoon is in 't Fransch te prediken, en nu de preeke een uur laater hadt gestelt) door den Heer Ludovicus Wolzogen, Professor der kerkelyke Historien en Predikant Ga naar margenoot+in de Fransche gemeente, een lykpreeke gedaan, over de woorden uit het tweede boek der Koningen, Myn vader, myn vader, wagen van Israël en zyne ruiteren: woorden die degeleerde Predikant, met groot cieraadt van welzeggen, op den Admiraal de Ruiter paste: toonende Ga naar margenoot+dat gelyk Israël in Elias zyn wagen en ruiteren hadt, daar zyn kracht in bestondt: zoo ook dees groote zeeheldt de kracht des Vaderlandts was geweest. Ook hadt d'oudtste der Amsterdamsche Predikanten, Ga naar margenoot+Henricus Rulæus, te vooren zyn doodt op den maandelyken vast- en Ga naar margenoot+bededagh met een beweeghlyke predikatie betreurt, over de woorden van David, O cieraadt van Israël, op uwe hooghte is hy verslaagen, hoe zyn de Helden gevallen: waar na een ieder met een verslagen, hert en schreijende oogen aandachtelyk luisterde. Maar op den dagh na de Ga naar margenoot+begraaffenis liet zich de Heer Petrus Francius, Professor der Historien en Latynsche welsprekenheit, in 't koor der Nieuwe kerk, dat geheel met rouw was behangen, ter eeren des grooten Zeeheldts, hooren. Hy stondt op een spreekstoel, (niet ver van 't Heldengraf) voor deezen opgerecht om daar Latynsche redeneringen te doen, en hadt veele aanzienlyke Heeren, ook de bloedtvrienden van den Admiraal, en een Ga naar margenoot+groote meenighte van andre menschen, tot toehoorders. Hier heeft hy, door het uitspreeken van een Lykdicht, meer dan elfhonderdt vaarssen lang, den uitneemenden Heldt op een uitneemende wyze gepreezen, en zyn groote oorloghsdaaden, en hooge heldendeughden, in zuiver Latyn, met een hoogen toon getrompet. Doch daarna werdt dat gedicht door hem zelf in 't Nederduitsch vertaalt. Ontrent den tydt der begraaffenis quaamen ook verscheide Nederduitsche Lykdichten te voorschyn, overvloeijende van genegentheit en lof: ook van kunst, door de zuiverheit en kracht der hooghdraavende taal, en d'uitneementheit van aardige gedachten en zinryke vonden. Onder deeze verdienden d'eerste plaats de Lykdichten van Johannes Vollenhove, Predikant in 's Gravenhage, Johannes Antonides, van Arnold Monen, Predikant te dier tydt ten Hardenberg, en nu te Deventer, en van Joachim Oudaan. Ook werdt toen dit grafschrift, dat den Heldt, en zyn doodt, met weinig woorden uitdrukte, by veelen geleezen:
Hier rust de RUITER, hooft en heil van Hollands vlooten.
De vrye Staat werdt door zyn voet in 't hert geschooten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1010]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Die nooit volpreezen Heldt was met zich zelf te mildt.
Dat onwaardeerlyk bloedt werdt veel te licht gespilt.
Daarna dit volgende:
Hier wordt de RUITER van het vaderlandt beschreit,
Zyn zeekund', vaste trouw en heldendapperheit,
Van Godt gezeegent in de beste en booste tyden,
Verdiende een zeelaurier in vyftien groote stryden.
Voorts werdt ook toen ter tydt een gedenkpenning geslaagen of geschroeft, op wiens eene zyde de Admiraal was afgebeeldt, en op d'andre het zinnebeeldt van een zeestrydt, met de spreuk PUGNANDO, Al strydende. Hier by las men twee byschriften van den Dichter Joachim Oudaan, die dus luiden:
Op het Borst-beeldt van den
Heer Admiraal Michiel de Ruiter.
EEn Heldenaart, een Admiraal,
Een Borst vol vuurs, een Man van staal,
Een ys're Slagvuist in de wapen,
Een Standert-zuyl van 't Vaderland,
Een Atlas van onwank'len stand,
Een Manshart tot de Zee geschapen,
Een voorschets in de Zeevoogdy,
Een schrik der dwingend' Heerschappy;
Of wil men dat men tevens uyter'
Wien hier de Konst in 't kleen besloot?
Al vult zyn Naam de Wereld-kloot:
't Is Michaël, 't is Held de Ruyter:
Vraag verder niet; genoeg gezeyt
Van 't Heldenbeeld der dapperheid.
Op het
Zinnebeeld van den Zeeslag, Met de spreuk Pugnando, Al strydende.
ZIe hier een Zeestryd afgebeeld:
Nu vraag niet, waar, of hoe verdeeld?
Men neem 'er die m'er voor wil neemen;
Men neem 'er van de veertig een,
In and're Zon of and're Zeên;
't Zal t'elkens na de zelve zweemen:
Zoo volgt, op Ruyters Strydbaarheyd,
De zege steeds zyn wys beleyd:
Al strydend' hoog in top geheven;
Al strydend heeft hy, noyt geraakt,
Zich roemryk, en vermaart gemaakt;
Al strydend' sloot hy 't heerlyk leven:
Maakt Kroon, of Purper, Pracht of moed,
hIIkLe VrtzIIn LaVW'ren Met zIIn bLoeD.
Doch niet dat hem na zyn doodt tot grooter luister strekte, en zynen naam d'onsterffelykheit meer toewydde, dan het gedenkteeken van maarmersteen, met de byschriften, dat, op kosten van den Staat, tot erkentenisse zyner heerlyke daaden en getrouwe diensten, boven zyn graf werdt opgerecht. Dit voortreffelyk werk was eerst ontworpen en geteekent door den kunstigen Beeldthouwer Rombout Verhulst, die 't Ga naar margenoot+daarna in steen hieuw, en eindelyk in den jaare mdclxxxi voltooide, en in die gestalte, gelyk men 't nu aanschouwt, heeft opgezet. 'T werdt boven den grafkelder, aan 't einde van 't koor, op d'aanzienlykste plaats, recht over de koopre koortraalien, opgerecht, ontrent dertigh voeten hoogh, en dertig voeten breedt. Eenige voeten boven d'aarde lagh het beeldt van den Admiraal, naar 't leven van witte marmersteen uitgehouwen, met een gebiedtstok in de rechterhandt, en de slinker op de borst, rustende met het hooft op een stuk geschuts: aan elke zyde zagh men een Triton, blaazende op den zeehooren. By ieder Triton stondt een zuil of pylaar van zwarte marmersteen, daar 't bovenwerk op rustte. Tusschen die twee pylaaren, in d'achtergrondt, was een zeestrydt uitgehouwen, met een groote stevenkroon vercierdt, die twee schreijende kinderkens vast hielden. Wat hooger stondt het wapen van Hollandt, aan de rechter, en het wapen van de zeven vereenighde Provincien, aan de slinker zyde, beide door kinderkens gedraagen. Boven die twee wapens zagh men de Faam in de locht, die de loflyke heldendaaden trompet. Noch hooger werdt het adelyk wapen des Admiraals, ('t welk zyn Majesteit van Spanje met een rooden Leeuw in 't | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De 4 Substituyt Schouten.
2. De Ratel en Ruiterwachts. 3. Het Paardt geleidt voor. 4. De Hr Majoor Witzen. 5. 2 Compagnien Soldaten. 6. Tien Aenspreekers 7. Vier Trompetters. 8. De Groote Admiraals Vlagh. 9. De Standaert. 10. 11. 12. 13. De Vier Quartieren. 14. Het Groot Blasoen. 15. De Spooren. 16. De Handschoenen of Gantelets. 17. Het Rapier. 18. Het Kasquet. 19. De Wapen Rok. 20. Het Rouw Paardt. 21. De Tweede Standaert. 22. De Curassier met de Regimentstok. 23. Het Lyk van 18 Personen gedragen. 24. De 4 Admiralen hielden de Vier hoeken van 't Baer kleet. 25. Sestien Zee Kapiteinen rontom Lyk dragende het Baer kleet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. De H.r Konstantyn Huigens
27. de H.ren Gedeputeerden van de Admiraliteyten. 28. De H.r Baron Engel de Ruiter. 29. Het Soontie van de H.rD. Pots. 30. De H.r Kapitein Iohan de Witte. 31. De H.r D. Thomas Pots. 32. De H.r D. Bernardus van Somer. 33. De H.r Cornelis de Witte. 34. De H.r Michiel de Witte. 35. De H.r en Mr. Abraham Schoorer. 36. De Verdere Bloetvrinden. 37. De Gedeputeerde van haar Hoog Mog: 38. De Gecommiteerden van de Edele Mog: 39. De Gedeputeerde van de Ed. Groot Mog. 40. De Heeren Magistraets Persoonen der Stadt Amsterdam. 41. De Heeren Profesoren. 42. De Heeren Predikanten en Kerkenraden. 43. De Heeren Bewindthebberen van de Oost en Westindische Compagnie. 44. De H.ren Directeurs vande Levantschen handel. 45. De Broeders van het Schoone vaers Gildt. 46. Hooge en lage Zee Officieren en Borgeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grafsteede opgerecht ter eeren van den H.r Michiel de Ruiter &c. L. Admiraal Generaal van Hollandt en Weftvrieslandt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1011]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+midden, niet lang geleedenGa naar margenoot†, hadt vermeerderdt en verciert) met de Hartogblyke kroon, rondtsom met vaanen bestuwt, aanschouwt, en daar onder het wapen der Heeren Staaren Generaal, de Leeuw met de zeven pylen. Aan de rechter zyde, buiten de marmere zuil, ziet men in d'achtergrondt een vrouw die de Voorzichtigheit verbeeldt, met een spiegel in de slinker, en een slang in de rechter handt. Aan haare voeten staat de Haan, het zinnebeeldt der wakkerheit. Aan de slinker zyde vertoont zich insgelyks op het plat van den achtergrondt een andre vrouw, het beeldt der kloekmoedigheit of sterkte, met een muurkroon op 't hooft. In haar rechter handt heeft ze een bazuin of trompet: in haar slinker handt, die op een pylaar rust, ziet men een sleutel, het zinnebeeldt van maght en uitvoeringh. Onder des Admiraals leggend beeld leest men het volgendt Latynsch grafschrift, met gulde letteren in zwarte toetssteen, door last der Heeren Staaten, uitgehouwen.
D.O.M.S.
et. aeternae. memoriae. michaelis. de. ruiter architalassi. hollandae. et. westfrisiae. a tribus. europae. regibus. donati. gentilitiis insignibus. equestri. dignitate. et. ducatu regni. neapolitani. viri. qui. nulla. sibi praelucente. majorum. imagine. soli. deo. et. virtuti. omnia. debuit. experientia. l̄v̄īīī. annorum. rei. navalis. suae. aetatis. peritissimus rebus. maximis. toto. oceano. et. mediterraneo. mari. per. v̄īī. bella. bene. gestis. insulis castellisque. ad. boream. et. meridiem. occupatis. asserta. belgis. vasta. ad. mare. atlanticum. ora. domitis. piratis. ductu. suo justis. quindecim. praeliis. invictus. decertavit. quatriduana. prae. reliquis. memorabili. pugna. edita. sociatarum. classium. vim immanem. quater. ab. ipso. reipublicae. jugulo. prosperrime. submovit. copiis. minor. virtute. par. consilio. et. successibus. major tandem. patria. praesentissimo. discrimini erepta. secundo. apud. siciliam. conflictu saucius. syracusano. in. portu. fortiter. occubuit. xxix. april. ao. c̄īɔ̄īɔ̄c̄l̄x̄x̄v̄ī. natus vlissingae. xxiv. maart. ao. c̄īɔ̄īɔ̄c̄v̄īī. ordines foederatae. belgicae. duci. optime. merito monumentum. hoc. impensis. publicis. excitari. curaverunt.
vixit. annos. l̄x̄īx̄. mens. ī. dies. v̄.
IMMENSI. TREMOR. OCEANI. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1012]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Welk Latyn, in 't Nederduitsch vertaalt, den volgenden zin begrypt:
DEN ALLERHOOGHSTEN EN ALGOEDEN GODT ZY DIT GEHEILIGT,
mitsgaders de eeuwige gedachtenisse van michiel de ruiter, opperadmiraal van hollandt en westvrieslandt, door drie koningen in europe met adelyke wapenen, ridderlyke waardigheit, en hartogdom in 't koninkryk napels, begiftigt: een heer die zonder het voorlichten van voorouderlyken adel, alles gode en zyne dapperheit hadt te danken: door een ervarenis van achtenvyftig jaren, in het stuk der zeezaken d'allerkundigste zyner eeuwe. de grootste daaden, den geheelen oceaan en middelandtsche zee door, in zeven oorlogen loflyk verricht, eilanden en sterkten in 't noorden en zuiden verovert, den nederlanderen die groote kust aan de atlantische zee gewonnen, de zeeroovers getemt hebbende, heeft hy als opperhooft in vyftien groote slagen onverwinnelyk gevochten, dien boven anderen gedenkwaardigen slag van vier dagen gelevert, en vier maal 't overgroot gewelt der vereenigde vlooten van den halze der republyke zeer voorspoedig afgekeert; minder in macht, in dapperheit gelyk, in beleit en geluk meerder. eindelyk hebbende 't vaderlandt uit het uiterste gevaar gerukt, is hy, in den tweeden slag by sicilie gewondt, in de haven van syracusen manhaftig gestorven, op den xxix april mdclxxvi, zynde tot vlissingen den xxiv maart mdcvii gebooren. de staaten der vereenigde nederlanden hebben dien zeeoverste van de grootste verdiensten op kosten van het gemeen dit graf doen oprechten.
hy heeft geleeft lxix jaaren, i maant, v dagen.
DE SCHRIK DES GROOTEN OCEAANS.
Aan beide de zyden, doch meer inwaarts, staan twee byschriften, insgelyks met gulde letteren in toetssteen gehouwen, die, door den vermaarden Poëet Nicolaas Heinsius gestelt, des grooten Zeeheldts lof, in zuiver Latyn, vermelden. Aan de rechter zyde leest men de volgende vaarssen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1013]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Michaeli Rutero.
RUteri hoc cinerem victoris & ossa sepulcro
Adserta aequoreo Marte recondit humus.
Tantillum exuvias spatii complectitur omnes,
Funere de tanti quas tulit urna viri.
Nil tamen egisti, mors importuna. triumphum
De te perpetuum fama superstes aget.
In titulos Europa parum est: scit Americus orbis,
Africa laurigeri scit decus ora ducis.
Vix capit Oceanus, vix sol oriensque cadensque
Tot palmis gravidam, tot spoliisque manum.
Maxima quod si quem virtus sacravit Olympo,
Hanc animam aetherea fas jubet arce frui.
NIC. HEINSIUS. DAN. FIL.
'T welk de Heer Joannes Vollenhove aldus in Hollandtsch dicht vertaalde: De gront, door zeegevecht op zeegevecht beschut
Van Ruiter, wiens triomf 's lants welvaart heeft gestut,
Bewaart nu zyn gebeent: het sterflyk deel des groten
Verwinners rust hier in zo naauw een perk besloten.
Noch recht de doot niet uit: hem overleeft zyn faam,
Braveert haar, triomfeert oneindig met zyn' naam.
Euroop viel hem te klein: d'Amerikaansche landen
Gewagen van zyn' lof, en d'Afrikaansche stranden.
Geen lucht, geen Oceaan, noch Oost- noch Westerzon
Beperkt de strydbre hant, die zo veel lauren won.
Zyn menschen ooit tot goôn door heldendeugt verheven,
Dees helt is waardt om hoog de doot ten trots te leven.
Aan de slinker zyde ziet men deeze vaarssen: Michaeli Rutero.
MArtius hic tumidi moderator & incola ponti,
Qui sibi se totum debuit, ecce jacet.
Ipse lapis, cinis ipse viri, spirare videntur
Inclyta, pro patriis quae tulit, arma, focis.
Hosti intentat adhuc marmor clademque fugamque:
Saxa cruentatas strage minantur aquas.
Naufragus hunc sensit scopulum, quicunque Batavas
AEquora turbanti classe premebat opes.
Hic hostes, ubicunque jacent, commune sepulcrum
Cum duce sortiri, patria, crede tuos.
Si tamen est tumulus, moribundis vita salusque
Civibus, & dextrae laus redit unde suae.
NIC. HEINSIUS. DAN. FIL. Dit werdt door den gemelden Vollenhove op deeze wyze in 't Hollandtsch overgezet: Hier rust de kryghshelt, voogt en burger van den plas
Des woesten Oceaans, die alles, wat hy was,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1014]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Alleen kreeg door zich zelf. noch leeft zyn moed in 't marmer;
Noch vecht bykans het lyk van 's vaderlands beschermer.
't Graf dreigt den vyant noch met neêrlage, en den vloet
In 't entren, vlucht hy niet, te verwen met zyn bloet.
Dees was de zeeklip, daar wie Hollants schat met vlooten
Wou plonderen, 't hooft weleer te berste op heeft gestooten.
De Staat verbeelt zich hier al 't vyantlyk gewelt,
Waar 't sneuvelde, in een graf begraven met dien helt.
Of is 't geen graf, waar by de Staat, bykans gestorven,
Nieuw heil, nieuwe oorlogseer, nieuw leven ziet verworven.
Boven den ingangk van den grafkelder, buiten of achter 't koor, leest men deeze woorden:
INTAMINATUS FULGET HONORIBUS. Dat is: hy blinkt in onbezoedelde eere.
Deeze grafstede, dit marmer gedenkteeken, en beeltenisse, met het grafschrift en de byschriften, straks gemeldt, door zyne heldendaaden verdient, en door den Staat, ter eeuwiger gedachtenisse van dien grooten Admiraal, opgerecht en gestelt, zullen in de navolgende tyden, volgens het ooghmerk der aaloude zegeteekenen en eerbeelden, de gemoeden van de Hollanders, en hunne bondtgenooten, met lust tot lof en yver naar glory ontsteeken: en allen Bevelhebberen ter zee tot prikkels en spooren verstrekken: hen aanmoedigende om dat doorluchtigh en volkoomen voorbeeldt na te volgen, en voor 't Vaderlandt, en de vryheit van landt en zee, het leven rustig te waagen; en, hoe 't ook uitvalle, het loon der heldendeught te verwachten. Hier toe zal ook den zeehelden deeze Historie konnen dienen, als vervaatende meenighvuldige lessen en leeringen van 't voorzichtig zeemanschap en stout soldaatschap, die in 't geheele leven en al 't bedryf van dien grooten Admiraal de Ruiter, in meenigerley voorvallen, worden gevonden, en der gedenkenisse ten dienst des Vaderlandts bevoolen. En dus kan 't verhaal zyner geschiedenissen niet alleen 't verstandt der onervaarenen verlichten, maar ook met eenen het gemoedt der edelzinnigen tot naaryver en navolging ontfonken.
EYNDE. |
|