Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 736]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het leven van den heere Michiel de Ruiter,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 737]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+'t Engelsch retourschip, door hem verovert, van daar af te haalen, te beschermen, Ga naar margenoot+en in 's Landts havenen te geleiden. Volgens dit verzoek geboodt hy de Kapiteinen Jakob Broeder, en Jakob Pieterszoon Swart, met hunne fregatten, Edam en Rotterdam, benevens een galjoot, derwaarts te zeilen, en de gemelde scheepen, en andre scheepen, die van daar de wil herwaarts hadden, af te haalen, en naar 't vaderlandt te Ga naar margenoot+brengen. 'S daaghs daar aan werdt de Heer de Ruiter verquikt met de tyding, dat de Bisschop van Munster het beleg der stadt Groeningen, naar een felle aanvechting van meer dan vyf weeken, hadt moeten verlaaten. Den tweeden van September ontfing hy een brief van hunne Hoog. Moog. te kennen gevende, dat de vyandtlyke vlooten op de hooghte van Petten waren gezien, daar noch was bygevoeght de volgende resolutie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[1 September 1672]Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. JovisGa naar margenoot† den eersten September 1672. 's avondts ten half tien uuren. Ga naar margenoot+Is gehoort het rapport van de Heeren Merens ende andere haare Hoog. Moog. Gedeputeerden, hebbende, in gevolge ende tot voldoeninge van der zelver resolutie commissoriaal van huiden, aan den Heere Prinsse van Oranje gecommuniceert, dat de Kommissaris Visscher hadde gerefereert, uit een kommissievaarder verstaan te hebben, dat hy ontrent de honderdtendertigh Engelsche scheepen op de hooghte van Petten zoude hebben gezien, mitsgaders daar op ingenoomen zyne Hoogheits hooghwyze consideratien en advys; waar op gedelibereert zynde, is goedtgevonden Ga naar margenoot+en verstaan, dat van de voorschreeve advertentie ten spoedighsten kennisse zal werden gegeeven aan den L. Admiraal de Ruiter, om daar op behoorlyke reflectie te neemen, de vyandtlyke vlooten te doen observeren, in gevolge van haar Hoog. Moog. resolutie van den 17 Augusti lestleden, en de desseinen van de vyanden van den Staat te verhinderen en te beletten, zoo veel het zelve naa soldaat- en zeemanschap zal konnen geschieden. Dat voorts ge lyke advertentie zal werden gedaan aan den L. Generaal van Welderen, om insgelyks op zyn hoede te weezen, ende alle noodige ordre te stellen, en voorzieninge tot tegenweer te doen, in gevalle de voornoemde vyanden van deezen Staat eenige desseinen van landinge of anders zouden moogen willen onderneemen. Dat wyders den voornoemden L. Generaal van Welderen, en den L. Admiraal de Ruiter zal werden aangeschreeven, dat de zelve haar, zoo veelmoogelyk, op de voorschreeve vyandtlyke vlooten zullen informeren, en haar Hoog. Moog. zonder eenigh tydt verzuim, adverteren van de kondtschappen, die haar van de voornoemde vyandtlyke vlooten zouden moogen weezen toegekoomen, of noch zouden moogen toekoomen. Ende dat den Kommissaris Kuyf zal werden gelast en geordonneert, zoo als hem gelast en geordonneert werdt mits deezen, om door eenige galjoots, ofte ander snedigh vaartuigh, te verneemen en doen verneemen de contenantieGa naar margenoot† en sterkte van de voornoemde vyantlyke vlooten, en de kondtschappen, die hy dien aangaande daar uit of anderszins zoude moogen bekoomen, aan haar Hoog. Moog. over nacht en dagh bekent te maaken. Zullende deeze haare Hoog. Moog. resolutie gezonden werden aan den hooghgemelden Heere Prinsse van Oranje, tot zyn Hoogheits informatie.
YSBR. van VIERSSEN. Vt. Accordeert met het voorschreeve register.
H. FAGEL. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 738]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+De L. Admiraal de Ruiter, den inhoudt der gemelde resolutie overweegende, Ga naar margenoot+oordeelde dat hy met 's Landts vloot wel Noordtwaart diende te zeilen, om op de vyanden te beter te konnen letten, en door het afzenden van eenige vaartuigen, die dan te spoediger weer tot hem Ga naar margenoot+zouden konnen te rugh koomen, van de sterkte, voornemens en beweegingen der vyandtlyke vloote kennis te neemen, en hunne Hoog. Moog. en zich zelven daar van te dienen. Doch aan d'andre zyde werdt hem bericht, dat 'er noch eenige krygsvoorraadt uit Zeelandt stondt te koomen, en zagh zonder de zelve de Zeeuwsche scheepen niet by de vlagh te houden. Ook verstondt hy, dat de vloot niet diende vermindert, noch van een gescheiden: en verwachte noch eenige scheepen, die ter zaake van eenige schaade waaren opgezonden: daar noch by quam, dat de windt uit den Noordtnoordtoosten bleef waaijen, zoo dat de vloot met zeil te maaken weinigh Noordt zou konen Ga naar margenoot+winnen. Doch niettemin besloot hy, zoo draa hy maar 't minste voordeel zou zien te doen, met de vloot onder zeil te gaan, en tot voor de Maas, of tot tusschen Goereê en de Maas te loopen, en daar de krygsbehoefte uit Zeelandt en de Maas te verwachten. Dit Ga naar margenoot+schreef hy aan hunne Hoog. Moog. voorts te kennen geevende, dat, indien de vyanden zich ontrent Texel moghten posteeren, eer de virtualiescheepen, die van daar verwacht werden, waaren uitgekoomen, zulks een groot gebrek en ongemak in 's Landts vloot zou veroorzaaken, verzoekende, dat hunne Hoog. Moog. daar tegens zoodaanige ordre geliefden te stellen, als zy naa der zelver hooge wysheit zouden vinden dienstig te zyn. Hy maakte ook zwaarigheit voor de fregatten, de Brak en Overyssel, gevoert werdende door de Kommandeurs Kornelis van der Zaan, en Kornelis Tyloos, die van voor d'Elve naar 's Landts vloot stonden te keeren, en sloegh voor, dat men, met een brief, over landt gezonden, hen door den Resident van hunne Hoog. Moog. te Hamburgh behoorde te waarschouwen, op dat ze op hunne verzeekertheit moghten letten. Voor de twee fregatten en het galjoot, den lesten der voorleden maandt naar Bergen in Noorweegen gezonden, hadt hy minder bekommering, oordeelende, dat ze door de tegenwindt de hooghte van Texel niet hadden bereikt, en vertrouwende dat ze, de vyanden in zoo groot een getaale gewaar wordende, liever weder op 's Landts vloot zouden afkoomen, als zich van de vyanden laaten overweldigen. Ter zelver tydt stelde de L. Admiraal de Ruiter ordre, dat men 's Landts scheepen, die zeer vuil waaren, zou krengen en schoonmaaken. 'T geen den vierden in der yl werdt in 't werk gestelt. Ten zelven daage schoot de windt tegens den avondt Noordtwest, en met zonnen ondergangk was ze al Westnoordtwest met reedelyke koelte. Ga naar margenoot+Daar op deed den Heer de Ruiter straks sein van onder zeil te gaan, 't geen terstondt geschiedde, hy stelde zyn koers Noordtnoordtoost en Noordtoosttennoorden, zeilende den gantschen nacht. Hy liet een galjoot op Schooneveldt, om d'aankoomende scheepen aan te zeggen, dat Ga naar margenoot+ze hem zouden volgen, en voor de Maas opzoeken. Den vyfden quam Ga naar margenoot+'s Landts vloot met zonnen opgangk, Goereê Zuidtoosttenoosten vier Ga naar margenoot+mylen van haar leggende, op vyftien vadem ten anker. De L. Admiraal de Ruiter stelde hier terstondt ordre op de buitenwachten, en zondt twee fregaten naar Texel, om de victualiescheepen, die van Amsterdam en uit het Noorderquartier werden verwacht, af te haalen en te geleiden. Hy ontfing den zesten een brief van de Heeren Staaten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 739]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Zeelandt, den vierden geschreeven, hem te gemoet voerende, dat ze Ga naar margenoot+niet en twyffelden of hy zou, naar zyn gewoonlyk goedt en voorzichtig overleg, d'ordre van hunne Hoog. Moog. om met 's Landts vloot van Schooneveldt naar Texel te verzeilen, om alle quaade aanslaagen der vyanden tegen te staan, en onder Godts zeegen af te weeren, met alle omzichtigheit te werk stellen: doch dat ze echter niet konden naalaadenten zyn Ed. te verzoeken, het ooge mede op de Provincie van Zeelandt te willen houden: vermits de vyanden wel zouden konnen de myne maaken, van op het Texel of daar ontrent te willen landen, om daar door 's Landts vloot van de Zeeuwsche kust te trekken, en ondertusschen de Zeeuwsche eilanden, of dat van Kadzand, op het onvoorzienste te bespringen, 't zy met hunne geheele vloot, of eenige andre scheepen met krygsvolk gelaaden, gelykde geruchten al lang gegaan hadden, dat daar toe een groot getal van soldaaten, zoo in Schotlandt, als in de riviere van Londen, zou zyn ingescheept. Ten zelven daage verstondt de Heer Ga naar margenoot+de Ruiter, dat het pakketboot, van Harwits zeilende, aan een van zyn Ga naar margenoot+galjootsluiden hadt verhaalt, dat het de vyandtlyke vlooten ontrent Harwits hadt gezien en gelaaten. Verscheide andre kondtschappen versterkten hem in 't gevoelen, dat 'er geen vyandtlyke vlooten op de Hollandtsche kust waaren. Hier leggende beriep hy den hoogen Scheepskrygsraadt by een, en was met hun byna den geheelen dagh doende in 't onderzoeken van eenige wandevoirenGa naar margenoot†, die etlyke Hooftofficieren werden te last geleit, als of ze zich in den lesten zeeslagh, op den zevenden van Junius, niet wel hadden gequeeten. De L. Admiraal de Ruiter schreef te dier zaake aan hunne Hoog. Moog. dat daar, zoo veel de Krygsraadt tot noch toe hadt konnen bespeuren, passien onder speelden, en dat de beschuldigingen veel vaar diger gedaan waaren, dan de bewyzen, Ga naar margenoot+die daar toe vereischt werden, voor den dagh quaamen. De Viceadmiraal Volkert Schram en Schoutbynacht David Vlug werden befschuldight. De Schoutbynacht Jan de Haan droegh zich als beschuldiger, en hadt d'attestatien of getuigenissen t'hunnen laste laaten beleggen. De Krygsraadt hadt, door den Advocaat Fiskaal Johan van Wouw, en twee onpartydige Officieren, den Kommandeur en Kapitein Jakob van Meeuwen, en Willem Knyf, Kapitein by den Viceadmiraal Sweers, by alle scheepen, daar zy zouden oordeelen iet te konnen opspeuren, 't welk zou konnen of moogen dienen om te bewyzen wie dat misdaan hadt, nette onderrechting genoomen: niet alleen ten aanzien van den gemelden Schram en Vlug, maar ook van noch drie Kapiteinen, die insgelyks werden beschuldight. De stukken, ten wederzyden door den voornoemden Schram en Vlugh, en den Fiskaal, overgelevert, werden in den Krysraadt, in 't afweezen van de beschuldighden, en van hunne party, de Haan, geleezen en overwoogen, en gelet zoo wel op hunne mondelinge verantwoording, als op den criminelen eisch van den Advocaat Ga naar margenoot+Fiskaal: tot dat eindelyk de Krygsraadt, recht doende uit den naame en van weegen de Hoog. Moog. Heeren Staaren Generaal der vereenighde Nederlanden, eenpaarighlyk verklaarde, dat de Viceadmiraal Schram en Schoutbynacht Vlug quaalyk en t' onrecht waaren beschuldight, erkennende Ga naar margenoot+de zelve voor eerlyke en goede Officieren, soldaaten en zeeluiden: en injungeerdeGa naar margenoot↓ den Schoutbynacht Fan de Haan, (over en ter zaake dat hy zich, buiten specialeGa naar margenoot‡ authorisatie van den Krygsraadt, met het doen beleggen van attestatien, in prejudicieGa naar margenoot* van den gemelden Viceadmiraal en Schoutbynacht, te verre hadt ingewikkelt, en waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 740]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van de deposantenGa naar margenoot†, by den Krygsraadt gehoort weezende, in presentie van den Schoutbynacht de Haan, de zelve hebben tegen gesprooken, en opentlyk verklaart, dat daar inne meer en anders was geschreeven, dan zy wel hadden getuight, of haar was voorgeleezen, en het zelve met eede bevestight, ook dat hy de geweeze aangeklaagdens met woorden hadt geinjurieertGa naar margenoot↓) de zelve daar voor mede t'erkennen, of anders ontzeiden hem zyn cessie in den Krygsraadt, zoo lange hy van zulks te doen zou blyven in gebreeke: gelyk ook den Avocaat Fiscaal zynen eisch en conclusie, op en tegens den voornoemden Viceadmiraal Schram en Schoutbynacht Vlug gedaan en genoomen, geheel en al wierdt ontzeit... Doch echter werdt d'uitspraak in advys gehouden, tot dat de zaake Ga naar margenoot+van de beschuldighde Kapiteinen insgelyks zouden zyn afgedaan. De drie Kapiteinen, boven gemeldt, dien ook te last werdt geleidt, dat ze hunnen plicht in den lesten zeeslagh niet naa behooren hadden betracht, waaren Jakob Binkes, van Amsterdam, en Henrik Brouwer en Adriaan van Kruiningen, uit Zeelandt. Doch die werden daarna insgelyks onschuldigh bevonden. Terwyl men in 's Landts vloot op deeze wyze d'onschuldigen zocht vry te spreeken, en in hunne goede naame en ampten te beschermen, ging de muitzucht, en 't oproer, binnen 's Landts haar gang. De Heeren Staaten van Hollandt zochten 't oproerigh volk Ga naar margenoot+met een streng plakkaat in te toomen, maar konden hun ooghmerk niet Ga naar margenoot+bereiken. Zommigen pooghden alomme groote verandering in de regeering te maaken, en al de Regenten die hun in den wegh waaren daar uit te dringen. Men riep tot dien einde, dat al d'aanhangers van den geweezen Raadtpensionaris de Wit verraaders en niet te betrouwen waaren, dat ze van 't kussen moesten. Hier door raakten de burgeryen in verscheide steden meer en meer tegens hunne Wethouders gaande, en de muitery was niet te stillen, of men moest tot de Ga naar margenoot+gemelde verandering koomen: en werdt dienvolgens zyn Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje door de Heeren Staaten maght gegeven, om de Magistraaten, die by de burgers verdacht waaren, in de steden van Hollandt, die zulks begeerden, van hunne ampten t'ontslaan, en anderen Ga naar margenoot+in hunne plaatze aan te stellen. Doch onder verklaaring, dat zulks alleen zou geschieden voor die reize, zonder gevolg voor het toekoomende, en onvermindert 't naadeel van de privilegienGa naar margenoot‡ , vry-en gerechtigheden der voorschreeve steden in 't toekoomende: en dat de voorschreeve Regenten daar door geenzins zouden worden gequetst, of benaadeelt in hunne goede naame en faam: veel minder dat de zelve daar uit zouden moogen worden gehouden, of aangezien als hadden ze zich in de regeering van den Lande niet naa behooren gedraagen: en dat zyn Hoogheit de zelve, met hunne familienGa naar margenoot* en goederen, zou neemen in zyne speciale protectie en sauvegardeGa naar margenoot†... Hier door raakten veele Regenten, die in 't oogh liepen, in verscheide steden, op het aanhouden der gemeentens, of door 't beleidt van anderen, uit de regeering: en geduurende deeze beroerte en opstandt der burgeryen was 't geen konst om iemandt, hoe deughtzaam en trouw dat hy was, by 't volk, dat nu gewendt was het erghste te gelooven, een lasterkladde aan te wryven, verdacht te maaken, in haat te brengen, en op 't lyf te vallen. Hier van zagh men in deezen tydt een wonderlyk en byna ongelooffelyk voorbeeldt t'Amsterdam, ontrent het huis van den L. Admiraal de Ruiter. Al zyn voorige diensten, den vaderlande in voorgaande tyden, inzonderheit in dit tegenwoordige jaar, en tot deezer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 741]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+uure toe, beweezen, konden hem zoo niet bevryden tegens de loogens van valsche tongen, (die hem uit nydt of andere verborgen inzichten zochten ten val te brengen) of etlyke honderden, jaa misschien duizenden van domme of booze menschen leenden d'ooren aan d'achterklap, Ga naar margenoot+die men van hem uitstrooide, dat hy 's Landts vloot hadt verraaden en verkocht. Den zesten van September, op een Dingsdagh, raakte de stadt in roeren. Men zagh veel volks van alle kanten t'zaamen rotten: geen eerlyke burgers, die waaren te verstandig om iets snoodts van den Ga naar margenoot+trouwen zeeheldt te denken: maar 't schuim van 't snoodtste graau, en daar onder veele vreemde bootsgezellen, graatigh naar buit en roof, en etlyke honderden van wyven, welker mannen op 's Landts vloot dienden. Men liep als dulle menschen naar de buitenkant van 't Waalseilandt, daar de L. Admiraal zyn wooning hadt, en zyn huisvrouw, Ga naar margenoot+met een dochter, die zy by hem hadt, en een nicht, mitsgaders twee dienstmaaghden, zich onthieldt, zonder eenigh manvolk in huis te hebben. Dees beroerte quam, door een slinks geval of loos beleidt, zoo Ga naar margenoot+schielyk op, gelyk een zoomerstorm, die de zeeluiden verrast. Ten een uuren naa den middagh, naa 't afgaan van de Beurs, zagh men niet een eenigh mensch ontrent het huis, en een oogenblik daarna quam 't graau, mans en vrouwen, van alle kanten aangeloopen: zoo dat het menschen scheen te regenen, en de gantsche straat op 't eilandt aan beide de zyden van 't huis zoo vol werdt, dat men over de hoofden Ga naar margenoot+scheen te konnen gaan. Men hoorde met groot gedruis schreeuwen, dat men 't huis zou plonderen, en 't quam Mevrouw de Ruiter ter ooren: die, zich zonder manvolk in huis vindende, den Heer Wessel Smit, een Ga naar margenoot+voornaam koopman, en Kapitein van een vaandel burgers, wiens dochter met haar voorzoon Jonker Johan van Gelder getrouwt was, t'haren huize ontboodt, om zich te dienen van zyn raadt en hulpe. Hy woonde Ga naar margenoot+daar slechts een huis of twee van daan naar de zyde van Kattenburg, en op zyn stoep koomende, vraaghde hy aan 't volk, dat ook voor zyn deur stondt, wat 'er te doen was? Zy riepen met onbeschofte taal, Gy dikken schelm komt van de stoep, men zal u op zyn Jan de Wits handelen. Hy begaf zich daar op stoutelyk van de stoep, en zeide, heb ik 't verdient gy kondt my dan zoo handelen. Op dat zeggen begosten hem Ga naar margenoot+eenige te verschoonen, en te roepen, dat zy tegens hem niet hadden. Daar op drong hy door tot aan 't huis van den Admiraal, vindende Ga naar margenoot+Mevrouw de Ruiter zeer verleegen, en spreekende van de deur en vensteren te sluiten: doch hy verstondt dat men met dat betoogh van vrees het graau te meer zou tergen of aanlokken, en riedt deur en vensters wydt open te zetten, goet gelaat te toonen, en 't graau goede woorden te geeven, om tydt te winnen. Toen begaf hy zich naar 't huis. Ga naar margenoot+van zyn Vaandrigh, Nikolaas Duizend, die 't bedryf van 't domme volk verfoeide, en overley met hem hoe men zyn vaandel burgers, 't welk dien dagh of 's avondts de wacht zou hebben, en naar de Muider poort kurgers moest trekken, best in de wapenen zou brengen. Geen trommelslaagers by der handt hebbende, dewyl ze zich, naar 't gebruik van dien tydt, op den Dam onthielden, zondt hy zyne dienstbooden door de geheele wyk ten huize van al zyn schutters, hun beveelende dat ze met hun volle geweer voor 't Vaandrighs huis zouden koomen. Den Vaandrigh liet hy 't vaanel in zyn stoep zetten, 't welk een groot geschreeuw onder 't volk verwekte. Maar de Heer Smit gaf te kennen dat het dien dagh zyn wacht was, en dat zyn volk ten dien-einde moest vergade- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 742]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren, Ga naar margenoot+'t geen 't graau wat stilde. Hy zondt ook zyn Luitenant naar de Ga naar margenoot+Heeren Burgermeesteren, om hunne Ed. Grootachtbaarheden van den oploop te verwittigen, en bystandt van krygsvolk te verzoeken. Ondertusschen begost het graau sterker op het huis van den Admiraal aan te dringen, metzoo groote vinnigheit, dat het slechts scheen t' ontbreeken aan een aanvoerder, die den eersten steen wierp. De Heer Smit, zich Ga naar margenoot+daar op weêr aan 't huis van den Admiraal begeevende, vertoonde zich aan 't volk, vraagende, uit wat reden zy daar in zoo grooten getaale Ga naar margenoot+voor 't huis quaamen? Zy riepen, gy weet het wel. Hy daar tegen, dat hy 't niet en wist. Toen schreeuwden ze met veele keelen en ysselyk gebulder, om dat d' Admiraal, die schelm, 's Landts vloot aan de Franschen Ga naar margenoot+heeft verkocht, en in hunne handen zoeken over te leveren. Eenige vrouwen riepen, Hy zocht de vloot te verraaden, en zoude voor ieder van onze arme mannen een ducaton genieten. Andere riepen met woorden, Wy hebben hem 's daaghs te vooren in den Haage gevangen, en aan handen en voeten gebonden, zien inbrengen. Mevrou de Ruiter, zeer Ga naar margenoot+verbaast over zulk een boozen loogen, zeide tot den Heer Smit, hoe kan dat zyn? want ik heb op deezen dagh een brief van myn man ontfangen, die gisteren was geschreeven, waar in hy my bekent maakt, Ga naar margenoot+dat hy met 's Landts vloot de vyanden eerlang weêr verhoopte te gaan opzoeken. Smit verzocht dien brief aan 't graau te moogen vertoonen; om, terwyl ze die laazen en daar overspraaken, den tydt te rekken, en ondertusschen ordre te stellen en hulp te bekoomen. Zyn raadt werdt gevolght, en hy vraagde aan 't volk, of 'er niemant was die des Admiraals handt kende? Eenige riepen dat ze zyn handt kenden. Leest dan, zeide Smit, dien brief, en gy zult bevinden dat het zeggen van des Admiraals gevangenis loutre verdichtzelen zyn. Uit het leezen van Ga naar margenoot+dien brief ontstondt eenige twist: want zommigen, des Admiraals handt kennende, zeiden, 't zyn schelmen die den Admiraal dit nageeven. Ondertusschen hadt men ruim een half uur tydt gewonnen: en ontrent twaalf of veertien burgers waaren in hun volle geweer voor 't Vaandrighs huis gekoomen, als de Heer Smit zyn gantsche kompagnie, die Ga naar margenoot+men in de wandeling de Wilde Yren noemde, van de brug by de Westindische pakhuizen in haar volle geweer zagh aantrekken. Eenige riepen, waar toe dit volk? daar Smit op antwoordde, Ik heb te nacht de wacht aan de Muider poort: daar de Franschen licht den eersten aanval zullen doen, daar om wil ik met myn kompagnie, die zeer sterk is, Ga naar margenoot+by tydts op de wacht weezen. Ondertusschen van 't huis aftreedende, stelde hy met zyn Vaandrigh, Sargeanten en andre Bevelhebbers, ordre, om 't geweldt af te weeren. Hy liet de nieuwe Schippers straat, die niet ver van 't huis was, door drie gelederen muskettiers bezetten, onder 't beleidt van een Sargeant, dien hy last gaf, indien 't graau wilde doorbreeken, daar onder te schieten. Met de rest van zyn volk, meer dan tweehonderdt man sterk, 't welk wel gemoedt en bereidt was hem te volgen, ook zyn bevel naa te koomen, trok hy naar 't huis van den Admiraal, en dreef het graau met rottinghslaagen tot aan zyn eigen huis, zonder het verder te konnen krygen. Toen gaf hy bevel dat zyn burgers zich gereedt zouden maaken, en als 't graau nergens naar luisterde, geboodt hy, dat de muskettiers zouden aanleggen, en de piekeniers hunne pieken vellen. Dit veroorzaakte een schrikkelyk geschreeuw, daar men echter op toe tradt, en met het slaan van de rotting, en de gevelde pieken, die zommigen op de borst stieten, werdt de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 743]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+woeste hoop tot verby des Admiraals huis gedreeven. Op dat zelve Ga naar margenoot+oogenblik quam daar, door een gelukkig geval, een tjalk of kleene uitlegger, gemonteert met zes stukken geschuts, recht voor 't huis, die, Ga naar margenoot+door de meenighte van schuiten, die met volk in de gracht laagen, om dit by baldaadig geweldt t' aanschouwen, niet wel voorby kon vaaren. De Heer Smit riep den Kapitein toe, of hy niet geneegen was den Admiraal dienst te doen, en zyn huis tegens het raazende volk te helpen beschermen? Hy toonde zich willigh en bereidt, maakte zyn geschut, Ga naar margenoot+op Smits bevel, klaar: 't werdt te boordt gebraght, en met schroot gelaaden. Dit veroorzaakte groote schrik onder 't graau, dat zelf niet wist door wien 't gaande was geworden, en dien 't aan een aanleider hadt ontbrooken, om in tydts aan te vallen. In deezen standt van zaaken quaamen achtien welgemonteerde ruiters, door de Heeren Burgermeester, Ga naar margenoot+op 't bericht van Wessel Smits Luitenant, derwaarts gezonden, met grooten haast op 't eilandt aanstooten, en zy zouden veel honderden van 't graau met hun rennen in 't waater hebben gedreeven, ten waare Smit, zich naar hen toe begeevende, hen verzocht hadt zich in ordre te sluiten, Ga naar margenoot+en zachter te ryden. Dus quaamen ze by de gewaapende burgers, die toen nevens de ruiters op de moedtwilligen aandrongen, en joegen ze tot aan de nieuwe Bantemerstraat: hen tot dus verre voortdryvende, Ga naar margenoot+quam ook de Heer Kornelis Roch, Oudtscheepen en Raadt der stadt, met een gedeelte van zyn kompagnie burgers, in volle waapenen, ter goeder uure den Heer Smit met de zynen te hulp. Ook quaamen korts daarna, toen 't graau vast afweek, de vier naastgelegene kompagnien burgers t'hunner bystandt. Men vondt toen gezaamentlyk Ga naar margenoot+geraaden, dat men de vier bruggen van 't Waalseilandt ieder met een kompagnie burgers zou bezetten: 't welk straks in 't werk werdt gestelt, en al 't graau moest toen 't eilandt verlaaten; een ieder liep zyns weeghs, en de toeleg van plonderen was hun gemist. De Heer Smit, Ga naar margenoot+ziende dat 'er op 't eilandt niet meer te doen viel, trok met zyn volk naar zyn wachtplaats, de Muider poort. Maar 's nachts werdt het geheele Ga naar margenoot+eilandt door de vier kompagnien, die lest waaren aangekoomen, rondtsom bewaakt, en men liet daar niemandt op koomen, dan die men zeekerlyk wist dat daar woonde. Des anderendaaghs, op den maandelyken bededagh, quam 'er 's morgens weer eenigh gemeen volk voor den Heer de Ruiters deur; maar doot 't hooren leezen van een zyner brieven, meldende de plaats daar hy zich met de vloot toen in goeden staat bevondt, gingen ze wel haast huns weeghs. Ook hieldt zich de gemelde uitlegger noch voor de deur, en bleef daar noch wel vier of vyf daagen leggen. Daar by bleef't, en die beroerte hadt geen verder vervolgh: want de boozen zaagen geen kans, en d'onweetenden vonden zich bedroogen. Men merkte nu dat al 't quaadt gerucht, ten nadeele van den Heer de Ruiter uitgestrooit, geen schyn van waarheit hadt. 'T is aanmerkelyk en vreemdt dat dees dulle beroerte, en snoode oploop, door voorzichtigh en kloekhertigh beleidt zoo gestuit werdt, zonder een droppel bloedts te vergieten: en noch vreemder, dat men nooit met zekerheit kon verneemen wie de stichter en aanlegger was Ga naar margenoot+van zoo verfoeilyk een toelegh. Daar viel wel sterk vermoeden op zommige persoonen, die op geen gissingen, al schynen ze eenigen grondt te hebben, staan te noemen. 'T is zeeker dat iemant, daar ontrent woonende, toen de burgers van den Heer Smits vaandel begosten te vergaaderen, zich daar by voegde, en, zich gelaatende nergens van te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 744]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+weeten, den Kapitein vraaghde, wat het volk begeerde, en als die hem gezeit hadt wat 'er gaans was, daar op antwoordde, Ik ben straks by een Heer geweest, die by dit volk met een enkel woordt meer zou vermoogen, dan gy met al uw burgers. Dat dees' beroerte met voordacht was verwekt, werdt te meer gelooft, om dat Mevrouw de Ruiter drie daagen te vooren, op Zondagh, een brief van haar mans dochter, de huisvrouw van den Kapitein Johan de Witte, uit Rotterdam hadt ontfangen, te kennen geevende, dat daar 't gerucht liep, dat haar vaders huis t' Amsterdam geplondert was, of geplonderdt zou worden. En weeten wy uit veele ondervindingen, dat zulke vroege en voorbaarige geruchten veeltydts uit voorbedachte of beleide toeleggen, zeekere voorneemens, en vastgestelde besluiten, plaghten t'ontstaan, en dat ook zulke tydingen meenighmaal voorbooden waaren van ongeziene en onverwachte zaaken. Dus liep de Heer de Ruiter, terwyl hy in zee was, en zyn leeven voor 's Landts welstandt waaghde, gevaar om van al 't zyne, zoo eerlyk gewonnen, ontbloot en berooft te worden: 't geen misschien by de nakoomelingen ongelooffelyk zal schynen, en nochtans veele duizenden van ingezeetenen met hunne eigen oogen zaagen. 'T is ook zeer gelooflyk dat het quaade voorneemen zyn voortgangk zou gehadt hebben, indien de trouwhertigheit van den Heer Smit, en de goedtwilligheit zyner schutteren, en andre burgeren, niet in tydts in de weer waar geweest, om 't quaadt af te weeren, en 't huis te beschermen. De L. Admiraal de Ruiter eenige daagen daar naa, uit een brief van zyn huisvrou, verstaande wat t' Amsterdam ontrent zyn huis was voorgevallen, stondt verbaast over zoo onverwacht en vreemdt een tyding, en borst, met verwondering en ontsteltenis over de boosheit der tyden, in deeze woorden uit: My wordt nagegeeven, als of ik 's Landts vloot aan de Franschen zou hebben verkocht. Ik weet niet hoe de valsche menschen zulk een loogen konnen verzinnen: daar 't in de vloot noch alles in goede ordre en by een is. 'T is my leedt dat 'er menschen in ons lieve vaderlandt zyn die zulk een quaadt vertrouwen op my hebben: daar ik 't nochtans, met goedt en bloedt voor den Staat te waagen, wel anders betoone. Hy vondt zich te deezer tydt in een dubble bekommering: eerst ten aanzien van 's Landts vloot, die hem werdt toebetrouwt, hebbende alle daagen 't gevecht met de vyanden te verwachten: en daarna over 't gevaarvan zyn huis, vreezende dat het graau, 't welk eens was gaande gemaakt, voor de tweedemaal aan 't hollen moght raaken, en den snooden toelegh hervatten. Naa eenig overleg vondt hy geraaden, Sauvegarde, of vrye hoede, van zyn Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje te verzoeken, en schreef daar over den volgenden brief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[11 September 1672]Ga naar margenoot+Doorluchtige, Hooghgebooren Vorst en Heere,
Dewyl my bericht wordt dat de Heeren Regenten der stadt Amsterdam, zoo wel als in andre Steden van Hollandt en Zeelandt, by de gemeente verdacht zyn, en dat ik, als een inwoonder van die Stadt, ontrent myn huis en familie aldaar mede nu onlangs al eenige insolentienGa naar margenoot† heb moeten supporterenGa naar margenoot↓, gelyk uwe Hoogheit dat baiten twyffel zal hebben verstaan: die tot noch toe door de goede directie en voorzorge van de gemelde Regeering zyn gestuit: zoo ben ik nochtans beducht, Ga naar margenoot+wanneer de gemeente andermaal iet meerder moght beginnen, dat de devoiren van de Magistraat daar ontrent van het zelve succes niet zouden moogen weezen: omme daar inne in tydts te voorzien, heb ik de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 745]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+vrymoedigheit genoomen van uwe Hoogheit by deezen onderdaanighlyk te verzoeken, dat de zelve de goedtheit believe te hebben van de gemeente tot Amsterdam te doen verstaan, door affixieGa naar margenoot† van een biljet van Sauvegarde, voor of aan myn huis, gelyk my bericht wordt dat aan anderen is geschiedt, dat uwe Hoogheit het zelve, mitsgaaders myn huisvrouwe en familie, is neemende onder des zelfs illustre protectie, waar mede vertrouwt wordt dat alle verdere gedreighde onheilen tydelyk zutten konnen worden geprevenieert en voorgekoomen. Ik en de mynen zullen zulks ten allen tyden met een schuldige dankbaarheit erkennen, en in alle occasien betoonen dat ik ben en blyve,
Doorluchtige, Hooghgebooren Vorst en Heere, Actum in't schip de zeven Provincien, ten anker leggende, de tooren van Goereê Oostzuidtoost styf 4 mylen daar af, den 11 Septemb. 1672. Uwe Hoogheits Zeer ootmoedige en getrouwe Dienaar,
MICHIEL ADR. DE RUITER.
Doch zyn Hoogheit hadt al voor't ontfangen van dien brief, op 'tverzoek van andre vrienden, Sauvegarde ingewillight, gelyk dit affchrift te kennen geeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[9 September 1672]Ga naar margenoot+WILLEM HENRIK, by der gratien Godes, Prinsse van Oranje en van Nassau, Grave van Catzenellebogen, Vianden, Dietz, Lingen, Meurs, Buuren, Leerdam, &c. Marquis van der Veere en Vlissingen, Heere en Baron van Breda, der stadt Grave en Lande van Kuik, Diest, Grimbergen, Herstal, Kranendonk, Warneston, Arlay, Noseroy, St. Vyt, Daasburg, Polanen, Willemstadt, Niervaart, Ysselstein, St. Maartensdyk, Steenbergen, Geertruidenbergh, de hooge en laage Swaluwen, Naaldwyk, &c. Erfburggrave van Antwerpen en Besançon, Erfmaarschalk van Hollandt, Gouverneur en Stadthouder van Hollandt, Zeelandt en Westvrieslandt, Kapitein Generaal en Admiraal der vereenighde Nederlanden. Allen den geenen die deezen zullen zien ofte hooren leezen saluyt. Doen te weeten, dat wy, om goede consideratien, ons daar toe moverende, in onze bezondere protectie en Sauvegarde genoomen hebben, en neemen by deezen, den persoon van den L. Admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, mitsgaders zyne huisvrouwe, kinderen en domestykken, als mede zyn huis tot Amsterdam, de meublen van het zelve, en voorts alle zyne zoo roerende als onroerende goederen en effecten, waar en hoedaanigh de zelve zouden moogen weezen, omme voor alle geweldt, plonderinge, insolentie en overlast, waar mede hy zoude moogen gedreight werden, beschut, beschermt en bewaart te zyn: Lastende en ordonnerende derhalven allen en een iegelyken, van wat staat ofte conditie hy zoude moogen weezen, den voornoemden L. Admiraal de Ruiter, mitsgaders alle die van zyne familie, vry en vrank, rustelyk en vreedelyk te laaten woonen, en alomme verkeeren, zonder hem aan zyn persoon ofte goederen eenighzins te molesteren ofte beleedigen, op peene van onze indignatie, ende van daar over, anderen ten exempel, zonder conniventieGa naar margenoot↓, gestraft te werden. Gedaan in 't leger by Bodegrave, den 9 Septemb. 1672.
G.H. PRINCE d'ORANGE. Ter ordonnantie van zyn Hoogheit,
C. HUIGENS. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 746]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het zegel van zyn Hoogheit was hier op gedrukt in rooden wassche. Doch dees Sauvegarde werdt ergens opgehouden, en quam eerst etlyke weeken daarna in handen van Mevrouw de Ruiter: ook verdween het valsch gerucht en met eenen de bekommering voor meer ongemak. 's Daaghs naa de beroerte, ontrent de L. Admiraal de Ruiters huis t' Amsterdam Ga naar margenoot+voorgevallen, werdt hy voor Goereê met 's Landts vloot door een zwaaren storm, uit den Zuidtwesttenwesten, overvallen. Men moest stengen en rees stryken. Hy liet twee boeghstukken naar achteren haalen, om 't schip voor te beter te doen reizen, zyn daagelyks anker ging door, zoo dat hy 't plechtanker moest laaten vallen, om den Schoutbynacht niet voor de boeg te koomen. Dit harde weder duurde byna drie daagen, hoewel het zomwyle wat minderde. Kapitein Naalhout was van zyn anker gespilt, doch men zagh hem noch om de Oost. Een brander hadt al zyn kabels op een naa verlooren, en de Ruiter deedt hem door een lootsboot belasten naar binnen te zeilen, om zich weêr te voorzien. Den zevenden, even voor den ftorm, ontfing hy een resolutie van hunne Hoog. Moog. den derden der maandt, aangaande het revictualierenGa naar margenoot† van 's Landts vloot, genoomen, en den elfden, naa het onweêr, noch een ander op verscheide punten van zyn schryven aan hunne Hoog. Moog. die hier beide staan in te voegen, op dat het blyke Ga naar margenoot+hoe zeer het bezorgen van 's Landts vloote den Heeren Staaten ter herten ging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[3 September 1672]Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. SabbathiGa naar margenoot† den 3 September 1672. Ga naar margenoot+Ontfangen een missive van den L. Admiraal de Ruiter, geschreeven in 't schip de zeven Provincien, ten anker leggende op Schoonevelt, den 31 Augusti leftleden, houdende advertentie, ende onder anderen, dat, nademaal nu den tydt van vier maanden buiten duins gevictualieert te moeten weezen zyn omgekoomen, daagelyks zich al meer ende meer defectenGa naar margenoot↓ van vivres in 's Landts vloote begonden t'openbaaren, zonder dat tot remplacementGa naar margenoot‡ van eenige Kollegien ter Admiraaliteit voor deeze maandt September noch iets aldaar was aangekoomen, dat men malkanderen accommodeerdeGa naar margenoot*, by forme van leeninge, zoo veel het moogelyk was, om de voorschreeve vloote by malkanderen te houden, in verwachtinge dat de victualie, die men te gemoet ziet, ondertusschen zal arriveerenGa naar margenoot†: maar dat voor de Zeeusche scheepen, die het meeste benoodight waaren, veel zwaarigheit wierde gemaakt, of dezelve wel gerevictualieert zouden konnen werden, by faute van geldt; Voorts, dat by den L. Admiraal uit Zeelandt wierde bericht, dat hy den Schoutbynacht Matthyszoon met het schip Oranje van daar niet alleen niet en hadde te verwachten, maar dat de Kapitein Willem Henrikszoon met het schip Middelburgh, die hy, voor het afzeilen naar de Eems, derwaarts hadde gezonden om te repareren, albereidts mede was opgelegt; Waar op gedelibereert zynde, is goedtgevonden ende verstaan, dat aan 't Kollegie ter Admiraaliteit, residerende tot Middelburgh in Zeelandt voornoemt, geschreeven zal werden, dat haar Hoog. Moog. over de voorschreeve haare nalatigheit ten hooghsten zyn misnoeght, ook zeer verwondert en gesurpreneert, dat ze niet alleen de voorschreeve scheepen van haare directie, onder 's Landts vloote navigerendeGa naar margenoot↓, niet tydelyk ende naar behooren hebben gerevictualieert en van alles verzien, nemaar ook noch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 747]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+daarenboven het voorschreeve schip Oranje in houden, ende het schip Middelburgh hebben opgeleght, dat zoodaanige proceduren voor den Staat onlydelyk ende onverdraagelyk zyn, te meer, geconsidereert dat de meergenoemde 's Landts vloote onder anderen jegenwoordigh in zee ageert, om de kusten van de hooghgemelde Provincie van Zeelandt jegens gevreesde attacquesGa naar margenoot†, ofte descenteGa naar margenoot↓, van de vyanden deezer Landen te protegeren en te beschermen; Dat ze derhalven alles ten spoedighsten ende aanstonts willen repareren, ende dienvolgens de voorschreeve scheepen van haare directie als noch in aller yle revictualieren, ende van de gerequireerdeGa naar margenoot‡ noodtzaakelykheden ende behoeften verzien, tot den lesten van deeze loopende maandt incluis, ende de voorschreeve twee scheepen, t'eene genaamt Oranje, ende t'andere Middelburgh, wederom onder 's Landts vloote zenden, zonder daar van langer in gebreeke te blyven, op dat de dienst van den Staat daar door niet meerder en werde verachtert, ende dat ze haare Hoog. Moog. zullen hebben te berichten, wat by hun daar ontrent zal zyn gedaan ende verricht: des zal geschreeven werden aan de Heeren Staaten van de hooghgemelte Provincie van Zeelandt, dat haar Ed. Moog. het gemelde Kollegie ter Admiraaliteit tot 't geene voorschreeven is, door prompt furnissementGa naar margenoot* van de noodige penningen, willen bequaam maaken en animeren. Dat wyders d' andere vier Kollegien ter Admiraaliteit zal werden aangeschreeven, dat haar Hoog. Moog. ten hooghsten verwonderdt zyn, dat tot noch toe by haar geen ordre tot het voorschreeve revictualieren is gestelt, ende dat de gemelde Kollegien aangemaant zullen werden, om de scheepen van oorloge van haare directie als noch ten spoedighsten te revictualieren, ende van alles verzorgen tot den lesten van deeze loopende maandt incluis, voor zoo veel zulks op den ontfangh van de te schryvene brieven niet en zoude moogen zyn geschiet. Ende zal extract van deeze haar Hoog Moog. resolutie gezonden werden aan den gemelden L. Admiraal de Ruiter, om te strekken tot des zelfs narichtinge.
YSBR. van VIERSSEN. Vt. Accordeert met het voorschreeve register.
J. SPRONSSEN. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[5 September 1672]Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden. Lunae den 5 September 1672.
Ga naar margenoot+‘Ontfangen een missive van den L. Admiraal de Ruiter, geschreeven in 't schip de zeven Provincien, ten anker leegende op Schoonevelt, den derden deezes, houdende responsiveGa naar margenoot† op haar Hoog. Moog. brief ende resolutie van den eersten daar te vooren, ende advertentie, dat hy met 's Landts vloote wel Noordtwaart aan diende te avanceren, om de 's vyanden zoo veel beter te konnen observeeren, ende door het afzenden van eenige vaartuigen, die dan te spoediger weder zouden konnen tot hem koomen, ons op der zelver sterkte ende actien te informeren, ende haare Hoog. Moog. ende hem daar van dienen; Dat ook de windt noch continueerde uit den Noordtnoordtoosten, zoo dat hy met zeil te maaken weinigh Noordt zoude konnen winnen, zal niettemin, zoo draa hy maar de minste voordeel zal zien te doen, met de vloore onder zeil gaan, ende tot voor de Maas, ofte tusschen de Maas ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 748]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Goereê avanceren, ende de victualie voor de scheepen uit Zeelandt aldaar doen volgen ende over neemen, gelyk hy daar mede zal doen met de victualie voor de scheepen uit de Maas, van Rotterdam verwacht werdende, ende ondertusschen van haar Hoog. Moog. verwachten communicatie van de kondtschappen, die de zelve, door directie van van den Kommissaris Knyf, zullen moogen toekoomen; maar dat zeeker Galjootschipper, genoemt Pieter Janszoon Schotter, voorleden Woensdagh 's namiddaghs ten drie uuren, zynde geweest den laatsten van de voorleden maandt, uit Texel was gezeilt, ende des anderendaaghs, zynde den eersten deezer, by hem in de vloot gekoomen, zonder een eenigh vyandtlyk schip daar ontrent in 't water te hebben vernoomen, doch hadde maar twee mylen van de wal gezeilt, ende by gevolge maar vier mylen in zee konnen zien. Hy maakte ook reflexie, dat, in gevalle de vyanden haar weder voor ofte ontrent het Texel zouden, moogen hebben, ofte noch koomen te posteren, eer en bevoorens dat de victualie van daar was uitgekoomen, die de Heeren van, 't Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam hem, by der zelver missive van den 30 Augusti lestleden, hadden gecommuniceert dat een dagh twee a drie daar naa zoude uitgezonden werden, het zelve geen kleine incommoditeit aan 's Landts scheepen van Amsterdam, den Noorderquartiere, ende Vrieslandt zoude causeren, onderdaanighlyk verzoekende, dat haar Hoog. Moog. in zoodanigen cas 'tzelve believen te neemen in behoorlyke consideratie, ende daartegens zoodaanige ordre te stellen, als naar der zelver hooge wysheit zouden vinden dienstigh te weezen. In de voorschreeve ongelegentheit maakte hy ook zwaarigheit voor de fregatten de Brak en Overyssel, gevoert werdende door de Kommandeurs Kornelis van der Zaan, ende Kornelis Tyloos, die van voor de Elve weder naa 's Landts vloote staan te keeren, ende was van gevoelen, dat het dienst zoude konnen doen dat haar Hoog. Moog. over Landt aan der zelver Minister tot Hamburgh by aanschryvinge geliefden t'injungerenGa naar margenoot†, dat hy de voorschreeve Kommandeurs daar van adverteerde, om mesures tot haare securiteitGa naar margenoot↓ daar naa te neemen: de twee andere fregatten met het galjoot, naa Bergen in Noorweegen afgezonden, konnen door de voorschreeve contrarie windt noch de hooghte van Texel niet hebben bereikt, en alzoo hy de zelve gisteren noch hadde gezien, derhalven hy hoopte, datzy, de vyanden zoo nombreusGa naar margenoot‡ gewaar wordende, liever by hem weder zouden afkoomen, alshaar daar van te laaten overweldigen. Doen hy jonghst van de Eems voor het Texel quam was aldaar, zonder de minste kennisse aan hem te geeven, van de vlagge gescheiden ende ingevallen den Kapitein Klaas Anker, met zyn onderhebbende schip, genaamt Alkmaar, staande ter directie van 't Kollegie ter Admiraaliteit in Westvrieslandt ende den Noorderquartiere, hy hadde 'tzelve in 't begin ten beste geduidt, ende geoordeelt, dat het was geschiedt by defectGa naar margenoot* van victualie, ende dat hy, daar van voorzien zynde, wederom zich onder de vlagge zoude hebben vervoegt; maar was tzedert ter contrarie bericht, dat het welgemelde Kollegie van voornemen zoude zyn het zelve schip op te leggen, ende de volkeren te licentierenGa naar margenoot†, dat hy geloofde tegens haar Hoog. Moog. intentieGa naar margenoot↓ te weezen, ende daarom van zynen plicht geacht hadde de zelve daar van te verwittigen, gelyk hy ook aan de meergemelde Heeren hadde geschreeven, dat hy den Advokaat Fiskaal aldaar hadde gelast, dienthalven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 749]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zyne actie tegens den voornoemden Kapitein Anker te institueren naar behooren; En in cas haar Hoog. Moog. moghten goedtvinden daar over aan het gemelde Kollegie ter Admiraaliteit in 't Noorderquartier te schryven, dat de zelve daar benevens geliefden te recommanderen, dat op 't spoedighste aan des zelfs Viceadmiraal Schram en Schoutbynacht Vlug, mitsgaders andere Kapiteinen, eenige zwaare ankers en touwen geliefde toe te zenden, hebbende de gemelde Viceadmiraal geene andere ankers als een, daar hy tegenwoordigh voor leidt, en het verloopen zaisoen zou in toekoomende geen ankers en touwen sparen. Waar op gedelibereert zynde, is goedtgevonden ende verstaan, dat aan 't Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam zal werden geschreeven, dat zy alle moogelyke ordre hebben te stellen, en zoodaanige voorzieninge te doen, dat de victualiescheeepen, in de voornoemde missive geroert, kennisse magh werden gegeeven, ende in aller yl gewaarschout, dat des vyandts vloot haar voor ofte ontrent Texel wel moghte hebben geposteert, dat zy derhalven op haar hoede moghten weezen, om niet onbedachtelyk in 's vyandts vloot en handen te vervallen, waar door groote ongelegentheit aan 's Landts scheepen zoude werden veroorzaakt: dat mitsdien het gemelde Kollegie, tot verhoedinge van alle schaade, voorts zoodanige ordre zal hebben te stellen, als naar gelegentheit des tydts zullen bevinden te behooren; Dat insgelyks by missive den Resident Roomer tot Hamburgh zal werden aanbevoolen, alle moogelyke vlyt ende neerstigheit aan te wenden, om de twee Kapiteinen, van der Zaan en Tyloos, die van voor de Elve weder naar 's Landts vloote staan te keeren, aanstondts meede hier van advertentie te doen, ten einde de zelve haare mesures, tot haare securiteit ende verzeekeringe, daar naa moogen neemen; Dat eindelyk aan 't Kollegie ter Admiraaliteit in 't Noorderquartier zal werden geschreeven, dat haar Hoog. Moog. ten hooghsten verwondert ende misnoeght zyn te verneemen, dat het welgemelde Kollegie van meeninge zoude zyn het schip van Klaas Anker op te leggen, en de volkeren te licentieren, dat zoodaanige proceduren zyn van een pernicieuse consequentieGa naar margenoot†, en voor den Staat onlydelyk: inzonderheit nu ter tydt, daar daagelyks de vyandtlyke attacquen, of descentesGa naar margenoot†, te bevreezen staan, dat ze derhalven ten spoedighsten daar in zullen hebben te voorzien, ende zulks te repareren, ende haare Hoog. Moog. aanstondts te berichten, wat by hun daar ontrent zal zyn gedaan. Dat mede het welgemelde Kollegie aan den Viceadmiraal Schram en den Schoutbynacht Vlug, mitsgaders aan andere Kapiteinen, eenige zware ankers en touwen op het spoedighste zullen hebben toe te zenden, in conformitéGa naar margenoot‡ van het verzoek by de voornoemde missive gedaan: zullende hier van extract gezonden werden aan de gemelde L. Admiraal de Ruiter, tot des zelfs narichtinge.’
HORENKEN. Vt. Accordeert met het voorschreeve register.
H. FAGEL.
Ter zelver tydt bequam de Ruiter noch een brief van hunne Hoog. Moog. den zesten geschreeven, by welke hem een afschrift van een brief der Heeren van Beuningen en Vrybergen, uit Brussel, van den vierden deezer, werdt toegezonden, voor zoo veel 't van de vyandtlyke vloo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 750]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten Ga naar margenoot+sprak, meldende, dat een vertrouwt man, den negenentwintigsten Ga naar margenoot+Julius uit de reviere van Londen overgekoomen, hunne Ed. hadt bericht, dat men in Engelandt bezigh was om volk te pressen, en met het toerusten van eenige groote koopvaardyscheepen, om sterker als voorheenen in zee te koomen, dat op de reviere van Londen over de 5000 soldaaten by der handt waaren, die stonden om ingescheept te worden... Met noch een anderen brief, den achtsten 's avondts ten acht uuren geschreeven, lieten hunne Hoog. Moog. hem weeten, dat een Ga naar margenoot+Schipper, door een kaaper van voor uit de reviere van Londen gehaalt, en tot Middelburgh opgebraght, verhaalde, dat hy daar den tweeden September gezien hadde dat d'Engelsche en Fransche vlooten in de reviere ontrent Quinenburgh laagen, om te revictualieren en schoon te maaken, en dan landtsoldaaten in te neemen, ook paardevolk, daar toe hy gezien hadde dat vier fluitscheepen waaren geprepareert, die aan deeze zyde van Gravezande laagen: dat hy ook vier mindere vaartuigen, met schoppen, spaaden en kruiwaagens gelaaden, hadt gezien, en dat daar 't gemeene zeggen was, dat het op Walcheren was gemunt, meenende dat zy dan alles zouden meester zyn, immers van de kaapers, die hen nu zoo veel schaade en afbreuk deeden. Hunne Hoog. Moog. hadden ook dit bericht aan zyn Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje Ga naar margenoot+gezonden, om daar op zyn aanmerkingen en advys te verzoeken. Zyn Hoogheit schreef daar op den negenden, uit het leger by Bodegrave, dat hy, ten opzicht van zulk een toelegh op Walcheren, voor den dienst van 't landt best hieldt te zyn, dat men den L. Admiraal de Ruiter ordre zou zenden, van zich met zyn onderhebbende maght weêr op zyn voorige post van Schoonevelt te begeeven. Volgens dit advys werdt by hunne Hoog. Moog. den tienden beslooten, den Heer de Ruiter Ga naar margenoot+die ordre toe te zenden: welke last hem ook den elfden, nevens de gemelde resolutienGa naar margenoot†, ter handt quam. Op den zelven dagh, gelyk boven gemeldt is, onfing hy ook de tyding van den toeleg om zyn huis te plonderen, en werdt nu zoo wel door vyanden van binnen, 't inlandtsch schuim, als door buiten vyanden, d'Engelschen en Franschen, gedreigt. 'T viel hardt zyn lyf en leven daagelyks voor 't vaderlandt op d'onstuimige baaren te waagen, en voor een landtverrader uitgekreeten te worden: 's Landts ingezetenen by hun recht en eigendom te beschermen, en ondertusschen gevaar te loopen van al 't zyne te verliezen. Doch hy hadt zich te troosten met het gemeene heldenlot, dat ook den besten te beurt viel: te weeten, dat onbeloonbre diensten dikwils met afgunst en nydt wierden vergolden. Maar hy liet daarom niet naa 's Landts dienst, volgens zyn plicht, te behertigen en te betrachten. Midlerwyl hadt hy, door 't schryven van de Heeren Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdam, kennis gekreegen, dat hunne Ed. Moog. op het gerucht dat men de vyandtlyke vlooten voor 's Landts zeegaaten verwachtte, hunne resolutie, van de victualieGa naar margenoot↓ uit Texel naar de vloot te zenden, hadden veranderdt, en beslooten, de leeftoght in lichters en kaagen te doen overscheepen, om van daar, binnen door, naar Zeelandt, en vervolgens naar de vloot voortgezonden te worden. Dus werden de levensmiddelen, ten deele door 't gerucht van 't naaderen der vyanden, en ten deele door 't harde weder opgehouden: waar door de vloot in 't kort in een algemeene Ga naar margenoot+gebrekkelykheit verviel. Daar noch een zwaarigheit by quam, die niet geringer was, dat veele scheepen, inzonderheit de Zeeuwsche en die van 't Noorderquartier, zoo weinig van rytuig, goede ankers en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 751]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+touwen, voorzien waaren, dat eenige der zelve zouden moeten binnen loopen. Zy hadden door de meenighvuldige stormen veel rytuigh verlooren. Dit alles maakte hy met een brief aan hunne Hoog. Moog. bekent, Ga naar margenoot+met verzoek van op alles de noodige ordre te stellen. Den zelven dagh tegens den avondt begost het weer sterk uit den Westnoordtwesten te waaijen, en 's anderendaags hadt men een harde storm uit Ga naar margenoot+den Noordtwesttenwesten. Men zagh verscheide scheepen dryven, en kabels breeken. Maar den dertienden, naa dat de windt 's nachts meest Ga naar margenoot+was gaan leggen, werden d'ankers gelicht, en de vloot ging, op de Ruiters sein, onder zeil, met redelyke spoedt: zoo dat men noch 's avondts Ga naar margenoot+Noordtwesttennoorden in 't gezicht van Westkappel ten anker quam. Toen moesten de scheepen Zierikzee, Domburg, en 't Wapen van Hoorn in de Wielingen loopen, by gebrek van ankers, en noch een brander, door zyn lekheit. Daar op nam de windt uit den Westelyken hoek weer dermaaten toe, dat het onmoogelyk was eenige victualie van binnen te bekoomen: waar door 't gebrek van lyf- en rytoght in 's Landts vloot eerlang zoo groot wierdt, dat de L. Admiraal moest verklaaren, dat hy noch nooit hier onder 't Landt in zoodaanige verlegentheit was vervallen: ook moest hy twee scheepen, by gebrek van levensmiddelen, in Zeelandt laaten invallen: daar hy hunne Hoog. Moog. van verwittighde, en voorts te gemoet voerde, dat de scheepen, de verwachte victualie al Ga naar margenoot+krygende, evenwel bezwaarlyk tot het einde der maandt zouden konnen zee houden: zulks dat hunne Hoog. Moog. daar uit konden afneemen, dat het noodtzaakelyk waare ordre te stellen, om de vloot uit 'er zee t'huis te roepen: dewyl met der zelver verblyf ontrent Zeelandt op de kust de scheepen te zeer wierden uitgevaaren, en, vermits het saizoen van 'tjaar verloopen was, weinig of gantsch geen dienst meer Ga naar margenoot+zouden konnen doen: en dat ook, door 't verloop des tydts en der gelegentheden, de vyanden, zyns oordeels, met ergens landing te doen, niets van naadruk zouden konnen onderneemen. Doch hy onderworp zich Ga naar margenoot+niet te min 't geen hunne Hoog. Moog. hem zouden gelieven te beveelen. De windt ter zelver tydt wat afneemende, ging hy met de vloot Ga naar margenoot+weêr onder zeil, en laveerde wat Zuidelyker op Schoonevelt; ten Ga naar margenoot+einde dat andere scheepen, ten minste 't Veersche gat, indien de noodt Ga naar margenoot+hen daar toe moght perssen, zouden konnen inloopen. Hier quam Kapitein Thomas Tobias aan zyn boordt, klaagende dat zyn schip Oudtshoorn zoo lek was, dat hy 't met twee pompen naauwlyks kon gaande houden, en boven dien dat hy maar twee daagen eeten Ga naar margenoot+hadt. Korts daarna quaamen de L. Admiraal Bankert en de Viceadmiraal Sweers, bekent maakende, dat zy 't met hunne scheepen, door gebrek van eeten en drinken, niet langer konden uitstaan, verzoekende dat men op morgen vroegh de witte vlagh zou laaten waaijen, en Ga naar margenoot+onderzoeken hoe 't op de scheepen gestelt was. Den negentienden was Ga naar margenoot+het weder zoodaanigh bedaart, dat men 's morgens by tydts den gantschen Krygsraadt, en al de Kapiteinen, aan den Heer de Ruiters boordt Ga naar margenoot+seinde. Hier verstondt hy, dat eenige groote scheepen lekkagie hadden, en, benevens veele anderen, ten einde van victualie waaren. Men vondt zich hier in d'uiterste verlegentheit, en was genoodtzaakt met eenpaarigheit te besluiten, dat men de meest benoodighste scheepen binnen de Wielingen, achter den Elleboogh, bewesten de stadt Vlissingen, zoude opzenden: met last, van aldaar over dagh en nacht, met de uiterste spoedt, zich van victualie te voorzien, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 752]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+bequaam te maaken, om den Staat, voor zoo langh als 't noch was, te konnen dienst doen: en als dan wederom buiten by de vlagge te koomen. Ga naar margenoot+De geheele Krygsraadt verstondt, dat men tot dit uiterste moest koomen: en dat het meer eere voor den Staat was dat de gemelde scheepen met ordre wierden opgezonden, dan dat het volk, by gebrek van levensmiddelen, d'Officieren hadt willen dwingen, de vlagge, buiten ordre, te verlaaten, gelyk buiten twyffel anderzins zou zyn geschiedt. Het getal der scheepen die toen weinig daagen te vooren, by gebrek van rytuig en victualie, in de Wielingen werden opgezonden, kan men in de volgende lyste zien.
Branders naar der Veere gezonden.
Toen bleven noch op Schoonevelt by de vlagge ontrent 32 scheepen en 7 fregatten, en eenige branders en advysjachten, die met de victualie die hun alreede van buiten was toegekoomen, en die binnen stondt overgenoomen te zullen worden, het niet langer konden strekken dan tot het einde der loopende maandt, 't geen den Heer de Ruiter met een brief aan hunne Hoog. Moog. liet weeten, verzoekende daar op te letten, en 's Landts vloot in geen grooter ongelegentheit te laaten vervallen. Doch de Heeren Staaten Generaal hadden, op zyn voorig schryven, den vyftienden September al besluit genoomen op het invallen en opleggen van 's Landts vloot, behalven vierentwintig van de lichtste scheepen, en daar onder al de fregatten die by de vlag waaren, voorts al de branders, die men noch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 753]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+in dienst zou houden, om in 's Landts zeegaaten, tot der zelver bescherming Ga naar margenoot+en verzekertheit, geposteert te worden. De gemelde resolutie quam den twintigsten September den L. Admiraal de Ruiter ter handen, die, om den inhoudt en 't gewicht der zaaken, hier werdt ingevoeght, en dus luidde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[15 September 1672]Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Jovis den 15 September 1672. Ga naar margenoot+Is gehoort het rapport van de Heeren Meerens, ende andere haare Hoog. Moog. Gedeputeerden tot de zaaken van de zee, hebbende, in gevolge ende tot voldoeninge van der zelver respective resolutien commissoriaal van den 13 deezes, gevisiteert ende geexamineert, eerst de missive van den L. Admiraal de Ruiter, geschreeven in 't schip de zeven Provincien, ten anker leggende, Oostzuidtoost den tooren van Goereé styf vier mylen daar af, den elfden daar te vooren, houdende responsive op haar Hoog. Moog. brieven vanden 3, 5, 6, 8 en 10 van de zelve maandt respective, ende dien vólgens, dat hy hem naa den inhouden van dien met behoorlyk respect zoude reguleren, ende zich zoo draa het moogelyk was met 's Landts vloote van daar naa Schoonevelt begeeven, ende de zelve aldaar posteren, om de vyanden te observeren, ende voorts advertentie, dat de victualie uit de respective districten van Hollandt voor de vloot voór als noch niet was toegekoomen, welke haar byna in een generaale necessiteit hadt gebraght, dat de Kapiteinen haar addresseerden aan hem om raadt ende assistentie, die hy ongetroost moeste heenen laaten gaan, als geen victualie hebbende, ende haar geen dimissie dervende geeven; Waar by noch een zwaarigheit quam, die niet geringer was, namentlyk, dat de scheepen uit Zeelandt ende den Noorderquartiere byzonder slecht van rytuigh, of goede ankers ende touwen, waaren voorzien, jaa zommige daar van al t'eenemaal ontbloot: dat de Viceadmiraal Evertszoon, gelyk. hem L. Admiraal door een Kommandeur van een brander bericht was, by defect van de zelve, de vlagge hadde moeten verlaaten, ende naar Zeelandt inloopen. Dat hy L. Admiraal ook genoodtzaakt zoude weezen den Kapitein Wynbergen, uit den Noorderquartiere, vermits hy maar een anker tot zoo kapitalen schip hadde, naar Zeelandt voornoemt binnen te zenden, gelyk hy albereidts een brander naa de Maaze hadde moeten doen, ende dat hy in de uitterste bekommeringe was, wegens alle de klachten die hem dienthalven zouden te vooren koomen, als het weder t'eenemaal bedaart zoude weezen; dat hy L. Admiraal derhalven gantsch ernstelyk verzochte, dat haar Hoog. Moog. het schryvens, dat de Officieren ende Kapiteinen van daar aan de respective Kollegien ter Admiraaliteit, wegens haare defecten, successivelyk waaren doende, krachtelyk gelieven te seconderen, op dat de zelve defecten ten spoedighsten zouden moogen werden gesuppleert, te meer, dewyle het saizoen des jaars het zelve was vereischende, ende dat het ook op Schoonevelt bezwaarder voor ankers ende touwen, als daar de vloot doen geankert lagh, viel te ryden; Noch de missive van 't Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam, geschreeven aldaar den 12 van de zelve maandt, houdende responsive op haar Hoog. Moog. brieven ende resolutien van den 10 daar te vooren, ende dien volgens, dat haar E. niet hadden konnen nalaten haar Hoog. Moog. daar op dienstelyk te gemoet te voeren, dat zy genoeghzaam naar zeemanschap | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 754]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+onmoogelyk stelden dat de vloote van den Staat, maar gevictualieert zynde tot den laatsten deezer loopende maandt, gelyk als de zelve was, zoude konnen zee houden tot den uitslagh van de resolutien, by haar Hoog. Moog. te nemen op de aan te stellen besoignes met de Heeren Gecommitteerden uit de respective Kollegien ter Admiraaliteit op den 20 deezer, maar dat de zelve vloote genootzaakt zoude zyn, by faute van victualie, confuselyk te separeren, ende dat daar door zoude koomen te vervallen d'intentie van haar Hoog. Moog. ook de voorschreeve vloote gebraght buiten alle postuir om wederom by den anderen gecolligeert te konnen werden, immers in eenigen stant om dienst te konnen doen, ende dat, om de voorschreeve ongelegentheden te prevenieren, geen nader expedient aan de handt zoude zyn, dan aan den L. Admiraal de Ruiter te ordonneren, om alle de scheepen, zoo moogelyk, uit Zeelandt te doen provideren tot half October naastkoomende, alzoo de tydt niet en zoude lyden om de voorschreeve vivres uit de respective districten van de Kollegien ter Admiraaliteit derwaarts te zenden, dewyle doch de voorschreeve victualie genoeghzaam gerequireert zoude werden om de groote scheepen tot aan de voornoemde stadt Amsterdam te doen opkoomen, al was het schoon dat in de aanstaande week by haar Hoog. Moog. wierde geresolveert om de zelve te doen binnen vallen, gelyk d'ondervindinge van voorgaande jaaren haar zulks geleert hadde. Ende laatstelyk, de missive van 't Kollegie ter Admiraaliteit in Zeelandt, geschreeven tot Middelburgh, den negenden van de zelve maandt, houdende responsive op haar Hoog. Moog. missive ende resolutie in dato den..... daar te vooren, raakende het revictualieren van de scheepen t'haarder directie staande onder 's Landts vloote, ende het weder uitzenden van de scheepen Oranje ende Middelburgh. Waar op gedelibereert, ook door de gemelde Heeren haar Hoog. Moog. Gedeputeerden gehoort ende ingenoomen weezende de hooghwyze consideratien ende 't advys van den Heere Prinsse van Oranje, is goedtgevonden ende verstaan, dat den voornoemden L. Admiraal de Ruiter zal werden gerescribeert, dat hy uit 's Landts vloote voornoemt zal dispicieren vierentwintigh zoo scheepen als fregatten van oorlogh, te weeten, eerst de fregatten, ende voorts de lichtste scheepen van oorlogh, om by provisie, ende tot nader order van haar Hoog. Moog. als noch te blyven continueren aan den Lande den gerequireerden dienst te presteeren. Dat wyders hy L. Admiraal de Ruiter acht van de voornoemde scheepen ende fregatten zal verzenden naar de uitterste zeegaaten van de Provincie van Zeelandt, te weeten, de Wielingen, ende 't Veersche gat respective, acht naa de uitterste zeegaaten van Goereê en de Maaze respective, ende acht in de uitterste zeegaaten van het Texel, ende dat hy L. Admiraal de Ruiter de verdere scheepen van 's Landts vloote voornoemt zal opzenden in de districten van de Kollegien ter Admiraaliteit daar onder die zyn gehoorende, om by de zelve voorts afgedankt ende opgeleit te werden. Dat wyders hy L. Admiraal de Ruiter alle de branders, by 's Landts vloote voornoemt gevonden werdende, zal verdeelen in drie gelyke deelen, ende de zelve branders in gelyk getal zenden naar ieder der voorschreeve drie respective districten, Zeelandt, Goereê en Texel, ende dat de gemelde Kollegien ter Admiraaliteit zal werden aangeschreeven, dat zyluiden alle de branders, tot haar laste staande, voor zoo veel die door storm, onweer of andere rampen, by de vloote niet gevonden, maar in eenige zeegaaten of havens geloopen zullen weezen, ten spoedighsten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 755]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+wederom te laaten repareren, ende naa de voornoemde respective districten doen verzeilen. Dat wyders van 't gunt voorschreeven is kennisse zal werden gegeeven aan de respective Kollegien ter Admiraaliteit: ende dat de gemelte Kollegien ter Admiraaliteit, in Zeelandt, op de Maaze, tot Amsterdam en 't Noorderquartier residerende, noch mede zal werden aangeschreeven, dat de zelve, te weeten, het voornoemde Kollegie ter Admiraaliteit in Zeelandt, voor zoo veel Zeelandt aangaat, het Kollegie ter Admiraaliteit op de Maaze, voor zoo veel Goereê ende de Maaze belanght, ende het Kollegie ter Admiraaliteit tot Amsterdam ende den Noorderquartiere, voor zoo veel het Texel betreft, de voorschreeve scheepen van oorloge, fregatten ende branders, willen posteren op zoodanige plaatzen, daar de zelve zullen oordeelen dat de voorschreeve scheepen van oorloge, fregatten en branders, den Lande den meesten dienst zullen konnen doen, zoo om alle vyandtlyke invasien in de zeegaten, als alle desseinen van landinge der voorschreeve vyanden in ende ontrent de voorschreeve zeegaten, of eenige plaatzen daar ontrent gelegen, te konnen afweeren ende beletten, midts daar van t'elkens kennisse ende advertentie gevende aan haar Hoog. Moog. ende den Heere Prince van Oranje, als Admiraal Generaal. Dat voorts den hooghgemelten Heere Prinsse van Oranje zal werden verzocht, gelyk zyn Hoogheit verzocht werdt by deezen, de voornoemde scheepen ende fregatten van bequame Hoofden, ende andere Officieren, te voorzien; Ende nademaal haar Hoog. Moog. van alle kanten werden geadverteert, dat de vyanden van den Staat van voorneemen zouden zyn een landinge, of descente, op de kusten deezer Landen te tenteren, dat derhalven daar van kennisse zal werden gegeeven aan de Heeren Staaten van de Provincien van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt, ende Stadt en Lande, met verzoek, dat de zelve ontrent de respective plaatzen van de hooghgemelde Provincien, naast aan de zee gelegen, zoodanige voorzieninge willen doen, dat die van 't gunt voorschreeven is gewaarschouwt, vermaandt ende gelast moogen werden, wel op haar hoede te weezen, om de zelve vyandtlyke desseinen, onder Godes genadigen zeegen, te konnen tegen gaan, weeren ende repousseren: ende dat van weegen haar Hoog. Moog. gelyke advertentie zal werden gegeeven aan den Gouverneur, of Officier, kommanderende binnen de stadt Sluis, om mede op zyn hoede, ende bequaam te weezen tot het afweeren van alle vyandtlyke aggressien ende insulten: ende dat noch mede de Heeren Staaten van de hooghgemelde Provincien zullen werden verzocht, de gemelde Kollegien ter Admiraaliteit te doen voorzien van de penningen, de welke gerequireert werden tot betaalinge van de soldyen van het bootsvolk, op de voorschreeve scheepen gedient hebbende, op dat, by ontstentenisse van dien, geen disordre, commotie ofte onlusten moogen koomen te ontstaan, tot irreparable prejuditie ende ondienst van den Lande. Dat voorts de voornoemde Heeren Meerens, ende andere haar Hoog. Moog. Gedeputeerden tot de zaaken van de zee, zullen werden verzocht, gelyk de zelve werden verzocht by deezen, met de Heeren Gecommitteerden uit de respective Kollegien ter Admiraaliteit, alhier verwacht werdende, te overleggen ende overweegen, of eenige ende hoedanigh verder employ aan de voorschreeve scheepen van oorlogh ende fregatten zoude konnen of behooren te werden gegeeven, ende daar van alhier ter vergaderinge rapport te doen; Ende dat de gemelde Kollegien ter Admiraaliteit zal werden aangeschreeven, de voornoemde Gecommitteerden, alhier ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 756]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wacht Ga naar margenoot+werdende, daar op zoo veel te instrueren ende informeren, als naar gelegentheit van zaaken zal konnen geschieden.
FL. CANT. Vt. Accordeert met het voorschreeve register.
H. FAGEL.
De L. Admiraal de Ruiter maakte ten zelven daage zynen Krygsraadt Ga naar margenoot+de gemelde resolutie bekent, en liet ze 's anderendaaghs aan zyn boordt vergaderen, om de zaak der beschuldighde Zeeofficieren af te doen. De Heer de Ruiter oordeelde dat 'er in 't betichten groote partyschap was gepleeght. Het vonnis, te vooren, tot voordeel van den Viceadmiraal Schram, en den Schoutbynacht Vlug, geweezen, boven gemeldt, tot dus lang opgehouden, werdt nu uitgesprooken. De gantsche Krygsraadt oordeelde, dat ze ten onrechte waaren aangeklaaght: insgelyks de Kapiteinen Binkes, van Kruiningen, en Brouwer. Zy den werden alle erkent voor eerlyke en goede soldaaten en zeeluiden, en daar ontschuldigh en vry verklaart: ontzeggende den Advocaat Fiskaal zynen eisch. De Heer de Ruiter hadt nu ordre gestelt op het Ga naar margenoot+scheiden van 's Landts vloote. Tot dien einde beval hy, met een brief, Ga naar margenoot+den Schoutbynacht de Haan, met de scheepen van Amsterdam en 't Noorderquartier, die in de Wielingen waaren ingevallen, terstondt, zonder een oogenblik vruchteloos te laaten voorby gaan, wederom uit te koomen: Ga naar margenoot+al was het maar met zoo veel victualie dat zy het Texel daar Ga naar margenoot+mede konden bereiken, 't welk met de Zuidtwestelyke winden, die toen woeijen, zeer spoedigh zou konnen geschieden. Voorts heeft hy geordonneert wat scheepen, fregatten en branders, naar 't Texel en andere zeegaaten zouden zeilen, om daar geposteert te worden, gelyk te zien is uit de volgende lyste.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 757]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hy beval den Kapitein Pieter van Middelandt, als hy, onder 't beleidt van den Viceadmiraal Sweers, in Texel zou zyn gekoomen, dan de wimpel van de groote stenge te laaten waaijen, en het gebiedt over de scheepen en branders, die men daar zou posteeren, t'aanvaarden. Den zelven last gaf hy ook aan den Kapitein van Nydek, in de Maaze, den Kapitein Almonde, in Goereê, den Kapitein Passchier de Witte, in 't Veersche gat, en den Kapitein van Kruiningen, in de Wielingen: doch alles by maniere van voorraadt, tot dat zyn Hoogheit den Prinsse van Oranje daar toe andre Officieren volle macht zou gelieven te geven. Den eenentwintighsten der maandt woey 't zoo hardt dat men geen ankers kon winden: maar den volgenden dagh raakte de vloot onder zeil, en men zagh den Schoutbynacht de Haan, met d'Amsterdamsche en Noordthollandtsche scheepen, te vooren in de Wielingen ingevallen, weer uitkoomen, Ga naar margenoot+zich voegende by de vlag van den Viceadmiraal Sweers, stellende hunne koers naar Texel. De Zeeuwsche scheepen, onder den Ga naar margenoot+L. Admiraal Bankert, liepen de Wielingen in. De L. Admiraal de Ruiter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 758]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+quam met de Maasscheepen den zelven dagh binnen Goereê, en tegens Ga naar margenoot+den avondt voor Hellevoetsluis ten anker: Godt dankende voor zyn genade, en vaderlyke voorzorge, voor 's Landts vloot gedraagen, in al dat zwaar en stormachtig weder, dat men hadt uitgestaan: ook beval hy zyn Predikanten Godt daar over te danken, en 't volk met predikatien Ga naar margenoot+daar toe op te wekken. De scheepen die t'Amsterdam, in Noordthollandt Ga naar margenoot+en in Vrieslandt t'huis hoorden, raakten den drieëntwintighsten binnen Texel. Daarna werden de scheepen en branders, boven Ga naar margenoot+gemeldt, in de zeegaaten op de wacht geleidt, om alle vyandtlyke aanvallen af te weeren. Den Heer de Ruiter quam zoo haast niet aan landt, of hem werdt van zeker aanzienlyk persoon gevraaght, Waar zyn verstandt en voorzichtigheit was geweest, toen hy zulk een brief, tot verschooning van den Ruwaart van Putten, uit de vloot hadt geschreeven? Hy merkte genoegh waar men heenen wou, en gaf dit rustig antwoordt: Indien 't hier in 't vaderlandt zoo gelegen is dat men de waarheit niet magh spreeken, zoo is 't er ellendigh gestelt. Nochtans zal ik die spreeken zoo lang als myn oogen open staan. Zyn trouw en oprechtigheit Ga naar margenoot+liet zich door geen verandering der tyden kreuken. Den volgenden dagh tot Rotterdam koomende, vondt hy by de Heeren ter Admiraaliteit noch geen ordre om de scheepen te doen havenen. Hy vertrok Ga naar margenoot+dan naar den Haage, en deedt den zesentwintighsten verslagh van zyn verrichting aan hunne Hoog. Moog., die hem heusschelyk bejegenden, en voor zyne diensten bedankten, gelyk men zien kan uit het volgende afschrift. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[6 September 1672]Extract uit het register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Maandagh den 26 September 1672. Ga naar margenoot+De L. Admiraal de Ruiter, in de vergaderinge verscheenen, en op een ordinaris stoel gezeeten, ook gedekt zynde, heeft aan haar Hoog. Moog. kort rapport gedaan van zyne laatste gedaane expeditie met de geheele Landts vloote, waar op gedelibereert zynde, heeft de Heer Ysbrant van Vierssen, ter vergaderinge presiderende, den gemelden L. Admiraal Ga naar margenoot+uit den naame en van weegen haare Hoog. Moog. bedankt, en verklaart, dat hooghgemelde haar Hoog. Moog. met zonderlinge aangenaamheit en groot contentement opgenoomen hebben zyne goede devoiren, notable diensten, mannelyke couragie en dapperheit, mitsgaders loffelyke conduite en directie, nu laatstelyk wederom betoont in den zeeslagh tusschen 's Landts vloote en die van de twee maghtige Koningen van Vrankryk en Engelandt, den 7 Juny lestleden voorgevallen, ende heeft wyders uit den naame als vooren den gemelden L. Admiraal de Ruiter gerecommandeert, met gelyken yver, kloekmoedigheit en couragie, in alle voorvallende occasien daar inne voorts te willen continueren.
YSBR. van VIERSSEN. Vt. Accordeert met het voorschreeve register.
H. FAGEL.
Hem werdt voort belast, ook naar zyn Hoogheit den Heere Prinsse van Oranje te trekken, en daar insgelyks verslagh te doen. Doch met zyn huisvrouw, jonghste dochter, en Secretaris, te Swadenburgerdam, of Swammerdam, gekoomen, was zyn Hoogheit vertrokken. De Rui- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 759]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter Ga naar margenoot+vondt daarna den Vorst aan den Uithoorn, verhaalde zyn verrichting, Ga naar margenoot+werdt met Vorstelyke heusheit, en betoogh van hooghachting, bejegent. Hy verkreegh verlof om zich naar Amsterdam te begeeven, Ga naar margenoot+daar hy ten zelven daage aanquam, en 's anderendaaghs ter vergadering Ga naar margenoot+der Heeren Raaden ter Admiraaliteit insgelyks verslagh deedt van Ga naar margenoot+'t geen in zyn zeetoght was verricht en voorgevallen. Den derden October vertrok hy, om bezondre zaaken, weer naar Bodegrave, en een half uur met zyn Hoogheit gesprooken hebbende, werdt hy 's avondts ten negen uuren weer by hem ontbooden, die tyding van den eersten Ga naar margenoot+deezer uit Engelandt hadt bekoomen, meldende, dat d'Engelsche vloot, sterk drieëntzestigh zeilen, op dien dagh weer uit de riviere van Londen in zee was gezeilt. Hier over met zyn Hoogheit en den Heer Beverning wel een uur lang beraadtslaaght hebbende, werdt hem belast, Ga naar margenoot+zich zonder uitstel naar Rotterdam, en van daar naar Hellevoetsluis te begeeven, om in 's Landts scheepen, daar leggende, goede ordre te stellen, en zich tegens alle vyandtlyke invallen vaardig te houden, en die Ga naar margenoot+af te keeren. Hier op vertrok hy den zelven nacht. Maar 's anderendaaghs, terwyl hy op reis was, zagh men 's avondts ontrent ten negen Ga naar margenoot+uuren op den Brielschen tooren en al d'anderen daar ontrent, vieren: waar door te Hellevoetsluis, en in de scheepen daar ontrent alles in allarm raakte, en ieder meende dat de vyanden zochten te landen, 't welk alleen uit het zeggen der Visschers, en anderen, op kondtschap uitgezonden, ontstondt: want eenige scheepen gezien hebbende, zonder die recht te kennen, riepen ze dat de vyandt met in de tzestig scheepen voor de wal was. Dan niemant verneemende, raakte alles weêr in stilte. Ga naar margenoot+Doch den volgenden morgen ontrent ten negen uuren deeden de scheepen, die in 't gat van Goereê op de wacht laagen, het beraamde Ga naar margenoot+sein, als of de vyanden aanquaamen. Daar op bereide zich ieder een, in 't Fort en op de scheepen, met yver tot tegenweer. Men deedt de vrouwen en kinderen, die by meenighte op de scheepen waaren, om hunne mannen en vaders te bezoeken, om laagh gaan, want 'er was geen tydt om ze aan landt te zetten: en maakte 't geschut en alles slaghvaardig. Zommige vrouwen baaden dat men ze niet om laagh zou zenden, zeggende, dat ze wilden helpen: 't geen ze ook naar vermoogen deeden. Midlerwyl begost het zeer te misten: zoo dat de scheepen die ontrent Hellevoetsluis laagen de brandtwacht voor Goereê niet meer konden zien: en daar op begost men sterk te hooren schieten: 't welk een iegelyk deedt gelooven, dat de vyanden met de brandtwacht al in gevecht waaren, en dat men ze wel haast voor de boeg zou hebben. Maar de mist ondertusschen wat opklaarende, zagh men dat d'inkoomende scheepen Staatenvlaggen lieten waaijen: 't welk 't Neerlandtsch scheepsvolk vreemdt voor quam. Maar de Kapitein zich aan geen vlaggen vergapende, liet op hun vuur geeven. Waar op zy straks Ga naar margenoot+hun ankers lieten vallen, en aan zyn boordt quaamen. 'T waaren, bevondt men toen, twee Zeeuwsche kapers, die met zeven pryzen binnen quaamen. De buitenwacht hadt hen eerst voor vyandt aangezien, en daar op het sein gedaan, dat zoo veel omziens baarde: en 't schieten dat men in de mist hoorde, waaren niet anders dan eer- en vreuchtschooten. De L. Admiraal de Ruiter was den zelven dagh, over nacht en dagh reizende, 's morgens ontrent ten tien uuren, van Rotterdam, met Ga naar margenoot+den L. Admiraal van Nes, voor den Briel gekoomen. Hy voer ten eersten met het jacht, nevens van Nes, om de fregatten en branders, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 760]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+voor in de Maas geposteert laagen, te bezichtigen, en vermaande de Ga naar margenoot+Kapiteinen en Kommandeurs tot het betrachten van hunnen plicht. Toen liep hy met het jacht verder in zee, om de zelve t'ontdekken: met Ga naar margenoot+meening om buiten om naar Hellevoet te zeilen. Maar ontrent twee mylen in zee geraakt, zagh hy negen raazeilen, (dit waaren de twee Ga naar margenoot+kapers, straks gemelt, met hun zeven pryzen, die toen noch buiten waaren) die hun koers naar en binnen Goereê stelden, en ontmoette Ga naar margenoot+een' Maasvisscher, hem toeroepende, dat hy noch een andre vloot scheepen, ontrent vyfenveertig in getaale, daar ontrent in zee hadt gezien, en daar onder Admiraal, Viceadmiraal, en Schoutbynachts vlaggen. Ga naar margenoot+Op dit bericht, en om zich niet reukeloos te waagen, keerde hy met den zelven Visscher weer naar binnen: te meer, dewyl 't zeer mistigh werdt, en styf begost te waaijen. Ontrent ten twee uuren in den Briel koomende, vondt hy 't alles in alarm, en men riep dat d'Engelschen met hunne vloot binnen Goereê en Hellevoet waaren ingevallen. Hier Ga naar margenoot+op nam hy straks zyn afscheidt van zyn huisvrouw, die in den Briel was, en begaf zich in der yl, met van Nes vergezelschapt, over landt naar Hellevoetsluis. Daar koomende, vondt hy al de bekommering verandert in blydtschap, door d'aankomste der twee kapers met hun zeven pryzen. 'T waaren twee fregatten: de Kapiteinen Pieter Leendertszoon en Gillis Kaazen, beide van Middelburgh: 't eene voerde 26 stukken en 130 man, 't ander 16 stukken en 90 man. De pryzen waaren vyf Barbadosvaarders, en een van 't eilandt Nives, alle gelaaden met suiker en tabak, en een Lisbonsvaarder, koomende uit Engelandt, gelaaden met boter en andere waaren. De Kapiteinen verklaarden, dat ze die pryzen tusschen den 29 en 30 Augustus, in 't gezicht van de Sorrels, hadden verovert, en daar mede achterom herwaarts waaren gekoomen: zonder tusschen beiden eenigen vyandt te hebben gezien: maar dat ze tusschen den vier- en vyfentwintighsten van September by een gros scheepen waaren geweest, dat daaghs te vooren uit de Elve of van Hamburgh was gekoomen, hebbende de wil naar Engelandt, Vrankryk en Spanje. Dit meende de Ruiter dat de vloot was, die de Maasvisscher zeide gisteren gezien te hebben. Daarna werdt, ten aanzien van 't bericht dat zyn Hoogheit uit Engelandt, aangaande 't uitloopen der Engelsche vloot, hadt ontfangen, op alles goede ordre gestelt: zoo wel op 't landt als in de Ga naar margenoot+scheepen. Doch den L. Admiraal de Ruiter vertoonde aan de Heeren Staaten, en aan zyn Hoogheit, door een brief, dat binnen Hellevoetsluis maar vier kompagnien soldaaten in bezetting laagen: verzoekende meer volk, en eenige ammonitie van oorlogh. Behalven de scheepen en branders, voor gaats van Goereê geposteert, laagen voor Hellevoetsluis noch zes van de grootste Maasscheepen: de zeven Provincien, d'Eendraght, de Maaght van Dordrecht, en de Ridderschap van Hollandt, en noch twee andre scheepen: doch ze waaren, door verloop van 't volk, niet naar behooren gemant, en de Ruiter deed alle vlyt om weêr volk aan boordt te krygen. Maar by naader beraadtslaaging met eenige Heeren Raaden ter Admiraaliteit op de Maaze, toen zich te Hellevoetsluis bevindende, werdt aangemerkt en overwoogen, dat, in gevalle de vyandtlyke maghten quaamen in te breeken, de scheepen die op stroom en voor gaats laagen, zynde maar tien in getal, behalven vier branders, daar tegen, als niet genoegh bemant, niet zouden konnen bestaan, maargevaar loopen van genoomen of verbrandt te worden. Dies verstondt men, om daar inne in tydts te voorzien, dat men ten minsten de zes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 761]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zwaare scheepen voor af binnen de haven van Hellevoetsluis moest Ga naar margenoot+doen korten, en 't volk daar van gebruiken tot bescherming van de fortressen, en 't eilandt van Voorn, daar 't bevonden zou moogen worden noodigh te zyn. Dees voorslagh werdt door den L. Admiraal de Ruiter, door twee brieven, d'eene aan hunne Hoog. Moog. en d'ander aan zyn Hoogheit, bekent gemaakt, met verzoek, dat men, zulks goedtvindende, hem daar toe maght zou geeven. Daar byvoegende, dat by ontstentenis van dien alles in staat zou blyven. Hier op antwoordt verwachtende, heeft hy midlerwyl alles tot tegenweer vervaardight, zoo Ga naar margenoot+veel hem naar tydts gelegentheit moogelyk was. Hy zondt eenigh Ga naar margenoot+bootsvolk aan landt, in de fortresse van Hellevoetsluis, om by 't geschut Ga naar margenoot+gebruikt te worden, en liet de zes zwaare scheepen zich tot tusschen de Quak en Goereê vervoegen, de zelve op bequaame plaatzen posterende, om de vyandtlyke aanslaagen tegen te staan: voorts ook eenige Ga naar margenoot+seinen beraamende, om van 's Landts scheepen gedaan te worden, als zy eenige vyandtlyke maghten op het Goereêsche gat zouden zien naderen: tot waarschouwinge van d'andere scheepen, en alle omleggende goede ingezetenen; op dat elk op zyne hoede zou zyn, en alle middelen van wederstandt bybrengen. Hier leggende verstondt hy uit eenige luiden van Brouwershaven, dat daar een Visscher, vaarende met een vrye Ga naar margenoot+Vlaamsche pas, uit der zee was ingekoomen, verhaalende, dat hy den Ga naar margenoot+tweeden van October benoorden Jarmuiden by een esquadre van 24 Engelsche fregatten was geweest, over 't welk de Heer Eduard Spragh, voerende de blaauwe vlag van boven, Admiraal was. Dat hy aan zyn boordt was geweest, en dat d'Engelschen, naa zyn afscheidt, hun koers om den Noordtoosten stelden. Daarna verstondt hy uit een Engelsche prys, die den achtsten binnen Goereê in quam, dat een kaper van Vlissingen Ga naar margenoot+den derden van de maandt de Fransche Konings vloot, sterk 36 of 37 scheepen, groot en klein, in 't Kanaal hadt gemoet, die, met een Westelyken windt om de West laveerende, naar Vrankryk keerden. Maar den negenden 's morgens vroeg ontfing hy twee brieven, d'eene van de Burgermeesteren en Vroedtschappen der stadt Briele, en d'andre van den Kommandeur Kornelis Jakobszoon van der Hoeven, voerende het advysjacht de Faam, gemonteert met twaalf stukken, en afgezonden om kondtschap van de vyanden: meldende, dat hy, van der Hoeven, Ga naar margenoot+tusschen den zesten en zevenden 's nachts dwers van Duinkerken onder d'Engelsche vloot was vervallen, en dat die hem langs de Vlaamsche kust naajaaghde tot voor Schoonevelt en de Wielingen, in 't gezicht van 't landt van Walcheren: en dat ze hem eerst den zevenden 's avondts verliet, en weer zeewaart in stak. Van dit alles verwittighde hy hunne Ga naar margenoot+Hoog. Moog. en zyn Hoogheit. Maar zyn brieven waaren naauwlyks een uure wegh geweest, of hy ontfing nader last van zyn Hoogheit, den achtsten, en daarna van de Heeren Staaten, den zevenden geteekent: beide hem maght geevende, dat hy, volgens den voorslagh, boven gemeldt, de zes zwaarste scheepen binnen de haven van Hellevoetsluis zou doen korten en opleggen. Zyn Hoogheit schreef, dat hy zich naar dien voorslagh wel kon voegen: te meer, dewyl hy nu in 't zeeker bericht was, dat van d'Engelsche vloote niet boven vierentwintig van de lichtste fregatten tegenwoordig zee hielden, om te kruissen op deezer zyde Kommissievaarders: zoo dat hy het dessein van de landing der vyanden Ga naar margenoot+zonderling niet meer scheen te duchten. Volgens dees ordre quamen de gemelde zes scheepen noch den tienden binnen de voornoem- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 762]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Ga naar margenoot+haven, daar ze werden opgeleit. De Kapitein Almonde werdt met de vier scheepen en vier branders, die t'zynen gebiede stonden, weêr op nieuw voor de zeegaaten, en recht voor de haven van Goereê geposteert, tot naader ordre, zonder dat men eenigen vyandt vernam. Ook hadt men daar alomme meerder getal van krygsvolk, en eenige Ga naar margenoot+ruitery gebraght. Den elfden vertrok de L. Admiraal de Ruiter naar Ga naar margenoot+den Briel en Rotterdam, daar hy ter Admiraaliteit verslagh deed van Ga naar margenoot+zyn verrichting, daarna in den Haage aan den Heere Raadtpensionaris Ga naar margenoot+Fagel, en eindelyk te Bodegrave aan zyn Hoogheit, die hem toeliet Ga naar margenoot+naar Amsterdam te vertrekken, en zich in zyn huis, tot nader aanschryven, Ga naar margenoot+t'onthouden. Derwaarts reizende, werdt hy aan den Uithooren door Prins Maurits van Nassau, en eenige andere hooge Bevelhebberen ontmoet, en met veel minnelykheit begroet, en quam ten zelven Ga naar margenoot+daage t'Amsterdam, daar hy eenigen tydt van alle zyne geleedene ongemakken uitrustre. Zich hier onthoudende, en zoo veel gevaarlykheden Ga naar margenoot+van vyanden en stormen hebbende uitgestaan, dacht hy nu in veiligheit te zyn, maar vondt zich haast bedroogen: en 't scheelde weinig of hy waar door de haat en handt van een vyandtlyk booswicht omgekoomen. Ga naar margenoot+Men pooghde hem onlangs het vuil van landtverraadt aan te wryven, en zyn goederen te plonderen: maar nu was het op zyn leven gemunt. Op zekeren morgen, de dagh werdt niet aangeteekent, quam een onbekent man t'zynen huize aankloppen, en in 't voorhuis indringende, hebbende een bol broodts met een groot mes in de handt, roepende wel onbeschoftelyk, Waar is Michiel de Ruiter? Men vraaghde, op geen quaadt denkende, wat hy begeerde? en hy riep weêr, dat hy Michiel de Ruiter wou spreeken. De Heer de Ruiter, op een opkaamer, ter zyde van 't voorhuis, dit geroep hoorende, quam beneeden, Ga naar margenoot+om t'onderstaan wat men hem zeggen wilde. Maar d'ander, hem ziende, en met het bloot mes, zonder een woordt te spreeken, in arrenmoede naar hem toe treedende, zoude naar alle waarschynlykheit hem doorstooken hebben: ten waare dat een van zyn dienaaren, toen juist daar Ga naar margenoot+ontrent gekoomen, en 't boos opzet merkende, hem in der haast geen kleene ladder, die daar stondt, op 't lyf, of d'armen, hadt geworpen, en den steek verzet: den boosdoender voort ten huize uit dryvende: die daar op straks wegh vluchtte: zonder dat het iemant van 't gezin, door d'algemeene verbaastheit, in den zin quam hem vast te houden, of naa te loopen: ten einde dat men, hem in handen krygende, moght naavorschen, wat hem tot zulk een boos stuk hadt bewoogen. Dit werdt te laat bedacht, en de dienaars van den Geweldige, en andere gerechtsdienaars, deeden hun uitterste best om hem in kroegen, of kuffen, op te zoeken en aan te treffen. Maar vergeefs. Hier over viel veelerley bedenken. Ga naar margenoot+Men kon niet bevroeden wat haat, of nydt, of eige, of een anders boosheit, of vyandt van buiten of van binnen, dien heiloozen mensch tot zulk een snooden daadt hadt aangedreeven. Ook wist men niet of het stuk, by eenen onderleit, niet door een ander, of door veelen, zou hervat worden. Want men beleefde nu booze tyden, vruchtbaar van snoode stukken, in welke d'onschuldighsten dikwils d'ongelukkighsten wierden, en de besten 't booste loon ontfingen. Maar de bekommering hadt hier geen quaadt gevolgh, en de Heer de Ruiter, met een goedt geweeten gesterkt, was in Godts vaderlyke voorzorge gerust: doch hieldt zich evenwel voorzichtelyk op zyne hoede. Midlerwyl waaren de scheepen van 's Landts vloot, geschikt om in te vallen, be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 763]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden Ga naar margenoot+binnen gekoomen: en men hadt ordre gestelt tot de betaaling Ga naar margenoot+van 't bootsvolk: om voor te koomen dat, by ontstentenisse der betaaling, geen onorde, beroerte, of onlusten moghten ontstaan, tot groot naadeel en ondienst van den Lande. Ten dien einde bevaalen de Heeren Ga naar margenoot+Staaten van Hollandt hunne Gecommitteerde Raaden, aan de Kollegien ter Admiraaliteit binnen den Lande der Provincie van Hollandt uit te keeren de zomme van een millioen, of tienmaalhonderdtduizendt Ga naar margenoot+Karolus guldens. Door dit middel werdt het bootsvolk ten eersten betaalt, en alles in ordre gehouden. Zedert vernam men van geen meer Ga naar margenoot+verrichtingen ter zee, behalven alleen van der Nederlandtsche Retorsievaarders, of kaapers, die in dit jaar een groote meenighte van koopvaardyscheepen, meest Engelsche en weinig Fransche, veroverden, en in verscheide havens, tot merkelyke afbreuk de vyanden, opbraghten: inzonderheit de Zeeuwen, die den vyanden meest overal in hun vaarwaater waaren, vervolghden en overvielen: zoo dat zommigen schryven, dat ze ten einde van dit jaar ontrent 320 tonnen goudts uit de pryzen, alleen in Zeelandt opgebraght, hadden gemaaakt, en getrokken: behalven 't geen gekoomen was van de pryzen die zy in Biscayen en elders hadden verkocht. Doch van die reekening, die byna ongelooffelyk schynt, heb ik geen rechte zeekerheit: noch ook van 't zeggen, dat d'Engelsche koopluiden in zeker vertoogh aan den Koning hunne schaade op 500 tonnen goudts hadden begroot: daar ook onder gereekent moest werden, 't geen by de Hollandtsche en Vriesche kapers hun was benoomen, of ontweldight. Dit 's het ongerechtig lot der oorloogen, dat onderdaanen, dien 't van herten leedt was dat hunne Koningen de vreede braaken, daar 't meeste verlies by leeden. Van zommigen werdt aangemerkt, dat de Nederlandtsche koopvaarders in dit jaar weinig schade leeden; om dat de Heeren Staaten alle zeevaart en visschery in tydts by plakkaat hadden verbooden. Doch in 't naajaar werdt de kleene visschery weêr open gestelt; en ordre gegeeven, om de vischscheepen door eenige lichte fregatten tegens de Duinkersche en andere kapers te beschermen. Ga naar margenoot+Naa 't verhaalen der zeezaaken, staat nu iet, ter loops en met een woordt, van den toestandt te lande te melden. Hollandt werdt te deezer tydt, door het inlaaten van 't water, en 't bewaaren van de passen of posten te Gornichem, te Schoonhoven, by en over Jan Goeverwelle sluis, by Nieuwerbrugge, en te Muiden, beschermt: en te minder van de vyanden aangevochten, door d'aantoght van de legers, die de Keizer en de Keurvorst van Brandenburgh, ter hulpe van den Nederlandtsche Staat, afzonden. Hier door vondt zich de Koning van Vrankryk genoodtzaakt, den Maarschalk van Turenne met een leger Ga naar margenoot+hun te gemoet te zenden. Men zocht in November een aanslagh op Naarden in 't werk te stellen, en zondt den elfden van November last aan d'Amsterdamsche Kapiteinen, die met hunne scheepen in Texel waaren ingevallen, en ontrent Pampus gekoomen, dat ieder zich met zestig of tzeventig man ten dien einde naar Muiden zou vervoegen. Maar de maatroozen, vermoeidt door de lange zeetoght en al 't geleedene ongemak, waaren zeer onwillig. Jonker Engel de Ruiter kon niet meer dan twintig vrywilligen bekoomen, en vertrok daar mede, nevens den Kapitein Berkhout, naar Muiden. Doch d'aanslagh ging te niet: en de toeleg Ga naar margenoot+op Woerden, ontrent dien tydt by zyn Hoogheit ondernoomen, liep vruchteloos en met verlies af. Men braght daarna een regement matroozen by een van vierentwintig kompagnien, onder den Viceadmi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 764]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raal Ga naar margenoot+Sweers, als Kornel, den Kapitein Brouwer, als Luitenantkornel, en Jonker Engel de Ruiter, als Majoor. Dit volk werdt met eenige soldaaten naar Willis en daar ontrent gezonden, om al het hooy af te haalen, naar Amsterdam te brengen, en voor de Franschen t'onbruik Ga naar margenoot+te maaken. Dit werdt in 't werk gestelt en uitgevoert. Midlerwyl trok zyn Hoogheit de Prins van Oranje met een leger, in der yl by een verzaamelt, naar de grenzen van Vrankryk, met meening om de Franschen daar t'overvallen. Hy zocht da Graaf van Duras aan de Roer te slaan: doch die ontquam 't gevaar met de vlucht. Toen rukte zyn Hoogheit naar Charleroy, 't geen hy straks omringde en dacht t'overweldigen; maar een vroege, schielyke, en felle vorst verhinderde zyn voorneemen. Zoo dat hy genoodtzaakt werdt, naa 't veroveren en verwoesten van Bings, te rug te keeren. De zelve vorst, die zyn Hoogheits toeleg belette, braght hier 't ys in 't water, en gaf den Hartogh Ga naar margenoot+van Luxenburg gelegentheit om met een leger Franschen, uit Uitrecht en andre veroverde steden by een gerukt, een inval in Hollandt te doen. Hy raakte, (terwyl de Graaf van Koningsmark met het Neêrlandtsch krygsvolk van Bodegrave naar Leiden week) hoewel 't weêr begost t'ontlaaten, met eenig volk, zonder veel tegenweer te vinden, by gebrek van goede ordre, te Swammerdam over den Ryn: met meening om voort te trekken, indien hem de vorst hadt willen dienen. Ter zelver tydt werden de schanssen by de Nieuwerbrug, door onorde en verslaagentheit, verlaaten. Gants Hollandt, hoorende dat de Franschen waaren ingebrooken, en verwachtende dat ze zouden voort trekken, Ga naar margenoot+daverde toen van schrik. Doch de Heeren Staaten van Hollandt betoonden in dat gevaar hunne bestendigheit en wakkerheit. Zy beslooten, den Veldtmaarschalk Wirts naar 't leger, dat Bodegrave verlaaten hadt, op 't spoedighste t'ontbieden: zonden eenige Heeren, te vooren derwaarts gecommitteert, daar weer heenen, mitsgaders de Heeren Kornelis Hop, Raadtpensionaris der stadt Amsterdam, Johan Kievit, Raadtpensionaris van Rotterdam, en Meinard Sonk, Burgermeester der stadt Hoorn, benevens den Raadtpensionaris Fagel, om ordre te stellen, krygsvolk van alle kanten op t'ontbieden, de Magistraaten der steden te verzoeken, zoo veel vrywilligen uit te maaken als by een konden brengen, om den vyandt het hooft te bieden. Men beval Koningsmark, (die men te Leiden weigerde in te laaten) met zyn volk naar de Goudtsche Ga naar margenoot+sluis te keeren. Daar heeft men post gevat. Voorts werdt last gegeeven, dat de Kornellen van de opgezetenen ten platten lande zich met hunne kompagnien ten aller spoedighste naar 't leger van Koningsmark zouden vervoegen, om tegens den vyandt, tot bescherming van 't lieve Ga naar margenoot+Vaderlandt, te worden gebruikt: dat ook drie kompagnien vry willige burgers van den Haage ten gemelden einde derwaarts zouden worden gezonden: ook al 't gewaapend manschap van Vlaardingen en Maassluis dat men zou konnen bekoomen. Men liet ook verscheide sluizen openen, om, daar 't de noodt vereischte, meer water in te laaten. De Hartogh van Luxenburg ontrent de Goudtsche sluis gekoomen, vondt daar tegenweer, en zich genoodtzaakt te rugh te keeren, alles onderweegen in den brandt steekende en verwoestende: ook liet hy de dorpen Ga naar margenoot+van Zwammerdam en Bodegraven jammerlyk in d'assche leggen, en al d'inwoonders, mannen, vrouwen, maaghden, kinderen, ouden en jongen, die 't niet ontvlieden konden, deerlyk vermoorden of schenden, en op allerley wyze mishandelen. Geduurende zyn aantrekken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 765]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+was 't weder, gelyk gemeldt is, wat aan 't dooijen: maar zedert hadt het weer gevrooren; doch den negenentwintighsten van December, 's daaghs voor de verwoesting der twee dorpen, begost het op nieu zoo schielyk en sterk te dooijen, dat hy, zonder veel beraadts, besluiten moest weer naar Woerden te wyken. Den wegh dien hy gekoomen was hadt nu de dooy en 't inloopend water onbruikbaar gemaakt: en 't is zeeker dat hy met al zyn leger daar zou gekleeft hebben, indien men de schanssen Ga naar margenoot+by de Nieuwerbrugh in bezetting hadt gehouden. Nu moest hy langs dien wegh zich zelven en zyn soldaaten bergen, en liep in 't aftrekken noch groot gevaar, mits het wassen van 't water. In zyn aftoght liet hy overal vuile voetstappen van verwoesting, van branden en blaaken, Ga naar margenoot+langs den gantschen Ryn. Ondertusschen quam zyn Hoogheit, van Charleroy gekeert, den eenendertighsten in 't leger ontrent de Goudtsche sluis, en alles werdt vervaardight tot tegenweêr. Ook heeft men daarna de verlaatene schanssen by de Nieuwerbrugh weer in bezetting genoomen. Ga naar margenoot+Korts daarna zyn van Amsterdam, onder 't beleidt van den Viceadmiraal Sweers, en verscheide Kapiteinen, en onder de zelve Jonker Engel de Ruiter, twaalf kompagnien matroozen, sterk 650 man, naar 't leger by de Goudtsche sluis gezonden. Zy quaamen met dertig overdekte schuiten, vyfentwintig chaloupen, en eenig geschut en amonitie. Ga naar margenoot+In deeze daagen hadden de Heeren Burgermeesteren en Regeerders der stadt Amsterdam, op de geruchten van den aantoght en inval der Franschen, en ter gelegentheit van 't winter weder en besloote water, wat nader op hunne bescherming gelet, en, met goedtvinden van de V roedtschap, den L. Admiraal de Ruiter het bevel over al 't krygsvolk aan 't Y en de Waalkant opgedraagen, volgens den inhoudt van deeze schriftelyke last. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[28 December 1672]Ga naar margenoot+Burgermeesteren en Regeerders der stadt Amsterdamme, in deeze bekommerlyke gesteltenis van tyden, bezondere reflexie hebbende gemaakt op de groote bequaamheit, ervarentheit en wakkerheit van den Heere L. Admiraal de Ruiter, hebben zyn Ed. verzocht, om, onder haar opperdirectie, in cas van een generaale allarm, te kommanderen over de militie aan 't Y en de Waalkant, zoo burgerye, matroozen als soldaaten, en anderen, die haar posten aan de waterkant is aangeweezen: authoriserende desweegen den welgemelden Heere, over de zelve zoodaanigh te disponeren, als zyn Ed. tot de meeste bescherming van deeze stadt, en af breuk der vyanden, oordeelen zal te behooren: lastende dienvolgende alle Officieren, burgers, matroozen en soldaaten, haar stiptelyk naa de beveelen en ordres van welgemelden Heere de Ruiter te reguleren, Ga naar margenoot+en de zelve vaardiglyk naar te koomen. Actum onder 't cachet der voorschreeve stede, den 28 December anno 1672.
Ter ordonnantie van haar Ed. Grootachtbaarheden. C.V. HEEMSKERK.
Hier door werdt den Heere de Ruiter, in tyde van noodt, gebiedt gegeeven langs 't geheele Y, van d'uiterste hoek, ontrent de Muider poort, by 't volk Funen genoemt, tot het Blaauwe hooft, ontrent de Haarlemer poort toe. Des anderendaaghs werdt by de Heeren van den Ga naar margenoot+Gerechte, Burgermeesteren en Scheepenen, een nieuwe en noodige ordre, om zich in tydt van allarm naar te richten, vastgestelt en afgekundight. Waar by ook bekent gemaakt werdt, dat de Heeren Burger- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 766]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesteren, Ga naar margenoot+met advys van de XXXVI. Raaden, den Heere L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter verzocht, en gecommitteert hadden, om over alle de geenen die haar post hadden aan de waterkant, zoo burgers, soldaaten als matroozen, te kommandeeren: en dat de zelve alle gelast werden, zyne ordres en beveelen behoorlyk naa te koomen en te gehoorzaamen. Met verderen last, dat ook uit dien hoofde alle d'Officieren, en alle andere persoonen, die in dienst van de Heeren der Admiraaliteit, of der Heeren Bewindthebberen van d'Oostindische Kompagnie zouden geordonneert en bescheiden worden, om tegens vyandtlyke aanvallen, zoo te water als te lande, dienst te doen, aan d'ordres van den Heere L. Admiraal Ga naar margenoot+zouden gehoorzaamen. Ten zelven daage gaven de Heeren Burgermeesteren den Heere de Ruiter, mitsgaders den Kommissarisen van de Waal, en den Havenmeester maght, om zoo veel Officieren en matroozen by den dagh aan te neemen, als vereischt zouden worden tot bemanning van d'oorlogscheepen en tjalken, die geordonneert waaren voor de Stadt wacht te houden. De Heeren Raaden ter Admiraaliteit hadden al over etlyke maanden, weinig daagen naa de komst der Franschen te Naarden, ordre gestelt, om vier of vyf fregatten van oorlogh op het Y, ontrent Durgerdam, te posteeren, en de Stadt van die kant tegens allerley vyandtlyke overval te verzeekeren. Doch by deeze ongelegentheit der tyden, en dat men de vyanden daagelyks te verwachten hadt, hebben de Heeren Burgermeesteren den L. Admiraal de Ruiter, nevens Henrik Roeters, toen Oudtscheepen, naderhandtSchout der Stadt, (die insgelyks eenige last hadt ontrent de bezorging van de Stadts verzeekering aan de waterkant) ordre gegeeven tot het toerusten Ga naar margenoot+van vier bequaame scheepen van oorlogh, om te dienen tot uitleggers, en bevryding van de Zuiderzee, aan het Yoort. Doch dit viel eenige daagen laater voor. Ter zelver tydt hadt men eenig misnoegen op den Kommandeur van d'oorlogscheepen, die op 't Y, ontrent Durgerdam, laagen, over eenige onwilligheit van te landt dienst te doen, waar over hy van zyn Kommandeurschap werdt verlaaten, en de L. Admiraal de Ga naar margenoot+Ruiter, nevens de Heer Roeters, stelden, volgens de maght hun gegeeven, daarna Jan Reylofs van Hoorn, die, zedert den drieëntwintighsten van junius, op een der gemelde scheepen, genoemt Middelburg, bevel hadt gehadt, in zyn plaats. Dit was de zelve Reylofs, wiens manhaftigheit in de voorige boeken is gemeldt, en dien 't aan geen trou, noch dapperheit ontbrak. Hem werdt in zyn instructie, of berichtschrift, door de Heeren de Ruiter en Roeters, als last hebbende van de Heeren Burgermeesteren, onderteekent, belast, dat hy zyn fregat, en d'andre fregatten en vaartuigen, onder zyn gebiedt gestelt, in behoorlyke ruimte van den anderen, voor en ontrent Durgerdam zou geposteert houden: en, met een of meer gemande chalouppen, alle scheepen in 't vaarwaater waarneemen, en verhinderen dat'er geen scheepen of vaartuigen van boven naar de Stadt zouden koomen, zonder alvoorens de zelve te doen onderzoeken, of daar geen vyandtlyke volken waaren ingescheept, en, zulks bevindende, de zelve aan te tasten en te veroveren. Doch by nacht zoude hy alle scheepen, naar de Stadt willende, ontrent 's Landts scheepen ten anker doen koomen, en tot den dagh by haar houden, en dan, geen zwaarigheit vindende, laaten vaaren. Den zelven Reylofs werdt zedert noch bevel gegeeven over al de gewapende scheepen, tjalken en vaartuigen, leggende, in dienst van de Heeren Burgermeesteren der stadt Amsterdam, langs de Gooysche en Geldersche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 767]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+kust, van Naarden tot ter Elburg toe: met last, dat hy ze naar zyn goedtdunken zou posteeren, tot dienst van den Staat, en tot beveiliging der Zuiderzee, en zomwylen onderzoek doen of elk zyn post wel waar nam. Doch terwyl men hier zoo yverde om 't hart van 't Landt te bewaaren, en dat de L. Admiraal de Ruiter zyn verstandt, vlyt en voorzorge, Ga naar margenoot+ten dienst van Amsterdam besteedde, werdt het lichaam van den gantschen Staat, op den lesten dagh van dit jaar, noch verquikt met de heugelyke tyding van 't veroveren der stadt Koeverden: daar zaaken ontrent aangemerkt worden, die gedenkwaardig en wonderlyk zyn: Ga naar margenoot+want juist op den zelven dagh, toen de Franschen hun moedt koelden, met de twee weerlooze dorpen van Swammerdam en Bodegrave door den brandt te verwoesten, werdt die sterke vesting door 't krygsvolk van Groeningen verrast, onvertzaaght aangetast, en vechtenderhandt ingenoomen: en die zelve vorst, die zyn Hoogheits toelegh op Charleroy belette, en in Hollandt de wateren met ys bevloerde, daar de Franschen over trokken, baande, door een goddelyke bestiering, dien van Groeningen den wegh (de moerassen rondtsom de Stadt hardt maakende) waar langs zy den welbeleiden aanslagh kloekmoedig te werk stelden, en gelukkelyk uitvoerden. Dus liep het jaar van zestienhonderdttweeëntzeventig ten einde, met zoo veel tegenspoedts te lande, door 't verlies van veele grensvestingen, en drie Provincien, en zoo veele inwendige Ga naar margenoot+beroerte en muiteryen: maar met geluk en zeegen ter zee, door den strydt voor Souwlsbaay, en zelfs door wonderbaare stormen, die gemeenlyk plaagen zyn, maar toen tot voordeel van den Staat uitvielen. In voegen dat de Graaf van Schafsbury, Kancelier van Engelandt, in zyn aanspraak, van 's Konings weegen in 't naaste Parlement Ga naar margenoot+gedaan, opentlyk bekende, Dat het mirakulen van stormen en van onweeder waaren, die in de verleedene zoomer de Hollandtsche Oostindische retourvloot in behoude haven braghten, en hunne zeekusten voor een aanlanding beschermden. |
|