Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 768]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het leven van den heere Michiel de Ruiter,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 769]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+aankoomen: doch dat ontrent het Nienkerker sluisken het water aan den dyk zoo hoogh stondt, en gemeenlyk bleef staan, dat men met vaartuigen, zoo diep gaande als 't Admiraaliteits jacht, daar op zy zou konnen aanleggen, en daar uit te lande treden: maar dat aldaar binnens dyks het laage landt tot het hooge onder water stondt: en dat over zulks, om op het hooge landt te koomen, de dyk Oostwaart op, of Westwaart af, zou moeten worden gevolght: en dat men dan, aan 't hooge landt koomende, met afsnydingen en een kleene maght zou konnen worden gesluit, in zulker voegen gelyk zulks op de posten in de Provincie van Hollandt nu in 't werk werdt gesteldt. Dies verstondt de L. Admiraal, dar'er geen bequaamer plaats was tot de landing in dat gewest, dan tusschen de stadt Naarden en de reviere de Eem, of tusschen oudt Naarden en het dorp Huizen, daar was wit en hardt strandt, en dat gevat hebbende vondt men zich terstondt op het hooge, van waar men zou konnen voorttrekken, werwaarts men begeerde: ook zou men daar alle toevoer met vaartuigh konnen bekoomen. De Heer de Ruiter, te rugh naar Amsterdam keerende, liet zyn ondervinding en oordeel daar over den Heere Grave van Waldek door een brief weeten. Doch de toelegh op Naarden, daar men 't oogh op hadt, werdt noch eenigen tydt uitgestelt. Ondertusschen waaren de twaalf kompagnien matroozen, die men, onder 't gebiedt van den Viceadmiraal Sweers, naar de Goudtsche sluis hadt gezonden, den zevenden van Januarius (naa dat de posten ontrent de Nieuwerbrugh by d'onzen op nieuw waaren bezet) weêr t'Amsterdam gekeert, daar ze in de Ga naar margenoot+Stadts buitenposten werden geleit. Maar den negenden van Februarius werden weêr twaalf kompagnien bootsvolk naar den Uithoorn gezonden, daar de Kornel Palm 't gebiedt hadt. Jonker Engel de Ruiter was een van hunne Kapiteinen, en lagh hier met dit volk ruim een maandt, Ga naar margenoot+in veel koude en ongemak. Ook werdt noch ander bootsvolk ontrent andere posten gebruikt, tot dat den L. Admiraal de Ruiter zyn Hoogheit Ga naar margenoot+de Prins van Oranje in 't begin van Maart, met een brief, in bedenken Ga naar margenoot+gaf, of de matroozen niet hoe eer hoe beter uit de posten daar ze laagen naar Amsterdam, Rotterdam, en elders daar 's Landts scheepen laagen, dienden te rugh geroepen en opgezonden te worden: eer en alvoorens de zelve met eenige legerziekte, die daar alreedts onder begost in zwang te gaan, meerder zouden moogen worden besmet, en daar door belet de vereischte dienst in d'aanstaande zeetoght daar Ga naar margenoot+van te trekken. Op dit schryven liet zyn Hoogheit de matroozen te rugh keeren, en 'tvolk van den Uithoorn quam den twaalfden Maart weêr t'Amsterdam. Men zagh weer een fellen oorlogh, zoo wel ter zee als te lande, te gemoet. Daar werdt t'Amsterdam een toelegh ontdekt, Ga naar margenoot+om 's Landts oorlogscheepen, daar ze laagen, in brandt te streeken; maar de brandtstichter, een Schotsman, Johan Fraser, daar toe omgekocht door eenige persoonaadjen in Engelandt, die ik, om der eere wille, niet zal noemen, werdt gevangen, en zyn voorneemen buiten pyn en banden bekennende, werdt van onderen gerabraakt, gewurght, met een bos stroo in 't aangezicht geblaakt, en zyn lichaam aan de Voolewyk, over 't Y, op een radt geleit. Hy hadt daar toe brandtgereedtschap Ga naar margenoot+met zyn eige handen gemaakt, 't geen men hadt bekoomen. Men zocht daarna in 't pakketboot, uit Engelaadt koomende, eenige van zyn meewustigen en helpers t'ontdekken, maar vergeefs. Van zommigen werdt aangemerkt, dat 's daaghs naa 't rabraaken van dien brandtstich- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 770]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter Ga naar margenoot+Fraser, te Londen zestig huizen zyn afgebrandt, zoo dat hen Ga naar margenoot+'t recht der wedervergelding scheen te treffen. De Koning van Grootbritanje hadt in de maandt van Februarius een Parlement by een geroepen, Ga naar margenoot+meest om geldt tot den oorlogh tegens de Hollanders te bekoomen, Ga naar margenoot+en men kon toen uit d'aanspraak des Graven van Schafsbury, Kancelier van Engelandt, uit des Koninghs naame aan 't Parlement gedaan, klaar genoegh merken, tot wat top de vyandtschap was opgesteegen, en wat men in den zin hadde: want men hoorde daar dat felle Ga naar margenoot+woordt, DELENDA EST CARTHAGO, Karthago moet uitgeroeit worden. Hy zeide ook, dat de Staaten van Hollandt Engelandts eeuwige vyanden waaren, zoo wel van weegen interest of belang, als inclinatie of neiging. Eindelyk heeft men den Koning voor achtien maanden, ieder maandt 70000 ponden sterlings ingewillight. Ga naar margenoot+Daar op werdt de toerusting ter zee met grooten ernst voortgezet: Prins Robbert gestelt tot Admiraal van de roode vlagge, Johan Herman tot Viceadmiraal, Johan Chicheley tot Schoutbynacht; Eduard Sprag tot Admiraal over de blaauwe vlagge, Johan Kempthorn tot Viceadmiraal, en Kapitein Norbury tot Schoutbynacht. Het witte esquadre werdt onder Ga naar margenoot+den Grave van Estrée gelaaten. De Heeren Staaten der vereenighde Nederlanden, door de onvermydelyken noodt gedreeven, en 't naadrend gevaar geperst, spanden al hunne krachten t'zaamen, om weêr een maghtige oorlogsvloot in zee te brengen. Men besloot, geen minder getal van scheepen klaar te maaken, dan in 't verleeden jaar was geschiedt. Tot dien einde zou d'Admiraaliteit van de Maaze 12 scheepen en 4 fregatten van oorlogh, 6 branders, 4 advysjachten, en 4 galjoots; d'Admiraaliteit van Amsterdam, 24 scheepen en 8 fregatten van oorlogh, 14 branders, 6 advysjachten, en... galjoots; die van 't Noorderquartier 12 oorlogscheepen, ... fregatten, ... branders, ... advysjachten, en ... galjoots toerusten; de rest zoude Zeelandt, Vrieslandt, Ga naar margenoot+Standt en Lande toebrengen. Tot het verval van de kosten, daar op loopende, werdt by de Heeren Staaten van Hollandt een tweehonderdtsten penning, by forme van kapitale leening, ingewillight: mits dat het geldt, daar van te koomen, tot geen andere zaaken dan alleen tot de vloot Ga naar margenoot+zou worden gebruikt. Ter zelver tydt werdt ter vergaadering van Hollandt Ga naar margenoot+door de Heeren Gedeputeerden der stadt Briele voorgedraagen, en in bedenken gegeeven, of het niet best zou zyn dat by deeze tydts gelegentheit het schip genoemt de Royale Charles, (in den jaare mdclxvii by Chattam verovert) leggende in de haven van Hellevoetsluis, ten meesten voordeele van den Lande, gesloopt wierde. De Ga naar margenoot+Heeren Staaten verstonden op dat voorstel, dat de zaake ter Generaaliteit weegens hunne Ed. Groot Moog. daar heenen zou worden gestiert, ten einde het Kollegie ter Admiraaliteit op de Maaze moght worden aangeschreeven, de Royale Charles, ten meesten voordeele van den Lande, Ga naar margenoot+te doen sloopen. Ook werdt dit daarna ter Generaaliteit insgelyks ingewilligt, en eerlang in 't werk gestelt. Men zagh ontrent dit sloopen hoe de tyden veranderden: want zommige wisten dat de Heeren Staaten van Hollandt in den jaare mdcliii met onbenoegen opnaamen, dat het Kollegie ter Admiraaliteit te Rotterdam het schip de Roozekrans, onder 't beleidt van den ouden Admiraal Tromp op d'Engelschen verovert, van naam hadt veranderdt: zoo ten aanzien dat daar mede de gedachtenis van de gemelde verovering werdt verduistert, als ook om verscheide andere redenen: dies begeerden toen hunne Ed. Groot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 771]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Moog. dat die zaak herdaan, en 't gemelde schip de naam van Roozekrans Ga naar margenoot+gelaaten zou worden: doch te deezer tydt werdt de naam van de Royale Charles met het schip te gelyk vernietight. Doch dat sloopen kon de geheugenis der verovering niet smooren noch dempen. Dus raakte dit schip, dat verhaate zeegenteeken van 's Landts voorig geluk, uit der menschen oogen en aan kant: op dat het in 't toekoomende tot geen hinderpaal zou strekken van de vreede, daar men zoo langh om wenschte, en vergeefs naa stondt. Terwyl men met de toerusting van Ga naar margenoot+'s Landts vloot doende was, liet de L. Admiraal de Ruiter den Heeren Staaten voorstellen, en in bedenken geeven, of men d'afkondigingen van verscheide plakkaten, om de scheepsvolkeren tot hun plicht aan te moedigen, niet behoorde te vernieuwen: met naame de plakkaaten op de premienGa naar margenoot† en belooningen aan de veroveraars van vyandtlyke scheepen; en tot belooning voor de verminkten; de nader ordre tot onderhouding van goede tucht in 's Landts vloote; de punten dienende tot beter bestandt en onderhouding van goede oeconomieGa naar margenoot↓; en lyftoght bezorging van en in 's Landts vloote; mitsgaders het plakkaat van pryzen, voor de geenen die met chaloupen eenige van 's vyandts branders van de scheepen in 's Landts vloot afweerden, en vernielden; het plakkaat op het verbranden en in de grondt booren van veroverde scheepen, en dubbelt loon daar voor te verdienen; en van de straffen der geenen die met hunne pryzen ontydig, en staande het gevecht, uit 's Landts vloot loopen; ten laatsten, d'ordre geraamt tot vermyding van verschil tusschen de Zee- en Landtofficieren op de zelve vloote. Op dit voorstel werden de gemelde plakkaaten en ordonnantien, met advys en invloeijing van den naam van zyn Hoogheit den Prinsse van Oranje, als Admiraal, op nieu afgekundight. Zyn hooggemelde Hoogheit (begeerende dat men 's Landts vloote met bequaame Bevelhebbers zou voorzien) zondt weinig daagen daarna de lysten van d'Officieren en Kapiteinen, die geschikt waaren deezen zoomer in zee te gaan, aan den L. Admiraal de Ruiter, met den volgenden brief, geheel met zyn eigen handt geschreeven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[20 Maart 1673]Myn Heer, Ga naar margenoot+Ik zende U Ed. hier nevens eene lyste van de Officieren en Kapiteinen, die deezen zoomer op 's Landts vloote zyn gedespicieert om gebruikt te worden. Ende naar dien ik geerne particulierlyk zoude zyn geinformeert van haar goede ende quade qualiteitenGa naar margenoot†, zoo verzoek ik Ga naar margenoot+U Ed. my in aller diligentGa naar margenoot↓ ende secretesseGa naar margenoot‡ te laaten toekoomen zyn advys. U Ed. kan verzeekert zyn, dat ik 't zelve zal secreteren, dat niemandt in de werelt daar van zal weeten; ten einde dat U Ed. daar door in geen moeilykheit en geraake. Hier op met den eersten antwoordt verwachtende, blyve,
Myn Heere, U Ed. zeer geaffectioneerde vriendt, Hage den 20 Maart 1673. G. PRINCE d'ORANGE.
P.S. Indien U Ed. eenige van de zelve onbequaam vindt, zoo gelieve U Ed. my mede te willen suppediteren die men in haar plaats zou konnen gebruiken. De L. Admiraal de Ruiter schreef daar op aan zyne Hoogheit dit antwoordt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 772]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[21 Maart 1673]Ga naar margenoot+Doorluchtige, Hooghgebooren Vorst en Heere, Ga naar margenoot+Ik hebbe met behoorlyk respect ontfangen Uwe Hoogheits missive van gisteren, benevens beide de lysten, die ik hier nevens weder aan Uwe Hoogheit te rug zende, en daar by, tot voldoening van des zelfs begeeren, Ga naar margenoot+adviseere. Dat ik, naa overleg en examinatie van het keven, comportementen en actien van de Officieren en Kapiteinen, in de zelve lysten vermelt, considerere, dat, al hoewel my wel bewust is dat een ieder van die niet en heeft even veel bequaamheit en experientieGa naar margenoot†, gelyk zulke egaliteitGa naar margenoot↓ ook nimmermeer, myns geringen oordeels, onder eenige armade zal worden gevonden, zoo en kenne ik echter daar onder niemant, die met goede reden, en ten opzichte van eenige notoire fauten, of miscomportementen, incapabelGa naar margenoot‡ zoude konnen geoordeelt worden, om d'aanstaande expeditieGa naar margenoot* niet meede by te woonen, ende zich alzoo meer en meer, ten dienste van den Staat en Uwe Hoogheit, te bequaamen en te evertueren, laatende wyders die zaake aan des zelfs hooghwyze dispositie. Behalven dat ik myn scheepsvolk al compleet hebbe, zoo gaat ook de wervinge met de verdre Officieren en Kapiteinen al redelyk toe, gelyk ik gisteren breeder aan den Heer Secretaris Huigens heb geschreeven, daar toe ik my, met Uwe Hoogheits permissie, kortheits halven, gedraage, en blyve,
Doorluchtige, Hooghgebooren Vorst en Heere, Uw Hoogheits Actum in Amsterdam den 21 Maart 1673. Zeer ootmoedige en getrouwe Dienaar, MICHIEL ADR. DE RUITER.
Ga naar margenoot+Doch daarna heeft zyn Hoogheit evenwel goedtgevonden, dat vyf Kapiteinen, die alreedts op de lyst der Amsterdamsche scheepen stonden, voor deeze reize niet t'zee zouden gaan, stellende vyf anderen in hunne plaatzen: te weeten, de Kapiteinen Barent Hals, Kornelis van der Zaan, Jakob van Bergen, Kornelis Tyloos, en Willem van Ga naar margenoot+Ewyk. Ook verstondt zyn Hoogheit, dat de Heer Kornelis Tromp, (die altoos groote zucht hadt getoont voor't Huis van Oranje, en daarom by de Staatsche regeering te meer in 't oogh was geweest) dewyl de L. Admiraal van Gent in den slagh voor Souwlsbaay was gebleeven, weêr als L. Admiraal, onder 't Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam, zoude in zee gaan, hem in zyn ampt en oude waardigheit herstellende; doch zyn Hoogheit begeerde en braght te weegh, dat hy zich eerst met den L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter in der minne verzoende. Ook was de Heer de Ruiter te goedthertig om in zoo goede zaake zich t'zoek te maaken: men beloofde elkanderen, in 't byzyn en ten overstaan van zyn Hoogheit, al 't voorleedene aan een zyde stellende, voortaan in broederlyke en trouwe vriendtschap te zullen leeven. Zyn Hoogheit hadt den L. Admiraal de Ruiter verzeekert, dat de Heer Tromp zyne ordres naar behooren Ga naar margenoot+zoude gehoorzaamen. Onlangs te vooren hadden de Heeren Staaten van Hollandt, om 's Landts vloot te spoediger te bemannen, de kleene en groote visschery, en 't uitloopen der kapers verbooden, ook Ga naar margenoot+de vaart op Oosten, Westen en Noorden opgeschort: en alle matroozen, in vreemden dienst vaarende, t'huis geroepen. Daarna beval zyn Hoogheit den L. Admiraal de Ruiter, omme zich te vervoegen, by alle | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 773]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de Kollegien ter Admiraaliteit van deeze Landen, en zich t'informeren Ga naar margenoot+hoe verre de zelve met de jegenwoordige equipagieGa naar margenoot† van 's Landts oorlogscheepen waaren gevordert, en de zelve, zoo veeleenighzins doenlyk zou zyn, te helpen voortzetten: lastende de Kollegien ter Admiraaliteit, hem daar inde behulpige handt te bieden allenthalven daar zulks van noode zou zyn. Deeze last was den elfden van April by zyn Hoogheit onderteekent. Zyn wedervaaren en verrichting, in 't uitvoeren van die last, maakte hy den achtienden der zelve maandt niet alleen aan zyn Hoogheit, maar ook aan de Heeren Staaten Generaal schriftelyk bekent, gelyk volght. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[18 April 1673]Hoog. Moog. Heeren,
Ga naar margenoot+Myn Heeren; Achtervolgens en in conformité van zeekere acte van authorisatie van zyne Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje, van dato den 11 deezer loopende maandt, hebbe ik my geaddresseert aan de respective Kollegien ter Admiraaliteit, in de Provincie van Hollandt ende Westvrieslandt residerende, omme te inspecteren, ende ten besten te recommanderen een spoedige voortzettinge van ieders contingent in de equipagie tot de gearresteerde armade van Staat ter zee voor deezen loopenden jaare, ende hebbe, zoo wel door ingenoomen bericht als genoomen inspectie, ondervonden, dat de scheepen van 't Kollegie op Ga naar margenoot+de Maas, die zoo tot Rotterdam als tot Hellevoetsluis leggen, in zoodaanige staat zyn gebraght dat die t'einde van deeze weeke (zonder verhinderinge van weer ende windt) zouden konnen gereet zyn, mancquerende eenige van de zelve wel eenigh volk, doch dat men vertrouwt 't zelve ondertusschen te zullen bekoomen, invoegen dat alles wat tot de equipagie van de voorschreeve scheepen is gerequireert met alle moogelyke spoet ende vigilantie is voortgezet, ende vervolgens 't resterende alzoo zal worden voltrokken, indien 't furnissement van de toegezeide gelden daar aan geen verhinderingen en koomen te geeven. Ga naar margenoot+Ende belangende die tot Amsterdam, dat uitterlyk als gisteren het laatste van de groote scheepen van die Stadt zoude afzeilen naar Pampus, ende dat daar mede aldaar alles gereet zoude zyn dat tot de equipagie van de scheepen, fregatten en branders, van weegen dat Kollegie onder de voorschreeven equipagie te presteren, gerequireert is geworden, uitgezondert alleen de advysjachten, die, van weinigh importantie wezende, zyn gereserveert, om het groote werk niet te verhinderen, tot in 't laatste van deeze week, binnen welke dat mede in staat zullen zyn om voort t'zee gezonden te konnen worden, verzeekerende haar Ed. Moog. my daarenboven, dat met de zelve diligentie, als de equipagie is voortgezet, die ook achtervolght zoude worden, en dat niets, om de zelve te perfectioneren, retardementGa naar margenoot↓ zoude konnen causeren dan Godes weer en windt, en de langhzaamheit in 't furneren van de middelen, die toegezeidt waaren voor primo Mey aankoomende getoucheert te zullen worden, my verzoekende die door instantien, zoo veel doenlyk, te willen voort zetten, ten einde het voorschreeve werk van equipagie, nu zoo naar gebraght zynde, daar door niet en werde geretardeert ende opgehouden, tot prejuditie van den Staat. Ga naar margenoot+Eindelyk, betreffende die van Westvrieslandt ende den Noorderquartiere, Ga naar margenoot+daar van zyn de vier scheepen, tot Hoorn geequipeert, bereidts over het Vlaak geraakt, ende van alles voorzien, uitgezondert eenige touwen en ankers, die binnen weinigh daagen staan te volgen, als maar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 774]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de noodige penningen, daar voor uitgelooft, konnen gefurneert worden, zoo dat alleen wacht naa de victualie van de Kapiteinen, en monsteringe van 't bootsvolk, die beide tot myn aankomste aldaar waaren geretardeert gebleeven; Maar de Heeren Gecommitteerde Raaden van de Heeren Staaten aldaar, hebben op onze ernstige instantien, uit den naame van zyne Hoogheit, aan 't welgemelde Kollegie ter Admiraalitydt belooft een somme van honderdt en tachtighduizent guldens, tot voortzettinge van de equipagie van dat quartier in 't generaal, promptelyk te zullen furneren, daar uit dan de Kapiteinen eenigh geldt tot inkoop van vivres, en den matroos een maandt soldye op de handt zal worden gegeeven. Ga naar margenoot+De vyf scheepen van oorlooge tot Enkhuizen geequipeert, zyn zoo verre geavanceert, dat reedts vier voor de Stadt leggen, daar onder twee gereet om af te zeilen naar 't Vlaak, hebbende het vyfde schip, voerende 80 stukken, by mancquement van water, tot noch toe niet buiten konnen gebraght worden, doch wordt gehoopt, met dit water buiten Ga naar margenoot+de haven zal geraaken: 't schip tot Medenblik geequipeert is medegereet om naar 't Vlaak te verzeilen. Ga naar margenoot+De drie scheepen van 't welgemelde Kollegie, deeze winter gelegen hebbende in Hellevoetsluis, zyn mede gereet, als zullen hebben bekoomen 't gunt haar in weinigh daagen staat toegezonden te worden, zyn te zaamen dertien scheepen, alle gemonteert en bemandt als in de nevens gaande lyste, dat van de twee voorige Kollegien niet noodigh achte, om dat V Hoog. Moog. daar van bereidts zyn gedient. De gerequireerde penningen inkoomende, zoude het meergemelde Kollegie noch een schip tot de voorschreeve dertien voegen, welke twee laatste daar van, haar dan zouden valideren in plaats van de bewuste vier fregatten, daar van haar Ed. Moog. verklaaren niet voorzien te zyn, als mede van geen brandt scheepen, duchtende dat de te ontfangene penningen tot de inkoop van nieuwe brandtscheepen niet zullen konnen strekken: alle 't welke ik van myn plicht hebbe geacht V Hoog. Moog. by deezen te communiceren, tot der zelver naarichtinge, verblyvende wyders met alle respect,
Hoog. Moog. Heeren, Uwe Hoog. Moog. Actum 's Gravenhage den 18 April 1673. Ootmoedige, gehoorzaame, getrouwe Dienaar,
MICHIEL ADR. DE RUITER. Ga naar margenoot+Uit de lyst der scheepen die in Zeelandt werden toegerust, den Heer de Ruiter door den L. Admiraal Bankert toegezonden, zagh men dat 'er noch wel een schip drie of vier ontbrak: ook was daar gebrek van volk Ga naar margenoot+en geldt. Hy verstondt ook van goeder handt, dat in Vrieslandt niet een eenigh schip van oorlogh werdt toegerust. De tweedraght veroor zaakte daar onmaght: en men was beducht voor een inval van Munsterschen en Franschen: zoo dat men op zommige plaatzen 't landt moest onder water zetten, en genoegh te doen vondt om de vyanden buiten te keeren. Daar werdt evenwel een bezending naar Vrieslandt gedaan, om de toerusting der scheepen te bevorderen, maar zonder veel te verrichten. De L. Admiraal de Ruiter heeft ook ter vergadering van de Heeren Staaten van Hollandt rapport gedaan van den toestandt der equipagie: voorts verzoekende, aangezien hy zich met den eersten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 775]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+naar 's Landts vloot stondt te begeeven, met de laatste beveelen van Ga naar margenoot+hunne Ed. Groot Moog. vereert te moogen worden. Hier op hebben hem de Heeren Staaten voor 't bericht bedankt, en hem voorts op den aanstaanden toght Godts zeegen toegewenscht. Hunne Hoog. Moog. hadden hem in 't verleedene jaar een somme van duizendt gulden maandtlyk, tot verval van buitengewoone onkosten op de toen aanstaande toght ter Ga naar margenoot+zee, toegeleit; derhalven verzocht hy, zullende nu geen minder kosten Ga naar margenoot+hebben te draagen, dat hunne Hoog. Moog. 't zelve ook voor d'aanstaande Ga naar margenoot+zeetoght geliefden toe te staan. Voorts verzocht hy, dat hem een bequaam Predikant, beide in leer en leven tot stichting van zyn scheepsvolk, moght toegevoeght worden. Beide deeze verzoeken werden Ga naar margenoot+ingewillight, en aangaande het leste werdt hem maght gegeeven, Ga naar margenoot+zelfs een bequaam Predikant te verkiezen. Doch eenige Leeraars, daar Ga naar margenoot+hy 'toogh op wierp, konden tot zulk een gevaarlyken dienst niet besluiten: zoo dat hy op 't punt stondt om zonder Predikant in zee te gaan. Maar D. Theodorus Westhovius, Predikant tot Hekelingen, een dorp in 't eilandt van Voorn, by Spykenisse, dat hoorende, oordeelde dat het onbetaamlyk en jammer zou zyn dat diegroote Zeeheldt, met een schip 't welk ontrent vyf honderdt zielen zou voeren, zonder Predikant Ga naar margenoot+zou zee kiezen. Hier door geroert en bewoogen, besloot hy zyn dienst den Heere de Ruiter aan te bieden, en hem op dien toght voor Leeraar te dienen, hebbende geen beletzelen van vrouw of kinderen die hem weerhielden. Zyn aanbieding werdt dankelyk aangenoomen, en 't Classis van Voorn en Putten verzocht, ordre te stellen op de bediening van zyn gemeente, geduurende zyn afweezen. Doch Ga naar margenoot+'t leedt noch etlyke daagen aan eer hy ordre kon stellen op zyn vertrek, en asscheidt neemen van zyne kerke: zoo dat, ondertusschen de Ga naar margenoot+Heer de Ruiter zee kiezende, hy daarna met een advysjacht moest volgen. Ga naar margenoot+Zyn Hoogheit hadt den zesentwintighsten April den Kollegien ter Admiraaliteit aangeschreeven, dat de scheepen, by hen toegerust, en die noch in alle spoedt zouden konnen toegerust worden, op het spoedighste Ga naar margenoot+naar het rendevousGa naar margenoot† van Texel zouden verzonden worden. Men hadt te deezer tydt een toeleg van etlyke scheepen, met ballast zwaar gelaaden, in de riviere van Londen te doen zinken, om, waar 't moogelyk, die te stoppen en onbruikbaar te maaken. Tot dien einde waaren t'Amsterdam bedektelyk acht zinkscheepen gereedt gemaakt, en alree naar 't Texel gezonden, en men oordeelde dat het geluk der uitslagh Ga naar margenoot+hing aan de spoet, waarom de toerusting te sterker werdt voortgedreeven. Dit was een aanslagh om gantsch Engelandt, hadt ze willen gelukken, zonder zeeslagh, of bloedtstorting, in verlegentheit te brengen. Den vyfden May quam de Heer Lodestein, Secretaris der Admiraaliteit Ga naar margenoot+te Rotterdam, aan de Ruiters boordt, ten anker leggende voor de haven van Goereê. Dees was van zyn Hoogheit afgezonden, en gelast om met den L. Admiraal de Ruiter, mitsgaders de Heeren Gedeputeerden van 't Kollegie ter Admiraaliteit voornoemt, die zich daar als toen bevonden, te beraadtslaagen, en t'overleggen wat men met 's Landts vloot stondt t'onderneemen, en om 't geene by henluiden dien aangaande zou goedt gevonden worden ter uitvoering te helpen brengen, zoo spoedig als 't moogelyk zou zyn. De gemelde Lodestein vertoonde den L. Admiraal de Ruiter zeeker bericht en verklaaring van een Schipper, Jakob Timmers, uit Engelandt gekoomen, meldende, dat men aldaar met grooten yver over nacht en dagh bezigh was on- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 776]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trent Ga naar margenoot+d'uitrusting hunner vloote: dat de rendevous zou zyn te Portsmouth, Ga naar margenoot+daar men zesendertig Fransche scheepen, en ook zoo veel branders, verwachtte: dat Prins Robbert al naa Portsmouth was vertrokken, en dat hy een nieuw schip met 114 stukken zou voeren: Dat d'Engelsche vloot sterk zou zyn tusschen de tzestig en tzeventig scheepen, en vyfentwintig branders: dat men daar staat maakte tegens den tienden zeilvaardig te zullen zyn. Men ley daarna met den Heere Lodestein en andere aanweezende Heeren in beraadt, en nam met den L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter dit besluit, dat men in plaats van naar Texel te zeilen, naar voorgaande ordre, met de gereede scheepen, zoo draa windt en weder zou dienen, den koers zou stellen naar de Wielingen, en zich daar ontrent onthouden, ter tydt en wyle dat de scheepen, leggende in Texel, by de vlagh zouden zyn gekoomen, omme als dan met de zelve, en de geene die uit Zeelandt by 's Landts vloote moesten worden gevoeght, onder Godts zeegen, de beveelen van zyn Hoogheit (aangande het zinken der scheepen in de reviere van Londen) met de meeste vaardigheit en spoedt, door zoodaanige weegen en middelen uit te voeren, als men naar geleegentheit van zaaken zou bevinden te behooren. Ten dien einde werdt noodig gevonden, de Heeren Gecommitteerden in 't Texel van dat voorneemen kennis te geeven, op dat de scheepen, daar leggende, in aller spoedt zouden uitzeilen, om zich by de vlagge te voegen. Van dit besluit werdt zyn Hoogheit door den L. Admiraal de Ruiter verwittight, die hem daar op de volgende instructieGa naar margenoot† liet toekoomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[7 Mei 1673]Instructie voor den Heer L. Admiraal Michiel de Ruiter. Ga naar margenoot+De Heer L. Admiraal voornoemt, zal in alle spoedt met de scheepen van oorlooge, fregatten, jachten en branders, leggende in de Maaze en het Goereesche gat, met de eerste bequaame windt en weder, zonder eenigh tydtverzuim, zeilen tot voor of binnen de Wielingen, Ende aldaar afwachten de gereede scheepen, welke uit Texel zyn gelast mede derwaarts te zeilen. De voorschreeve scheepen aldaar weezende aangekoomen, zal hy met de zelve, en de geene welke hy aldaar van het Kollegie ter Admiraaliteit in Zeelandt gereedt zoude moogen vinden, in alle spoedt zee kiezen. Ende zich met 's Landts vloote posteeren voor en ontrent de reviere van Londen, ofte zoodaanigen district, als hy, naar ontfangen advertentie, zal oordeelen den Lande den meesten dienst, en den vyandt de grootste af breuk te konnen doen. Ende zal hy L. Admiraal tegens de vyanden deezer Landen hebben te ageeren, het zy in gerangeerde batalien, ofte met de zelve aan te tasten voor ofte in de havenen en revieren, ofte zeegaaten, daar hy eenige vyandtlyke scheepen zoude moogen aantreffen, de zelve bevechten, ruineren en verbranden: ook scheepen doen zinken op 's vyandts revieren en stroomen, en generaalyk naar soldaat- en zeemanschap alles doen en laaten, 't geene hy zal oordeelen voor 's Landts meesten dienst met de voorschreeve scheepsmaght te konnen verrichten. Doende onder 's Landts vloote allenthalven waarneemen behoorlyke ordre, tucht en straffe, volgens den artykelbrief. Gedaan in 'sGravenhage, den 7 May 1673.
G.H. PRINCE d'ORANGE. Ter ordonnantie van zyn Hoogheit,
C. HUIGENS. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 777]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dit berichtschrift, met zyn Hoogheits zeegel bekrachtight, quam Ga naar margenoot+den L. Admiraal de Ruiter den achtsten May ter handen. De windt was hem etlyke daagen tegen geweest; maar den negenden, 's avondts ten negen uuren, raakte hy met 11 scheepen van oorlogh, 4 fregatten, 4 branders, 2 snaauwen, en 4 galjoots, van 't Kollegie ter Admiraaliteit te Rotterdam, benevens 4 oorlogscheepen van 't Noorderquartier, uit het Goereêsche gat en de Maas, behouden buiten gaats, en by malkanderen in zee, stellende den koers, de windt Oostnoordtoost, naar de Ga naar margenoot+Wielingen. Des anderendaaghs 's morgens met het aanbreeken van Ga naar margenoot+'t licht zaagen ze by de veertig zeilen in 't Noordtoost van haar, die Zuidtoost over laagen. De Heer de Ruiter wende ook voor de windt Zuidtoost op, seinde zyn Officieren en Kapiteinen aan boordt, gaf ieder zyn verdeeling en ordre, om 'er zich naar in rang te stellen, en te draagen, in gevalle men vyanden moght ontmoeten. Doch in 't kort zagh men dat het de gereede scheepen van 's Landts vloot uit Texel waaren, met de zinkscheepen, die, op 't ernstig aanschryven van zyn Hoogheit, Ga naar margenoot+ook gisteren, onder de Schoutenbynacht de Haan en Vlug, in zee waaren geloopen: te weeten, 16 oorlogscheepen, 10 van Amsterdam en 6 uit het Noorderquartier, 8 fregatten, 12 branders, en een waterschip van Amsterdam, 2 branders uit het Noorderquartier, en noch 8 zinkscheepen, t'zaamen 47 scheepen, of, met de geene die uit de Maas waaren geloopen, 72 zeilen. De L. Admiraal de Ruiter seinde toen met de witte vlagge al d'Officieren der Amsterdam sche en Noordthollandtsche scheepen aan zyn boordt, en liet hun de seinboeken en andere vereischte ordres ter handt stellen. Toen hielden ze t'zaamen den zelven koers, en quaamen ontrent Zuiderzon op Schoonevelt ten anker. Naa de middagh beriep den Heer de Ruiter met de roode vlagh de Hooftofficieren of Krygsraadt by een, en verdeelde de scheepen, daar toen de vloot uit bestondt, in twee esquadresGa naar margenoot†, gelyk in de volgende lyst wordt aangeweezen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[10 Mei 1673]Provisionele verdeelinge van de presente 's Landts scheepen, fregatten, branders, en advysjachten, by de hooftvlagge, zynde in twee esquadres verdeelt, waar naar zich een ieder, daar inne vermelt, tot nader ordre, stiptelyk zal hebben te reguleren. Eerste esquadre.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 778]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede esquadre.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 779]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kommandeurs van de Zinkers van Amsterdam.
Aldus verdeelt ende geordonneert in 's Landts schip de zeven Provincien, ten anker leggende op Schoonevelt, den 10 Mey 1673.
Elk esquadre werdt verder in drie smaldeelen verdeelt, en elk daar onder gerangeert in de volgende ordre. Ordre ende rangh voor het Hooftesquadre van 's Landts vloote, in drie smaldeelen verdeelt, daar naar hem een ieder, daar inne vermeldt, zoo wel van als aan den vyandt, mitsgaders in 't zeilen ende ankeren, tot nader ordre, striktelyk zal hebben te reguleren. Onder den Viceadmiraal de Liefde zyn gerangeert,
Onder den L. Admiraal de Ruiter zyn gerangeert,
Onder den Schoutbynacht van Nes zyn gerangeert,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 780]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ordre ende rangh voor het tweede esquadre van 's Landts vloote, in drie smaldeelen verdeelt, daar naar hem een ieder, daar inne vermelt, zoo wel van, als aan den vyandt, mitsgaders in 't zeilen ende ankeren, tot nader ordre, striktelyk zal hebben te reguleren. Onder den Schoutbynacht de Haan, als Viceadmiraal, zyn gerangeert,
Onder den L. Admiraal van Nes zyn gerangeert,
Onder den Schoutbynacht Vlugh zyn gerangeert,
Aldus geordonneert ende gerangeert in 's Landts schip de zeven Provincien, ten anker leggende op Schoonevelt, den 10 Mey 1673.
MICHIEL ADR. DE RUITER.
Doch behalven de scheepen in de lyst gemeldt, bevonden zich in 's Landts vloot noch acht galjooten, zoo dat ze nu bestondt in 80 zeilen. Ten zelven daage hadt de L. Admiraal de Ruiter aan 't Kollegie ter Admiraaliteit in Zeelandt zyn komst op Schooneveldt met een brief bekent gemaakt, en verstondt ter zelver uure, by geval, uit een Zeeuwsch Schipper, dat de Zeeuwsche scheepen noch in geen staat waaren om te konnen uitkoomen, en dat het wel een dagh twee drie zou aanloopen eer men een schip van daar hadt te wachten. Dies besloot de Ga naar margenoot+Ruiter met zyn Krygaraadt, zonder tydtverzuim, en zonder naa Zeeuwsche of andere scheepen te wachten, des anderendaaghs naar de reviere van Londen over te steeken, en daar de voorgemelde zinkscheepen, was 't doenlyk, te besteeden. Hy stelde de rendevous, indien eenig schip door noodt van de vlag moght worden versteeken, voor de reviere van Londen in 't Konings Diep, de hoek van de Maas Noordtwest Ga naar margenoot+van zich: en de vloot van daar weer te rug keerende, zou de rendevous op Schoonevelt zyn. Den volgenden morgen ten negen uuren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 781]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ging men onder zeil, en de Heer de Ruiter zondt vier buitenwachten Ga naar margenoot+in 't West, en Westnoordtwest, buiten de vloot. Den twaalfden zagh Ga naar margenoot+men Souwlsbaay en Olphernes Westnoordtwest van zich: met dyzigh weder en reegen. De buitenwachten quamen weêr by de vlagh, en een der zelve, Wynant van Meurs, voerende 't advysjacht Rotterdam, hadt dicht onder de wal een Engelsch fluitschip, koomende van Ga naar margenoot+Bordeaux, gelaaden met wynen, en willende naar Jarrouiden, verovert. D'Engelsche Schipper zeide in Wicht verstaan te hebben, dat de Fransche vtoot, sterk ontrent veertigh zeilen, in 't Kanaal was, en dat in Portsmuiden vyftien Engelsche Konings scheepen laagen. De L. Admiraal de Ruiter riep daar op zyn Krygsraadt aan boordt, daar beslooten werdt, de Schoutenbynacht, Jan van Nes en David Vlug, met zes Ga naar margenoot+fregatten, zes branders, twee snaauwen, en zeven galjoots, nevens d'acht zinkscheepen, in de Middelgronden en de reviere van Londen te zenden, om de gemelde zinkscheepen te doen zinken ter plaatzen hun by geschrift aangeweezen: te weeten, de vyf scheepen genoemt Groeningen, Oudt Haarlem, de fluit het Konings wapen, 't Kasteel van Medenblik, en de Pinas St. Salvador, in 't voornaamste gat, hun in de zeekaart getoont, 't welk Jakob Vroom, Kommandeur van een der zinkers, Ga naar margenoot+voerende het schip Groeningen, verklaarde zeer wel te kennen, Ga naar margenoot+en hun verder zoude aanwyzen. D'andre drie zinkers, de fluit St. Jan, het Melkschuitje, en de fluit de Hoope, zou men bezuiden het bansken in de Middelgronden doen zinken, om daar ook de doorvaart voor eerst onbruikbaar te maaken. Doch dit leste werdt gestelt aan 't oordeel van de Schoutenbynacht van Nes en Vlugh: mits daar over hoorende het goedtdunken van den gemelden Kommandeur Vroom. Voorts werdt den zelven Schoutenbynacht belast, zich met de fregatten en branders naa behooren te posteeren, om 't werk tegens de vyanden, die 't zouden willen verhinderen, te beschermen, en zich naa 't zinken der scheepen weer onder de vlagh te begeeven, die in of voor het Konings Diep op hen zou blyven vertoeven. De fregatten, branders en ander vaartuig, die men zondt om de zinkscheepen te geleiden, zyn begreepen in de volgende lyst.
Branders.
Advysjacht.
Galjoots.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 782]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De naamen der zinkscheepen zyn in de lyst der vloot uitgedrukt. Ter zelver tydt werdt het zoo mistig en donker, dat men noch landt noch zandt kon zien, zoo dat men naar de wal op 't loot moest aan loopen, en daarna genoodtzaakt werdt ten anker te koomen: doch de Schoutenbynacht, van Nes en Vlug, lieten 't noch voortgaan: ook trok de mist straks daar aan wat op, zoo dat ze voort zeilden. De Ruiter bleef met het gros der vloot voor 't Konings Diep, dwars van Harwits, leggen. Ga naar margenoot+De Schoutenbynacht, met de zinkscheepen reis vorderende, moesten 's avondts ten zeven uuren, wegens de mist, die weêr verzwaarde, en hun 't gezicht benam, ten anker koomen. Zy beslooten, in den nanacht met d'achtereb, indien 'er eenighzins gezicht was, weer onder zeil te gaan, en ordonneerden waar de galjooten met eenige chaloupen zich aan de kant van de Middelgronden zouden posteeren. Maar 't was den gantschen Ga naar margenoot+nacht zoo donker, dat men geen zeil kon voeren. Met den dagh quam 'er een blenk van licht, en men raakte weêr onder zeil: doch in 't kort werdt de locht zoo dik, dat men weêr moest ankeren; dewyl men gantsch geen gezicht hadt, en de rakken daar men lagh niet kon verkennen. Daar leggende quam iemant uit het galjoot de jonge Prins Ga naar margenoot+den Schoutenbynacht aandienen, dat ze met het galjoot naar de reviere waaren geweest, om op de aanbevolene post te gaan leggen: maar dat d'Engelsche brandtwachten hun dat hadden belet: en datze in de dertigh Engelsche scheepen pas binnen de Middelgronden hadden zien leggen, naa alle waarschynlykheit om hun toeleg te beletten: derhalven, zorgende dat ze de scheepen niet dan verwardelyk en vruchteloos zouden konnen doen zinken, lieten ze den L. Admiraal de Ruiter hun wedervaaren terstondt bekent maaken: verzoekende verdre ordre. De Ruiter, oordeelende dat d'Engelschen alreede kennis van den toeleg moesten Ga naar margenoot+hebben gehadt, riep den Krygsraadt by een, en men vondt niet geraaden 's Landts byhebbende macht, door de gemelde zinkers met geweldt te willen besteeden, te waagen, maar de Schoutenbynacht straks te rug t'ontbieden: dewyl dat men op de vyanden, die uit het Kanaal Ga naar margenoot+verwacht werden, ook acht moest geeven. Men liet dan den Schoutenbynacht weeten, dat indien zy zwaarigheit in 't uitvoeren van den toeleg zaagen, zulks dat het werk niet met de vereischte ordre, maar met verwarring zoude moeten geschieden, dat ze dan, zonder een oogenblik tydt te verzuimen, weer gezaamentlyk te rugh zouden keeren. Zy quaamen 's anderendaaghs ontrent den middagh weer onder de vlagge, verhaalende dat ze ontrent tweeënveertig Engelsche scheepen op de reviere Ga naar margenoot+hadden getelt: die hun ook scheenen te volgen. Midlerwyl hadt den Heer de Ruiter uit een Hamburger Boeyer, koomende uit Harwits, verstaan, dat den negenden een vloot van wel vierhonderdt zeilen, zoo koljers als kitzen, van om de Noordt op de reviere van Londen was aangekoomen, mede brengende ontrent zeven duizendt matroozen, geprest tot bemanning Ga naar margenoot+der Engelsche vloote, en dat de Franschen met veertig scheepen tot Ga naar margenoot+Portsmuiden laagen. In deezen standt van zaaken vondt den Heer de Ruiter ongeraaden met 's Landts vloot daar langer te blyven, dewyl van d'eene zyde d'Engelschen uit de reviere quaamen, en dat men van d'andre zyde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 783]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de Fransche vloot, met d'overige Engelschen, uit het Kanaal hadt te verwachten: daar toe hun toen de Noordtweste windt niet alleen dienstig was, maar ook zelf om daar mede te loopen naar Walcheren, en alzoo de Nederlandtsche vloot (die toen noch in geen staat was om den slagh te waagen) tusschen beide die maghten op d'Engelsche kust te bezetten en te bevechten. Men besloot dan, om den vyanden dat voordeel niet te Ga naar margenoot+geeven, van stonden aan weêr naar de rendevous op Schoonevelt te zeilen, en daar de resteerende scheepen af te wachten. D'acht zinkscheepen liet men, ontrent Schoonevelt koomende, binnen de Wielingen zeilen, tot naarder ordre. Verscheide scheepen, uit Texel geloopen, quaamen Ga naar margenoot+by de vlagge. Zyn Hoogheit hadt de Heeren van Beuningen en Mauregnault verzocht, zich op 't spoedighste naar 's Landts vloot te begeeven, en met den L. Admiraal de Ruiter te beraadtslaagen over der zelver bedryf, en wat, tot meesten dienst van den Lande, daar mede gedaan en gelaaten behoorde te worden: hun maght geevende, den Heer Secretaris Lodestein, en zoodaanige Heeren van d'Admiraaliteit in Zeelandt, als zy zouden goedtvinden, by zich te voegen. De gemelde Ga naar margenoot+drie Heeren quaamen den zeventienden der maandt met een snaauw, of Ga naar margenoot+kleen fregat, benoorden Schoonevelt, aan de Heer de Ruiters boordt; doch waaren door 't harde weder zeer zeeziek. Des anderendaaghs liet den Heer de Ruiter de Krygsraadt in hun byzyn vergaderen, en verhaalde hoe den toeleg met de zinkers was mislukt: en werdt daar op goedtgevonden, de zinkscheepen op 't Vlakke ontrent Rammekens op te leggen, en de volkeren daar af te lichten, om verdeelt te worden op d'Amsterdamsche scheepen, die gebrek van volk hadden, behoudelyk dat men op de vyf pinassen ieder zes, en op de drie fluiten ieder vier Ga naar margenoot+man zou laaten. Daarna sprak men van 't employ van 's Landts vloot, Ga naar margenoot+en werdt eenpaarighlyk goedtgevonden, dat de zelve ter plaatze daar die lagh, of daar ontrent, eer wat Zuidelyker dan Noordelyker, zich zou houden geposteert: en aldaar de overige scheepen uit Texel en uit Zeelandt, de kondtschappen van de vyanden, en wat Godt en de tyden en gelegentheden verder zouden moogen geeven en aanbieden, afwachten. Ga naar margenoot+Voorts hebben de gemelde drie Heeren de Leden van den Krygsraadt, uit den naame van zyn Hoogheit, met krachtige woorden aangemaant en aangemoedight, by voorval van gevecht of slagh, wel te doen, en hun bevoolen zulks uit zyn Hoogheits naame allen Kapiteinen en Bevelhebberen wel in te scherpen, met uitdrukking van belooning voor de geenen die zich wel, en van straffe voor die zich quaalyk zouden draagen. Daar op beloofden de Heeren van den Krygsraadt, dat ze hun plicht als eerlyke luiden zouden betrachten, en de drie Gemaghtigden naamen hun afscheidt, met het toewenschen van den zegen des Alderhooghsten, vertrekkende naar Zeelandt, om de toerusting der oorlogscheepen daar naar vermoogen voort te zetten. Midlerwyl zondt den L. Admiraal de Ruiter van tydt tot tydt verscheide kleene fregatten Ga naar margenoot+en andere vaartuigen naar d'Engelsche kusten, om kondtschap van de vyanden te bekoomen. Ook quaamen van dagh tot dagh noch etlyke scheepen onder de vlagge, tot versterking van de vloot. De Heeren van Beuningen en Mauregnault, daar de Heer Kornelis van der Lyn, van Alkmaar, noch by was gekoomen, tot voortzetting der toerusting ter zee, gaven daarnaa, door zekeren brief, den negentienden tot Middelburg aan den Heere de Ruiter geschreeven, hem in bedenken: of 't niet raadtzaam Ga naar margenoot+zou zyn, dat, om de meeste maght op 't spotdighste onder de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 784]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+vlagge te verzaamelen, eenig volk van de best bemande scheepen op de scheepen, die in Zeelandt noch onbemant laagen, gebraght wierde: om te meerder scheepen van oorlogh, alhoewel min bemandt, te konnen Ga naar margenoot+gebruiken. Doch de Ruiter schreef tot antwoordt, dat hy zulks, onder verbetering gezeit, in geenen deele zou konnen goedtvinden, door dien 't altydt by ondervinding gebleeken was, dat het werk en de kracht der vloote meer bestondt in een minder getal van scheepen, wel bemant en Ga naar margenoot+toegerust, dan in een meerder getal, daar zoodaanige noodtzaaklykheden aan ontbraaken: die dan ten meerendeel dienden tot een embarasse, of hinderpaale, en omslagh: behalven dat het ook tot noch toe niet wel hadt willen vallen, dat men volk van de scheepen der Admiraaliteiten in Hollandt, die noch gebrek hadden, zoude overzetten op die van Zeelandt. Zoo dat hy over zulks die zaake, tot nader ordre, ongeroert zoude laaten. Op den zelven zin schreef ook den Heer de Ruiter aan zyn Hoogheit, Ga naar margenoot+daar 't by bleef. Deeze brieven waaren den twintighsten geteekent, en ten zelven daage quam de Viceadmiraal Evertszoon, benevens een fregat uit Zeelandt, onder de vlagge, en noch vier scheepen uit Texel, zuls dat men van daar noch tien groote scheepen verwachtte. Daarna zondt zyn Hoogheit de Prins van Oranje den volgenden brief aan den L. Admiraal de Ruiter. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[21 Mei 1673]De Prins van Orange. Edele, Gestrenge, vroome, lieve bezondere, Ga naar margenoot+Wy hebben, naa deliberatie, gehouden over het employ van 's Landts vloote, goedtgevonden, U E. mits deezen te ordonneren, met de zelve geposteert te blyven leggen op Schoonevelt, ten waare zich eenige occasie op deede, van daar mede met avantagie ietwes op den vyandt t'onderneemen, daar van U E. naar soldaat- en zeemanschap, en inkoomende advyzen, zal konnen oordeelen. Wy zullen onder des niet onderlaaten U E. zoo veel renfortGa naar margenoot† van scheepen als anders toe te zenden, als eenigzins zal doenlyk weezen. Godt almachtig biddende,
Edele, getrouwe, vroome, lieve bezondere, U E. te houden in zyne heilige bescherminge. In 's Gravenhage, den 21 May 1673. U E. goedtwillige vriendt, G.H. PRINCE d'ORANGE.
Ga naar margenoot+Ter zelver tydt, op Pinxterdagh, begost het sterk te waaijen uit den Noordtoosttenoosten, zoo dat men in 's Landts vloot de rees moest stryken, en de stengen doorstryken: twee scheepen verlooren hunne kabels, Ga naar margenoot+en 't onweêr duurde tot den drieëntwintighsten. Op dien zelven dagh beriep den L. Admiraal de Ruiter d'aanweezende Leden van den Krygsraadt Ga naar margenoot+aan zyn boordt, om de vloot in drie esquadres te verdeelen. Doch in 't begin Ga naar margenoot+van de zitting der Leden heeft de Viceadmiraal Evertszoon het verschil, dat de Zeeuwsche Bevelhebbers eenige achtereen volgende jaaren (of Ga naar margenoot+zedert den tydt dat de Staat zoo veele Hooftofficieren ter zee hadt aangestelt) Ga naar margenoot+met die van Amsterdam hadden gehadt, wederom opgehaalt: beweerende Ga naar margenoot+uit den naame en van weegen de Heeren Staaten van Zeelandt, en d'Admiraaliteit der zelver Provincie, dat der zelver Viceadmiraal en Schoutbynacht de rang, zitting en stem in den Scheepskrygsraadt, in zulker voegen toequam, als het voor de verkiezing van zoo veele Hooftoffi- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 785]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cieren Ga naar margenoot+was in gebruik geweest: dat was, naa den Viceadmiraal en Schoutbynacht van de Maas, en voor den Viceadmiraal en Schoutbynacht van Amsterdam , gelyk de Zeeuwsche L. Admiraal altydt in dat bezit was geweest, en tot noch toe onverstoort gebleeven. Den L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter gaf hem tot antwoordt, dat hy op dat punt van zyne Hoogheit niet was gelast, maar dat hy daar aan zou verzoeken, dat 'er op dat stuk eenig besluit moght worden genoomen, en hem aanbevoolen, 't geen zyn Hoogheit zoude oordeelen dat tot bewaaring van de waardigheit, en onderlinge vriendtschap der twee Provincien van Hollandt en Zeelandt, en haare Kollegien ter Admiraaliteit, behoorde te geschieden: op dat men moght weeten waar naar men zich, dien aangaande, voortaan zoude hebben te schikken. Dit verzoek werdt zyn Hoogheit daarna met een brief voorgedraagen. Geduurende den zelven Ga naar margenoot+Krygsraadt werdt de lyst van verdeeling der tegenwoordige, en eenige verwachtwordende scheepen, in drie esquadres ontworpen, en tot nader ordre vast gestelt, gelyk in 't volgende afschrift is uit gedrukt. Esquadre van den L. Admiraal Generaal de Ruiter.
Fregatten.
Branders.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 786]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Advysjachten.
Galjoots.
Esquadre van den L. Admiraal Bankert.
Fregatten.
Branders.
Advysjachten.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 787]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Galjoots.
Esquadre van den L. Admiraal Tromp.
Fregatten.
Branders.
Advysjachten.
Galjoots.
Ga naar margenoot+De bemanning der vloot is hier gestelt, gelyk ze weinig daagen voor de verdeeling in drie esquadres by de Officieren en Kapiteinen was opgegeeven, en blykt daar uit hoe veel volks in zommige scheepen te dier tydt noch ontbrak. Eenige weinige scheepen hadden wel iet boven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 788]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+hun getal, maar die overige werden daar afgelicht, en op andere scheepen, daar gebrek was, verdeelt, doch die van Noordthollandt op Noordthollandtsche, en die van Zuidthollandt op Zuidthollandtsche scheepen, Ga naar margenoot+om verwarring te vermyden. Ter gelegentheit van de bovenstaande Ga naar margenoot+verdeeling, beval den L. Admiraal Generaal de Ruiter, dat de L. Admiraal van Nes het esquadre, den L. Admiraal Tromp toegeschikt, geduurende zyn afweezen, als Hooft zou geleiden en gebieden. De Schoutbynacht Jan van Nes werdt gestelt over 't smaldeel dat de L. Admiraal van Nes in 't Hooftesquadre daarna zoude voeren: de Viceadmiraal Evertszoon over 't esquadre van den L. Admiraal Bankert, de Schoutbynacht Vlug tot Viceadmiraal, en de Kapitein Dirk Kiela tot Schoutbynacht over 't zelve esquadre: voorts de Kapitein Philips van Almonde tot Schoutbynacht over 't esquadre van Tromp; doch alles by maniere van voorraadt, tot dat de gemelde Tromp, en andre verwacht wordende Hooftofficieren, by de vlagh zouden koomen. Ten zelven daage werdt de algemeene berichtsbrief, waar naar de Hooftofficieren, Kapiteinen en Kommandeurs van 's Landts vloot zich zouden hebben te draagen, in den Krygsraadt geleezen en vastgestelt: behelzende in wat ordre en rang de drie esquadres in zee zouden zeilen, en, naa voorvallende gelegentheden, op de seinen wenden, keeren, ook d'ordre veranderen, met den aankleven van dien; gelyk 't zelve hier onder werdt uitgedrukt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[23 Mei 1673]Generaale instructie ende ordre van Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Ridder, Lieutenant Admiraal van Hollandt ende Westvrieslandt, commanderende en Chef, uit den name ende van wegen zyne Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje, &c. &c. &c. de vloote van den Staat der vereenighde Nederlanden, voor de Hooftofficieren, Kapiteinen ende Kommandeurs van de zelve vloote, daar naar zy haar in de aanstaande expeditie, batailje of rencontre met den vyandt, zullen hebben te reguleren. Ga naar margenoot+Eerstelyk, wordt ernstelyk gelast, dat in 't uit ofte in zeilen van eenige zeegaaten de kleine scheepen de groote uit de zeilen moeten blyven, ende de zelve achter aan volgen, om, of de groote scheepen aan de grondt quaamen te zitten, haar altoos te konnen assisteeren, op dat de zelve groote scheepen gevoeghlyk in zee ofte binnen moogen geraaken, ende wie contrarie doet zal arbitralyk gestraft worden. Ende alzoo 's Landts vloote tegenwoordigh is verdeelt in drie esquadres, te weeten, eerst d'avantguarde, ofte. (voor de windt zeilende) de rechter vleugel; ten tweeden, het corps de batailje, ofte 't middelste gedeelte; ende ten derden, d'arriereguarde, ofte (als men voor de windt zeilt) de slinker vleugel, zoo zullen, in zee gekoomen zynde, den L. Admiraal Adriaan Bankert, benevens de Viceadmiraalen Kornelis Evertszoon ende Enno Doedes Star, met haare onderhebbende esquadre aan stuurboort, ende den L. Admiraal Kornelis Tromp, benevens de Viceadmiraalen Isaak Sweers ende Volkert Schram, met haare onderhebbende esquadre aan bakboort van 't Hooftesquadre, gevoert door de L. Admiraalen de Ruiter ende Aart Janszoon van Nes, benevens den Viceadmiraal Johan de Liefde, zich begeeven ende onthouden, als men voor de windt zeildt. Maar by de windt zeilende, zal het esquadre van de voornoemde L. Admiraal Bankert voor uit zeilen, 't Hooftesquadre van de voor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 789]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemde Ga naar margenoot+L. Admiraal de Ruiter in 't midden, ende dat van de voornoemde L. Admiraal Tromp, in maniere als vooren, achter aan. Item, wanneer de Hooftvlagge geraaden vindt, by daage, ofte des nachts over te wenden, zal de zelve het sein doen, dat daar toe in de generaale seinen, articul 5 of 6, is beraamt; d'andere Hoofden, zoo L. Admiraalen, Viceadmiraalen, ende Schoutenbynacht, 't zelve gewaar wordende, zullen, conform de zelve articulen, mede sein doen, waar op dan 't achterste esquadre eerst zal wenden, daar aan het Hooft esquadre, ende zoo vervolgens het voorste: zulks dat, 's Landts Vloote alzoo gewendt zynde, 't esquadre 't welk te vooren het laatste was, als dan zal weezen het voorste; ende zal ook de zelve ordre tusschen de vlaggen van ieder esquadre onderhouden werden. De voornoemde Hoofden zullen ieder haare esquadre in drie smaldeelen verdeelen, ende daar uit eenige fregats destineren, die expres daar op passen, zoo der van de scheepen in de grondt, ofte brandt geraakten, het volk te bergen; mitsgaders ordre te stellen, dat de branders zich reguleren, volgens ende in conformité van het zeventiende articul in de ordre van zyn Hoogheit, tot observantie van goede discipline in 's Landts vloote, gearresteert den vierentwintighsten April zestienhonderdt drieëntzeventigh; om zoo in goede ordre in zee te koomen, ende niet confuis te weezen, maar den vyandt schielyk koomende te bejegenen, altydt in postuur den zelven 't hooft te konnen bieden; Ende zal een ieder gewaar schouwt weezen, malkanderen ruimte te geeven, om ter deegen den anderen uit het schut te blyven, achtervolgens het twaalfde articul van de gemelde ordre, zonder nochtans te groote separatie te maaken, op dat den vyandt niet tusschen beiden in en breeke, ook wel te doen letten op den brandt, die door het schieten van 's vyandts, of eigen proppen, in 's Landts scheepen zoude konnen werden veroorzaakt, op dat die tydelyk magh werden gelescht. Ende zal derhalven, wanneer 's Landts vloote den vyandt te loef-waart mochte gewaar worden, indien de zelve vloote over stuurboordt zeilt, den Viceadmiraal Evertszoon te loefwaart voor uit, ende den Viceadmiraal Star te loefwaart achter uit van den L. Admiraal Bankert, ende des zelfs onderhebbende smaldeel, zich met haare respective onderhebbende smaldeelen begeeven, ende onthouden. Zoo zullen ook van gelyken den L. Admiraal van Nes te loefwaart voor uit, ende den Viceadmiraal de Liefde te loefwaart achter uit van den L. Admiraal de Ruiter, ende des zelfs onderhebbende smaldeel, zich met haare respective onderhebbende smaldeelen begeeven, ende onthouden. Desgelyks zullen ook den Viceadmiraal Sweers te loefwaart voor uit, ende den Viceadmiraal Schram te loefwaart achter uit van den L. Admiraal Tromp, ende des zelfs onderhebbende smaldeel, zich met haare respective onderhebbende smaldeelen begeeven, ende onthouden. Maar indien 's Landts vloote in 't voorschreeve geval over bakboort zeilt, zal de zelve vloote haar in postuur stellen, als over stuurboort is geordonneert, ende zoo doende zal 't esquadre van den L. Admiraal Tromp, dat te vooren d'arriereguarde gehadt heeft, nu d'avant-guarde bekoomen, ende daar van den Viceadmiraal Schram, met zyn onderhebbende smaldeel, die te vooren de achterste van de geheele 's Landts vloote zyn geweest, nu de voorste van de geheele vloote wor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 790]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den; Ga naar margenoot+ende vervolgens de voorste van de geheele vloote weder de laatste, namentlyk den Viceadmiraal Kornelis Evertszoon met zyn onderhebbende smaldeel, ten waare nochtans in dit geval 's Landts vloote zoodaanigh geposteert lagh, ofte in zoodaanigen ordre onder zeil was, dat, om te spoediger in een goet postuur aan den vyandt te koomen, deeze ordre moeste werden omgekeert. Ende of het quaame te gebeuren, dat den vyandt in ly, ende 's Landts vloote te loefwaart was, by aldien de zelve 's Landts vloote over bakboordt zeilt, zal den Viceadmiraal Evertszoon aan ly voor uit, ende den Viceadmiraal Star aan ly achter uit van den L. Admiraal Bankert, ende des zelfs onderhebbende smaldeel, zich met haare respective onderhebbende smaldeelen begeeven, ende onthouden. Zoo zullen ook van gelyken den L. Admiraal van Nes aan ly voor uit, ende den Viceadmiraal de Liefde aan ly achter uit van den L. Admiraal de Ruiters onderhebbende smaldeel, zich met haare respective onderhebbende smaldeelen begeeven, ende onthouden. Desgelyks zullen ook den Viceadmiraal Sweers aan ly voor uit, ende den Viceadmiraal Schram aan ly achter uit van den L. Admiraal Tromp, ende des zelfs onderhebbende smaldeel, zich met haare respective onderhebbende smaldeelen begeeven, ende onthouden. Maar indien 's Landts vloote in dit geval over stuurboort zeilt, zal de zelve vloote haar in postuur stellen, als over bakboort is geordonneert, ende zoo doende zal wederom 't esquadre van den L. Admiraal Tromp, dat te vooren d'arriereguarde gehadt heeft, nu d'avant-guarde bekoomen, ende daar van den Viceadmiraal Schram met zyn onderhebbende smaldeel, die te vooren de achterste van den geheele vloote zyn geweest, nu de voorste van de zelve vloote worden, ende vervolgens de voorste van de geheele vloote weder de laatste, namentlyk den Viceadmiraal Evertszoon, met zyn onderhebbende smaldeel; ten waare dat ook in dit geval 's Landts vloote zoodanigh geposteert lagh, of in zoodaanigen ondre onder zeil was, dat, om te spoediger in een goet postuur aan den vyandt te koomen, deeze ordre moeste werden omgekeert. De vloote aldus gerangeert, ende in een der voorschreeve gevallen in postuur leggende, om zich te defenderen, of den vyandt te attacqueren, zal een ieder van de particuliere Kapitein op zyn Hooft, daar onder hy bescheiden is, wel passen, zonder in 't minste van den vyandt af te wyken, ofte draagende te houden, als door hooghdringende noodt, alwaar 't dat hy zagh dat iemandt, die voor hem gerangeert was, door noodt ofte wandevoir, zyn geordonneerde post niet en hielde, maar naar zyn uitterste vermoogen betrachten de plichten van soldaat- en zeemanschap, op poene van, contrarie doende, aan den lyve gestraft te werden, in conformité van het zeste articul in de meergemelde ordre, ende andere publicatien, by hooghgemelde zyne Hoogheit gearresteert. Ook werdt wel expresselyk gelast, schoon men by den vyandt niet en is, maar in zee zynde, ieder op zyn rangh, ende by zyn Hooft te blyven, daar onder hy bescheiden is, mede op de poene als in de meergemelde ordre, articul 5, staat vermeldt. Ende zullen de Hooftofficieren van ieder esquadre alle daagh drie van haare bezeilste fregatten, benevens eenige galjoots, rondtomme de vloote ordonneren, omme door de zelve alle doenelyke kondtschap te bekoomen, ende iets nieuws verneemende, zullen daar van datelyk aan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 791]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Ga naar margenoot+Hooftvlagge koomen rapport doen, zonder daar van in 't minste te blyven in gebreeke. Aldus gedaan ende geordonnert in 's Landts schip de zeven Provincien, ten anker leggende op Schoonevelt, den 23 Mey 1673. MICHIEL ADR. DE RUITER.
Ga naar margenoot+De L. Admiraal de Ruiter verdeelde daarna het Hooftesquadre der vloote, naar zyn gewoonte, in drie smaldeelen, op deeze wyze.
Onder den L. Admiraal van Nes.
Onder den L. Admiraal de Ruiter.
Onder den Viceadmiraal de Liefde.
Wyders stelde den Heer de Ruiter een bezondere instructieGa naar margenoot† by geschrift, waar naar zich d'Officieren, Kapiteinen en Kommandeurs in 't gevecht zouden richten, met aanwyzing waar elk, wanneer de vyandt uit de loef afquam, zich ontrent den L. Admiraal zoude houden, en vechten. Ook wat ordre dat men zoude houden als men den vyandt in de ly kreeg, en den zelven wilde aangrypen. Hoe men zich, als 's Landts vloot zoodaanig wendde dat d'achterste de voorste wierden, zou rangeren. Op wat wyze zich de Kommandeurs der branders zouden draagen, om 's vyandts scheepen aan boordt te koomen, en vyandtlyke branders af te weeren: hoe zich d'advysjachten zouden gereedt houden, om advyzen af- en aan te brengen, en het volk te bergen van scheepen die in den brandt moghten raaken, of in den grondt worden geschooten, ook om branders in 't gemoet te zeilen en af te weeren. Hoe men in 't zeilen en ankeren den zelven rang en ordre zoude houden. Ten lesten, hoe men zich, als de L. Admiraal van vyandtlyke scheepen wierdt aan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 792]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+boordt geklampt, of, zelf een vyandts schip aan boordt wilde leggen, zou draagen, om hem t'ontzetten, en te hulp te koomen. Diergelyke instructie werdt ook voor de twee andre smaldeelen ontworpen en vast-gestelt. Ook hieldt men den zelven voet in 't verdeelen van d'andre Ga naar margenoot+esquadres, onder de L. Admiraalen Bankert en Tromp. Op den zelven dagh quam den L. Admiraal de Ruiter, door een schuit van Zierikzee, een brief van den Heere Prinsse van Oranje ter handen, in den welken zyn Hoogheit, met kraght van taale en ernstige woorden, den Bevelhebberen op 's Landts vloot, en voorts eenen iegelyke, van den meesten tot den minsten, den geest der kloekmoedigheit zocht in te boezemen, op de volgende wyze. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[22 Mei 1673]Edele, Gestrenge, vroome, lieve bezondere, Ga naar margenoot+Wy, hadden gewenscht dat de zaaken van 't Landt ons hadden gelaaten de faculteit om ons naa 's Landts vloot te vervoegen, en 't vernoegen te hebben van daar by een te zien zoo veel eerlyke Patriotten, die cordatelyk de handt aan 't werk slaan, om 't Vaderlandt tegens vyandtlyk geweldt te helpen dekken. De aanzienlyke zeemaght, welke ten dien einde by een werdt gebraght, is een van de noodige en considerabele middelen die tot behoudenisse van den Staat aangewent werden, en is dienvolgende te hoopen, dat die aanmerkinge nieuwe vigeur zal geeven aan de couragie van die geenen, die de eer hebben van dat ze aan haar werdt toevertrouwt. De oogen en de harten van alle de ingezetenen van 't Landt, jaa van de Christene werelt, zyn daar henen gewent, en observeren met groote reflexie 't geen met de zelve voorzichtelyk en kloekmoedighlyk, of anders, zal werden ondernoomen en uitgevoert: Ende waare het over zulks van de uiterste infamie dat iemant aan zynen plicht zoude ontbreeken op zoo een doorluchtigh toneel. Wy verwachten zulks niet, maar in tegendeel, dat door het voorzichtigh en kloek beleit van U E. en van de geene die by hem zyn, in deeze gevaarlyke conjuncture, een nieuwe luister aan de eer, by onze natie ter zee bevochten, onder Godts zeegen, zal werden toegebraght, en dat zy oorzaak zullen hebben om haar te verblyden, en wy met haar van gezegende instrumenten te zyn geweest tot het bewerken van een goede uitkomste in onze goede zaake. Wy zullen betrachten dat de geene die haar loffelyk zullen hebben gequeten dankelyk beloont en gevordert werden, en dat geene extraordinaire goede actien blyven zonder extraordinaire vergeldinge. U E. gelieve alle die onder de vlagge zyn, van de meeste tot de minste, des te verzeekeren, en te gelyk een ieder in te scherpen, dat geen hoope van ongestraftheit overigh zal zyn aan die geene die buiten verwachtinge haar aan eenige wandevoiren zouden moogen schuldigh maaken: weezende de serieuse intentie van de Heeren Staaten, en de myne, dat tegens zoodaanige de verdiende straffe, volgens de rigeur van den Artykelbrief, en andere ordres van 't Landt, zonder eenige de minste conniventie, exactelyk en promptelyk werde geëxecuteert. Zoo dat aan den geene die zich lafhertigh, en anders als een braaf soldaat en zeeman, voor den vyandt zal draagen, niets zoo gevaarlyk zal zyn als de havenen van den Staat, daar hy niet zal konnen ontgaan, noch de straffe handt van de Justitie, nochte de vloek en de haat van zyn medeburgers, die op hem zal vallen en blyven. Wy belooven ons dat niemant en zal willen vallen in zoodaanigh een verderf, maar dat een ieder met loffelyken yver en gemoedt in deeze importante tyden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 793]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zich extraordinaris zal evertueren, en dat Godt uit den Hemel 't zelven zal zeegenen, ten beste van 't Vaderlandt, en tot onsterffelyke eere aan de geene die 't zelve trouwhartighlyk gedient zullen hebben. Ik bidde Godt U E. en alle die by hem zyn, te houden in zyn heilige protectie. In 's Gravenhage, den 22 May 1673.
U E. goedtwillige vriendt, G.H. PRINCE d'ORANGE.
Ga naar margenoot+Op 't ontfangen van dien brief schreef den L. Admiraal de Ruiter terstondt dit antwoordt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[24 Mei 1673]Doorluchtige, hooghgebooren Vorst en Heere, Ga naar margenoot+Naa dat ik ontrent den middagh mynen lesten van heeden aan Uw Hoogheit hadt afgezonden, ontfing ik laat in den achtermiddagh des zelfs brief, by den welke het Uwe Hoogheit belieft ons alle aan te maanen en op te wekken tot onzen plicht, ten dienste van het lieve Vaderlandt, waar voor ik aan Uwe Hoogheit dankbaar ben: ende zal ik geenzins nalaaten daar van morgen tydelyk aan d'aanweezende Hooften andere Officieren kennisse te geeven; ten einde wy ons alle, ter bequaamer gelegentheit, ten uitersten moogen quyten, zoo als wy denken voor Godt, Uwe Hoogheit en de geheele Christe werelt te konnen verantwoorden, daar van zich de zelve kan verzeekeren; gelyk ik my doe, op Uw Hoogheits Prinsselyk woordt, dat de Heer L. Admiraal Tromp magh weezen gereguleert, en met my en de verdre Leden van den Krygsraadt leeven in dat vertrouwen, en die overeenkooming, als wy hier tegenwoordig met den anderen zyn. Ende als dan wil ik hoopen en vertrouwen, dat alles, door Godts genaadigen zeegen, zal zyn van goedt succes en operatie, verblyvende met alle respect,
Doorluchtige, hooghgebooren Vorst en Heere, Uw Hoogheits Actum in 's ..andts schip de zeven Provincien, ten anker leggende op Schoonevelt, den 24 May 1673. Zeer ootmoedige en getrouwe dienaar, MICHIEL ADR. DE RUITER.
Ga naar margenoot+Den volgenden morgen werdt zyn Hoogheits brief aan alle de Hooft-officieren, Ga naar margenoot+Kapiteinen en Kommandeurs van branders en advysjachten, aan de Ruiters boordt, daar men ze by een hadt geroepen, voorgeleezen, en met groote beweegenis der gemoederen gehoort. Waar op den L. Admiraal de Ruiter een ieder met grooten ernst tot zyn plicht vermaande, en al die daar tegenwoordig waaren, zoo hooge als mindre Officieren, beloofden met een rustig gelaat, dat ze hun eer en eedt zouden betrachten, gelyk als liefhebbers en dienaars des lieven Vaderlandts Ga naar margenoot+schuldig waaren. Dus verwekte die brief een byzondre kloekmoedigheit door de gantsche vloot. Men hoorde veele Officieren eenige van zyn Hoogheits woorden t'elkens herhaalen: inzonderheit daar hy zeide, dat 'er voor de lafhartigen niet zoo gevaarlyk zou zyn dan de havenen van den Staat: en men besloot derhalven, te winnen of te sterven. Twee Zeeuwsche snaauwen, den negentienden op kondtschap door de Hoofden, tot voor Wicht en Portsmuiden, uitgezonden, met last, van eenige Visschers te neemen, of luiden van 't landt te haalen, en daar door tyding van de vyandtlyke scheepsmaghten te bekoomen, quaa- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 794]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men Ga naar margenoot+deezen dagh weer by de vloot. D'eene hadt by de Singels een Engelsch Ga naar margenoot+advysjacht, een huy, genoemt Elizabeth, verovert, en, om dat Ga naar margenoot+het geen zeiler was, in den grondt gehakt, hebbende twintig Engelschen met vier yzere stukken daar afgelicht. Men braght den Komandeur van dat jacht aan het boordt van den L. Admiraal de Ruiter, die uit hem verstondt, dat hy den twintighsten 's avondts van d'Engelsche vloot, leggende in de Baay van Rhy, tusschen Vierley en Bevesier, was gescheiden, sterk ontrent veertig scheepen van oorlogh: dat de Fransche vloot toen ontrent Wicht was gekoomen, daar zich vyftien Engelsche scheepen uit Portsmuiden by hadden gevoeght: dat hy den Ga naar margenoot+twintighsten de Fransche vloot met die vyftien Engelsche scheepen 't Kanaal hadt zien opkoomen: zoo dat hy vast stelde dat die twee vlooten den eenentwintighsten, op Pinxterdagh, by een waaren gekoomen, uitgenoomen veertien of vyftien Engelsche scheepen, die noch voor Doevres laagen. Zoo dat d'Engelsche vloot ontrent uit tzeventigh scheepen zou bestaan. Maar van de sterkte der Fransche vloote werdt, zeide hy, by d'Engelschen zelfs zeer verscheiden gesprooken, begrootende zommigen haar getal tot tzestig, anderen tot tachtig zeilen: doch hy oordeelde dat 'er zoo veel niet waaren, al waar 't dat men de branders, Ga naar margenoot+advysjachten en victualiescheepen daar onder telde. Deeze tyding maakte den Heer de Ruiter, door een brief, aan zyn Hoogheit bekent: vertoonende dat men alomme d'uiterste naarstigheit behoorde aan te wenden, en alles by te brengen om 's Landts vloot te versterken, en dat men inzonderheit de verwachtwordende scheepen uit Texel moest voortpressen en naar Schoonevelt laaten koomen, terwyl de zee noch Ga naar margenoot+veiligh en voor hun open was. Ter zelver tydt gaf den L. Admiraal de Ga naar margenoot+Ruiter ordre, dat men wat om de Zuidt naar de wal zou zeilen, om de vloot in de vereischte ordre te rangeren. Toen zeilde de Viceadmiraal Evertszoon met Bankers esquadre anderhalf myl om de Zuidt, daar hy 't anker wierp. Den Heer de Ruiter ging insgelyks onder zeil, en Ga naar margenoot+posteerde zyn esquadre niet ver van den Viceadmiraal Evertszoon; daar op volgde de L. Admiraal van Nes, en ankerde wat benoorden den L. Admiraal de Ruiter: die toen zyn Hoogheits brief van den eenentwintighsten, boven gemeldt, dien hy eerst 's daaghs te vooren hadt bekoomen, den Krygsraadt bekent maakte, en besloot dat men voor eerst met 's Landts vloot noch op Schoonevelt zou blyven, en den L. Admiraal Ga naar margenoot+Tromp met d'andre scheepen verwachten. Daarna bequam hy zeekre naarichting uit drie Schippers, een Zweedt, en twee Lubekers, dat de Franschen den vierentwintighsten noch by d'Engelschen niet waaren Ga naar margenoot+gekoomen, maar alleen etlyke daagen te vooren eenige scheepen en branders uit Portsmuiden, die de Kommandeur van 't veroverde Engelsch Ga naar margenoot+advysjacht, boven gemeldt, voor Franschen hadt aangezien. Uit een' anderen Zweedtschen Schipper hadt hy verstaan, dat d'Engelschen Ga naar margenoot+sterk waaren tzestig scheepen van oorlogh, en met de branders en advysjachten wel tachtig zeilen, en daar onder een groot nieu schip uit Ga naar margenoot+Portsmuiden, gemonteert met 120 stukken, daar men Prins Robbert Ga naar margenoot+op verwachtte: dat ook een Engelsch schip, uit Portsmuiden koomende, door ongeluk was in brandt geraakt en verbrandt, niet weetende of het een schip van oorlogh of brander was. Den achtentwintighsten quam de L. Admiraal Tromp, met zes scheepen van Amsterdam , benevens den Viceadmiraal Schram en een brander uit Noordthollandt, tegens den middagh in de vloot. De L. Admirraal Tromp quam met zyn schee- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 795]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen, Ga naar margenoot+uit eerbiedenis van de vlagge, achter den Heer de Ruiters schip omloopen, begroette de vlag met eenige eerschooten; en verscheen in persoon aan zyn boort. In welke byeenkomst, d'eerste in zeven jaaren, alles met minlykheit en betoogh van vriendtschap toeging. Den Heer de Ruiter, hem vriendelyk verwellekoomende, verhaalde den toestandt van 's Landts vloot, en hy berichte hem van de gesteltenisse der zaaken in Texel: zeggende, dat het schip van den Viceadmiraal Sweers noch niet over het Vlaak was: maar dat men den Kommandeur van Meeuwen, en den Kapitein Jan van Gelder, de Ruiters stiefzoon, op morgen Ga naar margenoot+by de vloot hadt te verwachten. Ter zelver tydt quam ook de L. Admiraal Bankert met een snaauw aan de Ruiters boordt, op hoope, die hem door de Heeren ter Admiraaliteit in Zeelandt was gegeeven, van daar eenigh volk voor de Zeeuwsche scheepen te zullen bekoomen: maar ziende dat de zaaken daar niet naar stonden, besloot echter in de vloot te blyven, en zyn verblyf te neemen op 't schip Domburg, dat gevoert wierdt door den Kapitein Karel van der Putten, en tot dien einde vyftig mannen, nevens zyn bagagie, uit de Wielingen van 't schip Walcheren derwaarts t'ontbieden. Den L. Admiraal de Ruiter hadt hem Ga naar margenoot+aangebooden, dat hy zou moogen overgaan op 't schip van den Kapitein Hek, uit het Noorderquartier, dat veel grooter was, en wel bemant: doch hy vondt dat ongeraaden, om de Heeren van Zeelandt geen misnoegen te geeven. Weinig uuren naa d'aankomst van den Heer Tromp ontfing den L. Admiraal de Ruiter in der nacht den volgenden brief van zyne Hoogheit, raakende het geschil van den rang met de Zeeuwen, en 't geen hy den vierentwintighsten, aangaande de persoon van den Heere Tromp, aan zyn Hoogheit hadt geschreeven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[27 Mei 1673]De Prins van Orange. Edele, Gestrenge, vroome, lieve bezondere,
Ga naar margenoot+Ons is wel geworden U E. schryven van den 24 deezer maandt, hebbende geerne gezien d'advertentie daar in vervat. Ende voor zoo veel belanght de sustenue van den Viceadmiraal Evertszoon, van dat de Viceadmiraal en Schoutbynacht van Zeelandt in rang zoude moeten precederen die van 't Kollegie ter Admiraaliteit van Amsterdam, vinden wy goedt, dat, zonder daar door prejudicie te leggen aan iemants recht, voor het jegenwoordige zulks verblyve by 't geene dien aangaande eenigen tydt herwaarts is geobserveert, ende zal U E. zich daar naar konnen reguleren. Vorder hebben wy in ernstige termen gelast en gerecommandeert aan den L. Admiraal Tromp, U E. en uw commandement allenthalven te bejegenen met behoorlyk respect en gehoorzaamheit, gelyk gemelde L. Admiraal ons het zelve mede toegezeght en belooft heeft. Wy vertrouwen dat hy zulks in der daadt zal nakoomen, en dat het zelve ten dienste van den Lande, in de jegenwoordige occasie, van goedt en salutair effect zal weezen, beveelende U E. onder des,
Edele, Gestrenge, vroome, lieve bezondere, in de heilige bescherminge Godes. In 't quartier tot Alfen, den 27 May 1673. U E. goetwillige vriendt, G.H. PRINCE d'ORANGE. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 796]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Niet lang daarna, den dertighsten, quaamen de Heeren Lodestein en Ga naar margenoot+David de Wildt, als Gecommitteerden van zyn Hoogheit, en de Heeren hunne Hoog. Moog. Gedeputeerden tot de zaaken van de zee, in de vloot, om met den L. Admiraal de Ruiter en den Krygsraadt te beraadtslaagen, en besluit te neemen op het bedryf der zelve. De Heer Ga naar margenoot+Lodestein, in den Krygsraadt het woordt voerende, begeerde dat alle Ga naar margenoot+de Leden van den Krygsraadt hun goetdunken zouden zeggen, en te kennen geeven, hoe en in welker voegen zy oordeelden dat met de tegenwoordige vloot van den Staat tegens de groote en t'zaamengevoegde Engelsche en Fransche scheepsmaght behoorde te werk gegaan te worden: ten aanzien dat de gemelde vloot, naast Godt, een van de voornaamste werktuigen was om den Staat te water te beschermen en te dekken, en daarom met de vyanden aan te grypen niet behoorde gewaagt te worden, dan met voordeel: welk voorstel hy met eenige inzichten van Staat bekleedde. Hier op werdt, naa eenige beraadtslaaging, genoeghzaam met eenparige toestemming van den Krygsraadt goedtgevonden, Ga naar margenoot+en by de gemelde Heeren Gedeputeerden beslooten, dat 's Landts vloot zich op 't voordeellykste zou geposteert houden op Schooneveldt, of wat Zuidelyker naar Oostende, laatende 't zelve aan het beleidt van 't Opperhooft en den Krygsraadt, die geduurighlyk op de vyanden zouden acht geeven, en, daar van bezocht of aangetast wordende, ofte dat de zelve een landing op de kusten deezer Landen zouden trachten t'onderneemen, de zelve met d'uiterste kracht en vigeur daar in tegens gaan en wederstaan, veroveren, verbranden en vernielen, zoo veel naar gebruik van soldaat- en zeemanschap eenighzins doenlyk zou zyn. Dit werdt beslooten in 't byzyn van de L. Admiraalen de Ruiter, Bankert, van Nes en Tromp; de Viceadmiraalen de Liefde, Evertszoon en Schram; en de Schoutenbynacht Jan van Nes en de Haan. De Heeren Lodestein en de Wildt bleeven 's middaghs, met den gantschen Ga naar margenoot+Krygsraadt, by den L. Admiraal ter maaltydt, daar een glas van vriendtschap en eenigheit omging, en elk, met hertelyke betuiging van onderlinge liefde, te kennen gaf, dat ze elkanderen in 't gevecht trouwelyk zouden bystaan, en de leste druppel bloedts voor 't vaderlandt ten besten geeven. De Heeren Gedeputeerden verheughden zich over hunne eenigheit en goede wil, inzonderheit over de vriendtschap die tusschen de Ruiter en Tromp werdt bespeurt, zeggende, dat ze zyn Hoogheit met die tyding zouden verblyden: en vertrokken daar op, hun allen Godts bewaaring en zeegen toewenschende, naa den middagh weêr naar Zeelandt, om daar noch eenige ordre ten beste en tot versterking van de Ga naar margenoot+vloot te stellen. Dien zelven avondt quam de Kapitein Jonker Jan van Ga naar margenoot+Gelder, de Ruiters stiefzoon, met het schip Steenbergen, uit Texel by de vlagge. De Heer de Ruiter, daarna eenig vaartuig op kondtschap van de vyanden uitgezonden hebbende, ging den eersten van Junius met 's Landts vloot 's morgens onder zeil, om de Kapiteinen en Komandeurs, ontrent het naakoomen van den beraamden rang, en ordres op de gestelde seinen, wat te oeffenen, en hun de zelve wat gemeen en Ga naar margenoot+gewoon te maaken. Dit duurde tot ontrent den middagh, toen quam men weêr op Schoonevelt ten anker. Ten zelven daage beval de L. Admiraal Generaal zynen zoone, Jonker Engel de Ruiter, en de Kapiteinen Simon van Panhuis en Philips de Munnik, die onder zyn gebiedt werden gestelt, naar de Hoofden, Duins en daar ontrent, of onder 't Noordtvoorlandt op kondtschap te kruissen, en waar 't moogelyk te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 797]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+verneemen, of d'Engelsche en Fransche vlooten zich hadden by een gevoeght, hunne sterkte, en waar ze zich onthielden: doch met last, van den vyanden alle bedenkelyke afbreuk doende, te bezorgen, dat hy daar van niet wierde bezet, en van 's Landts vloote afgesneesden, maar, Ga naar margenoot+te sterk op hem afkoomende, naar de vlagge te wyken. Op dien dagh werdt den L. Admiraal de Ruiter en de gantsche Krygsraadt van den L. Admiraal Tromp, op zyn schip, ter maaltydt, met allerley bewys van hooghachting en vriendtschap, onthaalt: en ontrent ten vier uuren, geduurende de maaltydt, gaaven de buitenwachten met seinen te kennen Ga naar margenoot+dat ze 's vyandts vlooten zaagen. De Kommanduers van twee advysjachten, die in 't Zuidtwesten hadden gekruist, toen te rugh keerende, verhaalden aan den Heere de Ruiter, dat ze uit een Vlaamsch Schipper, van Nantes koomende, hadden verstaan, dat hy gisteren by d'Engelsche en Fransche vlooten was geweest, die 's namiddaghs ten drie uuren, 120 of 130 zeilen sterk, uit het Kanaal door de Hoofden in de Noordtzee waaren gekoomen, en hunnen koers Oostnoordtoost Ga naar margenoot+hadden aangestelf. Niet lang daarna zagh men in de Nederlandtsche scheepen van om laag eenige der Engelsche buitenwachten en voorloopers, en van boven van den steng hunne gantsche maght. Doch zy, ziende dat het te laat op den dagh was, staaken by, en zeilden Noordt-west in zee. Daar op heeft den Heer de Ruiter den last, aan zyn zoon Jonker Engel gegeeven, als nu onnoodig, weêr ingetrokken. Hy verstondt, nevens den Krygsraadt, zich zoo veel moogelyk was met de vloot op hun voordeel te houden; maar echter op morgen met de eb onder zeil te gaan, en de vyanden eenige mylen t'ontmoeten, en vermaande elk, met ernsthaftige woorden, tot zynen plicht. Alle Bevelhebbers en matroozen waaren wel gemoedt, en beloofden elkanderen als eerlyke luiden te zullen bystaan, en baden Godt om den zeegen. Dien avondt quam het schip van den L. Admiraal Bankert, Walcheren, uit de Wielingen, en om het zelve te beter te bemannen, heeft men de volkeren der drie fregatten, die gevoert werden door de Kapiteinen Bankert, Barent Martenszoon, en Andries de Boer, daar afgenoomen, en op 't schip Walcheren gezet, zoo dat het toen driehonderdt vyfentachtig mannen aan boordt hadt. Voorts werdt alles in de vloot klaar en slaghvaardig Ga naar margenoot+gemaakt. Den volgenden dagh zagh men de vyanden in 't Westen te loefwaart van 's Landts vloot ten anker leggen. De windt was Zuidt-zuidtwest, en zy gingen, naa 't vroeghschaffen, met de vooreb onder zeil. 's Landts vloot dee van gelyken t'zeewaarts over; maar 't werdt toen zoo stil dat wederzydts vlooten maar met den stroom konden dryven: de Nederlandtsche zakte naar de West, tot dat ze met Oostzuidt-ooster zon de Bruggelingen twee scheepslenghte bewesten Lisweegen hadt, en genoodtzaakt was ten anker te koomen. Kort naa de middagh, als de vloet weer begon te gaan, quaamen d'Engelschen en Franschen wat op de Nederlandtsche vloot af: maar toen zy tot op ontrent twee mylen genaderdt waaren, en 's Landts vloot wel hadden bezichtight, staaken ze, mitsdien het laat in den achtermiddagh was, weer by, met den steven om den Noordt, en quaamen derdehalf myl ten Westen van de Nederlandtsche vloot, in haar gezicht, ten anker. De Nederlanders telden in 't eerst honderdt en dertig vyandtlyke zeilen, maar 's avondts, toen ze wat beter uit elkanderen geankert laagen, wel honderdt en in de Ga naar margenoot+veertig. Gelyk de stilte dien dagh het vechten belette, zoo werdt het den volgenden dagh door hardt weder verhindert. Daar stak een storm | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 798]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+op uit den Zuidtwesten, met dikken regen, zoo dat beide de vlooten in Ga naar margenoot+elkanders gezicht, twee mylen van den anderen, ten anker bleeven leggen. Ga naar margenoot+Men vierde de kabels, streek de voorstengen, piekte de groote en fokkeraa, en verscheide van 's Landts scheepen gingen d'ankers deur Ga naar margenoot+door dien de grondt zoo los was. Des anderendaaghs was de gantsche Nederlandtsche vloot noch by een, en de windt stak noch meer op; zoo dat verscheide kabels braaken, en ankers verlooren werden, en men merkte van ver dat het de vyanden niet beter hadden: want men zagh van de steng, dat ze in d'ordre, gelyk ze ten anker waaren gekoomen, niet en laagen, en dat verscheide scheepen van hunne ankerS waaren Ga naar margenoot+verdreeven. Op dien dagh werdt op den Heer de Ruiters schip het Avondtmaal des Heeren gehouden. Hy verstondt, dat men, de vyanden in 't gezicht hebbende, daarom die plicht niet moest uitstellen: maar zich door 't broodt en den wyn des heiligen Nachtmaals ook naar de ziele sterken, om allerley gevaarlykheden te rustiger door te staan. Den Ga naar margenoot+vyfden hadt men noch hardt weder. Den L. Admiraal de Ruiter zondt toen een beslooten brief aan ieder lidt van den Krygsraadt, hun afvraagende, of men daar op Schooneveldt, op 't voordeelighst leggende, den eersten aanval van den vyandt zoude afwachten, volgens 't geen den dertighsten May, ten overstaan van de Heeren Lodestein en de Wildt, was beslooten: dan of men meer voordeels op den vyandt zoude hebben, en dienst aan den Staat doen, indien men den zelven eerst ging aangrypen: verzoekende daar op hun goedtdunken by geschrift te verstaan: met verder last, dat eenige scheepen, die wat te verre van hem gezet laagen, de vlag wat zouden naderen. Hier op werdt by alle de Leden van den Krygsraadt, 't een voor en 't ander naa, geantwoordt, dat ze bleeven by 't geen den dertighsten was beslooten, en dat men d'eerste aanval van den vyandt behoorde af te wachten, ten waare dat men meer voordeels kreeg dan men tot noch toe hadt, en als dan moght besluiten den vyandt aan te grypen. Deeze brieven werden door sloepen van branders, by gebrek Ga naar margenoot+van galjoots, afgezonden. Den zesten woey 't bramzeils koelte, met ongestaadig, regenachtig, mistig weêr: doch de zon Westtenzuiden klaarde 't op, en de windt liep Westnoordtwest met labbere koelte. Men zagh veele van de vyandtlyke scheepen onder zeil gaan, die, zoo 't scheen, elkanderen te naa hadden geleegen, en zich wat beter in ordre Ga naar margenoot+zochten te stellen. Den zevenden van Junius, op den maandelyken biddagh, en juist den zelven dagh op welken men in 't verleeden jaar de vyanden in Souwlsbaay aantastte, raakten beide de vlooten aan elkanderen. Ga naar margenoot+Den L. Admiraal de Ruiter seinde naa 't vroeghschaffen den Krygsraadt aan zyn boordt: daar beslooten werdt, dat elk zyn bodt zoude inkorten, zoo verre dat d'ankers maar op en neer zouden staan, om, wanneer men de vyanden zagh afkoomen, de zelve te vaardiger te konnen lichten, en met de ebbe daar tegens aan leggen. Doch alle de Leden van den Krygsraadt waaren noch niet van de Ruiters boordt gescheiden, of d'Engelschen en Franschen begosten met alle hunne esquadres, by manier van een halve maan, op de Nederlanders af te koomen en hen te naderen. De windt liep Westnoordtwest met topzeils koelte, Ga naar margenoot+zoo dat d'Engelschen en Franschen den loef hadden. Hier vertoonden zich nu de twee vyandtlyke zeemaghten tegens elkanderen, maar in een ongelyke gedaante. D'Engelsche en de Fransche vlooten overtroffen de Nederlandtsche in getal en grootte van scheepen. Zy besloegen de zee zoo verre als men kon zien. Men hadt ontrent hon- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 799]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derdt, Ga naar margenoot+en wat min dan vyftig zeilen getelt, en daar onder tusschen de Ga naar margenoot+tachtig en tnegentig groote scheepen en fregatten van oorlogh. 's Landts vloot daarentegen bestondt nu slechts in ontrent 52 scheepen van oorlogh, 12 fregatten, 14 advysjachten en 25 branders, in alles ontrent honderdt zeilen. Verscheide scheepen, op de lyst der drie esquadres gestelt, waaren noch niet aangekoomen. Uit Zeelandt hadt men slechts drie of vier scheepen, en uit Vrieslandt, Stadt en Lande, niet een schip onder de vlag. Ook ontbraaken van Amsterdam en Rotterdam noch de scheepen van den Viceadmiraal Sweers, den Kommandeur van Meeuwen, den Kapitein Braakel, en anderen. Drie Zeeuwsche fregatten hadt men, gelyk boven gemeldt is, ontvolkt, om 't schip van den L. Admiraal Bankert te bemannen. Zoo dat de Hollandtsche Matroozen, ziende 't onderscheidt der twee vlooten, en dat 's Landts vloot wel vystig zeilen minder was, de zelve te deezer tydt het kleen Hoopken noemden, daar een spreekwoordt uit ontstondt: in voegen dat ze t'scheep van 's Landts vloot spreekende, geen andre benaaming gebruikten. Dan daarom ontzonk hun 't hart niet: maar zy scheenen naar de Katten (een volk van oudt Duitslandt, daar de Batavieren, nu Hollanders, uit gesprooten zyn) te aarden: daar men van leest, dat ze zich meer op den Krygsoverste, dan op 't heir verlieten. Maar den Heer de Ruiter zagh op hooger hulp: want als op zyn schip van de zwakheit der vloote gesprooken werdt, hoorden hem eenigen, uit welker mondt ik dit schryve, Ga naar margenoot+zeggen: om dat onze vloot kleen schynt te zyn, heb ik te grooter vertrouwen van een goede uitkomst: niet op onze maght, maar op Godts almaghtigen arm. In d'Engelsche en Fransche vlooten hadt Prins Robbert, voerende 't schip de Royale Charles, met het esquadre der roode vlagge, d'avantguarde of voortoght: de Graaf van Estrée, met het esquadre der witte vlagge, de batailje of middeltocht: en Spragh, Admiraal der blaauwe vlagge, d'arriereguarde of achterhoede. In de Nederlandtsche vloote hadt Tromp de voortoght, de Ruiter lag in 't midden, en Bankert hieldt d'achterhoede. 'T is zeeker, en my uit een Fransch verhaal Ga naar margenoot+(dat 's daaghs naa den slagh in de vloot geschreeven was) gebleeken, dat de vyandtlyke Admiraalen, Prins Robbert, Estrée, en Spragh, van gevoelen waaren, dat de Nederlanders, zoo veel minder van getal, op hunne aankomste straks zouden wyken, en binnen de banken naar Vlissingen loopen. Daarom hadden ze vyfendertig van hunne lichtste fregatten en tien branders van hun gros afgezondert, om de wykende te vervolgen en aan te tasten. Doch zy behoefden niet bekommert te zyn dat men hun zou ontloopen, naardien ze van de Nederlanders in goede ordre werden verwacht. Eenige van hunne scheepen waaren Ga naar margenoot+byna een half myl naarder aan de vyanden dan d'andere, die daarom niet te rugh weeken op de lywaartste, maar bleeven op de plaats daard zy ten anker gelegen hadden onder zeil de vyanden inwachten, tot dat ze met de voorsten in 't gevecht raakten. Ondertusschen loefden de lywaartste scheepen gestaadigh aan, om insgelyks d'afkoomende vyanden aan te treffen, of t'ontmoeten, zoo dat elk yverde om aan den man te koomen. De vyfendertig lichte fregatten, die, gelyk gemeldt is, van 't gros der vyandtlyke vlooten waaren afgezondert, en vooruit staaken, begosten, voor de windt afkoomende, van verre te kanonneren, als of ze de Nederlanders wilden vervaaren en injaagen. Daar etlyke Hollandtsche zeeluiden op zeiden; deeze luiden zyn bang, en schieten eer ze konnen raaken. Midlerwyl werden degemelde fregatten van 't gros | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 800]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+der vyandtlyke vlooten in goede ordre gevolght. Maar 't esquadre der Ga naar margenoot+witte vlagge, onder Estrée, was het Noordelykste, en 't eerste dat zich met het esquadre van Tromp, ontrent ten een uuren naa middagh, in Ga naar margenoot+den strydt recht inliet. Zy leiden 't al vechtende met den anderen om den Noordtoosten. Tromp hieldt het zoo veel als doenlyk was by de windt, die hy zocht te winnen, roepende geduurigh in 't zeilen, Loef, loef, loef. De Ruiter en Bankert konden met hunne esquadres zoo dra van Prins Robbert en Spragh, met het roode en met het blaauwe esquadre, om dat ze achterlyker waaren, niet aangetast worden. Onder 't esquadre van Tromp hadt de Viceadmiraal Schram de voortoght, die zich daar eerlyk queet, en vechtende, door een koegel getroffen, 't leven voor 't Vaderlandt liet. D'avantguarde of voortoght der Engelschen en Franschen werdt met zulk een vierige kloekmoedigheit aangetast, dat ze genoodtzaakt waaren wat af te wyken, en hunne gantsche vloot in eenige onorde braghten. Ook getuigen d'Engelschen van de Franschen, dat ze met hun vierig aanvallen, zomwyle door d'Engelschen en door elkanderen loopende, den Nederlanderen eenigh voordeel gaven. Onder 't vechten quam de Kommandeur van Meeuwen met het schip de Spiegel van Amsterdam, nevens den Kapitein Jan Pieterszoon Vinkelbos, met het fregat de Windthondt, uit Vrieslandt by de vloot. Den Heer de Ruiter midlerwyl, ziende in wat ordre, en op wat wyze Ga naar margenoot+Prins Robbert met het roode, en Spragh met het blaauwe esquadre op hem en Bankert zocht af te koomen, hieldt het, nevens Bankert, om zich van malkanderen niet te laaten afscheiden, ook Noordtoostwaart heenen, tot ontrent ten twee uuren naa den middagh. Toen oordeelde Ga naar margenoot+hy dat de tydt en gelegentheit daar was om Zuidt over te wenden: en liet daar toe sein doen, en den L. Admiraal Tromp met een advysjacht Ga naar margenoot+daar van kennis geeven, om insgelyks te wenden. Naa 't wenden raakte de Ruiter met zyn esquadre tegens 't roode esquadre, onder Prins Robbert, en vervolgens Bankert tegens het blaauwe esquadre, onder Spragh, in een scherp gevecht. De Ruiter lagh toen met etlyke scheepen tusschen des vyandts branders, en Prins Robbert en veel andere vyandtlyke scheepen in, en hy boorde met Bankert dwars door d'Engelschen heenen. Maar Ga naar margenoot+hy met meer geluk dan Bankert. Want waar hy met zyn schip de zeven Provincien vuur gaf maakten hem d'Engelschen plaats, en weeken voor zyn geschut. Waar op hy tegens iemant, die toen op zyn schip was, zeide, De vyanden hebben noch ontzagh voor de zeven Provincien. Ga naar margenoot+Doch den L. Admiraal Bankert werdt zyn voorsteng en groot marszeil afgeschooten, en zyn esquadre raakte wat in onorde, daar de Ruiter acht Ga naar margenoot+op nam, en, naar hem toeloopende, hem ontzette, en d'orde herstelde. Te dier tydt quam een Fransche brander op den L. Admiraal van Ga naar margenoot+Nes af, doch viel achter hem om, en liep naar een ander schip, zonder Ga naar margenoot+iet te verrichten. Bankert by de Ruiter geraakt, kreegh men d'Engelschen wat aan 't wyken: en naa dat de Ruiter en Bankert met de twee esquadres de zelve voorby geloopen waaren, hadt hyze in onorde gebraght, en een merkelyk getal vyandtlyke scheepen van hun gros afgesneeden. Dies was 'er kans, dewyl hy daar van boven windt was geraakt, Ga naar margenoot+om ze te veroveren. Doch hy vondt niet geraaden hen te vervolgen. Want ziende dat Tromp met zyn esquadre niet verscheen, was hy beducht dat hy noch geen kennis hadt van 't wenden, of moogelyk te diep in de vyanden was verwardt, en ontzet van nooden hadt. Hy ordeelde wysselyk, dat d'esquadres van 's Landts vloot niet van elkan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 801]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deren Ga naar margenoot+moghten gescheiden blyven, maar by een moesten zyn, en dat Ga naar margenoot+men aan d'afgesneede vyandtlyke scheepen, met die te veroveren, zoo veel niet zou konnen winnen, als men aan Tromp en zyn esquadre, indien hy in noodt was, zou verliezen. Hy zeide derhalven, 't zwaarst moet zwaarst weegen: 't is beeter vrienden te helpen, dan vyanden te deeren, en beval terstondt Noordtwaardt over te wenden, en Tromp op te zoeken, of t'ontmoeten, 't welk ten zes uuren tegens den avondt geschiedde. Dit werdt met zoodaanig een ordre, beleidt, en rustigheit uitgevoert, dat de vyanden daar over verbaast stonden: niet geloovende dat iemant ter werelt, behalven de Ruiter, zulk een t'zaamenvoeging van esquadres en krachten in 't gezicht en in weêrwil van vyanden Ga naar margenoot+zou konnen uitwerken. By hem koomende lagh hy met de zynen tusschen Prins Robbert en een ander vyandtlyk esquadre in een zwaar gevecht, en in groot gevaar van een ongelukkige uitkomst: zoo dat hy naa de Ruiters komst met verlangen hadt uitgezien: en zyn volk, dat moedeloos werdt, met de hoope van zyn onrzet getroost, en moedt ingesprooken. Hem ziende naderen, riep hy zeer verheught, Mannen, daar is Bestevaar, (zoo werdt te dier tydt de Ruiter onder 't bootsvolk genoemt) die komt ons helpen. Ik zal hem ook niet verlaaten zoo lang als ik adem kan scheppen. Tromps groote ree en voorsteng werdt eerst afgeschooten. Toen ging hy op het schip de Prins te paardt, dat naa een wyl vechtens zyn groote mast verloor. Van daar begaf hy zich op 't schip Amsterdam, daar zyn vlagh tot het einde van 't gevecht op woey. Het aankoomen van de Ruiter met zyn en Bankerts esquadres holp Tromp en de zynen aan aamtoght, de vyanden weeken van hem af, eenige, die dichtst by hem waaren, in 't loopen de bramzeilen byzettende. De Nederlandtsche vloot heeft toen met de vyanden Zuidt heenen geleidt, en met geduurigh voordeel gevochten. In al dat vechten zagh men dat d'Engelschen, al hadden ze gestaadig het voordeel van de windt, nooit tot de Nederlanders dorsten inbreeken: maar altydt hun best deeden, om van hun af te raaken: de Nederlanders in 't tegendeel hielden zoo dicht by hen als 't moogelyk was: zoo dat ze 's avondts wel een myl of twee dieper t'zee waaren, dan toen 't gevecht begon. Geduurende dees zeestrydt werdt van veelen met groote dapperheit gevochten: doch by den eenen meer dan by den ander: door dien d'eene meer voordeel van windt dan d'andere daar toe heeft gehadt. Ook werdt d'eene door zyn aangeboorene kloekhertigheit, of eenigh bezonder toeval, dieper in den strydt ingewikkelt dan d'ander. Kapitein Willem van Kuilenburgh, voerende 't schip Deventer, van Amsterdam, en vechtende onder 't smaldeel van de Ruiter, werdt laat in den achtermiddagh, toen de Ruiter tusschen het roode en blaauwe esquadre doorboorde, zyn Ga naar margenoot+marszeil van boven neder geschooten. Een groot Fransch schip, onder 't gebiedt van den Kapitein Jean Gabaret, hem in die verlegentheit ziende, leide hem aan boordt, en daar werdt naa 't enteren handt tegens handt gevochten. Een deel van 't volk, wel ten getaale van vierendertigh mannen, verliet den Kapitein en 't schip, en vluchtte met de chaloup naar 't advysjacht de Kater, voorgeevende dat hun schip aan 't zinken was. Dan des niet te min verdeedigde de Kapitein zyn schip met groote manhaftigheit. Den Ridder de Lery, oudtste Luitenant van Gabaret, die eerst op 't Neerlandtsch schip oversprong, hadt zich alreedts meester van de bak gemaakt, als de Kapitein Kuilenburgh, gevolght van etlyken der zyne, een sterken uitval uit het achterschip op | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 802]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+hem deed. Hy greep hem by 't kruis, hem dat afrukkende, en zou hem Ga naar margenoot+met kracht ter aarden geworpen hebben, ten waar hem de Heer de Rivaux, een Fransche vrywillige, waar te hulp gekoomen. De Chabotiere, tweede Luitenant van Gabaret, werdt met drie pistoolschooten en etlyke sabelhouwen doodelyk gequetst. Verscheide andre Franschen werden door Kuilenburghs matroozen verslagen, en vier of vyf op 't halve dek met zyn eigen handt ter neêrgeleit. Zoo dat de vyanden genoodtzaakt wierden 't schip te verlaaten, en hun anker te laaten vallen, om zoo van malkanderen te schavielen. Anderen verhaalen, dat de Viceadmiraal de Liefde, hem in noodt ziende, met zyn schip en 't advysjacht de Kater t'zyner hulpe quam, en dat de Franschen, het jacht voor een brander aanziende, daar op terstondt afweeken. Kuilenburg hadt in dit scherp gevecht over de tsestig dooden en vyfentsestigh gequetsten. Voorts was zyn schip zoo beschaadight en reddeloos geschooten, dat het niet langer t'zee kon blyven. Ook hadden de Franschen met een vuurwerk den brandt in 't schip gebraght, doch de Nederlanders vonden middel Ga naar margenoot+om 't uit te blusschen. Zommigen verhaalen, dat ze het Fransch schip, dat Kapitein Kuilenburgh zoo lang en streng bevocht, daarna hadden zien zinken. Marinus Willemszoon, Kommandeur op het Zeeuwsche brandtschip den Arent, heeft het zelve aan een vyandtlyken brander, die in staat en op het punt was om 't schip ter Veere, 't welk gevoert werdt door Kapitein Kiela, aan boordt te klampen, gelukkelyk besteedt, zulks dat beide de branders t'zaamen zyn verbrandt, en Marinus 't loon verdiende dat op 't vernielen der vyandtlyke branders was gestelt. Ga naar margenoot+Twee Amsterdamsche brandtscheepen zyn ter zelver tydt vruchteloos verbrandt. Het eene, genoemt de Salmander, werdt van de vyanden in brandt geschooten. Het ander, genoemt het wapen van Emmerik, gevoert door den Kommandeur Jan van Kampen, meende een groot vyandtlyk schip aan te steeken, doch dreef al brandende voorby. De Kommandeur Dirk de Munnik smeet het brandtschip de Maria, van Rotterdam, een Engelsch schip kloekmoedelyk aan boordt, dat meenende te verbranden. Maar d'Engelsche Kapitein wist zich daar van t'ontslaan. Het brandtschip Swol werdt door den Kommandeur Abraham Schryver zelf in brandt gesteeken. Men ley hem eerst te last dat hy 't buiten noodt hadt gedaan. Maar zedert werdt door den Heer de Ruiter en den Krygsraadt bevonden en verklaart, dat hy door stilte en bekoomene rampen daar toe genoodtzaakt was geweest. De sloep van Kapitein Vlak is met elf man, met een Fransche brander, weghgevloogen. Ga naar margenoot+Behalven de branders, straks gemeldt, hebben de Nederlanders tien een enkel schip verlooren. Aan de zyde der Engelschen en Franschen was 't verlies veel grooter. Ontrent acht of tien van hunne branders werden verbrandt of in den grondt geschooten, zonder iet te verrichten. Zy verlooren ook verscheide groote oorlogscheepen. De Ruiter zagh een Engelsch fregat met ontrent vystig stukken in de locht Ga naar margenoot+springen, daar niet een mensch, dat men weet, van werdt geberght. Men braght drie Fransche matroozen, die van de Nederlanders, in zee dryvende, waaren geberght, daarna aan de Ruiters boordt: daar ze verklaarden, Ga naar margenoot+dat ze quaamen uit het Fransch fregat genoemt la Friponne, bemant met tweehonderdt koppen, en gemonteert met zesendertigh stukken, dat gezonken was, en dat de Ridder de Sourdis daar 't bevel op hadt: dat ook het schip le Foudroyant, gemonteert met tzeventig stukken, en bemant met tusschen de vyf- en zeshonderdt man, onder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 803]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+'t gebiedt van den Kapitein Jean Gaberet, insgelyks gezonken was: Ga naar margenoot+ze noch twee of drie andere scheepen van hunne vloot hadden zien zinken, Ga naar margenoot+die zy niet wisten te noemen, noch hadden konnen zien of het Engelsche of Fransche waaren. Zoo dat ze reekenden dat d'Engelschen en Franschen, met de branders, ontrent veertien scheepen hadden verlooren. Ga naar margenoot+Dit werdt ook van andere ooghgetuigen bevestight. Zeekere Officieren van kleene vaartuigen, die 't buiten de Nederlandtsche vloot hadden gehouden, verklaarden daarna dat ze drie vyandtlyke scheepen hadden zien zinken of springen, dat geen branders waaren. Twee groote Engelsche scheepen, de Cambridge en de Resolutie, waaren zoo doornaagelt en reddeloos geschooten, dat Prins Robbert die naar Engelandt moest opzenden. Het schip de Rupert, gemonteert met tzeventig stukken geschuts, onder 't bevel van Kapitein Herbert, een kloek zeeman, hadt zoo lang tegens Tromp gevochten, dat het masteloos werdt geschooten, en zoo gehavent, dat het daar gekleeft zoude hebben, indien 't eenige Franschen, met naame Vallebelle, niet hadden ontzet, en uit het gevaar geholpen. D'Engelsche Kapitein William Reves braght een brander te lywaart van Tromp, doch de Kapitein van den brander hadt geen harts genoeg om Tromp aan boordt te koomen, en Reves raakte zoo in den drang der Nederlandtsche scheepen, dat hem de Kapiteinen Story en Wetwang te hulp moesten koomen eer hy zich kon redden. De Graaf van Ossery queet zich, naar 't getuigenis der Engelschen, dapper, en liep groot gevaar van een Nederlandtschen brander. Ontrent de Ruiters schip was 't gevecht eenigen tydt zeer scherp. Zyn voorsteng werdt aan stukken geschooten: zoo dat hy zyn looze steng, die op zy lag, moest opzetten. Een Engelsche brander quam hem, onder de rook van zyn aanbrengeren, zoo dicht by, dat men 't roer slechts kon overleggen: waar door hy misliep. Doch in 't voorby zeilen werdt hy uit de Ruiters schip zoo reddeloos geschooten, dat het volk in de chaloup viel, en 't brandtschip zelfs aanstak. Hier zagh men toen de goedthartigheit van zommige Hollandtsche matroozen. Het volk van den Engelschen brander bleef met de chaloup dicht onder de Ruiters schip hangen, en kon ten eersten niet wegh raaken. Waar over iemant sprak van de chaloup, die men met het geschut kon bereiken, in den grondt te schieten. Maar Ga naar margenoot+andere matroozen zeiden daar op, Dat zou moordenaars werk zyn. Laat die arme menschen maar vaaren: want zy konnen ons nu geen quaadt doen. Ook zyn een merkelyk getal van matroozen, die van de vyandtlyke branders, inzonderheit van de Franschen, waaren gevlucht, ter zelver tydt geberght. Kapitein Pieter Bakker, voerende het schip Jupiter, werdt 's namiddaghs van de vloot afgesneeden, en d'Engelschen zonden een brander op hem af. Hy gaf last dat eenige matroozen in Ga naar margenoot+de boot zouden vallen, om den brander af te weeren. Doch daar begaf zich zoo veel volks in de boot, dat pas de helft van 't scheepsvolk binnen boordt bleef: 't welk d'Engelschen ziende, leiden hem aan boordt, vermeesterden 't schip, en hielden 't ontrent twee uuren in, tot dat Bakker, gewaar werdende dat de vyanden in 't gevecht te kort schooten, 't schip weêr overweldighde en by 's Landts vloot braght. Uit dit voorval naamen d'Engelschen stof om te roemen, dat ze een schip hadden verovert: daar Prins Robbert ook gewach van maakte in zeekeren brief aan den Graaf van Arlington, naa 't gevecht geschreeven. Jonker Engel de Ruiter, onder zyn vaders smaldeel vechtende, werdt zyn fokkemast, ree en marszeil afgeschooten, en kreegh in 't passeeren der En- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 804]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelschen Ga naar margenoot+elf gequetsten en een doode. 'T was aanmerkelyk dat aan de Ga naar margenoot+zyde der Nederlanders in deezen zeeslagh doorgaans zoo gelukkig werdt Ga naar margenoot+gevochten, dat men op 's Landts vloot, niet tegenstaande het heevigh en geduurigh schieten der vyanden met geschut en musketten, zeer weinig dooden en gequetsten hadt. Men scheen in 't wilde te schieten, en de koegels raakten weinig: 't geen de Ruiter ten deele meende veroorzaakt te zyn om dat de vyanden zoo veel geprest en onervaaren volk op hunne scheepen hadden: maar boven al erkende hy, ontrent dat geluk Ga naar margenoot+in 't vechten, Godts byzonderen zeegen, en gaf den Almaghtigen d'eere. Men hoorde hem, toen hy kennis hadt van 't getal der dooden en gequetsten, en verderen toestant van 's Landt vloot, opentlyk zeggen: Godt is merkelyk aan onze zyde geweest: Godt heeft het volk en de Hoofden in zulk een dichten hagel van koegels wonderlyk bewaart: Godt heeft door onze kleene maght wonderen gedaan. Naa dat de Ruiter zich, gelyk verhaalt is, met zyn en Bankers esquadre weêr by Tromp hadt gevoeght, en met de vyanden al strydende Zuidtwaarts heenen Ga naar margenoot+hadt geleidt, vocht men tot ontrent tien uuren in den avondt, toen de duisternis der nacht, want het was donkre maan, 't gevecht scheidde. Ga naar margenoot+Den L. Admiraal Generaal de Ruiter deedt sein met vuuren dat elk ten anker zou koomen, 't welk in den donker geschiede: ook stak men in al des scheepen vuuren op, om elkanderen te kennen en te myden: terwyl d'Engelschen en Franschen, zonder vuuren t'ontsteeken, in stilheit afweeken. De Nederlandtsche vloot ankerde op zestien of zeventien vadem waters, ter zelver plaats daar 't gevecht was begonnen: zoo dat men Westkappel ontrent vier mylen Oostzuidtoost van zich hadt. Ten tien uuren in den avondt of voornacht verstondt den Heer de Ruiter, dat Ga naar margenoot+de Viceadmiraal Schram en de Schoutbynacht Vlug, beide hunne plicht loffelyk betrachtende, d'eerste onder 't esquadre van den L. Admiraal Tromp, en d'ander onder 't esquadre van den L. Admiraal Bankert, aan hunne wonden, op 't bedde van eere, waaren gestorven. Men zeide ook dat de Kapiteinen Pieter Bakker en Marten de Boer waaren gebleeven: Ga naar margenoot+doch daarna verstondt men dat ze beide leefden, en dat de Kapitein Jakob van Bergen, voerende 't schip de Prins te paardt, was gesneuvelt. De Kapiteinen Kornelis de Boer, Henrik Titus van Nassau, Ga naar margenoot+en Mattheus Meegang waaren zwaarlyk gequetst; inzonderheit de Boer, die daarna aan zyne wonde overleedt. Een geberghde Kommandeur van een Franschen brander verhaalde toen aan den Heere de Ruiter, Ga naar margenoot+dat d'Engelsche vloot sterk was geweest tzestigh scheepen van oorlogh, en tusschen de vierentwintig en dertigh branders: de Fransche vloot dertigh scheepen van oorlogh, de minste van vystig stukken geschuts, en tien of elf branders: gezaamentlyk met d'advysjachten ontrent hondertenveertig zeilen sterk: dat Prins Robert over de vloot als Opperhooft bevel hadt, de Graaf van Estrée over 't witte esquadre, en de Heer Spragh over 't blaauwe: doch dat d'Engelschen en Franschen door elkanderen waaren gerangeert, maakende de Franschen onder ieder esquadre een smaldeel op zich zelven uit: als de Schoutbynacht, de Heer d'Assendan, onder dat van Prins Robbert, en de Marquis Grancy la Cornette, voerende een gespleete witte vlagge op de kruisteng, onder dat van Spragh. Men houdt dat die verdeeling dus was geschiedt, om dat d'Engelschen de Franschen mistrouwden, vreezende dat de Franschen, indien men hun een esquadre op zich zelven hadt laaten maaken, hunne scheepen te zeer zouden hebben gespaart. Nu ging hun de lof naa | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 805]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dat ze zich, zelfs naar 't oordeel van d'Engelschen, ook van de Nederlanders, Ga naar margenoot+beter hadden gequeeten dan in den zeeslagh van 't voorleeden jaar. Doch men oordeelde met eenen, dat ze hunne branders met meer vermeetelheit en voorbaarigheit dan beleidt (eer dat noch de Nederlandtsche scheepen met schieten waaren afgemat, of in onmaght gebraght) hadden Ga naar margenoot+aangevoert, en vruchteloos gespilt. Aan hunne zyde sneuvelden de Kapitein Dothinas, die lang tegens Tromp hadt gevochten, en de Heeren Vidant des Croix, en Rombran. Onder d'Engelschen lieten de Kapiteinen Fowles, Worden en Finch hun leeven, en Kornel Hamilton werdt zyn been afgeschooten, en overleedt daarna te Londen aan die wonde. Dit las men in 't Fransch verhaal, boven gemeldt, en in een brief van Prins Robbert, 's daaghs naa den slagh geschreeven. 'T getal der andre dooden werdt zeer geheim gehouden. Eenigen melden dat aan de zyde der Engelschen vyf Kapiteinen waaren gebleeven, en aan de zyde der Franschen veele vrywillige Edelen. In meest al de tydingen en verhaalen, die, aangaande den zeeslagh, aan 't Hof van Vrankryk werden gezonden, zagh men groote verscheidenheit en tegenstrydigheit ontrent verscheide omstandigheden, Ga naar margenoot+doch in een punt quaamen ze overeen, daar ze spraaken tot lof van de Nederlandtsche Admiraalen; met naamen van de Ruiter, wiens kloekmoedigheit en wysheit in 't bestieren der zaaken zoo hoogh werdt geroemt, dat de Graaf van Estrée, Admiraal der Fransche vloot, in zeeker schriftelyk verhaal, aan den Heer Colbert gezonden, rondelyk betuighde, Ga naar margenoot+dat hy gaarne het doen van zoo groot een daadt, en het toonen van zulk een beleidt als de Ruiter in deezen zeeslagh hadt gedaan en betoont, met zyn leeven zou willen koopen. In zoo hooge waarde wordt de heldendeught by de dapperen gehouden, dat ze die ook erkennen en pryzen in hunne vyanden. De kloekmoedigheit van Tromp werdt insgelyks by de vyanden hoogh geroemt. De gantsche nacht was men in de Nederlandtsche vloot vlytig doende met splissen en knoopen, kardoezen te vullen, en alles klaar te maaken tegens een nieuw gevecht, dat men met den dagh te gemoet zagh. By de vyanden was men ongetwyffelt Ga naar margenoot+met diergelyk werk bezich. Toen de zon 's anderendaaghs opging zagh men 's Landts vloot, die in den donker ten anker was gekoomen, vry dicht by een leggen: niet binnen de banken, gelyk zommigen Ga naar margenoot+met gedrukte brieven roemden en uitstrooiden: maar buiten de banken, in de zelve zee daar ze gevochten hadden, die ze in hielden, en daar hun de vyanden te vergeefs, en tot hunne groote schaade, had den aangetast: ook zaagen ze daar de wrakken van drie Engelsche of Fransche scheepen, die 's daaghs te vooren gezonken waaren, met de masten of stengen boven water, voor hunne oogen leggen, tot bewysteekenen van hunnen zeegen. De Nederlanders, gelyk gezeit is, hadden maar drie of vier branders, en niet een schip, en d'Engelschen en Franschen, hunne vyanden, ontrent negen of tien branders, en ten minsten drie of vier groote scheepen verlooren, en hun toeleg van de Nederlanders binnen te jaagen, of te vernielen, was hun gemist: zy waaren wel twee mylen dieper in zee geweeken, en evenwel roemden ze op overwinning. Doch om de waarheit ontrent dit geschil, of strydigheit, te zien, heeft men alleen elks ooghmerk in den strydt aan te merken, en t'overweegen wie dat het zyne best bereikte: dewyl aan d'eene zyde gestreeden werdt om in Hollandt of Zeelandt eenige landing te doen, en aan d'andre zyde om 's Landts kusten tegens het vyandtlyk geweldt te beschermen. Dien zelven dagh werden de gequetsten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 806]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+naar Zeelandt gezonden: en den L. Admiraal de Ruiter seinde den Ga naar margenoot+Krygsraadt en Kapiteinen aan boordt, om naa hunne schaade en behoefte Ga naar margenoot+te verneemen. Het schip Zuiderhuis, gevoert van Kapitein Uiterwyk, dat beide zyn stengen hadt verlooren, en t'eenemaal reddeloos was, en 't schip de Prins te paardt, daar Kapitein van Bergen op was gesneuvelt, Ga naar margenoot+dat masteloos was en zeer doorschooten, zeilden naar Zeelandt. Het schip Damiaten, daar de Kapitein op werdt doodtgeschooten, liep insgelyks reddeloos naar binnen, en noch een brander, die zyn fokkemast naa 't gevecht buiten boordt stampte. De Kapitein Kuilenburg hadt toen Ga naar margenoot+de Ruiter zyn scherp gevecht en de reddeloosheit van zyn schip Deventer te kennen gegeeven, en kreeg last, binnen de Wielingen en op 't Vlakke te zeilen, en daar alles op 't spoedighste te laaten herstellen. D'Admiraal gaf hem de Loots van zyn eigen schip, om hem binnen te Ga naar margenoot+brengen. Maar de Ruiters voorzichtigheit strekte hem tot ramp. Want door d'onachtzaamheit of quaade toezicht van dien Lootsman, is 't gemelde schip Deventer ten zelven daage naa den middagh voor de Wielingen, tegens het punt van de Zuidtoosterassen aangevallen, en in een Ga naar margenoot+oogenblik aan stukken gestooten. In dit jammerlyk ongeluk zyn van honderdt zes gezonde, en vyfentzestig gequetste menschen, die daar noch op waaren, niet meer dan tusschen de veertig en vyftig man, en daar onder beide de Luitenants, geberght. De Kapitein en de Loots, die zich op het wrak hadden gehouden, en wel konden zwemmen, zyn ook verdronken. Den Heer de Ruiter hadt deernis met dit ongeluk, en beklaaghde 't verlies van zoo veel menschen, inzonderheit den doodt Ga naar margenoot+van Kuilenburgh, die zich in 't gevecht zoo manhaftig hadt gequeeten, en naa 't uitstaan van zoo veel gevaars sterven moest, toen hy buiten gevaar scheen. Men verhaalt van hem, 't welk in een zeeman iet zeldtzaams is, dat hy was bezaadight en zeedig in zyn ommegang, en zoo Ga naar margenoot+voorzichtig als kloekmoedig. Den L. Admiraal de Ruiter zondt ten zyn zelven daage brieven aan zyn Hoogheit den Prinsse van Oranje, aan de Heeren Staaten van Hollandt, of aan den Raadtpensionaris Fagel, en etlyke Kollegien ter Admiraaliteit, verhaalende d'uitkomst van 't gevecht, met betuiging dat d'overwinning aan de zyde van den Staat was: en voorts verzoekende, dat men de vloot met buskruidt, scherp en andre noodtwendigheden zou voorzien. Ten zal niet noodigh zyn die brieven hier in te voegen, om dat d'inhoudt in 't voorgaande verhaal Ga naar margenoot+genoeghzaam wordt vervat, en geleezen. Ter zelver tydt stelde de Ruiter ordre om de plaatzen der doode of gequetste Officieren te vervullen. Den Schoutbynacht de Haan werdt belast de plaats van den Viceadmiraal Schram waar te neemen: en den Kommandeur van Meeuwen, die, gelyk genzeit is, geduurende 't gevecht in de vloot was gekoomen, Ga naar margenoot+de plaats van den Schoutbynacht de Haan. Aan Jan Hek, als oudtste Kapitein onder 't Kollegie van Westvrieslandt en 't Noorderquartier, gaf men, by maniere van voorraadt, het gebiedt over de scheepen en vaartuigen van dat Kollegie. Eerst werdt Dirk Pater, en daarna Jan de Jong het gebiedt gegeeven op 't schip de Provincie van Uitrecht, in plaats van den gequetsten Kommandeur Henrik Titus van Nassau: en Ga naar margenoot+in de plaats van den gequetsten Kornelis de Boer, die 't schip genoemt het wapen van Hollandt hadt gevoert, werdt Matthys Dirkszoon Pyl, eerste Luitenant op 't zelve schip, tot Kommandeur gestelt. De Heeren Raaden ter Admiraaliteit in Zeelandt hadden den vyfden Ga naar margenoot+van Junius aan den Heer de Ruiter geschreeven: dat, terwyl ze niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 807]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+onderlieten dat bedacht kon worden om 's Landts vloot hulp te zenden Ga naar margenoot+verscheide Liefhebbers zich hadden aangebooden, om met hunne lichte fregatten onder 's Landts vloot te loopen, om daar dienst te doen, en voordeel te zoeken op den vyandt: aanbiedende by de vloot te blyven, en zich op d'ordre van den L. Admiraal Generaal overal daar men hun zou beveelen te laaten gebruiken: voornaamentlyk om te passen op de vyandtlyke brandtscheepen en vaartuigen, die af te weeren, te vernielen en te veroveren: en dat buiten kosten van 't Landt, als vrywilligen, alleen op hoop van buit en 't loongeldt daar toegestelt. Daar by voegende, dat zy deeze aanbieding niet hadden konnen afwyzen, maar hadden aangenoomen, en ieder van hun genoeghzaame borg doen stellen van de voorschreeve voorwaarden te zullen naakoomen. Voorts Ga naar margenoot+werdt in dien brief gewagh gemaakt, dat tweehonderdt Fransche gevangens, die meest van de Gereformeerde Religie waaren, hunnen Koning hadden afgezwooren, en den Staat trou belooft, die men, hunnes oordeels, en met goedtvinden van zyn Hoogheit den Prins van Oranje, met wien daar over geraadtpleeght was, over de geheele vloote zou konnen verdeelen, in ieder schip eenige weinige, zoo als 't veilighst en dienstighst zou zyn: en dat daar tegens zoo veel volks van de scheepen zouden worden gelicht, om de scheepen die in Zeelandt gereedt laagen te bemannen: met verder verzoek, van de zaak met den L. Admiraal Bankert t'overleggen, en middelen uit te vinden om het gemelde volk in 's Landts dienst te brengen, en de scheepen, die maatroozen van nooden hadden, onder 's Landts vloot te helpen. Dees brief quam den Heer de Ruiter eerst den achtsten Junius, 's daaghs naa den slagh, ter Ga naar margenoot+handen, daar hy den negenden straks op antwoordde: Dat hy met verlangen Ga naar margenoot+te gemoet zagh dat de Liefhebbers met hunne lichte fregatten moghten uitkoomen, en goeden dienst doen. Maar wat belanghde hunne Ed. Moog. voorslagh, om de tweehonderdt Fransche gevangenen, op Ga naar margenoot+hunne vrywillige aanbieding, op 's landts vloot te verdeelen en te gebruiken: dat hem by aanschryven van hunne Hoog. Moog. volgens hunne resolutie, den vyfden van Junius in den jaare mdclxxii genoomen, was belast, zich daar van t'onthouden: ten einde, dat daar door de gelegentheden moghten voor gekoomen worden, dat den Staat op 's Landts vloote, 't zy door verstandthouding met de vyanden van dien, of anderzins, geen ondienst gedaan nocht naadeel toegebraght wierde. Dat hy daarenboven ook zelfs, onder verbeetering, van gevoelen was, dat het gebruiken van die Fransche gevangens in der daat naadeelig zou zyn: want het geen ze op 's Landts vloot ten kosten van den Staat zouden leeren, dat zouden ze daarna ten ondienst van den zelven, en ten dienst van onzen maghtigen vyandt gebruiken en in 't werk stellen. Daar by voegende, dat ook de Kollegien ter Admiraaliteit in Hollandt altydts met groote bekommering en veel achterdocht zwaarigheit maakten, om eenige van de vyandtlyke volken op hunne scheepen in dienst te neemen. Derhalven verzocht hy, dat hunne Ed. Moog. niet geliefden te misduiden dat hy hunne voorslagh en begeerte in die zaak niet kon goedtvinden, noch nakoomen, ten waare dat hem zulks uitdrukkelyk en van hooger handt wierde bevoolen. Midlerwyl was de tyding van 't zeegevecht Ga naar margenoot+in 't Vaderlandt gekoomen, en verwekte veel blydtschap onder de Regeering en ingezetenen. De brief, door den L. Admiraal de Ruiter den achtsten der maandt aan zyn Hoogheit den Prins van Oranje geschreeven, werdt den tienden, 's avondts ten tien uuren, ter vergaa- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 808]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dering Ga naar margenoot+der Heeren Staaten Generaal, door den Raadtpensionaris Fagel Ga naar margenoot+geleezen, en daar op terstondt goedtgevonden, dat een afschrift aan alle de Kollegien ter Admiraaliteit zou gezonden worden, met ernstig verzoek en begeerte, dat de zelve zonder tydtverzuim voorraadt van scherp en buskruidt, rondthout, reen en andre scheepsbehoeften over nacht Ga naar margenoot+en dagh binnen deur naar de Wielingen zouden afzenden, ten dienste van 's Landts vloote: dat het Kollegie ter Admiraaliteit op de Maaze tien galjoots zoude inhuuren, om tot het overbrengen van advyzen en noodige ordres gebruikt te worden: voorts dat het Kollegie ter Admiraaliteit in Vrieslandt in 't byzonder zou worden verzocht, hunne oorlogscheepen gereedt te maaken, en naar 's Landts vloot af te zenden, op dat die daar door versterkt moght worden... Hunne Hoog. Moog. schreeven den zelven avondt den volgenden brief aan den Heer de Ruiter, welke hun genoegen over zyn bedryf te kennen gaf. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[10 Juni 1673]De Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden.
Edele, Gestrenge, vroome, lieve getrouwe, Ga naar margenoot+De Heer Raadtpensionaris Fagel heeft in onze vergaaderinge gecommuniceert copye van uwen brief, geschreeven in 's Landts schip de zeven Provincien, ten anker leggende op Schoonevelt, den achtsten deezer Ga naar margenoot+in de voormiddagh, geadresseert aan zyn Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje, houdende advertentie van 't geene tusschen 's Landts vloote en die van de vyanden van den Staat, op den zevenden en den achtsten deezer, is voorgevallen en gepasseert. Ende hebben wy daar op goedtgevonden U mits deezen bekent te maaken, dat wy uit de voornoemde missive met aangenaamheit vernoomen hebben de goede conduitte, kloekmoedigheit, vigilantie, wysheit en dapperheit, die gy, onder Godts genaadigen zeegen, gebruikt hebt in het beleidt van 's Landts vloote, en het bestryden van den vyandt, met en nevens d'advantages, die Godt de Heere almaghtig belieft heeft aan den Staat te verleenen: waar voor zyne goddelyke Majesteit moet gelooft en gedankt zyn; Ende zullen wy in alle gelegentheit betuigen, hoezeer aangenaam 't zelve aan ons is geweest, verzoekende, en van uwe manlyke dapperheit verwachtende, dat gy daar in zult blyven continueren, gelyk wy dan Godt den Heere almaghtig om een verdre genaadige en gelukkige uitkomst zullen bidden, in wiens vaderlyke en getrouwe voorzorge en hoede wy U beveelen. In den Haage, den 10 Juny 1673. 's avondts ontrent tien uuren.
C. VAN BEUNINGEN. Vt. Ter ordonnantie van de hooghgemelde Heeren Staaten Generaal. H. FAGEL.
De brief welke zyn Hoogheit den Prinsse van Oranje ten volgenden daage den L. Admiraal toezondt betuigde geen minder genoegen over zyn bedryf, achting van zyne waarde, en erkentenis zyner diensten, gelyk uit dit afschrift blykt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[11 Juni 1673]Edele, Gestrenge, vroome, lieve bezondere, Ga naar margenoot+Wy hebben met zeer groot vernoegen verstaan uit U E. missive van den achtsten deezer, 't geene zich tot die tydt toe hadde toegedraagen, en gepasseert was tusschen de vlooten van den Staat, en die van de vyan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 809]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, Ga naar margenoot+ende vinden ons verplicht omme U E. zeer hooghlyk te bedanken over de goede couragie en zonderlinge conduitte, by den zelven in deezen getoont en gepleeght. Wy wachten als noch de verdre effecten van de zelve te verneemen, en wil U E. verzeekert weezen dat die t' allen tyden by ons en den Staat staan erkent en geconsidereert te werden naar behooren. Verders hebben haare Hoog. Moog. en wy goedtgevonden naar 's Landts vloote te committeeren de Heeren Bosveldt, Maregnault en Gemnich, omme nevens U E. te concerteren en t' overslaan 't geene vorders met gemelde vloote ten dienste van den Lande zoude konnen ondernoomen werden. U E. gelieve de zelve geloove te geeven in alle 't geene zy luiden den zelven uit onzen naame zullen koomen voor te houden. Wy zullen ons daar toe verlaaten, en Godt almaghtig bidden, zynen zeegen te willen continueren over de wapenen van den Staat, onder U E. commando, ende den zelven houden in zyne heilige protectie. In 's Gravenhage, den 11 Juny 1673.
U E. goetwillige vriendt, G.H. PRINCE d'ORANGE.
Ga naar margenoot+Ondertusschen liet den L. Admiraal met alle moogelyke vlyt zonder ophouden aan 's Landts vloot arbeiden, om alles weêr te herstellen dat gebrooken of ontreddert was. Hy zocht 's daaghs naa den slagh de vloot, die, gelyk verhaalt is, by nacht was geankert, en malkanderen vry naa gezet lagen, wat beter in ordre te leggen: maar daar stak Ga naar margenoot+zulk een storm op uit den Westzuidtwesten, dat het onmoogelyk was Ga naar margenoot+onder zeil te gaan. Men kon dan d'ankers niet lichten: de Ruiters ging door, en hy liet het plechtanker vallen. Veele scheepen lagen voor twee ankers, en etlyke kabels braaken. Men zagh toen de vyandtlyke vlooten ontrent twee mylen en een half Westnoordtwest van 's Landts vloot op anker leggen, en telde van verre tnegentig zeilen. De L. Admiraal Tromp schreef daarna aan de Heeren Staaten, dat den Heer de Ruiter met hem van gevoelen was om de vyanden weêr onder d'oogen te zien: doch dat het de harde windt belette. Het onweder duurde Ga naar margenoot+den gantschen nacht. Den volgenden dagh nam de windt wat af, en de Ruiter zette een nieuwe steng op, verzagh zyn rondthout, staande en loopende want, en verstelde zyn zeilen. Aan d'andre scheepen werdt met gelyke naarstigheit gearbeit. Op den zelven dagh zondt den Heer Ga naar margenoot+de Ruiter de Kommandeurs Willem van Ewyk en Abraham Taalman, met het fregat Edam, en't jacht de Kater, onder't bevel van Ewyk, naar 's vyandts vlooten, om die te bezichtigen, en naau te letten op haare sterkte, en in wat orde os onorde dat ze laagen, met stengen op of niet, of ze noch beschaadigde scheepen by zich hadden, en wat ze verder zouden konnen ontdekken: bezorgende dat ze niet wierden bezet en van 's Ga naar margenoot+Landts vloot afgesneeden. Zy quaamen 's avondts weêr te rugh, en zeiden dat de vyanden niet sterker waaren dan honderdt en acht zeilen: daar onder drieëndartig zoo kitzen als huyen, de rest scheepen van oorlogh en branders, en dat de meeste scheepen met de stengen door ten anker laagen. Hier uit kon men afneemen dat de vyandtlyke vloot over de dertig zeilen was vermindert, en dat men een merkelyk getal Ga naar margenoot+beschaadighde scheepen naar Engelandt moest hebben opgezonden. Met het opgaande ty lichte 's Landts vloot het anker, zeilde wat om de Zuidt, en de scheepen quaamen op zeventien vadem in goede ordre ten anker. Dien zelven avondt quam Kapitein Lonk, met het fregat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 810]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Delft, uit Zeelandt, by de vloot, met tyding, dat het schip Deventer op Ga naar margenoot+de Rassen was verzeilt en verongelukt. Voorts werdt 's Landts vloot den tweeden dagh daar aan noch met etlyke scheepen versterkt, eerst met het schip van den Viceadmiraal Sweers, d'Olyfant, van Amsterdam, Ga naar margenoot+en met het fregat Goes, uit Zeelandt, onder 't bevel van den Kapitein Willem Hendrikszoon: daarna op den avondt met het schip de Voorzichtigheit, onder Kapitein Jan van Braakel, koomende uit Goereê, gemonteert met vierentachtigh stukken, en bemant met driehonderdtzevenendertig man, daar, door ordre van de Ruiter, noch tachtigh man uit het schip van Jakob Swart werden bygevoeght: zoo dat hy toen vierhonderdtzeventien man voerde: doch hem ontbraaken noch drieëntsestig koppen, om zyn monsterrol vol te hebben. 'T schip d'Olyfant hadt al zyn volk, en was bemant met vierhonderdttachtig koppen. Terwyl Ga naar margenoot+de twee vyandtlyke vlooten, de Nederlandtsche en d'Engelsche, hier op de Zeeuwsche kust tegens malkanderen lagen, en alles tot een tweeden strydt werdt vervaardight, begaf zich Jonker Engel de Ruiter met eenigh vaartuig naar d'Engelsche vloot, om die te bezichtigen. Daar quam een fregat op hem af, maar toen hy 't inwachte, stak het by, en Ga naar margenoot+hy keerde daarna behouden te rugh. |
|