Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het leven van den heere Michiel de Ruiter,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+werdt voorgeslaagen en aangebooden, dat men, om de vreede te houden Ga naar margenoot+of te treffen, al wat men wederzydts van elkandere hadt genoomen zou wedergeven: of indien Engelandt meende, dat het daar zyn reekening niet by zou konnen vinden, dat men dan aan d'eene en aan d'andere zyde zou behouden al wat men hadt genoomen. Dit werdt aangebooden eer men noch kon weeten, wat men in de vergelege gewesten moght hebben verovert. Doch alle voorslaagen werden afgeweezen, en 't besluit van oorlog te voeren scheen onveranderlyk. Ten bleef niet by 't geen in Afrika en in Amerika (daar men den Hollanderen de stadt Nieu Amsterdam, en geheel Nieu Nederlandt, hadt afgenoomenGa naar margenoot†) was geschiedt, men heest hun ook op de Spaansche kust Ga naar margenoot+vyandtlyk bejegent. De rykgelaade Hollandtsche koopvaardyvloot, die men van Smyrna verwachtte, werdt voor Kadix in Spanje door zeven Engelsche oorlogsscheepen, onder 't gebiedt van den Kommandeur Thomas Allin, den negenentwintighsten van December des verleeden jaars, onvoorziens besprongen: toen de Kapitein Pieter van Brakel, Kommandeur Ga naar margenoot+der drie oorlogsscheepen, die de vloot geleiden, in 't begin van Ga naar margenoot+'t gevecht werdt doodtgeschooten. Hier was 't dat de Schipper Jan Reilofszoon van Hoorn, ('t welk hier ingelascht zy tot roem van des mans dapperheit, Ga naar margenoot+tot noch toe in geen Historie naar waarde gemeldt) voerende het koopvaardyschip den Koning Salomon, zich alleen tegens vier Konings scheepen, die hem omcingelden en van alle kanten met geheele laagen beschooten, een geruimen tydt, met groote onvertsaaghtheit, hoopende op ontzet, verweerde, zonder dat 'er een eenig schip het roer wendde om hem te hulp te koomen, tot dat hem, genoeghzaam in onmaght leggende, (want alles was reddeloos geschooten) een der Engelsche Konings fregatten aan boordt klampte en veel volks oversmeet, die, naa een lang gevecht, alles aan stukken kapten. Doch toen 't bovenschip al verovert was, weerde hy zich noch lang uit den overloop, maar hy most zich, eenige schooten onder water hebbende, eindelyk opgeeven. Dan 't schip (door dien men etlyke geschutpoorten, die stukken geschooten waaren, niet toe kon krygen) zonk terstondt, met wel honderdt Engelschen, die ten grooten deele verdronken. Jan Reilofszoon bergde zich met eenige weinigen in de sloep, (want 'er was geen kans om de groote boot over boordt te krygen, dewyl de groote ree met het zeil daar op was gevallen) en quam ter naauwer noodt in een Engelsch fregat. Dus ontsonk den Engelschen de buit van dat ryke schip: en zy bequaamen van de gantsche vloot niet dan twee scheepen, die, buiten ordre, voor uit waaren gezeilt. Dit alles geschiedde buiten aankunding van oorlogh, en evenwel werdt de Schipper Jan Reilofszoon naar Engelandt gevoert, en daar jaar en dagh gehoudenGa naar margenoot†. Op de tyding van dat bespringen der Smyrnische vloot, den vierentwintighsten van Januarius ter vergadering van de Heeren Staaten Generaal, door 't leezen van zekeren brief, bekent gemaakt, werdt by hunne Hoogmoogentheden (gemerkt de meenighvuldige vyandtschap by d'Engelschen, eerst in Afrika en Amerika, Ga naar margenoot+en nu ook binnen de paalen van Europa, tegens hunne onderdaanen gepleeght) eindelyk beslooten, dat ook d'oorlogsscheepen van den Staat alle Engelsche scheepen, het zy ten oorlog of ter koopvaardy toegerust, zelfs mede binnen de paalen van Europa, desgelyks zouden aantasten, vermeesteren en opbrengen: ter tydt toe dat de Koning van Grootbritanje de gepleegde vyantschap zou hebben doen vergoeden, of dat daar over eenigh verdragh zou zyn getroffen: beveelende aan d'Admi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raaliteiten Ga naar margenoot+ettelyke lichte fregatten in der haast in zee te zenden, en alle d'Engelschen dieze konden aantreffen te bevechten en te veroveren. Ondertusschen werdt zoo wel in de vereenighde Nederlanden als in Engelandt Ga naar margenoot+een maghtige oorlogsvloot toegerust. De Heeren Staaten van Hollandt, te dier tydt verscheide punten overweegende, raakende 't gebruykGa naar margenoot† en versterking van 's Landts vloote, tegens 't voorjaar in zee te brengen, en 't geen tot goedt beleidt over de zelve zou konnen strekken, hebben, om gewichtige redenen, goedtgevonden en verstaan, dat de vloot met meerder en achtbaarder Hoofden dan voorheenen zoude worden bestelt: en dat men tot dien einde drie L. Admiraalen zou verkiezen, een onder Ga naar margenoot+'t Kollegie ter Admiraaliteit op de Maaze, een onder dat van Amsterdam, en een onder dat van Westvrieslandt en 't Noorderquartier. Volgens Ga naar margenoot+dat besluit verkooren de Heeren Staaten den Viceadmiraal Egbert Ga naar margenoot+Meeuszoon Kortenaar tot L. Admiraal onder 't Kollegie ter Admiraaliteit van de Maaze, den Viceadmiraal Michiel de Ruiter tot L. Admiraal onder 't Kollegie van Amsterdam, en den Viceadmiraal Jan Korneliszoon Meppel tot L. Admiraal onder 't Kollegie van Westvrieslandt en 't Noorderquartier. Dus werdt de Ruiter buiten zyn weeten, en in zyn afweezen, (want hy was te dier tydt noch op de goudtkust van Guinea) van 's Landts hooge Overheit voor zyne trouwe diensten beloont, en Ga naar margenoot+tot het L. Admiraalschap gevordert. De Heeren Staaten van Zeelandt naamen in dat aanstellen van drie L. Admiraalen geen genoegen. Zy spraaken daar van als van een nieuwigheit, die men niet kon invoeren dan met gemeene toestemming van al de Provincien. Ook vertoonden ze dat de Staat t'allen tyde niet dan een L. Admiraal hadt gehadt, en dat Ga naar margenoot+men gemeenlyk die waardigheit aan den Viceadmiraal van Hollandt hadt opgedraagen, en verstonden, dat, by 't afzyn of sterven van den zelven, Ga naar margenoot+de Viceadmiraal van Zeelandt zyn navolger in dat ampt most zyn, en 't gebiedt hebben over de gantsche oorlogsvloot. De Staaten van Hollandt Ga naar margenoot+daarentegen vonden niet geraaden, dat het gebiedt over de vloot by een Zeeuw zoude worden gevoert, zoo lang als 'er een Hollandtsch L. Admiraal, die 't gebiedt kon hebben, zou overigh zyn: met dat ooghmerk hadden ze drie L. Admiraalen in hunne Provincie gestelt. De lastbrief voor de Ruiter tot het L. Admiraalschap, den negenentwintighsten van Januarius getekent, daar hy noch in etlyke maanden geen kennis van hadt, was van deezen inhoudt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[29 Januari 1665]Ga naar margenoot+De Staaten van Hollandt en Westvrieslandt. Alzoo wy om goede en seer pregnante redenen, den dienst van den Staat in 't generaal, en van deeze onze Provincie in 't particulier, zonderlinge in deeze conjuncture van tyden en zaaken, ten aller hooghsten betreffende, goedtgevonden hebben te procederen tot electie van een Luitenant Admiraal der voorschreeve onze Provincie, onder 't Kollegie ter Admiraaliteit, residerende tot Amsterdam, Doen te weeten: dat wy, om de goede kennisse die wy hebben, en getuigenisse ons gedaan van den persoon van Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Viceadmiraal onder het voorschreeve Kollegie, en van zyne getrouwigheit, vroomigheit, naarstigheit en kloekmoedigheit in 't stuk van den oorlooge te water, den zelven onthouden, gestelt en gecommitteert hebben, onthouden, stellen en committeren mitsdezen tot onzen Luitenant Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, onder het Kollegie ter Admiraaliteit voornoemt. Gevende hem dienvolgende volkoomen maght, authoriteyt en speciaal bevel, den voorschreeven staat als Luitenant Admiraal voortaan te houden, te exerceren en te bedienen, dee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zer Ga naar margenoot+Landen en onze vyanden te vervolgen, krenken en beschaadigen, by alle middelen en manieren hem moogelyk zynde; mitsgaders, zoo veele in hem is, goede toezicht te hebben, dat de zee, rivieren en binnewateren vry ende veylig gebruikt moogen werden, goede wachten te doen houden tegens alle invasien en toghten, die eenige vyanden op ofte in deeze Landen zouden willen doen; en voorts in 't generaal en particulier alles te doen dat een goedt en getrouw Luitenant Admiraal van den voorschreeven Lande schuldig en gehouden is te doen. Waar op, en van zich wel en getrouwelyk te quyten, de voornoemde de Ruiter gehouden wordt den behoorlyken eedt in onze handen te doen: welken eedt gedaan zynde, verzoeken wy alle Koningen, Vorsten, Prinsen en Heeren, haare Admiraalen, Stadthouderen, Gouverneurs, Officieren, Magistraten van de Republyken, steeden, en andere onze ofte deezes Staats Geallieerden en goedtgunstigen, den meergemelden de Ruiter in 't geene deezen zynen last en commissie aangaat, alle goede bevorderinge, hulpe, en bystandt te bewyzen; ordonneren en beveelen ook allen Officieren, Bevelhebberen, en allen andere krygsluiden, te water en te lande, onder onze gehoorzaamheit staande, den meergemelden de Ruiter voor onzen Luitenant Admiraal voorschreeven te erkennen, houden en respecteren, zoo dat behoort, op de peenen en straffen daar toe staande, ende werdt ons 't zelve aangenaam. Ende dit alles by provisie en tot onzen kennelyken wederzeggen. Gegeven in den Haage, onder onzen grooten zegele hier aan doen hangen, den negenentwintigsten January, in 't jaar onzes Heeren en Zaligmakers duizendt zes hondert vyfentsestig.
J. DE WIT. Vt. Ter ordonnantie van de Staaten, HERBERT VAN BEAUMONT.
Door 't verkiezen van Kortenaar, de Ruiter en Meppel tot L. Admiraalen, Ga naar margenoot+viel ook eenige verandering onder d'andre Bevelhebbers der vloote. De Schoutbynacht Aart van Nes werdt tot Viceadmiraal onder 't Kollegie ter Admiraaliteit van de Maaze verkooren, en de Kapitein Jan de Liefde tot Schoutbynacht. De Schoutbynacht Kornelis Tromp werdt Viceadmiraal onder 't Kollegie van Amsterdam, en de Kommandeur de Wildt werdt gestelt tot Schoutbynacht in de plaats van Tromp. Kourt Syverts Adelaar, door zyne manhafte daaden tegens de Turken vermaardt, en nu in dienst van den Koning van Denemarken, werdt tot Viceadmiraal onder 't Kollegie van Westvrieslandt en 't Noorderquartier verkooren: doch hy bedankte den Heeren Staaten voor d'eere, door die verkiezing aan hem beweezen, en daarna bequam de Schoutbynacht Volkert Schram het Viceadmiraalschap, en den Kapitein Frederik Stachhouwer het Schoutbynachtschap van Westvrieslandt en 't Noorderquartier. Daarna gaf men Ga naar margenoot+ook den Viceadmiraal Johan Evertszoon den tytel van Luitenant Admiraal van Zeelandt. Maar de Heer van Wassenaar, L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, werdt by hunne Hooghmoogentheeden, in deezen toght, tot L. Admiraal Generaal, of Opperhooft, over de geheele zeemaght van den Staat aangestelt, met ordre, dat by zyne aflyvigheit of ziekte, hem de L. Admiraal Kortenaar in 't oppergebiedt zou Ga naar margenoot+volgen. Te deezer tydt heeft men in de vereenigde Nederlanden den ingezeetenen alle vaart by plakkaat verboodenGa naar margenoot†: op verbeurte van schip en goedt, of de waarde van dien; 't zy dat het schip moght genoomen wor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, Ga naar margenoot+of behouden t'huis koomenGa naar margenoot1. In 't byzonder verboodt men den uitvoer van allerley gereedtschappen en vischtuig tot den walvischvangst vereischtGa naar margenoot2, en al de vaart en visschery op GroenlandtGa naar margenoot3: desgelyks de groote en kleene visschery, en 't inbrengen van haaring of gezoute vischGa naar margenoot4. Dus zocht men te meer volk voor d'oorlogsvloot te bekoomen, en de Nederlandtsche scheepen buiten gevaar te houden. Ook werden om 't volk tot dapperheit aan te moedigen veel grooter belooningen en pryzen op het veroveren der Engelsche scheepen en 't af haalen der vlaggen gestelt, dan ooit voorheenenGa naar margenoot†. Men beloofde by plakkaat, den tienden van Ga naar margenoot+Maart geteekent, dat niet alleen de geenen, die een Engelsch oorlogschip, in een ontmoeting of gevecht van wederzydts vlooten, zouden veroveren, het veroverde schip met het geschut, touwerk, en ankers, en al het vorder gevolg en aankleven van dien, zouden hebben en behouden: maar dat ook de geenen, die het schip van den eersten Engelschen Admiraal zouden veroveren, boven het schip en den aankleeven van dien, tot een belooning van hunne dapperheit zouden genieten de Ga naar margenoot+somme van vyftigduizendt gulden; voor ieder schip van d'andere Admiraalen dertigduizendt gulden; voor ieder schip der verdere Opperhoofden twintigduizendt gulden; voor alle d'andere oorlogscheepen, voerende veertig stukken en daar boven, tien duizendt, en voor ieder minder oorlogschip, kitsen en jachten daar onder niet begreepen, zesduizendt gulden. Voor 't afhaalen van de vlagge van boven, van den eersten Admiraal, zou men tot een loon genieten tweeduizendt ryksdaalders, of vyfduizendt gulden; voor de bovenvlaggen der andere Admiraalen duizendt ryksdaalders; voor de vlaggen der voorstengen vyfhondert ryksdaalders; voor de vlagge der bezaansmast driehonderdt ryksdaalders, en voor de vlagge van achteren honderdt ryksdaalders. D'aanvoerders der branders, een vyandtlyk oorlogschip vernielende, zouden daar over een gerechte derdepart van de belooning aan 's Landts oorlogscheepen, gelyke vyandtlyke scheepen veroverde, toegevoeght, tot een loon genieten. Byzondere persoonen, op hunne kosten eenige branders uitrustende, werdt gelyke belooning toegezeit. Die een' vyandtlyken brander, in postuur zynde om eenig oorlogschip van den Staat te beschadigen, zou vernielen, werdt daar voor zesduizendt gulden tot een belooning toegeleit. D'ingezetenen en lief hebbers des vaderlandts, die ten dienst van 't Landt, scheepen ten oorlog zouden toerusten, om zich onder 's Landts vloot te vervoegen, en den vyanden afbreuk te doen, zouden voor het veroveren van scheepen en 't afhaalen der vlaggen, en andersins, tot een belooning van hunne genegentheit, getrouheit en kloekmoedigheit, over yder voorval noch eens zoo veel genieten, als ten aanzien van 's Landts oorlogscheepen was vastgestelt. Ook werden byzondere belooningen belooft aan de geenen, die eenige oorlogscheepen, in gevaar wezende, zouden ontzetten, of verovert wordende herneemen: ook aan de geenen die buiten een algemeen gevecht een Engelsch oorlogschip zouden veroveren. Voorts werdt belooft, dat de weduwen en kinderen der gesneuvelden, tweemaal zoo veel als hunne mannen en vaders zouden hebben genooten, zou worden toegeleit, en dat ze in de buit en belooning zouden deelen met een dubbelde handt. Ook zouden de gestelde belooningen worden betaalt, al waar 't dat de veroverde scheepen moghten koomen te zinken of te vergaan, en niet binnen de havenen opgebraght te worden. Hierentegen werdt tot meerder verzekering der dappere Helden, en tot afschrik der kleenmoedigen vastgestelt, dat al de geenen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+die eenig oorlogschip van den Staat aan d'Engelschen zouden overgeven, Ga naar margenoot+by den Scheepskrygsraadt, en alle andere Rechteren, met der doodt, zonder eenige genaade of verschooning, zouden worden gestraft: dat ook al de hooge of mindere Bevelhebbers, die met hunne scheepen, buiten vermoeden, zonder verlof of bevel van den Admiraal, van de vlag moghten afloopen, desgelyks met der doodt, zonder verschooning, gestraft zouden worden... Korts daarna werdt ook by plakkaat van hunne Hoog. Moog. den zeventienden van Maart geteekent, een nieuwe lyst van de belooning voor de geenen die in 's Landts dienst moghten verminkt worden, bekent gemaakt, op de volgende wyze:
Voor andere verminktheden zou men iet genieten ter bescheidenheit van de Kollegien ter Admiraaliteit. Ook werdt belooft, dat de geenen die in 's Landts dienst zoodaanig zouden worden verminkt, dat ze onbequaam zouden zyn om zich te konnen geneeren, of iet te doen tot hun eigen onderhoudt, een zilvere dukaton ter weeke, t'hunner begeerte, hun leeven lang geduurende, zou toegevoeght worden: en dat andere mindere verminktheden naar gelang zouden worden betaalt. Verscheide andere plakkaaten (aangaande het verbodt van 't inbrengen der Engelsche waarenGa naar margenoot†; den handel van d'onderzaaten der Bontgenooten en vrienden, op de havenen van EngelandtGa naar margenoot‡, en over andere zaaken) zyn ontrent deezen tydt uitgegeven, die ik kortheits halven voorby gaa. In Ga naar margenoot+deezen standt der dingen liet de Koning van Grootbritanje den vierden kan Maart ouden, of den veertienden nieuwen styl, door zyne Herauts of Wapendraagers en Krygsbooden, met groote pleghtigheden, by trompettengeklank, in de voornaamste straaten van Westmunster en Londen, zekre verklaaring afkundigen, by welke onder anderen bekent werdt gemaakt, dat de Staaten der vereenighde Provincien, ten aanzien van hunne ordre aan de Ruiter gegeven, d'eerste aanvechtersGa naar margenoot†, of pleegers van vyandtschap, waaren: en dat zoo wel d'Engelsche vlooten Ga naar margenoot+en scheepen, als andre scheepen, die by brieven van MarqueGa naar margenoot‡ van den Hartogh van Jork, Hooghadmiraal van Engelandt, lastGa naar margenoot* zouden ontfangen hebben, met de scheepen der vereenigde Provincien, ofte van eenige hunner onderzaaten, wettelyk zouden moogen vechten, en de zelve vermeesteren, en neemen. Voorts verbiedende aan alle volken, geene goederen van contrabandeGa naar margenoot↓ in de vereenigde Provincien te brengen: met verdre verklaaring, dat alle scheepen, van wat volk het zou moogen zyn, eenige goederen of persoonen der zelve Provincien in hebbende, ontmoet zynde, en genoomen wordende, verklaart zouden worden prys te zyn: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ook alle goederen, van wat volk het zou moogen zyn, die in eenig schip, toekoomende de gemelde Staaten, of hunne onderzaaten, zouden gelaaden zyn.. Uit dit schrift kon men zien hoe hoog de Ruiters tocht (die de Heeren Staaten op rechtmaatige redenen hielden gegrondt te zyn, en by alle gelegentheden hadden verdaadightGa naar margenoot†) in Engelandt werdt opgenoomen. Het afschrift van de gemelde verklaaring en afkunding, te I onden gedaan, zonden de Heeren Staaten aan alle Koningen, Republyken, Ga naar margenoot+Prinsen, MoogentheedenGa naar margenoot↓, en steeden in Europa, die belang hadden in het stuk van den koophandel; met een brief, dienende om te toonen dat die verklaaring ten hooghsten onrechtmatig en van quaaden gevolge was, strekkende tot een geheel verderf van den koophandel: nadien men zoo doende alle scheepen zou aanhaalen en opbrengen, onder tytel en deksel van te willen onderzoeken of daar ook Nederlandtsche Ga naar margenoot+goederen in waaren gelaaden; waar door men nergens met vreede zou moogen vaaren: derhalven hadden ze die onrechtmaatigheit met kracht tegen te gaan, en men vertroude, dat ze niet genegen zouden zyn om zich, uit vreeze van de maght der Engelschen, tot zoodaanige onverdraagelyke lydtzaamheit te voegen, en alzoo hunne onderzaaten ook aan de zyde der Nederlanders t'onderwerpen 't geen zy van d'Engelschen alreedts hadden geleeden, of noch zouden lyden: want als men de Nederlandtsche oorlogscheepen, of kaapers, diergelyken last gaf, dan zouden ze wel haast verneemen wat ongemakken en schaade zy daar over Ga naar margenoot+zouden hebben te lyden. Daarna werdt tegens den negenentwintighsten van April in de vereenigde Nederlanden alomme een vast- en bededagh gehouden, om Godt voor den welstandt des vaderlandts te bidden. Ook zyn daarna, op het voorstel der Heeren Staaten van Hollandt, weekelyke bededaagen beraamt: met last om een stichtelyke predikatie en een yverig gebedt te doen: ten einde dat Godt alle onheil en ongeval, 't welk deeze landen, vermits den droevigen oorlog, waar in de Staat met de naagebuuren was ingewikkelt, scheen over 't hooft te hangen, genaadiglyk geliefde af te wenden, en de beraadtslaagingen der geenen, die iet tot verderf of naadeel der vereenigde Nederlanden moghten trachten t'onderneemen, te schande te maaken, en voorts zynen zeegen over den Staat en des zelfs inwoonderen, tot noch toe zoo overvloedig beweezen, goedertierentlyk te verlengenGa naar margenoot†. In 't einde van May liep de Nederlandtsche Ga naar margenoot+vloot, onder den Heer van Wassenaar, in zee, sterk over de honderdt oorlogscheepen, behalven de branders, jachten en galjoots. De vloot der Engelschen, die weinig daagen te vooren in zee raakte, bestondt Ga naar margenoot+uit zevenentnegentig, of, zoo anderen zeggen, honderdt en vyftien scheepen van oorlog, met ontrent twintig branders, en veele kitsen. Ga naar margenoot+Zyne Koninghlyke Hoogheit, de Hartog van Jork, Hooghadmiraal van Engelandt, die 't oppergebiedt over d'Engelsche vloot was opgedraagen, Ga naar margenoot+hadt men, niet lang geleeden, tegens den Heer Michiel van Goch, Gezant der Heeren Staaten aan 't Hof van Engelandt, hooren Ga naar margenoot+zeggen, dat hy 't was, die zelfs over d'Engelsche zeemaght 't gebiedt zou voeren: en dat hy gemoedightGa naar margenoot† was, om voor d'eere van 't volk en Ga naar margenoot+'t recht der kroone tegens de Hollanders te vechten: dat hy d'yver, die al 't ryk daar voor betuigde, met zyn bloedt en leven zou styvenGa naar margenoot‡, en de fortuin waagen. Prins Robert, Eduardt Montagu, Graaf van Sandwich, de Viceadmiraalen Johan Lauson, Christoffel Mings, Georg Askue, en andere vermaarde Zeeoversten verzelden hem op deezen toght. In de Hollandtsche vloot hadt de Heer van Wassenaar ook ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scheide Ga naar margenoot+mannen van groote ervaarentheit en kloekmoedigheit onder zyne vlagge: de L. Admiraalen Kortenaar, Johan Evertszoon, en Stellingwerf, ook den Viceadmiraal Kornelis Tromp, en andere Bevelhebbers van naame. Ga naar margenoot+Nu kom ik tot den bloedigen zeeslag, die tot naadeel van de Hollanders en hunne bondtverwanten uitviel. Den veertienden van Junius, raakten wederzydts vlooten, ontrent tien Duitsche mylen Noordtoosttennoorden Ga naar margenoot+van de stadt Lestoffe, in de Noordtzee, aan elkandere. Zommigen meldenGa naar margenoot† dat de Hollanders twee daagen te vooren, den windt, die in de zeeslaagen veel kan geeven of neemen, van d'Engelschen hadden, zonder zich daar van te dienen. Maar nu liep de windt Zuidelyk, en hun tegen. Dit gaf den Engelschen merkelyk voordeel, dat ze niet verzuimden waar te nemen. 'T gevecht begon met het aanbreeken van den dagh, en eenige Neêrlandtsche scheepen queeten zich manlyk. Anderen hielden zich buiten 't gevaar, en schooten slechts van verre. Doch Ga naar margenoot+ontrent twee uuren naa den middagh sprong de Heer van Wassenaar, L. Admiraal Generaal van de vloot, met zyn schip d'Eendraght, dat vierentachtig metaale stukken, en vyfhondert mannen voerde, door zyn eigen buskruidt in de lucht, zonder dat men weet of het door 's vyandts vuur, of door 't verzuim der zynen werdt veroorzaakt. De L. Admiraal Kortenaar, dien 't gebiedt over de vloot, naa Wassenaars Ga naar margenoot+doodt, toequam, was in 't begin van 't gevecht, 's morgens ten vyf uuren, aan een kanonschoot gesneuvelt, en zyn schip dreef daarna, gelyk als zonder roer, door de vertsaaghtheit van den Stuurman, dien 't gebiedt was toebetrout, van den vyandt af. Dit, en inzonderheit het springen van Wassenaar, (met zulk een' asgrysselyken donder en blixem van buskruidt, dat de heemel scheen te kraaken, en d'afgrondt zich te openen) veroorzaakte zulk een schrik en onorde in 's Landts vloot, dat de meeste scheepen de vlucht naamen, en d'andere volgen mosten: en 't gaf zommigen vremdt dat zich d'Engelschen van dat voordeel niet meer dienden, twyffelende, of 't hun aan kennis of beleidt ontbrak. Drie Nederlandtsche scheepen, aan elkanderen verwardt, werden door een' Engelschen brander aangesteeken, en te gelyk verbrandt. D'Engelschen veroverden ook etlyke scheepen, en zommige naa groote tegenweer, en bewys van dapperheit: zoo dat den Engelschen 't voordeel dat ze Ga naar margenoot+bevochten dier stondt. Zy verlooren in deezen slagh hunnen Viceadmiraal Johan Lauson, en den Schoutbynacht Sansum, mannen van dapperen bedryve, en noch vyf persoonen van hoogen staat en waarde, te weeten, de Graaven van Falmouth, Portlandt, Marleborough, den Baron Muskerry, en den Heer Boyle, tweeden zoon van den Graaf van Burlington. Ook werdt een van hunne scheepen, de Charity of de Liefde genoemt, met zesenveertig stukken verzien, door den Kapitein Johan de Haan verovert, en in Texel opgebraght. Behalven den Heer van Wassenaar, en Kortenaar, sneuvelden ook de L. Admiraal van Vrieslandt, Auke Stellingwerf, de Kapitein Johan Bankert en eenige andere Ga naar margenoot+Bevelhebbers van naame. Ontrent achtenvyftig of tsestigh scheepen, weeken naar Texel, en quaamen, met den Viceadmiraal Tromp, (die zich in 't gevecht dapper hadt gequeeten) door d'Engelschen van verre gevolght, daar binnen. Zeventien of achtien scheepen liepen in 't Vlie, en noch twaalf of dertien in de Wielingen, in de Maaze en in Goereê. Uit welk getal men licht kan afneemen wat scheepen in de handen der Engelschen waaren vervallen: derhalven werdt van zommigen geoordeelt, dat d'onorde in de vloot grooter was geweest, dan de nederlaa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ge, Ga naar margenoot+en dat de vermindering van achtbaarheit meer smertte dan 't verlies van scheepen en menschen. De L. Admiraal van Zeelandt, Johan Evertszoon, die met zyn schip in de Maaze was ingekoomen, werdt in den Briel, door 't graauw, dat gemeenlyk naar d'uitkomst der zaaken, en niet naar waarheit, oordeelt, hem beschuldigende van kleenhertigheit, in 't water geworpen, en liep groot gevaar van te verdrenken, tot dat hy door ettelyke soldaaten werdt ontzet. Ook verantwoordde hy zich zelven., eerst voor de Heeren Staaten in den Haage, en daar naa voor de Gemagtigden en den Krygsraadt in Texel, dermaate, dat men zich genoodtzaakt vondt zyne kloekmoedigheit en beleidt, in den slagh betoont, te pryzenGa naar margenoot†. Daarnaa begost men onderzoek te doen op de Kapiteinen en andere Bevelhebbers, die d'eerste in 't vluchten waaren, en de meeste rampen, en 't binnenloopen der vloote veroorzaakten. Zommigen hadden op hunne scheepen noch dooden, noch gequetsten, noch schooten onder water, noch schaade aan rondthout of andersins. Ga naar margenoot+Hier over werden eenige in hechtenisse genoomen, en eindelyk drie Kapiteinen, ter zaake van vertsaaghtheit, ter doodt verweezen, en met musketten doorschooten. Drie andere Kapiteinen werdt den deegen, door beuls handen, voor de voeten gebrooken, en men verklaarde hen eerloos en onbequaam om 't Landt ooit dienst te doen, twee werden van hunnen dienst gezet. D'Opperstuurman van wylen den L. Admiraal Kortenaar most met den strop om den hals de straf der anderen aanschouwen: Ga naar margenoot+voorts werdt hy eerloos verklaart, en gebannen, zonder ooit weer in 't landt te moogen koomen, op peene van de galg. Dus strekte de straf van weinigen om al d'anderen tot het betrachten van hunnen plicht te beweegen. D'uitkomst van 't gemelde zeegevecht baarde in de Vereenigde Nederlanden droefheit en rouw, en in Engelandt groote blydtschap. De hoop der vreede liep nu meer en meer te rug, en de voorspoedt scheen groote zaaken te belooven, en voor te hebben. Ook dorst zeeker Engelsch Heer (die toen noch zyn verblyf in den Haage hadt) korts naa den zeeslagh, in een vol gezelschap, deeze taal Ga naar margenoot+voeren, Eer twee jaaren ten einde loopen zal men niet een schip meer uit Hollandt zien vaaren. Doch ik weet van goeder handt dat de Heer Pieter de Groot, te dier tydt Raadtpensionaris der stadt Amsterdam, die Ga naar margenoot+zyne woorden hoorde, daar straks dit antwoordt op gaf, Koninghryken en Republyken te veranderen, of uit te roeijen, is een werk dat Godt, d'Opperheer, alleen aan zich behoudt. Men zag ook in Engelandt eenige Ga naar margenoot+penningen, die in dit jaar, 't zy voor of naa den zeeslag, geslaagen werden, waar op aan d'eene zyde des Konings afbeelding stondt, met dit omschrift, CAROLUS A CAROLO mdclxv, dat is, Karel Karels zoon, 1665 en aan de d'andere zyde het beeldt van Britannia, of Engelandt, met dit byschrift, QUATUOR MARIA VINDICO, welke woorden eigentlyk beteekenen, Ik bescherm vier zeen, of, zoo 't zommigen uitleggen, Ik eigene my vier zeen. Op een andere penning, wat vroeger geslaagen, stondt des Konings beeldt, met dit schrift, CAROLUS II. D.G.M. BR. FR. ET. HIB. REX. dat is, Karel de tweede, door Godts genaade Koning van Grootbritanje, Vrankryk, en Yrlandt: en op d'andere zyde een groot toegerust schip, zeilende in de zee, met dit byschrift, NOS PENES IMPERIUM, dat is, By ons is het gebiedt Hier by quam noch een derde gedenkpenning, vertoonende aan d'eene zyde des Konings aangezicht, naam en tytels, en aan d'andere zyde zyne beeltenis op een' zeegenwaagen met vier zeepaarden voortgetrok- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken, Ga naar margenoot+en een vloot in 't verschiet, daar deeze woorden onder stonden, ET PONTUS SERVIET, mdclxv, dat is, Ook zal hem de zee ten dienst staan, 1665. In Hollandt toonden de Heeren Staaten een wonderbaare standtvastigheit, en ongekneusden moedt, in de gemeene verslaagentheit over de tegenspoedt. Men heeft, zonder uitstel, in al Ga naar margenoot+de Zeeprovincien met ongemeene yver en vlyt gearbeidt om 's Landts vloot weêr te herstellen, en te versterken: te meer, om dat men wist dat d'Engelschen zee hielden, en op de Ruiter, dien men daagelyks te gemoet zagh, pasten. In Texel, daar de meeste scheepen laagen, werdt de toerusting der vloote door de Heeren Gemaghtigden van hunne Hoog. Moog., inzonderheit door den Raadtpensionaris van Hollandt, Johan de Wit, met groote wakkerheit, en onvermoeide naarstigheit, bevordert: Ga naar margenoot+daar 't anders geschaapen stondt dat ze noch langen tydt aan de wal, of binnen de zeegaaten zou blyven leggen. Maar terwyl men hier meê bezich was, viel 'er eenige beraadtslaaging over den Gebieder, dien men over de vloot zou stellen. Veele wierpen 't oogh op den Viceadmiraal Tromp. Maar eenige misverstanden, tusschen de Heeren Staaten, of hunne Gemaghtigden, en hem gereezen, (toen hy, naar den slagh, met het Ga naar margenoot+grootste gedeelte der vloote, niet tegenstaande hunne aanmaaning van zee te houden, binnen Texel liep, en daarna over de Kapiteinen, op zyn aandryven gevangen, als rechter weigerde te zitten) en 't onderling onbenoegen, daar op gevolght, en by anderen genoegh gemeldtGa naar margenoot*, braght zommigen in twyffel of men hem 't gebiedt over de vloot in handen zou geven, of niet. Men hadt groot betrouwen op zyne onvertsaagde kloekmoedigheit, en wist hoe zeer hem de matroozen beminden: doch eenige Heeren, inzonderheit in Hollandt, waaren zwaarhoofdig: uit reedenen Ga naar margenoot+van staat, meenende dat hy zyne Hoogheit, den Heere Prinse van Oranje, die toen uit alle hooge bedieningen werdt gehouden, te veel genegentheit toedroegh. Maar de verstandighsten verstonden, dat men geen' ander boven zyn hooft kon stellen, zonder hem gevoelig ongelyk te doen. Ga naar margenoot+Om hem dan tot geen vertwyffeltheit te brengen, en echter de geheele vloot niet in zyne maght te laaten, werdt eindelyk goedtgevonden, dat men drie Gevolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. in zee zou zenden, met volle maght om 't oppergebiedt in de vloot te hebben: en dat men den Heer Tromp, (die nuGa naar margenoot† ook door de Heeren Staaten van Hollandt tot L. Admiraal onder 't Kollegie ter Admiraaliteit van de Maaze, in de plaats Ga naar margenoot+van Kortenaar, was verkooren) onder 't opperbeleit van de gemelde drie Gevolmaghtigden, 't gebiedt over de vloot zou geven. De drie Gemaghtigden, die met volmaght over de vloot werden gestelt, waaren de Heeren Rutger Huigens, Gedeputeerde in de vergaadering der Staaten Generaal Ga naar margenoot+wegens Gelderlandt, een Heer die den ouderdom van achtentzeventig jaaren bereikte; Johan de Wit, Raadtpensionaris van Hollandt, en Westvrieslandt, en Johan Boreel, Burgermeester der stadt Middelburg. Deeze drie Heeren lieten zich gewillig tot dien gevaarlyken last gebruiken, en toonden zich bereidt om hun leven ten dienst van 't vaderlandt, nevens den minsten matroos der vloote, rustig te waagenGa naar margenoot‡. De L. Admiraal Tromp, zich schikkende naar dat besluit, toonde grooten yver in 't bezorgen van 't geen aan hem stondt, op dat hy de vloot weêr spoedig in zee moght brengen. Maar toen al de scheepen byna gereedt en klaar waaren, om uit te loopen, ontfing men in Texel tyding dat de Heer de Ruiter in de Eems was aangekoomen, 't geen groote verandering bybraght. De Ruiter, op dat wy 't verhaal zyner reize, daar wy hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+lest lieten, hervatten, vervolgde zynen koers, in 't einde van Junius, Ga naar margenoot+naar d'eilanden van Fero. Maar verscheide rampen hielden hem op. De scheepen van de Kapiteinen Pomp en 't Hoen werden zoo lek, dat zy 't niet langer konden gaande houden. Pomp most zyn galjoen by de woeling, en zyn boeghspriet voor 't fokkestag afzaagen, en zyn voorbramsteng afneemen: Kapitein Sweers verloor zyn fokkemast, boegspriet, en groote steng. Dies most men hun te hulp koomen, en van alles, zoo veel doenlyk was, verzien. De Heer de Ruiter voer zelf met zyne sloep aan 't boordt van Sweers, en braght hem een steng, die voor een fokkemast werdt opgerecht: ook bleef hy eenige uuren by 't werk, dat hy met yver voortdreef, tot dat alles klaar was. Toen maakten de scheepen Ga naar margenoot+weêr meer zeil. Den dertienden van Julius quam de vloot op de hooghte van eenentsestig graaden, en toen werdt beslooten, d'eilanlanden van Fero van de noordtkant aan te doen, indien de windt daar toe wou dienen: en zoo niet, dat men die dan van de zuidtkant zou aandoen, en echter op de tweeëntsestig graaden houden, tot naader ordre. Den negentienden quaamen ze by d'eilanden van Fero, of Farre, vyftien in getal, tusschen Yslandt en Hitlandt geleegen, onder 't gebiedt van den Koning van Denemarken, en zaagen den monniksklip, die Ga naar margenoot+aan 't zuidteinde van 't eilandt Sudro een half myl van 't landt leit, daar ze bezuiden om zeilden. De Ruiter schoot een schoot met grof geschut, op dat eenige schuiten van 't landt zouden komen, om kondtschap van Ga naar margenoot+den toestandt der zaaken met d'Engelschen te krygen: maar men zagh noch huizen, noch teeken van menschen op 't landt, noch schuiten afkoomen. Ga naar margenoot+Toen riep de Heer de Ruiter de Hooftbevelhebbers en Kapiteinen aan zyn boordt. Hier werdt overwoogen wat koers dat men zou houden. Men hadt niemant in de vloot die daar was bedreeven, en de stroom liep hier zoo sterk, dat men die met geen topzeils koelte kon doodt zeilen: dies was 't gevaarlyk zich met een zwaar schip tusschen deeze eilanden te begeeven. Ook vondt men niet geraaden eenig schip derwaart te zenden, vreezende door de groote mist, die daar daagelyks valt, van elkandere te raaken. Dies werdt beslooten, dewyl men de windt Westzuidtwest hadde, dat men naar 't Noordtoosteinde van Hitlandt zou zeilen, en zoo voort naar Stavanger, dat ten Zuidtoosten van Bergen in Noorweegen leit, en daar naar tyding uit het vaderlandt Ga naar margenoot+verneemen. Daarna werdt by den Krygsraadt een ordre beraamdt, daar elk zich, indien men met d'Engelschen in gevecht moght raaken, naar zoude richten. Onder anderen werdt beslooten, dat men eenige Engelsche Konings scheepen veroverende, de zelve, indien ze reddeloos wierden geschooten, 't volk daar uitneemende, in brandt zou steeken; op Ga naar margenoot+dat men zyn eigen volk by een zou houden, en de genoomene scheepen niet weêr in handen van d'Engelschen laaten vervallen: voorts dat men, in gevalle van zwaar gevecht, als 'er geen kans was om d'Engelsche pryzen te laaten ontvluchten, en dat men die niet kon beschermen, de zelve, op een sein daar toegestelt, desgelyks in den brandt zou steeken. Ga naar margenoot+Den eenëntwintighsten passeerden ze beoosten Hitlandt, met grooten mist, en den volgenden dagh waaren ze tusschen Hitlandt en Noorweegen. Derhalven vonden ze geraaden, dewyl de windt Noordtwest woey, hunnen koers naar 't Jutsche rif en 't oosteindt van 't Sandt te Ga naar margenoot+stellen; op hoope van daar eenige visschers, oft andre scheepen in 't vaarwaater te vinden, en tyding te bekoomen Maar dien zelven dagh ontmoette hun een galjoot van Huisduinen, de Verloore zoon genoemt, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gevoert werdt door den Schipper Simon Janszoon, die door de Gemaghtigden Ga naar margenoot+der Heeren Staaten over de zeezaaken, leggende in 't nieuwe Diep, ontrent den Helder, met brieven van den vyfentwintighsten Junius was afgezonden, strekkende om alle aankoomende Hollandtsche koopvaardyscheepen, met naamen die uit Oostindie werden verwacht, voor d'Engelschen te waarschouwen: hun beveelende, dat ze in Noorweegen zouden inloopen. De Schipper verhaalde aan de Ruiter, hoe de Ga naar margenoot+zeeslagh met d'Engelschen op den dertienden van Junius was afgeloopen: Ga naar margenoot+dat de Heer van Wassenaar was gesprongen, Kortenaar geschooten drie scheepen verbrandt, drie of vier, of meer, genoomen, de rest gevlucht, en dat veele Kapiteinen zich gantsch quaalyk hadden gedragen. Ga naar margenoot+Op dees gewichtige tyding riep de Heer de Ruiter zyn' Krygsraadt by een, en ley terstondt in beraadt werwaart men zou zeilen. Hier werdt verstaan, dat d'ordre van den Galjootschipper, in een' open brief Ga naar margenoot+begreepen, alleen sprak van de koopvaarders te waarschouwen, en geen gewagh maakte van d'oorlogscheepen: daar men nochtans wel wist wat scheepen uit Guinea werden verwacht: dat derhalven de Heeren Gemaghtigden van meening scheenen te zyn, dat alle oorlogscheepen zich op de beste wyze naar huis zouden begeeven. Ook verstonden ze, dat men, in deeze gesteltenisse van tyden en zaaken, de scheepen, Bevelhebbers, matroozen en soldaaten van deeze vloote, in 't vaderlandt Ga naar margenoot+ten hooghsten van nooden zou hebben. Dies werdt goedtgevonden en Ga naar margenoot+vastgestelt, dat men de stevens derwaart zou wenden, en, naader koomende, dan verder overleggen wat haven men zou trachten in te loopen. Ter zelver tydt vermaande de Heer de Ruiter al de Bevelhebbers, dat ze, ter zaake van d'ontfange tyding, geen verslaagentheit aan hun scheepsvolk zouden laaten blyken, maar in 't tegendeel hun een hart in 't lyf spreeken; op dat ze zich in alle voorvallen moghten quyten naar behooren. Daarna werdt den Heer de Ruiter een' brief, door de Heeren Staaten Generaal den achtienden van Junius geschreven, ter handt gestelt, (doch 't is my niet gebleeken op wat tydt, noch door wat middel) dienende tot zyne naarichting. Uit deezen brief kan men afneemen op wat wyze haare Hoog. Moog. ter zelver tydt van den ongelukkigen zeeslagh spraaken, te weeten, op den volgenden zin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[18 Juni 1665]De Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Ga naar margenoot+Wy vinden ons verplicht U mitsdeezen bekent te maaken, dat op den dertienden van deeze loopende maandt, de vloote van deezen Staat met die van Engelandt in eene generaale batalje geraakt wezende, het Godt den Heere Almachtigh belieft heeft 't werk zoodaanigh te laaten uitvallen, dat de vyandt continuelyk den windt van de onzen gehadt heeft, en dat, naa een gevecht van ontrent de twaalf uuren, de Heere van Wassenaar, Admiraal van de vloote van deezen Staat, in de lucht is opgesprongen; en naademaal de persoon van Egbert Meeuszoon Kortenaar, die by overlyden van den voornoemden Heere van Wassenaar het opperkommandement most hebben, al in de eerste charge was doodt gebleeven, en dat vervolgens met zyn onderhebbendt schip, 't welk de vlagge bleef voeren, niet zoodanigh wierde geageert, als by zyn leven, en onder des zelfs beleit, naar alle apparentie wel zoude weezen geschiedt, zoo is daar door de goede ordre eenighsins gebrooken geworden, in dier voegen dat de voorschreeve 's Landts vloot, met verlies van eenige weinige scheepen, wederom in Texel en 't Vlie is binnen gekoomen, behal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven Ga naar margenoot+twaalf of dertien scheepen, die in de Wielinge, in de Maaze en in Goereê zyn ingevallen. Van alle 't welke wy niet hebben willen afweezen U kennisse te geven tot des zelfs naarichtinge. De Engelsche vloot heeft zich naa de voorschreeve batalje twee daagen alhier voor den wal blyven onthouden, doch is voorleede Woensdagh den zeventienden deezer weder in zee gesteeken met een Oostelyken windt. Zoo dat wy daar uit presumeeren dat ze haar koers wel naar de haavenen van Engelandt zoude moogen gezet hebben, zonder dat wy echter zulks perfectelyk konnen weeten; aangezien de galjoots, ten dien einde op kondtschap uitgezonden geweest zynde, daar van niet zeekers hebben weeten te rapporteren. Wy hebben den brenger deezes gelast om de Noordt wel toe te zien of ook de Engelsche vloot zich in die quartieren ergens moghte vertoonen, en U daar van perfect bericht te geeven, om zich daar naar te konnen schikken, waar mede eindigende, beveelen wy U in Godes heilige protectie, in den Haage den 18 Juny 1665.
B. VAN VRYBERGEN. Vt. Ter ordonnantie van de Hooghgemelde Heeren Staaten Generaal. J. SPRONSSEN.
Ga naar margenoot+Den drieëntwintighsten der maandt quam de vloot dicht onder Noorweegen, ontrent vier mylen van Bergen: daar vier Noorluiden, met een jol aan de Ruiters boordt koomende, hem desgelyks verhaalden, dat Ga naar margenoot+d'Engelschen in den zeeslagh eenigh voordeel op de Hollanders hadden Ga naar margenoot+bevochten: daar noch byvoegende, dat ze, ontrent vier daagen geleeden, daar ontrent zestien Engelsche Konings scheepen hadden gezien, en gesprooken: die zelfs zeiden, dat ze op de Hollandtsche vloot, die men uit Guinea verwachte, kruisten. Niet lang daarnaGa naar margenoot† was het op een morgen gantsch stil, en toen deê de Heer de Ruiter sein dat al de Kapiteinen Ga naar margenoot+hunne scheepen zouden krengen en schoonmaaken, om te beter slaghvaardig te zyn, indien hun eenige vyanden moghten ontmoeten. Naa twee daagen zeilens, quaamen ontrent het Rif van Jutlandt acht scheepen van Hamburg by de vloot, en een Schipper en Koopman aan de Ruiters boordt: verhaalende, dat de Hollandtsche oorlogsvloot weêr Ga naar margenoot+klaar lagh om uit te loopen, maar dat d'Engelsche vloot, sterk tsestig of tzeventigh zeilen, den zeventienden van Julius weêr voor 't Texel en 't Vlie was gezien. Hier op werdt verstaan, dat men d'Engelsche vloot, Ga naar margenoot+dewyl men zich te zwak bevondt tegens zoo groot een maght, zou Ga naar margenoot+zoeken te schuwen, en alle vlyt aanwenden om in d'Ooster of Wester Eems in te koomen; ten waar dat men nader bericht kreeg, dat d'Engelschen Ga naar margenoot+van 's Landts zeegaaten waaren afgeweeken. Daarna werdt de Ruiter door een Schipper, koomende met een sluitschip uit het Vlie, Ga naar margenoot+bericht, dat d'Engelschen noch den drieëntwintighsten voor 't Vlie, en daarna ontrent het Sandt waaren gezien: zoo dat men meende dat zy naar de Noordt waaren gezeilt. Uit dat verslagh kon men genoeg afneemen hoe hachelyk dat het met dees vloot stondt, en 't was zeeker dat Ga naar margenoot+d'Engelschen daar op pasten. Den eersten van Augustus zagh men een Vlaamsche puy, die uit Noorweegen quam, en aan de Ruiters boordt zeilde, zeggende, naar Oostende te willen: doch dewyl hy 't al Zuidtzuidtwest aanwendde, vondt de Ruiter met zyn' Krygsraadt niet geraaden, dat hy van hun zou zeilen; op dat hy d'Engelsche zeemaght geen kennis van hun gaave. Men quam met den Schipper over een dat hy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+voor de somme van dryhonderdtvyftig gulden by de vloot zou blyven, Ga naar margenoot+tot voor 't Vlie: dat hy twee of drie mylen voor de vloot zou heenen zeilen, om te zien of hy geen maght van Engelschen kon ontdekken, en dat hy daar van seinen zou doen. Men nam den Vlaamschen Schipper over, en zette eenigh Hollandtsch volk tot verzeekering in de puy, die voor zeeverspieder zou dienen. Niet lang daarna verstondt men uit zeeker bericht, dat d'Engelsche oorlogsvloot zich noch op dien zelven dagh op de kust van Noorweegen, ontrent Bergen, onthielt: Ga naar margenoot+en 't was waarschynlyk dat ze zich daar ontrent etlyke daagen hadden onthouden. Doch de Ruiter hadt geen Engelschen vernoomen. Maar in 't scheemerlicht van den volgenden morgenstondt werdt men twee zeilen gewaar, een schip en een galjoot. Het schip schoot drie schooten, als om Ga naar margenoot+sein te geven, en toen 't helder opdaaghde zagh men dat het Engelsche scheepen waaren, Noordtnoordtoost over wendende, zonder dat 'er meer op volgde, 't welk verwonderens waardig was: want gelyk de Ruiter zich met zyne vloot voor hun zocht t'ontdonkeren, en hun t'ontzeilen. zoo Ga naar margenoot+pooghden ze hem op te zoeken en aan te treffen. Maar hy slipte, getuight een Engelsch Schryver, stil voorby d'Engelsche vloot heenen, (die als in een mist lagh benevelt) gelyk luiden die langs den wegh gaan, met hunne mantels om d'ooren geslingert, om 't gezelschap der geenen, die ze niet Ga naar margenoot+gaarne willen ontmoeten, te myden. Doch de mantel, die de Ruiter en de vloot bedekte, was de goddelyke voorzorge van boven, die hen Ga naar margenoot+behoede: die de duisterheit by nacht, en de mist by daagh, als een kleedt gebruikte, dat hen voor d'Engelschen onzichtbaar maakte: die de veranderlyke winden uit zulke hoeken liet waaijen, dat zy den Engelschen en d'Engelschen hun t'elkens mis zeilden: en die hen eindelyk, door de zelve winden, beter dan door de beste lootsluiden, langs den streek, die hen ter behoudenis leide, voortdreef. Ook plagh de Ruiter Gode altydts d'eere van zyne behoudenis te geven, zeggende, 'T is Godt alleen, die Ga naar margenoot+ons, buiten 't gezicht van onze vyanden, geleide. Den vyfden van Augustus vondt hy zich met de vloot ontrent drie mylen van 't Heilige landt, Ga naar margenoot+een kleen eilandt, in de Noordtzee, ontrent zeven mylen ten Westen van Ga naar margenoot+de Holsteinsche kust, en van d'Eiderstroom, geleegen. Hier quaamen drie Lootschuiten in de vloot, en een aan de Ruiters boordt, vertellende hoe 't met den slag was afgeloopen, en hem waarschouwende voor Ga naar margenoot+d'Engelschen. Toen werdt by den Heer de Ruiter met zyn' Krygsraadt overleidt, of men zich niet naar d'Elve zou begeven. Doch 't werdt toen stil, en weinig tydts daarna kreeg men wat koelte uit den Oostelyken hoek. Waar op beslooten werdt dat men 't noch wat zou aanzien. Men liet de Lootsschuiten weêr naar landt vaaren, met ernstig verzoek, dat ze naarstig zouden oppassen, en, als de windt omliep, weder keeren, om de vloot op d'Elve te brengen. Men verstondt eenpaariglyk, dat men op het allerspoedighste d'eene of d'andere haven most zoeken: niet alleen om 't groot gevaar der Engelsche maght, die men zeide dat voor Texel en 't Vlie lagh: maar ook om dat de scheepen der gantsche vloote geen tien daagen lyftoght hadden, jaa eenige geen vyf daagen, inzonderheit quam 't water schaars om. Dies werdt vastgestelt, dat men, indien d'Ooste windt frisch doorkoelde, voor eerst den koers naar de Wester Eems zou stellen, maar indien de windt tegen liep, en dat men d'Eems Ga naar margenoot+niet kon krygen, dat men dan naar d'Elve, tot voor Gelukstadt, zou zeilen, en daar de vloot trachten te bergen. Maar Godt gaf noch 's avondts een Noordelyken windt, en men stelde den koers naar de Wester Eems. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dus den gantschen nacht zeilende, met een Westnoordtwesten windt, buijigh weder, zwaare deyningen en reegen, kreegen ze den volgenden Ga naar margenoot+dagh het eilandeken Borkum, ontrent twee Duitsche mylen ten Noorden van de kust van Groeningerlandt, aan den mondt van d'Eems gelegen, Ga naar margenoot+van verre in 't gezicht. De tooren van Borkum lag Zuidtzuidtoost van hun, en ze bevonden zich beoosten d'Ooster Eems. Zy hadden toen den windt Noordtwest, zoo dat ze slechts Westzuidtwest konden zeilen, Ga naar margenoot+en zeer op 't landt bezet waaren. Maar de windt liep t'allen gelukke Noordtnoordtwest, en zy zeilden toen booven het Juister rif of zandt heenen. Ook kreegen ze de eb onder hunne ly, raakten met die ebbe Ga naar margenoot+boven het Borkummer rif, en waaren ten tien uuren in 't vatten van 't gat der Wester Eems. Zy gyden hunne zeilen op, en lieten 't met de eb dryven (om eenige van hunne verachterde scheepen en traaghste zeilders in te wachten) tot tegen den voorvloedt, die men ontrent den middagh zou krygen. Ondertusschen woey de witte vlag, en de Krygsraadt quam aan de Ruiters boordt, daar eenpaarig werdt verstaan, dat men hier zou trachten in te loopen. Kort naa den middagh gingen ze met den voorvloedt, inwaart aan, t'zeil: maar met groot gevaar van al t'zaamen schip en leeven te verliezen: want zy hadden geen lootsluiden, en al de tonnen en baakens, merkteekenen om naar te zeilen, en de drooghten te myden, waaren door last der Hooge Overheit opgenoomen; op dat d'Engelschen niet binnen gaats zouden koomen. Zy zeilden dan Ga naar margenoot+(want niemant van hun was daar ooit te vooren geweest) op Godts genaade, die hen stierde, en op den hals, dien zy waagden, naar binnen. De Heer de Ruiter zeilde zelf met zyn schip voor uit, hebbende voor zich aan de stuur-en bakboordts wal een der Engelsche pryzen, en den Vlaamschen puy, die geduurig het dieploot wierpen, en nu loef aan, en dan hou draagende riepen, of wuyfden, daar al d'andere scheepen op volgden: ook hadden ze 't oog op de merken, die op 't kleen eilandt Rottem stonden. Dus liepen ze met een styven Noordtwesten Ga naar margenoot+windt en hooge zee in 't gat der Wester Eems, en quamen 's naamiddaghs ten vier uuren voor de vesting van Delfzyl, ontrent drie mylen van Groeningen, Ga naar margenoot+sterk negentien zeilen, ten anker: te weeten, met twaalf oorlogscheepen, de behoeftfluit de Kameel, vyf Engelsche pryzen, (waar van ze d'eene tot een brander by de vloot hadden gehouden) en 't Rotterdamsche koopvaardyschip het Hart. Zy vonden hier een kaaper van Amsterdam op de reede, en drie van Vlissingen, met vier Engelsche pryzen. De vloot werdt met het losbranden van 't geschut verwellekomt, en de BevelhebberGa naar margenoot† van Delfzyl, Schay genoemt, quam met eenig gezelschap aan de Ruiters boordt, hem begroetende over zyne gelukkige wederkomst. Ook zondt de gemelde Bevelhebber te post een brief af naar Groeningen, aan de Heeren Gedeputeerde Staaten van Stadt en Ommelanden, waar by hy hunne Ed. Moog. de Ruiters aankomste verwittigdeGa naar margenoot†. Het afschrift van dien brief werdt in der yl naar Texel aan de Gemaghtigden der Heeren Staaten gezonden. Zoo groot als de vrees Ga naar margenoot+was geweest, dat de Ruiter, met zyne vloot, in de handen der Engelschen zou vallen, zoo groot was nu de blydtschap over hunne behoudenis. De menschen, mannen en vrouwen, quaamen by honderden, ja by duizenden, van uur tot uur, in de vloot, en op de Ruiters schip, (daar veele Engelsche vlaggen, tot eerteekenen van overwinning, achter uitstaaken) om hem te groeten en te verwellekoomen. Men voer van's morgens vroegh tot 's avondts laat, etlyke daagen naa elkandere, aan zyn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+boordt, uit steden, uit dorpen, en van 't platte landt. Edel en oneedel, burger en boer, quam te voorschyn, en poogde de Ruiter en de vloot t'aanschouwen, met ongelooffelyke betooning van gunst. De harten gingen open van vreughde: de blydtschap blaakte ten aanschyn uit, en gelukkig hieldt zich die hem genaaken moght. Meenighte van deftige en eerlyke vrouwen vielen hem om den hals, en kusten hem, naar 's landts wyze, als of ze hunnen vader, of broeder, uit gevaar des doodts ontkoomen, bewellekoomden: en een yder viel zyn deel te kort in 't aanschouwen des mans, dien ze voor een der grootste zeehelden zyner eeuwe hielden. Al de verslaagentheit, die de gemoederen der ingezetenen, sedert de ramp van 's Landts vloot, hieldt beklemt, streek van 't harte, en men schepte nieuwen moedt. Want dat wonderbaar ontzeilen, daar d'Engelsche zeemaght de gantsche zee gelyk als beslaagen en bezet hadt, indien ze bezet kan worden, werdt opgenoomen als een blykelyk bewys dat de goddelyke voorzienigheit noch voor 's Landts behoudenis waakte: nadien ze de Ruiter, dien men verlooren hielt, ter behoude haven braght. Toen verwachtte elk iet groots van dien Heldt, en de vreughde over zyn aanlanding sloegh voort van provincie tot provincie, en vervulde 't gantsche landt. De Ruiter voor Delfzyl aangekoomen, verstondt, dat d'oorlogsvloot noch in Texel, maar genoegzaam klaar lag. Ga naar margenoot+Hy maakte ten zelven daage, met een' brief aan de Heeren Staaten Generaal, zyne komst in d'Eems, en 't geen hy aan de Karibische eilanden, en aan Terre Neuf, hadt verricht, bekent. Hy zondt ook brieven aan de Heeren Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdam, aan de Heeren Staaten der naastgelege Provincien: naamentlyk, aan die van de stadt Groeningen en d'Ommelanden, en aan de Heeren Staaten van Vrieslandt; op dat hy hunne Ed. Moog. desgelyks kennis gaave van zyn gelukkig aankoomen. De tyding van zyn inkoomen quam des nachts, Ga naar margenoot+tusschen den zevenden en achtsten van Augustus, in Texel: waar op de Raadtpensionaris van Hollandt noch dien zelven nacht, in 't afweezen van zyne Medegemaghtigden, in der haast aan den Heer de Ruiter een brief afzondt, hem verzoekende, dat hy, door den brenger van den brief, ten spoedighsten zou berichten, met hoe veel 's Landts, en anandre scheepen, hy ontrent Delfzyl was aangekoomen: of hem iet en wat hem in zee moght zyn ontmoet en bejegent: of hy noch eenige scheepen hadt achtergelaaten, en voort al 't geen hy zoude oordeelen tot naarichting der Heeren, in 't Texel leggende, te konnen dienen: hem met eene bekent maakende, dat zich aldaar wederom een aanzienlykeGa naar margenoot† vloot van den Staat, ten getaale van ontrent de tnegentig goede oorloghscheepen, in staatGa naar margenoot‡ bevondt om binnen weinig daagen te konnen zee kiezen. Dit schryven quam den Heer de Ruiter den negenden, tegens den avondt, ter handt, daar hy terstondt met een' brief aan de Heeren Gevolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. die in Texel laagen, op antwoordde: Ga naar margenoot+hunne Ed. Moog. berichtende, op wat wyze hy met de vloot was binnen geraakt: dat 'er in de vloot noch negen scheepen van oorlog waaren, bequaam om dienst te doen: te weeten, de zes scheepen van Ga naar margenoot+Amsterdam , en de scheepen van Meppel, en van Aart en van Aart en Jan van Nes; Ga naar margenoot+maar dat de scheepen zeer vuil waaren, en alle nieuwe zeilen mosten hebben, yder een stel: dat het volk wel gezondt maar krachteloos was, door de lange reis; zoo dat het wel noodig waare, dat men ze eens aan landt liet gaan, om zich te ververschen: maar dat hy en al d'Opperhoofden, en Kapiteinen, frisch en wel waaren; en, daar men Godt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+voor hadt te danken, noch bequaam om 't vaderlandt dienst te helpen doen: doch dat de Kommandeur de Wildt langen tydt ziekelyk was geweest: dat ook Kapitein Pomp niet wel was, en de Schoutbynacht Haaxwandt oudt en afgeleeft. Voorts dat hy vyf pryzen by zich hadt: dat twee Engelsche scheepen, met suiker geladen, van hem waaren geraakt, waar van het een te Bergen in Noorweegen lag, daar hy hoopte dat ook het ander zou zyn gekoomen. Hy verhaalde ook wat afbreuk hy den Engelschen in de Karibische eilanden en aan Terre Neuf hadt gedaan: Wat olyfantstanden en goudt hy van Sierra Liona, en van de Mina medebraght: dat hem op de t'huisreize geen ongemak was bejegent; en dat hy met de vloot zonder of met zeer weinig lyrtoght t'huis quam. Dit was in 't kort d'inhoudt van zyn schryven. Hy hadt in alles (behalven de acht scheepenGa naar margenoot‡, by Kabo Verde aangehaalt, ontlaaden, en daarna, op een scheepken naaGa naar margenoot†, weêr ontslaagen) ontrent zesentwintig scheepen, zoo groot als kleen, van d'Engelschen genoomen: twee op de kust Ga naar margenoot+van Guinea, zeventien in Amerika, onder d'eilanden van Montserratte en Nieves: en zeven aan Terre Neuf. Van deeze scheepen hadt men een in Guinea voor een sloet aan den wal gehaalt: zes aan de Karibische eilanden voor suiker verkocht: twee in den grondt gehakt: een om zyne rankheit aan brandt gesteeken: drie als onnut tegens den wal gezet: drie aan Terre Neuf verbrandt, en drie aan d'Engelsche gevangenen, om daar meê te vertrekken, gegeven. Vyf pryzen, en daar onder drie met suiker, hadt men, gelyk gezeit is, in 't vaderlandt gebraght, daar men noch twee, met suiker gelaaden, verwachtte. Ook hadt men in de behoeftfluit de Kameel eenige suiker van de verkochte pryzen gelaaden. Daarenboven braght de vloot zestienduizendt pondt olyfantstanden, en zeshonderdttweeëntachtig mark goudtsGa naar margenoot†, in Hollandt, welk goudt in Hollandtsch geldt ontrent tweemaal honderdt negenentwintigduizendt en honderdtentweeënvyftig gulden bedroeg. In de Ruiters schip hadt men tweehonderdtvyftig mark, en in 't schip van den Heer Aart van Nes vierhonderdttweeëndartig mark gelaaden, 't welk hier aangeroert zy, om dat hier bovenGa naar margenoot‡, door verkeert bericht, is verhaalt, dat van Nes alleen driehonderdt mark goudts in zyn schip hadt ontfangen. De Heer de Ruiter braght ook een Koningklyke kroon van de kust van Afrika, met roode en groene esmerauden bezet, die van den Hartog van Jork, met een'brief, tot een geschenk aan den Koning van Ardea, of Andra, werdt gezonden, en uit een Engelsch schip was gehaalt. Weinig daagen naa d'aankomst deezer vloote werdt de geweeze Engelsche Bevelhebber op Ga naar margenoot+Kormantyn, François Selwyn, door den Geweldige der Admiraaliteit t'Amsterdam van Delfzyl afgehaalt, en naar de gemelde stadt gebragt, om daar, tot naarder ordre, in een eerlyke plaats bewaart te worden. Ga naar margenoot+De Heeren Raaden ter Admiraaliteit schreeven korts te vooren aan de Ruiter, dat hy en d'andre Bevelhebbers noodtzaakelyk by de vloot dienden te blyven, om 't volk by elkander, en aan boordt te houden, tot dat de scheepen in Texel of in 't Vlie zouden binnen zyn: doch zy gedroegen zich aan d'ordre, die de Heeren Gevolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. ook de Gemaghtigden van hun Kollegie, die in Texel waaren, hem zouden toezenden. Terwyl men hier op wachtte, kon men uit de Sterkte van Delfzyl weinig verversching en lyftoght voor al 't volk der vloote bekoomen. Derhalve zondt men de Kapiteinen van Nes en 't Hoen, met den Schryver van den Heere Aart van Nes, naar Groeningen, om daar spyze en verversching op te koopen. Maar 't volk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+door zoo lang een reis zeemoede geworden, wou enkel aan landt. D'Amsterdamsche scheepen hadden nu een gantsch jaar en drie maanden, min twee daagen, in zee geweest, en eenige der andere scheepen noch langer. Ga naar margenoot+Dies riepen ze als uit eenen mondt dat ze naar huis wilden. Elk verlangde naar vrou, naar kinderen, en vrienden. Dan korts daarna quaamen drie Heeren, door last der Heeren Gevolmaghtigden van hunne Ga naar margenoot+Hoog. Moog. en met goedtvinden der aanweezende Heeren Gemaghtigden den ter Admiraaliteit, die in Texel waaren, te Delfzyl, om 't volk te monsteren, en op alles ordre te stellen: te weeten, de Heeren Gaal wegens het Kollegie van de Maaze; Kolterman en Hoornkens wegens het Kollegie van Ga naar margenoot+Amsterdam, en Roos wegens dat van Noordthollandt. Den volgenden dagh geschiedde de monstering, of volkschouwing, om 't getal van 'tscheepsvolk te weeten: en al 't volk werdt aangezeidt, dat men de scheepen in 't Texel of 't Vlie most brengen: met belofte, dat men dan een ieder naar de zynen zou laaten vertrekken; doch dat men ze, op maandelyke gaadje, tot naader Ga naar margenoot+ordre en tromslag, in dienst hieldt. Op deeze aanzegging toonde zich 't volk der Amsterdamsche scheepen vry gewillig, behalven op 't schip van den Kapitein van der Zaan, daar men naar landt wilde. Ook sloeg het volk der Rotterdamsche en Noordthollandtsche scheepen aan 't muiten. Zeeker matroos Jan Janszoon de Werelt van Delft, vaarende op het schip de Princes Louise, hadt dit vier van wederwilligheit en oproer aan meest al de scheepen gestookt. De Heeren Gemaghtigden begaven zich straks naar 't schip van Van der Zaan, daar zy 't volk met goede woorden stilden. De matroozen zeiden, dat men ze hadt opgeruidt, en beloofden t'scheep te zullen blyven, en voort te toonen, dat ze eerlyke luiden waaren. Op de Maasscheepen hadt men groote moeite om 't volk t'scheep, Ga naar margenoot+en in orde te houden. Doch op de Noordthollandtsche scheepen hielpen woorden noch reedenen, en meest al 't volk ging door. De matroozen hadden elkanderen dietsgemaakt, dat men ze in Texel op d'oorlogsvloot zou brengen, daar ze zich te zwak toe kenden. Dat gerucht hadt de muitmaaker, boven gemeldt, onder 't volk gestrooit: ook werdt hy korts daar aan in een sloep gevonden, vast gezet, en eindelyk te Rotterdam opgehangen. Dat dit volk een afschrik hadt van weêr straks in zee te gaan, met gevaar van in een tweede zeegevecht doodtgeschooten of gevangen te worden, was gantsch niet vremdt: te meer om dat men daagelyks hoorde hoe quaalyk dat de Nederlandtsche gevangenen, in den lesten zeeslagh en te vooren uit veele aangehaalde en genoome scheepen bekoomen, in Engelandt werden gehandelt. Door al dat verloop van 't volk uit de Noordthollandtsche scheepen heeft men daarna eenige matroozen uit d'Amsterdamsche scheepen moeten lichten, om Ga naar margenoot+hen in 't Vlie te brengen. Men most de scheepen van Pomp en 't Hoen, om hunne lekheit, naar Emden laaten zeilen; op dat men ze daar zou verzien. Midlerwyl werdt in Hollandt beraadtslaaght over 't verkiezen van een L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, in de plaats van den Heere van Wassenaar. Veele leeden der Staaten van Hollandt toonden zich in 't midden van Julius al genegen, om den Heer de Ruiter, toen hy noch in zee zworf, tot die waardigheit te verhessen: doch op de Ga naar margenoot+tyding dat hy te Delfzyl, met zyne vloot, was aangekoomen, werdt deeze zaak met ernst by der handt genoomen. Inzonderheit zochten de Heeren Burgermeesteren der stadt Amsterdam dit uit te werken, die desweege den tienden van Augustus aan de Vroedtschap in bedenken gaven, of men, in deezen standt der zaaken, (dewyl men weer een L. Ad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
miraal Ga naar margenoot+over de Maaze hadt gestelt, die den rangh heeft boven den L. Admiraal van Amsterdam) niet van stadts weegen ter vergadering der Heeren Staaten zou konnen voorstellen, dat de Heer de Ruiter tot L. Admiraal, in de plaatze van den Heere van Wassenaar, moght worden verkooren; op dat hy, in zee gaande, uit dien hoofde het oppergebiedt over de vloot moght hebben, nadien hy tot dat ampt ten hooghsten bequaam was. Hier op werdt by de Vroedtschap verstaan, dat men 't zelve ter vergadering van hunne Ed. Groot Moog. zou helpen Ga naar margenoot+bevorderen. Den volgenden dagh braght men dit stuk ter vergadering der Heeren Staaten op het tapyt, en de Heer de Ruiter werdt by hunne Ed. Groot Moog. tot L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, in de plaatze van den Heere van Wassenaar, verkooren: en met eenen beslooten, dat men die verkiezing ter Generaaliteit straks bekent zou maaken; ten einde dat den Heer de Ruiter het gebiedt over de gantsche vloot van den Staat, nu zeilreede leggende, by hunne Hoog. Moog. naar 't voorbeeldtGa naar margenoot† van de voorgaande L. Admiraals van Hollandt en Westvrieslandt, moght opgedraagen worden. Ook Ga naar margenoot+werdt goedtgevondenGa naar margenoot*, dat de zaake ter Generaaliteit daar heene zou werden bestiert, ten einde dat de Heeren hunne Hoog. Moog. Gemaghtigden in Texel moghten worden verzocht, en gelast, om den Heer de Ruiter, zonder uitstel, in Texel, of elders, by zich te beschryven, en den zelven op zoodaanigen lastGa naar margenoot† te beëedigen, en in zoodaanige bedieningeGa naar margenoot‡ te stellen, als hunne Hoog. Moog. aan den zelven zouden goedtvinden op te draagenGa naar margenoot*: dat ook den gemelden Gemaghtigden zou worden gelast, om, met kennis van de Gemaghtigden ter Admiraaliteit, eenige of alle de verdere Opperhoofden, en zoodaanige Kapiteinen Ga naar margenoot+als zy zouden goedtvinden, die met den Heer de Ruiter waaren ingekoomen, ten spoedigste t'ontbieden, en op 's Landts vloot, naar gelegentheit van hunnen staat en dapperheit, in dienst te brengen. Hier op werdt noch ten zelven daage in de vergadering van hunne Hoog. Moog. beslooten en vastgestelt, dat de L. Admiraal de Ruiter, geduurende d'aanstaande tocht, als eerste persoon en Opperhooft over 's Landts vloote zou gebieden, doch onder 't oppergezagh, bestiering en beleidt van de Heeren Rutger Huigens, Raadtpensionaris de Wit, en Johan Boreel, hunne Hoog. Moog. Gevolmaghtigden op de vloot, gelyk te Ga naar margenoot+zien is uit het volgende besluit, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[10 Augustus 1665]Extract uit het Register der resolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden. MartisGa naar margenoot† den xj Augusti 1665. Ga naar margenoot+In deliberatie geleidt zynde, is goedtgevonden, en verstaan, dat onder de surintendentie, directie, beleidt, en conduitte van de Heeren Huygens, Raadtpensionaris de Wit, en Johan Boreel, haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden op 's Landts vloot, als eerste persoon, en Opperhooft over de zelve vloote, geduurende d'aanstaande expeditie, kommanderen zal de persoon van Michiel Adriaanszoon de Ruiter, L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, de welke gehouden werdt tot dien einde den eedt, vervat in haare Hoog. Moog. resolutie van den tweeden deezer, af te leggen: en voorts als Hooftofficieren Kornelis Evertszoon, Luitenant Admiraal van Zeelandt, de L. Admiraal Kornelis Tromp, L. Admiraal Meppel, Tjerk Hiddes, L. Admiraal van Vrieslandt, de Viceadmiraalen van Nes, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van der Hulst, Bankert, en Koenders, en de Schoutenbynacht de Liefde, Kornelis Evertszoon de Jonge, en Brunsvelt; doch of 't gebeurde dat den gemelden L. Admiraal de Ruiter iet menschelyks moghte overkoomen, of wel by ziekte, of andere ongelegentheit, het kommando over de voorschreeve vloote niet zoude konnen exerceren, zal by des zelfs afsterven, des Godt verhoede, of in cas van voorgezeide ongelegentheit, of absentie, de voornoemde vloote als eerste persoon, ofte Opperhooft, onder de surintendentie, en directie, als vooren, kommanderen de voorgenoemde L. Admiraal Kornelis Tromp: des zal de meergezeide L. Admiraal de Ruiter, en d'andre Hooftofficieren respectivelyk, zoodanige ordre stellen by haare onderhebbende Scheeps-officieren, dat in cas van zoodaanige voorkoomende ongelegentheit van afsterven, staande het gevecht, en gemesleertGa naar margenoot† weezende onder 's vyandts vloote, geene de minste teekenen van zoo droevige toevallen, ofte eenige de minste veranderinge in 't beleidt der zaaken werde gespeurt, maar alles in staate gehouden, omme by verwisselinge van den koers der respective vlooten, of diergelyke bequaame occasien, daar van notificatie te werden gegeven aan de succederende Hooftofficieren, ten einde als vooren gemeldt: en zal deeze haare Hoog. Moog. resolutie gezonden worden aan den gemelden L. Admiraal de Ruiter, met ordre omme zich aanstondts naar 's Landts vloote in Texel, en by de Heeren haare Hoog. Moog. gezaamentlyke Gedeputeerden en Gevolmaghtighden aldaar, te vervoegen, ook met zich neemen den L. Admiraal Meppel, en den Viceadmiraal van Nes, mitsgaaders zoodanige andere Officieren, en bequaame persoonen, als hy zal oordeelen op de aanstaande expeditie dienst te konnen doen: mits dat zulks geschiede met zoo weinigh ondienst van zyne onderhebbende vloote, jegenwoordigh in de Wester Eems leggende, als eenighzins doenlyk zal zyn; met dien verstande, dat hy, L. Admiraal de Ruiter, mitsgaaders de voorschreeve L. Admiraal Meppel, Viceadmiraal van Nes, en andere Officieren en persoonen, zoodaanige ordres zullen hebben te volgen, als hun respectivelyk by de gedachte Heeren Gedeputeerden en Gevolmaghtighden gegeven zullen worden: zullende tot dien einde deeze haare Hoog. Moog. resolutie aan de zelve Heeren Gedeputeerden gezonden worden, om te strekken tot haar E. naarichtinge, als ook omme aan yder der bovengeroerde Hooftofficieren een extract te behandigen; en worden de zelve Heeren Gedeputeerden en Gevolmaghtighden mitsdeezen geauthoriseert, om de zelve resolutie in alle zyne deelen ter executie te stellen, voor zoo veel als daar door het uitloopen van 's Landts vloote, en d'aanstaande expeditie niet verachtert zal worden. Eindelyk is geresolveert, dat deeze haare Hoog. Moog. resolutie ook gezonden zal werden aan alle de Kollegien ter Admiraaliteit, om te strekken tot haar E. naarichtinge.
G.V. HOOLK. Vt. Accordeert met het voorschreeve Register. N. RUYSCH.
Dus werdt de Heer de Ruiter, zonder zyn verzoek of toedoen, jaa buiten zyn weeten, eerst door de Heeren Staaten van Hollandt tot den hoogen staat van L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, in de plaatze van den Heere van Wassenaar, verheeven; en straks daarna door hunne Hoog. Moog. tot eersten persoon en Opperhooft over de vloot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van den Staat, geduurende den aanstaanden toght, en onder 't gezagh der drie Heeren Gevolmaghtigden, verkooren. Den dertienden der maandt quam 't besluit van hunne Hoog. Moog. aangaande het gebiedt over 's Landts vloot, straks gemeldt, met noch een' brief van de Heeren Gevolmaghtigden, door booden, uit den Haage en Texel, in der yl afgezonden, hem voor Delfzyl ter handen. De brief, strekkende om zyne reize naar Texel te verhaasten, was van deezen inhoudt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[16 Augustus 1665]Edele, gestrenge Heer, Ga naar margenoot+Alhoewel wy geenzins twyffelen of uw Ed. zal zich aanstondts op den ontfangh van haar Hoog. Moog. resolutie, daar van een extract hier nevens gaat, en uw E. directelyk toegezonden is, herwaarts op reize begeven, en by ons vervoegen, ten einde als in de zelve resolutie staat uitgedrukt, zoo hebben wy nochtans, in consideratie van de importantie van de zaake, die geen uitstel kan noch magh lyden, zonder merkelyken ondienst van den Lande, hooghnoodigh geacht uw Ed. daar toe op het allerernstighste te verzoeken en aan te maanen, en dat de zelve zyne reize herwaarts, over nacht en dagh, zonder tydt verlies, wil vervorderen; op dat de goede meeninge en intentie van de hooghgemelde haare Hoog. Moog. hoe eer hoe liever in dien deele magh worden achtervolght en geeffectueert. Wy hebben in de voorschreeve resolutie onder anderen aangemerkt, dat de zelve dicteert dat uw Ed. met zich zoude neemen den L. Admiraal Meppel, en den Viceadmiraal van Nes, mitsgaders zoodaanige andere Officieren en bequaame persoonen, als uw Ed. zal oordeelen op de aanstaande expeditie dienst te konnen doen, welke periode wy met de Heeren alhier aanweezende Gecommitteerden, uit alle de Kollegien ter Admiraaliteit, geexamineert hebbende, en geconsidereert weezende, dat haare Hoog. Moog. daar nevens verstaan dat uw Ed. mitsgaders de voorschreeve L. Admiraal Meppel, Viceadmiraal van Nes, en andere Officieren en persoonen, zoodaanige ordre zullen hebben te volgen, als hun respectivelyk by ons gegeven zullen worden, hebben, naa ingenoomen advys van de gemelde Heeren Gecommitteerden, hoognoodigh geoordeelt uw Ed. mitsdeezen aan te schryven, en t' ordonneeren, dat de zelve den voornoemden L. Admiraal Meppel aldaar zal hebben te doen verblyven, om over 's Landts scheepen en pryzen, met de welke uw Ed. jongst ingevallen is, te kommandeeren, en die buiten om herwaart aan te conduiseerenGa naar margenoot†, en daar ontrent den gerequireerden dienst te presteeren, gelyk wy hem dat toe vertrouwen, stellende en laatende aan uw Ed. keure en dispositie om den voor schreeven Viceadmiraal van Nes, herwaart meede te brengen ofte niet, zoo als de zelve dat raadtzaamst en dienstighst vinden zal, en voorts by uw Ed. neemende zoodanige andere van uw Ed. eige onderhebbende Scheepsofficieren, en bequaame persoonen, als de zelve zal oordeelen op d'aanstaande expeditie dienst te konnen doen: zullende voorts tot uw Ed. naarichtinge, en om de zelve des te beter te doen begrypen dat zyne spoedige overkomste alhier ten hooghsten noodigh is en vereyscht wordt, dienen, dat 's Landts vloot, op de reede van Texel leggende, t'eenemaal zeilvaar digh en gereedt is, nergens naar wachtende als alleenlyk naar windt en weder, en dat wy van meining en geresolveert zyn, de voorschreeve vloot met den aldereersten te doen zee kiezen, zelfs met zuidelyke en zuydtwestelyke winden, het Spanjaarts gat uit, zulks dat wy van uw Ed. gewoonlyken yver en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+bescheidentheit verwachten, dat de zelve in 't herwaarts koomen geen tydt, jaa geen momentGa naar margenoot†, zal willen verzuimen; waar meede eindigende, en uw Ed. komste met verlangen te gemoet ziende, beveelen den zelven in Godes heilige protectie. Geschreeven in 's Landts jacht, leggende in 't Nieuwe Diep, ontrent den Helder, den xij Augusti, 1665.
B. VAN VRYBERGEN. Vt. Uw Ed. goede vrienden De Gedeputeerden en Gevolmachtighden van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Ter ordonnantie van de zelve J. SPRONSSEN.
Op den ontfang van dien brief, en 't besluit der Heeren Staaten, daar by gevoeght, quaamen de Heeren Gemaghtigden der Admiraaliteiten, Gaal, Kolterman en Hoornkens, die zich noch te Delfzyl onthielden, Ga naar margenoot+den volgenden morgen den Heer de Ruiter, over zyne verkiezing tot de waardigheit van L. Admiraal, en van Opperhooft over 's Landts vloot, begroeten, en gelukwenschen. Hy besloot terstondt (hoewel hy naa dien langen toght van vyftien maanden wel rust behoefde, en pas acht daagen uit der zee was geweest) de beveelen van hunne Hoog. Moog., en der zelver Gevolmaghtigden, te gehoorzaamen, en zich naar Texel op de vloot te begeven. Hier op liet hy straks den Krygsraadt aan zyn boordt by een koomen, daar het besluit der Heeren Staaten, met den brief van hunne Gevolmaghtigden, werdt geleezen. Men stelde toen ordre dat het goudt, uit Guinea gebraght, naar Amsterdam zou gezonden worden, als ook eenige kisten met het overschot van 't geldt, tot lossing der slaaven, in Barbarye gevangen, hem medegegevenGa naar margenoot‡. Het bevel over de vloot voor Delfzyl werdt aan den L. Admiraal Meppel opgedraagen, en de Heer de Ruiter begaf zich ontrent den middagh, Ga naar margenoot+met den Viceadmiraal van Nes, en ontrent achtendertig vrywilligen, zoo Bevelhebbers als matroozen, naar Delfzyl, om van daar zyne reis naar Ga naar margenoot+Texel voort te zetten. Onder de gemelde vrywilligen, die zich bereidt Ga naar margenoot+toonden om weêr t'zee te gaan, en hun leven voor 't vaderlandt met hem te waagen, was Graaf Johan Belgicus van Hoorne; Jonker Reinout van Koeverden, in zyn afweezen tot Kommandeur op een schip verkooren; Paulus Augustyn, Bevelhebber over soldaaten; Jan Bondt, Jan van Lier, Willem van Kuilenburg, Panhuizen, Suis, Meester Reinier Janszoon Witte, en Joris Andringa, Schryver op het schip van den Heere de Wildt, die daarna het ampt van Sekretaris by den Heer de Ruiter bediende. Toen de gemelde L. Admiraal van zyn boordt voer werdt hy van al de scheepen met eerschooten vereert: ook vondt hy te Delfzyl de soldaaten in de waapenen, en 't geschut werdt te zyner eere gelost. Hy nam zyne reis, met twee trekschuiten, op Groeningen, en van daar, over dagh en nacht, op Dokkum, voorts op Leeuwaarden, Franiker Ga naar margenoot+en Harlingen, daar hy den vyftienden der maandt naa den middagh aanquam. In al die steeden werdt hy met grooten toeloop, en vroolyk gejuigh des volks, ontfangen, en van de Wethouders, voor zoo veel zyn haast in 't reizen toeliet, verwellekomt en onthaalt. Tegens den avondt ging hy te Harlingen, onder 't losbranden van 't geschut, met een wydt- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schip Ga naar margenoot+t'zeil, en stelde zyn' koers naar Texel. Ondertusschen hadden de Heeren Gemaghtigden in Texel het besluit, by hunne Hoog. Moog. ten aanzien van den dienst des Heeren de Ruiter, op den elfden genoomen, 's anderendaaghsGa naar margenoot‡ den Opperhoofden van 's Landts vloote bekent gemaakt, die alle goedtwillig aannaamen zich daar naar te richten: uitgezondert Ga naar margenoot+alleen den L. Admiraal Tromp. Dees verklaarde, dat hy onder den L. Admiraal de Ruiter niet begeerde te staan, en dat hy niet van meening was in zee te gaan; dewyl hem een ander, nu hy de vloot in goede ordre en standt hadt gebraght, boven 't hooft was gestelt. Ook heeft hy den volgenden daghGa naar margenoot↓, als men over het uitloopen Ga naar margenoot+van de vloot in zyne tegenwoordigheit raadtslaagde, de verklaaring, 's daaghs te vooren gedaan, met behoorlyke en eerbiedige woordenGa naar margenoot† op nieu hervat, en daar benevens verzocht, dat hy voor deezen Ga naar margenoot+toghtGa naar margenoot* van den dienstGa naar margenoot‡ moght worden ontslaagen: dewyl hy doch den toght met geen lust noch genegentheit zou konnen doen: daar by voegende, dat hy zich in andere gelegentheden den dienst van 't Landt niet zou ontrekken. De Heeren Gemaghtigden voerden hem, naa dat ze zich met d'aanweezende Gemaghtigden van de Kollegien ter Admiraaliteit hadden beraaden, eenige redenen te gemoet, waar by zy beweerden, dat hy Ga naar margenoot+den aanstaanden toght, onbezwaart, en zonder krenking van zyne eere, kon bywoonen: hem vervolgens vermaanende tot zynen plicht. Maar dewyl hy des niettegenstaande op 't verzoek van ontslag bleef aanhouden, werdt hem eindelyk geantwoordt, dat zy zich niet bevoeght vonden om hem zoodaanig ontslagh, tegens den inhoudt van 't besluit, by hunne Hoog. Moog. op den elfden der maandt genoomen, te konnen inwilligen: maar in gevalle hy immers by zyn voorneemen wou blyven, dat hy dan zyne ontslaaging van hunne Hooghmoogentheden zelfs met een brief zou moeten verzoeken: dat zy in zulk een gevalle daar over gaarne, hem ten gevalle, aan hunne Hoog. Moog. zouden schryven. Maar dat hy genoodtzaakt was dat bescheidt, of immers dat hunne Hoog. Moog. aan hun, Gemaghtigden, byzondere maght gaven om in dit stuk ordre te moogen stellen, af te wachten: dat hy ook zelf naa 't verkreegen verlofGa naar margenoot† van daar niet behoorde te scheiden, dan naa 't aankoomen van den L. Admiraal de Ruiter in de vloote: dewyl het gebiedtGa naar margenoot‡, dat hem, by maniere van voorraadt, door hunne Hoog. Moog. was aanbevoolen, zoo lang bleef duurenGa naar margenoot↓. Hier mede is de Heer Tromp van de Heeren Gemaghtighden gescheiden, zonder zich ten vollen te verklaaren of hy daar over aan hunne Hoog. Moog. zou schryven of niet. Voorts verstonden de Heeren Gemaghtigden, dat men met het in zee brengen van de vloot most voortvaaren, hoedaanigh zich die zaake ook, ter eener of ter andere zyde, zou moogen schikken: zonder daarom 't werk op te houden; dewyl d'ervaarenheit hadt geleerdt, dat men, met marren eenige goede gelegentheden verwaareloozende, de zelve dikwils in weeken of maanden niet wederom kon aantreffen: voornaamelyk als men zou wachten naa oostelyke winden om 's Landts vloot door't Nieuwe Diep in zee te helpen. De Heeren Staaten van Hollandt, uit zeeker schryven van de Heeren Kornelis Witsen, Oudtburgermeester der stadt Amsterdam, en den Raadtpensionaris de Wit, hunne Hoog. Moog. Gemaghtigden in Texel, verstaan hebbende, dat de L. Admiraal Tromp zwaarigheit maakte om onder den Heer de Ruiter te staan, of in zee te gaan, schreeven daar op hunne meening aan de gemelde Heeren in den volgenden brief, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[13 Augustus 1665]Ga naar margenoot+De Staaten van Hollandt en Westvrieslandt. Edele, erentseste, hooghgeleerde, wyze, voorzichtige Heeren, Ga naar margenoot+Wy verneemen met misnoegen en verwondering, dat de Luitenant Admiraal Tromp uit onze dispositie, ten aanzien van de qualiteit en 't commandement gedefereertGa naar margenoot† aan den L. Admiraal de Ruiter, occasie genoomen heeft van tergiversatieGa naar margenoot‡ in de uitvoeringe van des Landts dienst, hem aanbevoolen, ook zoo verre dat hy weigeren zou te staan onder 't commandement van den voornoemden de Ruiter, en vervolgens omme voor des Landts dienst in de aanstaande expeditieGa naar margenoot↓ zich te laaten employerenGa naar margenoot*, vertrouwende niettemin dat hy zyne gedachten over eene zaake van zoo grooten gewichte voor den dienst van den Lande in 't gemeen, en de reflectie die over het voorschreeve doen tegens zyn persoon in 't particulier gemaakt zoude moeten worden, nader hebbende laaten gaan, zich beter zal beraaden hebben: ende hoe het zoude moogen weezen, dewyle door zoo onberaaden voorneemen des Landts dienst in geenen deele magh verwaar loost worden: zoo begeeren wy dat gy luiden de zaaken by alle manieren, doenelyke en bedenkelyke weegen, daar heenen dirigeren zult, dat, zonder aanschou op den persoon van den voornoemden Luitenant Admiraal Tromp, en 't zy hy zich beter bedacht hebbe, ofte by zyn onbevoeght en onvoorzichtig opzet zoude moogen persisterenGa naar margenoot†, daaromme het uitgaan van de vloote in geenerley wyze opgehouden, of geretardeertGa naar margenoot‡, nemaar zonder eenig verzuim van tydt of occasie geavanceert en geëffectueert zal worden. Ende onder des niet te min verwachtende U.L. advertentie over den finaalen uitslagh van de resolutie, de welke by den meergemelden Tromp noch op date deezes zal weezen genoomen, omme de mesuren van onze nadere deliberatien over het voorschreeven zyn doen daar naar te moogen dirigeeren, en ons voorts gedraagende tot U.L. goeden yver en wyze directie over het spoedig uitbrengen van de voorzeide vloote, beveelen wy U.L. in de bescherminge Godes. Geschreeven in den Haage, den dertienden Augusti, zestienhonderdt vyfent sestig.
Ter ordonnantie van de Staaten. HERBERT VAN BEAUMONT.
D'inhoudt van dit schryven werdt achtervolght: doch de Heer Tromp, zich naader bedenkende, of laatende overreeden, en op de vloot blyvende, voegde zich naar de meening of ordre der Heeren Staaten. Ga naar margenoot+Ontrent deezen tydt zyn noch vier Kapiteinen, wegens hun plichtverzuim in den lesten zeeslagh, door den Scheepskrygsraadt van hunne Ga naar margenoot+diensten gezet, en al d'andere beschuldigde Bevelhebbers en Kapiteinen vrygesprooken. Men hadt, eenige weeken geleeden, goedtgevonden, dat men eenige persoonen, in de zaaken van 't zeemanschap en 't oorlog te water wel ervaaren, met de drie Heeren Gevolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. over 't bedryf van 's Landts vloote, zou laaten in zee gaan, om de gemelde Heeren in alle voorvallende geleegentheden, als Zeeraaden, Ga naar margenoot+van raadt te dienen. Hier toe waaren eenige mannen, die geacht werden tot dien dienst nut en bequaam te zyn, voorgeslaagen; als naamentlyk, de persoonen van Jan Korneliszoon Vrek, Burgermeester van Monnikendam; Dirk Pieterszoon Roodthooft, Burgermeester van Purmereinde; Kornelis Kruik, Raadt en Vroedtschap van Schiedam; Dirk Duizendt en Douwe Aukes, beide koopluiden tot Amsterdam; Jakob | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Muts, koopman te Schiedam; Adriaan Bras, koopman te Hoorn; Klaas Adriaanszoon Bakker, Equipagiemeester te Delfshaaven, en Simon Ga naar margenoot+Willemszoon, koopman te Middelburg. Doch naa eenig overleg lieten zich de Heeren Vrek en Simon Willemszoon tot dien last gebruiken: ook gaf men hen een acte van indemniteit, of schaadelooshouding, om hen buiten schade te houden, indien ze, buiten vermoeden, in 's vyandts handen moghten vervallen: met verdre toezegging, dat hen, naa 't eindigen van de toght, zoodanige eergiftGa naar margenoot† en gedachtenis zou toegevoeght worden, als naar gelegentheit van tydt en zaaken bevonden zou worden Ga naar margenoot+te behooren. Men heeft ook, om te beeter ordre op de soldaaten, die op de vloot waaren, te houden, eenige voornaame Bevelhebbers van landtsoldaaten belast in zee te gaan, en den gemelden Heeren Gevolmaghtigden van hunnen raadt te dienen: te weeten, de Kornellen Dolman, en van Mauregnault, de L. Kornellen van Gent en van Santen, en de Sergeant Majoor van Wynbergen. Ter zelver tydt viel veel Ga naar margenoot+te zeggen over 't aanstellen van de meergemelde drie Gevolmaghtigden, die met de vloot stonden in zee te gaan. Zommige oordeelden, dat men 't beleidt der vloote behoorde te laaten aan de gewoone ZeeoverstenGa naar margenoot†. Zommigen was 't inzonderheit tegens de borst dat de Raadtpensionaris van Hollandt, Johan de Wit, zich zelven tot dien gevaarlyken dienst genoeghzaam vrywillig hadt opgeoffert, zonder te zien op 't gevaar van stormen en vyanden, noch 't belang van zyn gezin Ga naar margenoot+en vrienden: jaa eenigen meenden dat hy door zyn afweezen den gemeenen staat, zulk een Stuurman missende, in groot gevaar stelde, en zyne vyanden veellicht gelegentheit zou geeven om alles overhoop te Ga naar margenoot+werpen. Dit vertoonden ze hem, met al 't gevolg dat te duchten stondt. Maar zy konden zyn opzet niet verzetten. Hy gaf hun tot antwoordt, Ga naar margenoot+dat de behoudenis van zyn persoon, en zyn geluk, aan de behoudenis van den Staat hing: en dat de goede of quaade uitkomst van een' tweeden zeeslagh beide zou behouden, of bederven. Dat in de vloot eenige mannen waaren, die moedts genoeg hadden om te vechten, maar dien 't aan beleidt ontbrak om den strydt tot een' goeden uitgangk te bestieren: dat hy zich verplicht vondt om de drift der dapperheit, als Ga naar margenoot+ze te ver ging, te helpen maatigen. Voorts gaf hy in deeze daagen een treffelyke proef van zyn aluitvoerend verstandt, met den vaaderlande een dienst te doen, dien de naakoomelingen niet licht zullen vergeeten, ten aanzien van 't nut dat 'er uit volgde. Dit geschiedde toen hy 's Landts vloot, tegens het gevoelen van de Lootsen en zeevaarende Ga naar margenoot+luiden, uit Texel met Zuide, Zuidtweste, en met Weste winden in zee heeft gebraght. Voor deezen werdt by al de Lootsluiden geoordeelt, en voor zeker gelooft, dat maar tien streeken van 't kompas aanleiding gaaven om uit Texel in zee te koomen, en dat'er tweeëntwintig streeken, die in dit gewest meest waaijen, de scheepen binnen hielden: maar nu heeft de Raadtpensionaris de Wit, door naaukeurig onderzoek, zelfs Ga naar margenoot+in persoon bevonden, ('t geen ook door de daadelyke uitwerking werdt bevestight) dat de scheepen van de reede van Texel, door het Landts Diep, ofte uit de Slenk, oft uit het Spanjaardts gat, met achtentwintig onderscheide streeken van 't kompas in zee konden steeken: invoege, dat niet meer dan vier streeken het uitkoomen konden beletten; te weeten, Westnoordtwest, Noordtwesttenwesten, Noordwest,en Noordtwesttennoorden. D'oudtste en ervaarenste Peillooten, of Lootsluiden, dreeven styf en sterk, dat het onmoogelyk was met zwaare scheepen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+door 't Spanjaardts gat in zee te loopen. Doch de Raadtpensionaris de Wit bleef hier aan de dwaaling der verouderde waan niet hangen, noch liet zich door de waarschynlykheit van de redenen der Lootsluiden niet paajen: maar hy voer met sloepen en ettelyke Lootsluiden in 't Spanjaardts gat, om de gronden, daar men de meeste ondiepte waande te Ga naar margenoot+hebben, zelf met peilen t' onderzoeken, en ondervondt, dat het gemelde gat, een groote myl lang, inwaart aan, op laagh water genoeghzaame diepte hadt: ten minste van tweeëntwintig, vierentwintig en meer voeten, tot zeekre plaats of drooghte, genoemt Kaap in tooren: welke plaats een groot vierendeel myls wel doorgaans de zelve diepte hadt, doch dat daar verscheide ribbekens of rifkens in den grondt gevonden worden, vier of vyf roeden breedt, die by laag water niet meer dan twintig, negentien, achtien, of schaars achtien voeten diep waaren: en dat voorts het einde van 't gat, t'zeewaart aan, tot in de ruimte toe, by 't laaghste water een bequaame diepte hadt, ten minste Ga naar margenoot+van een- twee- drie- en vierentwintig en meerder voeten. En dewyl een gemeene vloedt het water in 'tSpanjaardts gat ruim vyfdehalf voet deê hoogen, zoo bleek daar uit, dat in 't ondiepste van 't gemelde gat, met een' gemeenen vloedt, ten minsten tweeëntwintig voeten waters wordt gevonden. Op dees ondervinding steunende, dreef de Raadtpensionaris door, dat men de vloot door 't Spanjaardts gat (want de windt liet niet toe door 's Landts Diep, of de Slenk, uit te loopen) in zee zou Ga naar margenoot+brengen. Dit werdt den veertienden van Augustus, met een Zuiden en Zuidtwesten windt, in 't werk gesteldt. Hy zelf nam met den Heer van Haaren aan, voor de twee grootste scheepen, 't Huis te Swieten en Delflandt, te zorgen, en 't ongemak dat 'er van koomen zou op zich te neemen. Ook raakten die twee scheepen, alhoewel zeer inwaart gelegen, Ga naar margenoot+d'allereerste van al de scheepen met gemak in zee: en indien men Ga naar margenoot+ten aanzien van alle d'andere scheepen gelyke vlyt hadt betoont, zoo zou misschien de gantsche vloot met het zelve gety in zee zyn geraakt: maar nu bleeven eenige, men houdt door d'onkunde of traagheit der Ga naar margenoot+Lootsen, leggen, die den volgenden dagh, den vyftienden, met een Westelyken windt meest uit raakten. Dus braght men 's Landts oorlogsvloot Ga naar margenoot+(behalven eenige van de leste scheepen, die den zestienden, toen de windt Noordtoost liep, door 't Landts Diep uitzeilden) door het Spanjaardts gat, zonder ongemak of grondtroering, in zee: en de Heer de Wit meende dat men ter naauwer noodt, al was de windt Westtennoorden, door dat gat, by handtzaam weêr en effe zee, zou konnen uitloopen, 't geen men te vooren, uit onkunde, onmoogelyk achtte. Hier uit ontstondt dat veele zeevaarende luiden dat zeegat, ter gedachtenisse Ga naar margenoot+van de Wits ondervindinge, in plaats van 't Spanjaardts gat, Heer Jan de Wits Diep noemden: welke benaaming noch in zommige kaarten van Hollandt, sedert uitgegeven, wordt gevonden. Naa 't uitloopen der vloote onthielden zich de drie Heeren Gevolmachtigden, voor eerst op het schip de Liefde, dat door den L. Admiraal Tromp werdt gevoerdt. Ga naar margenoot+Zy hadden tweeëntnegentig matroozen tot een lyfwacht ter zeeGa naar margenoot†, daar zy den persoon van Steven Korneliszoon, burger van Rotterdam, tot Kommandeur over steldenGa naar margenoot*; met maght en bevel, om de zelve, onder twee Quartiermeesters, in goede ordre en tuchtGa naar margenoot↓ te houden, en daar over te gebieden zoo als hy, naar zyne beste wetenschap en kennis, ten meesten dienste van den Lande zou bevinden noodig te zyn. Daarna zochten de gemelde Heeren met den Krygsraadt op alles goede ordre te- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stellen: Ga naar margenoot+ook hebben ze, met eenpaarigheit en goedt verstandt, tegens alle voorgaande misslagen, zoo veel moogelyk was, voorzien. Aangaande het misnoegen van den Heere Tromp, hadden hunne Hoog. Moog. volgens het goedtvindenGa naar margenoot† van die van Hollandt, beslooten, dat ze den Ga naar margenoot+Heeren hunne Gevolmaghtigden in Texel, indien de L. Admiraal Tromp noch binnen gaats moght zyn, of andersins den Heeren Huigens, Raadtpensionaris de Wit, en Boreel, hunne Hoog. Moog. Gevolmaghtigden op 's Landts vloote, maght zouden geven, omme, noopende het in Ga naar margenoot+zee gaan, of niet in zee gaan van den L. Admiraal Tromp, zoodaanige ordre te stellen als de zelve ten beste van de voorschreeve vloote, en ten meesten dienste van den Lande, bevinden zouden te behooren: mits dat in den rang en ordre van de Hooftbevelhebberen over de gemelde vloote (gelyk die by hunne Hoog. Moog. besluit van den elfden der maandt was ter nedergestelt) geen verandering gedaan, en voorts d'achtbaarheit van den Staat naar behooren bewaart zou worden. Dit besluit was den vyftienden der maandt genoomen, en met een'brief naar Texel gezonden, doch eer het den Heeren Gevolmaghtigden op de vloot den achtienden ter handt quam, hadt de L. Admiraal Tromp den gemelden Heeren in alle beraadtslaagingen met zynen raadt behulpzaam geweest, en genoeg betoont dat hy van voorneemen was de reis met de vloot te Ga naar margenoot+voltrekken: zoo dat de zaak daar by bleef. Men hadt de vloot nu in drie esquadres, of vloothoopen, verdeelt. Het eerste onder den L. Admiraal Tromp, den Viceadmiraal Abraham van der Hulst, (die door de Staaten van Hollandt, in de plaats van Tromp, tot Viceadmiraal, onder 't Kollegie ter Admiraaliteit van Amsterdam , was verkoorenGa naar margenoot†) en den Schoutbynacht Johan de Liefde, voerende den wimpel van de groote steng: het tweede onder den L. Admiraal Kornelis Evertszoon, (in zyn broeders plaats L. Admiraal van Zeelandt gewordenGa naar margenoot‡) den Viceadmiraal Adriaan Bankert, en den Schoutbynacht Kornelis Evertszoon den Jonge, voerende den wimpel van de voorsteng, en 't derde onder den L. Admiraal Tjerk Hiddesz. de Vries, den Viceadmiraal Rudolf Koenders, en den Schoutbynacht Henrik Brunsveidt, voerende den wimpel van de kruissteng. Op den vyftienden, toen men noch eenige scheepen verwachtte, werdt by de drie Gevolmaghtigden, met overleg en goedtdunken van den L. Admiraal Tromp en d'andere Opperhoofden der vloote, een ordre beraamt, waar naar zich de gemelde Opperhoofden en Kapiteinen in d'aanstaande toght, zeeslagh of gevecht met den vyandt, zouden hebben Ga naar margenoot+te richten. Hier by werdt beraamt en belast, wat esquader, als men voor de windt zeilde, zich aanstierboordt, en wat esquader zich aan bakboordt van den L. Admiraal Tromps esquadre zoude onthouden: en by de windt zeilende, wat esquadre voor uit, in 't midden, en achter aan zou zeilen. Op wat sein, en op wat wyze d'esquadres, als men 't geraaden vondt, zouden wenden. Op wat ordre d'esquadres zouden zeilen, als 's Landts vloot den vyandt te loefwaart hadde, om den loef Ga naar margenoot+te behouden. Dat yder Kapitein op zyn hooft daar hy onder bescheiden was wel zou passen, zonder in 't minste van den vyandt af te wyken, oft draagende te houden, als door hooghdringenden noodt, of dat hy by gebreeke van dien met der doodt gestraft zou worden. Dat yder L. Admiraal zyn esquadre onder zynen Viceadmiraal en Schoutbynacht met den eersten zou verdeelen, om verwarring t'ontgaan, en, als de vyandt hun schielyk quam te bejegenen, altydt in standtGa naar margenoot† te zyn om den zelven 't hooft te bieden: dat ook elk zich gewaarschout zou houden van elkan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dere Ga naar margenoot+ruimte te geven, en d'een den anderen uit het geschut te blyven. Dat yder L. Admiraal in zyn esquadre ordre zoude stellen op wat manier de Branders zich zouden schikkenGa naar margenoot‡: ook fregatten ordonneeren om 't volk, indien 'er scheepen in den brandt oft in den grondt geschooten werden, te bergen. Op wat ordre, of 't gebeurde dat de vyandt aan ly en 's Landts vloot te loefwaart was, 's Landts vloot, zoo veel doenlyk was, de loef zou houden: en wat esquadre, by aldien die over bakboort zeilde, aan ly voor, oft aan ly achter d'andre esquadres zou zeilen: en ook wat ordre d'esquadres zouden houden, indien 's Landts vloot over stierboort zeilde, en de vyandt aan ly was. Op wat sein het eerste, of een ander esquader, in den vyandt zoude vallen. en op wat sein het geheele gros in den vyandt zou breeken: waar op dan yder zyn best zou doen om te aboordeeren. Dat yder op zyn rang en by zyn hooft zou blyven, schoon dat men by den vyand niet waare; op verbeurte van honderdt gulden voor d'eerste reize, voor de tweede reize tweehonderdt gulden, en voor de derde reize van afgezet te worden: ten waare men wettelyke verschooning wist by te brengen. Dat de Hooftbevelhebbers alle daagen drie van de bezeilste fregatten, en eenige galjoots, op kondtschap zouden uitzenden, en, iet nieuws verneemende, dat daatelyk aan de Heeren Gevolmaghtigden, ook aan den L. Admiraal, bekent maaken. Doch by aldien de voornoemde fregatten eenige koopvaardyscheepen quaamen te neemen, die men voor buit verklaarde, dat dan die buit over 't esquadre, daar 't fregat, of de fregatten, onder bescheiden waaren, zou verdeelt werden: en oft gebeurde dat ze een vyandtlyk oorlogsschip, oft scheepen, veroverden, dat dan het schip, of de scheepen, geschut, en 't geldt, by hunne Hoog. Moog. daar op gestelt, by den veroveraar, oft veroveraars, met hun scheepsvolk alleen zou genooten worden. Indien iemant, eenige ongelukkige schooten krygende, of door andere noodtzaakelykheit gedrongen, wat van den vyandt most afhouden, (zonder nochtans iemant van nooden te hebben om zich te redden) dat die een vlagge in 't bezaanswandt zou laaten waaijen, doch niet zonder hooghdringenden noodt. Eindelyk, dat zich niemant zou vervorderen te jaagen voor en aleer de L. Admiraal Tromp zulks geraaden vondt, en met een sein te kennen gaf, in welken gevalle die van het esquadre dat naast aan de vreemde scheepen was zouden jaagen: te weeten, indien men een vreemdt schip zagh met twee, indien men twee vreemde scheepen zagh met drie, en zoo men drie vreemde scheepen zagh met vier scheepen, en zoo naar gelang: doch met zulke scheepen die zich naast aan de vreemde scheepen zouden bevinden. In deeze ordre werdt de naam van den Heere Tromp als Opperhooft gebruikt; om dat men hem in 't bewindt wou laaten, tot dat men den L. Admiraal de Ruiter in de vloot Ga naar margenoot+zoude hebben. Ook werdt by den L. Admiraal Tromp een ordre beraamt, betreffende de verzaamelplaatzen, daar de vloot, indien ze, geduurende d'aanstaande toght, door storm, mist, duisterheit, of ander ongeluk, Ga naar margenoot+moght verstrooit worden, zou by een koomen. Dees ordre was gericht naar de gelegentheden van de plaatzen, daar men zou moogen van een raaken, en van de winden, die op die tyden zouden waaijen. De Heeren Gevolmaghtigden lieten zich 'tgemelde ontwerp, naar eenige gedaane veranderingen, welgevallen, en gaven last, dat men zich, by noodt, daar naar zou richten. Men zocht ook te deezer tydt al de wetten en beveelen, die de Hooge Overheeden, aangaande den zeekrygh, voor deezen en onlangs hadden uitgegeven, met allen yver in 't gebruik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+te brengen: inzonderheit den bekenden ArtykelsbriefGa naar margenoot†, en instructie, Ga naar margenoot+roerende den oorloge te water, waar naar zich alle en een ygelyk, 't zy Admiraal, Viceadmiraalen, Kapiteinen, Luitenanten, Edelluiden, Schippers, Officiers, soldaaten, en gemeene matroozen, ter zee dienende, hadden te reguleren, op de straffen, peenen en boeten, daar in begreepen, welke krygswetten in 't verleeden jaarGa naar margenoot‡ door hunne Hoog. Moog. waaren vernieuwt, en vermeerdert. Hier by quam noch een Nader ordre, door de Heeren Staaten Generaal, tot observantie Ga naar margenoot+van goede discipline in 's Landts vloote, weinig weeken geleedenGa naar margenoot†, vastgestelt en uitgegeeven: alles strekkende op dat zich elk Ga naar margenoot+in zynen plicht naar behooren zou quyten. De Heer de Ruiter was ondertusschen op den zelven dagh, toen de leste scheepen der vloote in Ga naar margenoot+zee staaken, (waar van twee elkandere in 't Landts Diep beschaadigden, en te rug mosten keeren) in Texel gekoomen; daar men drie lichte fregatten hadt laaten leggen, om hem naar de vloot te brengen. Hy vondt hier eenige Gemaghtigden der Heeren Staaten in 't 's Landts jacht in 't Nieuwe Diep, van de welke hy zynen lastbrief ontfing: waar op hy den Ga naar margenoot+eedt van getrouheit, niet alleen als L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt, maar ook als Opperhooft en Admiraal over 's Landts vloote, onder 't oppergezagh der drie Heeren Gevolmaghtigden, voor d'aanstaande toght, in hunne handen afley. De Heer Aart van Nes deedt toen ook den eedt, als Viceadmiraal onder 't Kollegie ter Admiraaliteit Ga naar margenoot+van de Maaze. Daarenboven deeden ze den eedt van zuiveringGa naar margenoot†, dien men in Hollandt gewoon is den geenen, die ampten of waardigheeden verkrygen, af te eischen; om alle onbehoorlyke amptkoopingen voor te koomen. D'eedt, die ten dien daage door den Heer de Ruiter, als Opperhooft der vloote, werdt gedaan, bestondt uit de volgende woorden, Ik beloove en zweere naar myn uiterste vermoogen te zullen naakoomen Ga naar margenoot+en executeren den inhoudt van de instructie, en ordres, my albereits gegeven, en die my voorts, raakende myn jegenwoordig employ, van tydt tot tydt, by of van weegen de Hoogmoogende Heeren Staaten Generaal zouden moogen voorden gegeven, of naagezonden. De L. Admiraal de Ruiter meende dien zelven dagh tzee te gaan, en de vloot op Ga naar margenoot+te zoeken, maar de windt liep hem tegen, en de vloedt was in 't water, zoo dat hy most blyven leggen. Den volgenden morgen zeilde hy Ga naar margenoot+met den Viceadmiraal van Nes, en zyn ander gevolg, met twee fregatten tot in den mondt van 't Spanjaardts gat, daar het fregat Schiedam, dat vyfentwintig stukken, en eenentachtig man voerde, op hem wachtte. Ga naar margenoot+Hier op overgaande, en zee kiezende, raakte hy noch 's avondts laat in 't gezicht van de vloot: weshalve de Heeren Gevolmaghtigden last gaven, dat men kleen zeil zou maaken, op dat hy te beter en te eerder Ga naar margenoot+by hun moght koomen. Dus quam hy den volgenden morgen, kort naa 't opgaan der zonne, aan het boordt van 't schip de Liefde, daar hem Ga naar margenoot+de Heeren Gevolmaghtigden, Huigens, de Wit, en Boreel, verwellekomden. Men bespeurde toen alomme onder al de Bevelhebbers een algemeene vreugde, over zyne komste, in de vloote: ook droeg zich de L. Admiraal Tromp, t'zyner aanzien, met alle gemaatightheit: zoo dat de Heeren Gevolmaghtigden hoope schepten, dat zich alles tusschen Ga naar margenoot+beiden wel zou schikken. Doch de Heer Wikkefort geeft in zyne Historie te kennen, dat het verdragh, 't welk de Raadtpensionaris de Wit tusschen hen beide maakte, wel eenigen schyn hadt van vreede, maar hen in der daadt niet vereenighde: dat daar door 't onbenoegen van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eenen, en d'ongerustheit, of bekommering, van den anderen niet geheel werdt weghgenoomen: dat Tromp de zaak wel liet zakken, maar met groote wederwilligheit; in voege dat zommigen op hunne vriendtschap geen grooten staat dorsten maaken: maar anderen vertrouden 't beste. In 't eerste gesprek dat men met den L. Admiraal de Ruiter hieldt, begosten de Heeren Gevolmaghtigden, in 't byzyn van den L. Admiraal Tromp, terstondt met hem over al de verandering, die, vermits zyne aankomste, in de voorgaande gestelde ordres noodtwendigh most Ga naar margenoot+geschieden, te handelen. Toen werdt by de Heeren Gevolmaghtigden, met eenpaarige overeenstemminge van alle de Opperhoofden, goedtgevonden, dat hunne Ed. Moog. nevens den Heer de Ruiter, van 't schip de Liefde op het schip Delflandt, te vooren den grooten Spanjaardt genoemt, zouden overgaan, en zich daar voor een tydt onthouden. Voorts dat men uit yder van de drie esquadres der vloote zeven kloeke scheepen Ga naar margenoot+en fregatten van oorlogh, en Branders naar gelang, zou neemen, en daar uit een vierde esquadre, of een hoop van toeverlaatGa naar margenoot†, voor den L. Admiraal de Ruiter zou by een brengen: waar over, als Viceadmiraal, de Heer Aart van Nes, Viceadmiraal van de Maas, zou gebieden, en als Schoutbynacht Frederik Stachouwer, Schoutbynacht onder 't Kollegie van 't Noorderquartier. Ook werdt beslooten, dat het esquadre van den Ga naar margenoot+L. Admiraal de Ruiter den wimpel voortaan zou voeren van de groote steng: het esquadre van den L. Admiraal Kornelis Evertszoon van de voorsteng; het esquadre van den L. Admiraal Tromp van de kruissteng, en dat van den L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries zou een geus voeren op de boeghspriet. Op dien zelven dagh werden al de voorige besluiten, ordres en seinen, naar de tegenwoordige gelegentheit verschiktGa naar margenoot†. Ook werdt verstaan, om de minste verandering in d'ordre van den vyftienden Ga naar margenoot+van Augustus te maaken, dat zoo lang de vloot koers zeilde, het nieuwe esquadre van den L. Admiraal de Ruiter den voorrang zou hebben, en d'andre drie zich richten naar de gemelde ordre: doch wanneer de vloot met den vyandt in 't gevecht zoude koomen, dat dan het Ga naar margenoot+nieuwe esquadre van den L. Admiraal de Ruiter gebruikt zoude worden als een lichaam van toeverlaat,Ga naar margenoot‡ en dat de drie andere, tegens den vyandt aangaande, zich richten zouden naar 't voorschrift in de voorzeide ordre vervat: dat dus het zelve vierde esquadre van den L. Admiraal de Ruiter het ooge zou houden op het bedryf van een ygelyk der andere esquadres: maar bespeurende dat iemant in te zwaar en noodt zou moogen geraaken, en van den vyandt te veel overmant worden, dan zoude hy den zelven aanstondts, of met zyn geheel esquadre, of met een genoeghzaam gedeelte, geleidt door den eenen of den anderen van zyne Opperhoofden, helpenGa naar margenoot* of doen helpen, en in allen gevalle voor 't eindigen van 't gevecht met zyne gantsche onderhebbende maght mede een uiterste poogingGa naar margenoot† op den vyandt doen; om in diervoegen d'overwinning onder Godts genadigen zeegen des te beter en te zeekerder te moogen bevechten en weghdraagen: en dit alles behoudens en onvermindert den rang en ordre die Ga naar margenoot+hunne Hoog. Moog. by der zelver besluit van den elfden van Augustus, hadden verstaan dat onder de gemelde Opperhoofden zoude worden gehouden. Daarna hebben de Heeren Gevolmaghtigden al de Kapiteinen der vloote aan boordt geseint, en hun den persoon van den L. Admiraal de Ruiter, als Opperhooft van de vloote, volgens het besluit van hunne Hoog. Moog. van den elfden van Augustus, voorgestelt, en eenen ygelyke bevoolen hem in dien staat t'erkennen en te gehoorzaamen: ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dien volgende het ooge op de seinen te houden, die voortaan uit het schip Delflandt zouden worden gedaan, en zich daar naar te richten. Voorts Ga naar margenoot+werdt den Kapiteinen al de gestelde en beraamde ordres door de Heeren Gevolmaghtigden bekent gemaakt, en wel ingescherpt; zoo ten aanzien van 't geen in 't zeilen en in 't vechten, als ten aanzien van 't geen tot de verzaameling der scheepen, die door storm, mist, of andersins moghten verstrooit worden, stondt waar te neemen. Waar mede Ga naar margenoot+zy verhoopten alles zoodaanig te hebben bezorgt, dat, by onverwachte en schielyke ontmoeting des vyandts, een yder zyn' plicht zou konnen weeten: al waar 't zaake dat men geen tydt zou overigh hebben om meer Krygsraadt of byeenkomst te houden. Op deeze wyze zochten de Heeren Ga naar margenoot+Gevolmaghtigden alles te beleiden tot een gewenschte uitkomst. Ontrent al die beraadtslaagingen en besluiten bespeurden de gemelde Heeren een goede onderlinge genegentheit tusschen d'Opperhoofden der vloote, en in 't byzonder tusschen de Ruiter en Tromp; zulks dat alles onder Ga naar margenoot+hen met eenpaarigheit van gevoelen toeging. Daarna begaf zich de L. Admiraal de Ruiter, nevens de drie Heeren Gevolmaghtigden, op het schip Delflandt, (dat gevoert werdt door den Kapitein Juriaan Juriaanszoon Poel, en toegerust was door d'Oostindische Kompagnie ter kamer van Delft) verzien met tzeventig stukken geschuts, en vierhonderdt en vyftig mannen: daar hy straks de vlag van boven, en den wimpel daar onder, als Admiraal en Opperhooft, liet waaijen, en de L. Admiraal Ga naar margenoot+Tromp nam den wimpel van onder de vlag in. De Viceadmiraal van Nes ging over op het schip van den Kapitein Quiryn van den Kerkhove, genoemt Rotterdam. D'oorlogsvloot, die de Staaten der vereenigde Nederlanden, naa dien ongelukkigen zeeslagh van den dertienden van Junius, binnen den tydt van ontrent acht weeken weêr in zee hadden gebraght, bestondt nu, tot verwondering der gantsche werelt, in drieëntneegentig scheepen, of fregatten, van oorloge: verzien met vierduizendt driehonderdt en zevenendertig stukken geschuts, en bemant met vyftienduizendt en eenenvyftig matroozen, twaalf honderdt drieëntachtig mariniers of zeesoldaaten, en drieduizendt en driehonderdt landtsoldaaten, in all's met negentienduizendt zeshonderdt en vyfendertig koppen. Deeze zeemaght werdt nu in vier esquadres verdeelt, gelyk de volgende lyst nader vertoont,
Ga naar margenoot+Lyst der oorloesvloote by den Staat der vereenigde Nederlanden toegerust, en in de maandt van Augustus mdclxv in zee gebraght.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook waren by deeze vloot elf of twaalf branders, ettelyke behoeft-fluiten, en meer dan twintig galjoots, jachten, en ander kleen vaartuig, om af en aan te zenden. Bovendien hadden de Heeren Staaten noch verscheide scheepen in 't Landt: onder anderen twaalf, onlangs uit Guinea gekoomen, waar van men negen in 't kort kon in zee brengen; en noch een goedt getal groote scheepen van den nieuwen aanbou, die Ga naar margenoot+byna gereedt waaren om dienst te konnen doen. Weinig daagen naa dat de vloot hadt zee gekoozen, werdt by de Heeren Staaten, om Godts zeegen te verwerven, een algemeenen vast-en bededagh over alle de vereenigde Nederlanden uitgeschreeven, in welke uitschryving hunne Hoog. Ga naar margenoot+Moog. te kennen gaven, dat het Godt door zyne rechtvaardige oordee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len Ga naar margenoot+geliefde de Nederlanden met den zwaaren oorlog te water (waar in de zelve, door d'onrechtvaardige pretensien van hunne nagebuuren, belydenis doende van eene en de zelve Gereformeerde Religie, waar en ingewikkelt) te bezoeken: dat daar door de zeevaart en koophandel der ingezetenen (een van de voornaamste zeenuwen van den Staat) genoegzaam stil stondt, en dat de wapenen van den Staat zoodaanig geluk niet gehadt hadden; als wel van Godts onverdiende genade was verhoopt en verwacht, en dat daarenboven de zelve Staat met een tweeden oorlog aan de landtzyde wérdt gedreigtGa naar margenoot‡: alles ongetwyffelt ter oorzaake van de zwevende zonden in den lande, waar uit gemerkt kon worden dat Godts toorn over 't vaderlandt was ontsteeken: en dat desniettegenstaande het zyne Goddelyke Majesteit, naa zyne oneindelyke bermhertigheit, gelieft hadde, sedert eenige daagen herwaart, een aanzienlyke scheepsvlootGa naar margenoot†, gekroont met zegen en overwinning, gelukkig als met zyne handt binnen deeze Landen te geleiden: dat wyders, tot afkeering van 't gedreigde geweldt en onheil te water, weder een scheepsheirGa naar margenoot↓ was toegegerust, ook te lande zoodaanige voorzieninge gedaan als by menschelyke weegen en middelen wegens den Staat behoorde gedaan te worden: maar dat van 't een en 't ander niet te verwachten stondt zonder des Heeren zeegen: dat zy daarom hadden goedtgevonden, volgens het oude Christelyk gebruik, een algemeenen vast- en bededagh, tegens Woensdagh, die den tweeden September zou weezen, over de vereenigde Nederlanden uit te schryven: op dat een yder zich ten zelven daage voor Godt den Heere van gantscher harten zou vernederen, en, met oprecht berou over zyne misdaaden, voor Godts aangezicht verschynende, zyne Goddelyke Majesteit van herten over zyne onverdiende genade loven en danken, van dat het den zelven gelieft hadde, onaangezien de voorschreeve meenigvuldige zonden, zyn aanschyn wederom over den Staat te wenden, en de gemelde scheepsvloot voorspoedelyk in 't landt te laaten aankoomen: en voorts den zelven Godt vieriglyk bidden, ten einde het zyne Goddelyke Majesteit moght gelieven 's Landts ingezetenen, door Christus Iesus, en het bloedt des nieuwen Verbondts, wederom met zich te verzoenen, en vervolgens alle vordere plaagen en welverdiende straffen af te wenden: den Staat en d'ingezetenen van dien te kroonen met vreede, voorspoedt en heil, alle listige aanslaagen, die tegens den Staat moghten ondernoomen worden, te niet te maaken, en de Volmaghtigden, Hoofden, Krygsbevelhebbers, en het gantsche zeeheir, te neemen en te houden in zyne almaghtige bescherminge, en de zelve te kroonen, en te laaten wederkeeren met een gezeegende overwinning over de vyanden van den Staat; en voort zynen zeegen te verkenen over het algemeene vaderlandt: alles tot grootmaaking van zynen heiligen naame, voortplanting van de waare Christelyke Gereformeerde Religie, behoudenisse der zoo diergekochte vryheit, en aller zielen zaaligheit. Doch op dien zelven Ga naar margenoot+vast- en bededagh bestondt Jakobus Sceperus, Predikant ter Goude, ten aanhooren van de Heeren Wethouderen der stadt, niet alleen Ga naar margenoot+zaaken op den predikstoel te brengen die buiten zyn ampt waaren, en de regeering raakten: maar ook de Regeering met haatelykeGa naar margenoot* woordenGa naar margenoot† en vergelykingenGa naar margenoot‡ over te haalenGa naar margenoot↓: 't welk verstaan werdt, tot onstichting en ontrusting der gemeente, en zelfs tot kleenachtingGa naar margenoot* en ondienst der regeering, te dienen. Waar over de Wethouders beslooten, dat de gaadje, die hy van de stadt genoot, van dien bededagh af zoude ophouden, tot dat anders zou worden goedtgevonden. Ter zaake van dier- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelyken Ga naar margenoot+yver toonden ook de Heeren Staaten van Hollandt te vooren hun misnoegen over Fransiscus RidderusGa naar margenoot†, Predikant te Rotterdam, en daarna tegens Tadeus de LandtmanGa naar margenoot‡, Predikant in den Haage. Ook werdt, ter gelegentheit van zulk bestaan, ten lesteGa naar margenoot* by hunne Ed. Groot. Moog. beslooten, en bevoolen, dat de Bedienaars des goddelyken woordts zich zouden hebben t'onthouden van alle verstandthoudingGa naar margenoot† buiten 's Landts in zaaken stoffe van staat raakende: dat ze ook buiten 's Landts geen verstandt zouden houden over kerkelyke zaaken, dan met kennisse en volgens d'ordre van de regeeringe: van gelyke, dat ze zich zelven zouden hebben t'onthouden van zaaken, de policie of regeering betreffende, in hunne predikatien of gebeden op den predikstoel te brengen: ook werdt vastgestelt, dat, of moogelyk hier naamaals eenige Predikanten de beraadtslaagingenGa naar margenoot↓ en besluitenGa naar margenoot* der regeeringe in 't openbaarGa naar margenoot‡ van den stoel voor de gemeente moghten koomen over te haalenGa naar margenoot†, en de Overheit by de onderdaanen verdacht te maaken, of, door 't verhandelen van staatzaaken op den Predikstoel, of verstandthouding buiten Ga naar margenoot+'s Landts, het verbodt aan hun gedaan t'overtreden, dan zoodaanige Predikanten, zonder eenige verschooning, d'oeffening van 't predikampt t'eenemaalGa naar margenoot↓ zou verboden, en zy luiden nooit tot het zelve toegelaaten worden. Dus zochten de Heeren Staaten de tweedraght en wederspannigheit te stuiten. Doch van zommigen werdt ontrent dit stuk aangemerkt, dat zelden een ongeval alleen komt. Men hadt in deezen tydt den oorlog van buiten, en binnen 't Landt twist. Veelen waaren van verstandt dat het niet wel kon gaan, of men most zyne Hoogheit den Prins van Oranje in de hooge ampten en bedieningen van zyne doorluchtige voorvaderen stellen, en eenige Predikanten konden zich, ontrent dit stuk, quaalyk inhoudenGa naar margenoot†. Ook hadt men in de vloot, toen ze noch in Texel lag, gezien, hoe de gemeene matroozen op het schip van den L. Admiraal Tromp gaande wierden, en dat'er een geheele oploop ontstondt over 't winden van 't anker, 't welk zy niet wilden winden, dan in den naame van den Prins van Oranje, zonder op hunne Overheden of Bevelhebbers te willen passen: daar, toen dat oproer wat ter neêr geleit was, meer moedtwil op volgde, als ze met het geen de kok hun schafte niet te vreede waaren, en, met de bakken naar de kajuit loopende, daar veel geweldts bedreven. Dan korts daarna werden eenige van de voornaamste oproermaakers gevangen, en, by den Krygsraadt te recht gesteldt. Twee mosten trekken om gehangen te worden, en die de galg trok werdt straks aan de nok der ree vast gemaakt en gehangenGa naar margenoot‡: d'ander strengelyk gegeesselt, gebrandtmerkt, en voor schelm aan landt gezet. Anderen werden gegeesselt of gekielhaalt. Maar 't is tydt de vloot in zee te volgen. Men hadt die zoo haast niet in vier hoopen verdeelt, of de drie Heeren Gevolmaghtigden, met naame de Raadtpensionaris de Wit, toonden dat men hun 't beleidt der zaaken niet vergeefs hadt aanbevoolen en toebetrout. Zy waaren met den L. Admiraal de Ruiter geduurig bezich om op alles goede ordre te stellen, niet alleen voor den tegenwoordigen, maar ook voor den toekoomenden tydt. Dus hebben ze Ga naar margenoot+verscheide zaaken in trein en gebruik gebraght, die ook in de volgende tyden, en zeetoghten, tot dienst en nut des vaderlandts strekten, of konnen strekken, en hier kortelyk staan aan te roeren: als naamentlyk het oeffenen van krygstucht op de vloot, en het spoedigh straffen van d'overtreders der ordre, van wat soorte en staat die ook waaren; dat voor deezen, tot merkelyken ondienst van den Staat, meest altydt was verzuimt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+mitsgaaders het beraamen van goede en heilzaame middelen tot onderhoudt van een vertroude vriendtschap, onderling verstandt, en volkoome eenigheit tusschen de Scheepsbevelhebbers, en d'Oversten der landtsoldaaten: het aanstellen van meer Heelmeesters op de scheepen, tot troost der gequetsten: het invoeren van krygsoeffeningen tusschen de scheepen, om 't beleidt en bedryf van den oorlogh te waater te beter gewoon te worden. Daar benevens hebben ze noch verscheide ordres ontworpen, die in het toekoomende stonden waargenoomen, en tot onbegrypelyken dienst van den Staat op nieuws ingevoert te worden: strekkende niet alleen tot onderhoudt van een goede oeconomie, of, om zoo te spreeken, huishouding, in 's Landts vloote, maar ook inzonderheit tot naauwe naarkooming van 't geene by den Staat ontrent het schaffen van goede spyze, en de verdeeling van de lyftoght, alreedts was vastgestelt, en daar by noch naader zou gevoeght worden; zoo verre, dat in 't toekoomende daar door alle klaghten, die by veele matroozen, niet zonder reden, tegens verscheide Kapiteinen werden ingebraght, zouden moeten ophouden: en dat bovendien ook de vloot eenige verversching zou toegevoert werden, om de matroozen en soldaaten by alle moogelyke middelen te verquikken, en in goede gezondtheit te behouden. In voege dat de Heeren Gevolmaghtigden van den Staat, met hunne tegenwoordigheit op 's Landts vloot, ongelyk meer dienst deeden, dan veelen zich daar van uiterlyk konden inbeelden. Door hun wys beleidt werdt alomme op de vloot een goede overeenkooming en eendraghtigheit bespeurt onder alle Ga naar margenoot+soorten van menschen, tot verwondering toe. Men verwachtte en verhoopte nu van deeze zeetoght, onder 't beleidt van de Ruiter, dien grooten Admiraal, gesterkt met den wyzen raadt van zoodaanige Gevolmaghtigden, iet goedts en groots voor 't vaderlandt, maar ten viel naar die geschepte hoope niet uit: want d'ingebeelde of verwachte voorspoedt kan door de menschelyke wysheit en voorzichtigheit alleen niet worden bereikt; Ga naar margenoot+dewyl de zeegen van Godt moet afdaalen: en gelyk de goddelyke bestiering daagelyks in alle gelegentheit oogenschynlyk en handttastelyk wordt bespeurt, zoo kan men de zelve in en geduurende de zeetoghten op een byzondere wyze gewaarworden; naadien daar de minste toeval kracht genoegh heeft om zelfs de heilzaamste besluitenGa naar margenoot* in rook te doen verdwynen, en aan alle goede ontwerpenGa naar margenoot†, en toeleggen‡, een verkeerden uitslagh te geven. Waar uit dan onwederspreekelyk volght, dat ook de genoomen besluiten geensins voor dienstig oft voor schaadelyk moeten worden gehouden, naar dat d'uitkomst daar op voorspoedig of ongelukkig is, maar dat de schaadelykheit of voorzichtigheit van de zelve alleen geoordeelt behoort te worden naar de hoedaanigheit van de zaake zelve, en d'omstandigheden, die zich, ten tyde van 't neemen van zoodaanige besluiten, openbaaren, waar op alstoen noodtzaakelyk most worden gezien. Doch laat ons voortgaan tot het verhaal van deeze zeetoght, en de verscheide toevallen, die 's Landts vloot in de zelve was onderworpen, en 't geen van tydt tot tydt daar ontrent werdt ondernoomen. Het ooghmerk der Heeren Staaten in 't uitzenden van de vloote kan men zien uit het volgende besluit, den dertighsten van Julius, voor de Ruiters aankomste, genoomen. Is ter vergaaderinge nochmaals voortgebraght het advys van de Heeren Gecommitteerden uit de respective Kollegien ter Admiraaliteit, geformeert alhier in den Haage, den vyfentwintighsten deezer, tot voldoening van haare Hoog. Moog. resolutie van den achtienden der zelve | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+maandt, raakende onder anderen 't employ van 's Landts vloote, waar Ga naar margenoot+op gedelibereert zynde, hebben haar Hoog. Moog. verklaart, gelyk de zelve verklaaren mitsdeezen, haar voornaamste oogmerk ontrent het aanstaande employ van de voorschreeve vloote te bestaan in de twee navolgende punten. Eerstelyk, dat de vloote van den L. Admiraal de Ruiter, d'Oostindische retour scheepen, en andere koopvaardyscheepen deezer Landen, uit de Noordt verwacht werdende, alhier behouden moogen inkoomen: en ten tweeden, dat de Engelsche vloote, die haar in't voorschreeve vaarwater zoude moogen bevinden, zoo ten zelven einde, als tot afbreuk van den vyandt, onder Godes zeegen mooge worden geruineert, of uit der zee geslaagen. En is dienvolgende goedtgevonden, dat 't geene voorschreeven is aan de Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden in de vloote zal dienen voor generaale instructie, tot aanwyzing van de intentie en 't oogmerk van haar Hoog. Moog. blyvende aan der zelver conduite en dispositie, om tot uitwerking van dien, en wyders op alle voorkoomende gelegentheden, zoodanig te resolveren, en te doen, als zy luiden, naar de occurrentien, en de ontfange kondt schappen, ten meesten dienste van den Lande, en tot meesten afbreuk van den vyandt, zullen bevinden te behooren.
Accordeert met het voorschreeven Register. J. SPRONSSEN.
Om het eerste lidt van dit besluit, en den last daar in begreepen, te Ga naar margenoot+voldoen, werden al den zeventienden van Augustus verscheide galjoots uit de vloot uitgezonden, ten einde dat ze d'Oostindische scheepen, en andre koopvaarders, uit de Noordt verwacht wordende, zouden opzoeken: hun beveelende den koers te neemen over het Doggers Zandt, naast aan de kust van Engelandt, op dertien of veertien vadem, naar Bergen in Noorweegen: en onderweegen, of aldaar, d'Oostindische scheepen, of andere scheepen, hier te lande t'huis hoorende, vindende of ontmoetende, hun bekent te maaken, dat men van meening was met 's Landts vloot den zelven koers te neemen, en voorts de Schotsche kust naast te zeilen, om zoo eindelyk over te steeken naar Bergen in Noorweegen, en de voorzeide scheepen af te haalen, en naar 't vaderlandt te Ga naar margenoot+geleiden: hun waarschouwende dat de jongste tydingen medebraghten, dat d'Engelsche vloot zich noch den eersten van Augustus ontrent Bergen had onthouden. Aan andre Galjootschippers werdt belast, dat ze, de gemelde Oostindische scheepen te Bergen niet vindende, zonder tydtverzuim van daar zouden vertrekken, en tusschen de Kimmen en Hitlandt op de zelve scheepen kruissen, tot half September toe: en, hen gewaar wordende, de voorschreeve bekentmaaking en waarschouwing doen: ook aan alle scheepen deezer Landen, die ze in dat vaarwater zouden bejegenen. Ga naar margenoot+De Gevolmaghtigden, de L. Admiraal de Ruiter, en d'andre Opperhoofden, verstonden, dat de vloot over het Doggers Zandt naar d'Engelsche en Schotsche kust zou loopen: want men verwachtte dat d'Engelsche vloot, door eenig gebrek genoodtzaakt wordende naar Engelandt te keeren, of d'Oostindische scheepen, daar ze meest op toeleiden, bekoomen hebbende, ongetwyffelt, naar gewoonte, dicht langs de gemelde kust zou houden, en by gevolg 's Landts vloot ontmoeten. Dit besluit steunde dan op voorzichtige inzichten, maar de toeleg gelukte niet: uit oorzaake dat de windt, weinig opkoelende, en van de Schotsche kust afwaaijende, de Nederlandtsche vloote niet toeliet de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zelve naar wensch te konnen naaderen: in voegen dat d'Engelsche vloot daar door gelegentheit bequam om dicht langhs de gemelde kust, buiten 't gezicht der Hollandtsche vloot, haare havens, zonder eenige ontmoeting, te bezeilen. Sedert den achtienden 's avondts hadt men in de vloot alle vlyt aangewendt om Noordtnoordtwest over 't Zandt te zeilen. Ga naar margenoot+Den negentienden werden 's morgens wel veertien zeilen van de vloot vermist, die ontrent vier mylen te rugh most loopen eer zy die Ga naar margenoot+vonden. Dit was ten deele veroorzaakt uit onachtzaamheit, ten deele Ga naar margenoot+overmits eenige koopvaardyscheepen, zich by de vloot bevindende, een verkeerden koers hadden gezet, en 's nachts een vuur opgesteeken, ('t welk niet dan by de L. Admiraalen van d'esquadres moght geschieden) waar door verscheide scheepen waaren verleidt. Korts daarnaGa naar margenoot† werden vier Ga naar margenoot+Zweedtsche scheepen, met pik, teer, en yzer geladen, uit de Sont koomende, aangehaalt, en naar Texel opgezonden: drie door den Kapitein Niedek, en een door den Kapitein Boos. Maar sedert verstondt men, met misnoegen, dat Niedek twee van die scheepen, de Zweedtsche schippers daar aflichtende, yder met een Nederlandtsche Loots, van de vloot Ga naar margenoot+hadt laaten afsteeken: niet tegenstaande hy, volgens zyne ordre, die scheepen, ten minste met twee derde deelen van zyn volk, most bezet hebben, en dat hy wederom, by overzetting, met ander volk uit de vloot zou worden voorzien. Hy zeide tot zyne verschooning, dat het, zoo haast hy last hadt ontfangen van de voorschreeve scheepen naar Texel op te zenden, zoo hardt begost te koelen, dat het hem onmoogelyk was volk in de gemelde scheepen over te zetten. Doch hy werdt niettemin by den Scheepskrygsraadt, om dat verzuim, in de boete van Ga naar margenoot+honderdt ryksdaalders verweezen. Sedert zyn noch verscheide scheepen van onzydige volken door de buitenwachten aangehaalt, en de Schippers aan boordt gebraght, doch men liet ze, geen reden vindende om ze aan Ga naar margenoot+te houden, weêr vaaren. Een Fransch scheepken, genoemt het Schilt van Vrankryk, door een Engelsch Fregat genoomen, werdt ontjaaght en vry gegeven: doch men nam een schriftelyke verklaaring van den Schipper, Abraham Kokquet, meldende hoe men hem hadt verlost en ontslaagen; op dat hunne Hoog. Moog. daar door aan den Gezant van Vrankryk, den Graave van Estrades, en door den zelven aan den Koning, moghten vertoonen, op wat wyze, en met wat onderscheit, zyne onderdaanen van d'Engelschen en van den Nederlandtschen Staat werden gehandelt. Men vernam nu daagelyks wat onvoorzichtigheit zommige Kapiteinen, of hunne Stuurluiden, in 't zeilen pleegden, waar door ze elkanders scheepen beschaadigden. Hier door most men een Zeeuwschen Ga naar margenoot+Brander naar Texel opzenden. Ook heeft de Krygsraadt zeeker Kapitein, en een Kommandeur van een Brander, die elkanderen merkelyk hadden beschaadight, elk verweezen in de boete van vyftig gulden. Den eenentwintighsten der maandt werdt by de Heeren Gevolmaghtigden, en den Krygsraadt, de volgende ordre, door den L. Admiraal de Ruiter beraamt, geleezen, goedtgevonden, en vast gestelt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[20 Augustus 1665]Ga naar margenoot+Instructie voor den Viceadmiraal Aart van Nes, waar naar hy met zyn byhebbende geordonneert appart esquadre zal ageren, zoo wanneer wy by den vyandt zullen koomen, en de L. Admiraal de Ruiter zal oordeelen, dat hy Viceadmiraal van Nes met zyne byhebbende zes 's Lands scheepen suffisant genoeg zal zyn, om d'onze, die meest bevochten worden, met alle zorgvuldigheit te secondeeren en by te staan. Ga naar margenoot+Dan zal de Schout bynacht Stachouwer zich altydt wel gereedt houden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+om den Viceadmiraal van Nes wel te volgen, en wat verscheiden in te breeken, daar hy ziet den meesten dienst van den Lande te konnen bevorderen: doch altydt zoo veel den loef van den vyandt zien te houden als 't moogelyk zal zyn; ten waare dat een gedeelte van 's Landts scheepen in het midden van den vyandt sterk wierden bevochten, dan zal de Viceadmiraal en Schoutbynacht wel passen op de seinen van den L. Admiraal de Ruiter, die hy zal doen wanneer hy zal oordeelen raadtzaam te zyn, dat de voorzeide Viceadmiraal van Nes en Schoutbynacht Stachouwer met alle vigeurGa naar margenoot† en naarstigheit by de meest bevochtenen zal in breeken. Eerstelyk, indien de L. Admiraal de Ruiter zal goedtvinden, dat de Viceadmiraal van Nes met zyne zes byhebbende 's Landts scheepen zal in den vyandt inbreeken, dan zal hy L. Admiraal een Delfsche witte geus, met een zwarte streep in het midde, aan zyn kruissteng laaten waaijen, en dan zal de Viceadmiraal van Nes met alle zorgvuldigheit den geenen die van der Staaten zyde meest bevochten wordt, met alle vigeur en couragie bystandt doen en te hulp koomen‡, als een liefhebbendt dienaar van het lieve vaderlandt schuldig zal zyn te doen, en zal tot zyne byhebbende seconden hebben deeze naavolgende persoonen.
Ten tweeden, zal de Schoutbynacht Stachouwer wel letten op het sein dat de L. Admiraal de Ruiter zal doen, wanneer hy zal oordeelen, dat hy Schoutbynacht den Viceadmiraal van Nes zal volgen, om te secondeeren die meest bevochten worden, en dat ontrent den Viceadmiraal voornoemt, doch zoo naa als hy Schoutbynacht zal oordeelen den meesten dienst aan den Lande te konnen doen: en zal hy L. Admiraal tot zyn sein dan doen een wimpel onder de Delfsche geus van de kruisstenge, waar op dan de Schoutbynacht, voornoemt, met alle vigeur, en naarstigheit, den Viceadmiraal van Nes, en die geenen die meest bevochten worden, zal secondeeren, als een liefhebbendt dienaar van 't lieve vaderlandt zal toestaan, zonder daar van te blyven in gebreeke, en zal tot zyne byhebbende Kapiteinen hebben de volgende.
De L. Admiraal de Ruiter zal wel letten op den geenen die allerzwaarst werdt bevochten, dien hy L. Admiraal met alle naarstigheit zal oppassen, of doen oppassen, en die dan secondeeren, als liefhebbende dienaars en vrienden van 't lieve vaderlandt, en zullen by den L. Admiraal deeze navolgende Kapiteinen tot zyne seconden werden geëmployeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Actum in 't schip Delflandt, zeilende tusschen het Texel en 't Zandt, den xxj Augusti mdclxv.
R. HUIGENS. Vt. Ter ordonnantie van de Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden in 's Landts vloote. J. SPRONSSEN.
Ga naar margenoot+Ook werdt beslooten al den Kapiteinen aan te zeggen, dat, of 't gebeurde dat iemant door Engelschen moght verovert worden, hy dan alle de papieren, zoo geschreeve als gedrukte ordres, in tydts over boordt zou werpen, en met loodt of andere zwaarte laaten zinken. Daar benevens werdt goedtgevonden, dat de zee- en landtsoldaaten, uit hunne vrye wil allerhande scheepswerk doende, zoo veel loon zouden trekken als Ga naar margenoot+de matroozen, naar gelang van hunne gedaane diensten. Men stelde ook ordre, dat eenige persoonen, met galjoots, zouden acht geven op de geenen die zich, in gevalle van gevecht, wel of quaalyk zouden quyten, om daar verslag van te doen, volgens de Nadere ordre, by hunne Hoog. Moog. vastgestelt. Daarna werdt bevoolen, dat men, in 't begin van 't gevecht eenige Engelsche scheepen veroverende, zonder tydtverlies Ga naar margenoot+het volk daar af zou lichten, en de scheepen op verscheide plaatzen in den brandt steeken, ten welken einde men eenige teerkranssen, zwavel, harpuis, teertonnen, en ander brandttuig gereedt zou houden, om in zulken gevalle daatelyk gebruikt te worden. Voorts is goedtgevonden, dat de jachten, galjoots, en ander kleen vaartuig, die Ga naar margenoot+een sloep van een vyandtlyken brander zouden vernielen, in den grondt Ga naar margenoot+schieten, of voor den brander onbruikbaar maaken, daar voor drie duizendt gulden tot loon zouden ontfangen: en dat ze, een brander zelfs vernielende, zes duizendt gulden zouden genieten. Men beval ook, dat al de Kapiteinen zouden onderzoeken, wat Schippers, Stuurluiden, Lootsen, en andere bequaame persoonen, zy in hunne scheepen moghten hebben, op de kust van Engelandt ervaaren: en voornaamentlyk in en ontrent Duins, in 't Koningks Diep, Solsbaay, Harwits, en de banken van Jarmuiden. Met stilte, zeilen en laveeren, quam de vloot op den vyfentwintighsten der maandt op de hooghte van achtenvyftig graden, ontrent twintig mylen beoosten van Boekkenesse. Dien zelven dagh kreegen de Hollandtsche buitenwachten jacht op twee Engelsche kitsen, of advysjachten van d'Engelsche vloote, die eindelyk door den Kapitein Ga naar margenoot+Jan Matthyszoon werden ingezeilt, en genoomen. Deeze hieldt men in de Hollandtsche vloot om ze op kundtschap te zenden. D'Engelschen, op die kitsen gevangen, verhaalden, dat hunne vloot, sterk tzeventig scheepen, ettelyke daagen op de kusten van Noorweegen hadt gekruist, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+hoopende d'Oostindische scheepen aan te trefsen: doch dat ze eindelyk Ga naar margenoot+den achtienden der maandt naar Hitlandt was geloopen, in zeekere baay, Breesondt genoemt. Ook zeiden ze, dat d'Engelschen een esquadre van twintig scheepen, onder Kapitein Thomas Tiddyman, op de kust van Noorweegen hadden gelaaten, en den drieëntwintighsten 's morgens weêr uit Hitlandt waaren in zee gesteeken. Een Hamburger schoet braght gelyke tyding: daar noch byvoegende, in Hitlandt te hebben verstaan, dat d'Engelschen veele zieken in hunne scheepen hadden, en daar onder eenigen besmet met den rooden loop. Ook hadden de Hollandtsche brandtwachten een Engelsch oorlogsschip van de witte vlagge in 't gezicht gehadt: Ga naar margenoot+zoo dat de Hollandtsche vloot den vier- en vyfentwintighsten zeer dicht by d'Engelsche was geweest, even buiten elkanders gezicht: zonder te weeten of de Hollanders beoosten of bewesten van hunne vyanden waaren verbygezeilt, en of d'Engelsche vloot haar koers naar Engelandt of Bergen hadt gezet. Hier op werdt by de Heeren Gevolmaghtigden, de Ruiter, en d'andere Opperhoofden beslooten, dat men met alle spoedt naar Bergen zou zeilen, op hoope van d'Engelschen daar t'ontmoeten. Ga naar margenoot+Ook werdt te deezer tydt in de vloot groote moedt, om de vyanden onder d'oogen te zien, bespeurt: niet alleen by den L. Admiraal de Ruiter en d'Opperhoofden, maar ook by alle de Kapiteinen en matroozen. Men toonde zich ook wel vernoeght, en schiep een zonderling welgevallen in d'ordres, die daagelyks by de Heeren Gevolmaghtigden, met kennis, overleg en goedtvinden van d'Opperbevelhebberen der vloote, werden Ga naar margenoot+uitgegeven. Den negenentwintigsten van Augustus quam de vloot op de kust van Noorweegen, by 't landt van Bergen. Hier verstonden de Gevolmaghtigden en de Ruiter, door eenige galjoots, en Noorluiden, dat d'Engelschen, onder 't gebiedt van Thomas Tiddyman, met veertien Konings Ga naar margenoot+scheepen, drie branders en vier kitsen, de tien Oostindische scheepen, Ga naar margenoot+en andre Nederlandtsche koopvaarders, die daar binnen de haaven waaren geloopen, den twaalfden der maandt vyandtlyk hadden aangetast: maar zoo dappren tegenweer gevonden, dat ze, naa vierd'half uur strydens, hun ankers mosten kappen, en met groot verlies afwykenGa naar margenoot†. In voege dat men niet alleen d'Engelsche vloot op de Schotsche kust hadt gemist t'ontmoeten, maar ook te laat voor Bergen quam, om Tiddyman aan te treffen. Korts daarna ontfingen de Heeren Gevolmaghtigden een' brief van den Heer Pieter de Bitter, Opperbevelhebber der Oostindische scheepen, hun te kennen gevende, dat zich daar de zaaken, sedert het gevecht met d'Engelschen, wonderlyk opdeeden: dat de Heer Klaus van Aleveldt, Generaal over 't Deensch krygsvolk Ga naar margenoot+in Noorweegen, en de Heer Kaspar van Cicignon, Heer tot Overambacht, Gouverneur van de stadt en 't Slot van Bergen, hun hadden aangezeit, dat men, indien men wilde dat ze in den goeden yver en dienst, om hen tegens d'Engelschen te beschermen, zouden volherden, hun de somme van honderdtduizendt ryksdaalders most verschaffen, 't welk tot een belooning van hun, en d'andere Bevelhebbers, zou dienen: dat ze, dat geldt ontfangende, de vryheit der haaven te beter, met hun goedt en bloedt daar by op te zetten, tegens alle geweldt zouden verdeedigen: daar by voegende, dat ze, uit liefde tot den Nederlandtschen Staat, met hun rondt en openhertig wilden gaan: dat d'Engelschen slechts twee of drie mylen van Bergen waaren, van wien ze wel beeter voorwaarden konden bedingen: en dat ze dit by hunnen Koning, als zich onzydig houdende, wel konden ver antwoorden: dat men hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eisch in 't kort most inwilligen, of dat zy 't wel wisten te vinden, en hen in twee daagen tydts wel tot nader bedenken zouden brengen. Dus verzochten ze met dreigen. Hun was geantwoordt, dat men tot het geven van zoo veel geldts niet gemaghtight was, dat het geeven van zoodaanige belooning den Staat raakte: dat geen bezondere luidenGa naar margenoot† daar iet in vermoghten te doen. Hier mede hadden ze de zaak sleepende gehouden. Doch zy hadden hun alreede drieduizendt ryksdaalders aangetelt, en waaren noch beezig om acht of tienduizendt uit de Spaanschvaarders op te brengen, 't welk gebruikt werdt tot versterking van 't kasteel, Ga naar margenoot+daar men met veel volk aan arbeidde. De Heeren Gevolmaghtigden hadden, voor 't ontfangen van dat bericht, den L. Kornel Willem Josef van Gent aan den Gouverneur van Bergen, met een brief van dankzegging, voor de berging en verdeediging der Nederlandtsche scheepen, daar in de haaven leggende, afgezonden: met verzoek van zyne verdere hulpe; ten einde dat de voorschreeve scheepen op het spoedighste moghten uitkoomen, en zich by 's Landts vloot begeven. Ook was den L. Kornel belast, naar bevinding van de gelegentheit der zaake, den gemelden Gouverneur ook uit den naame van hunne Hoog. Moog. mondeling met een beleefde aanspraak te bedanken. Men hadt, eenige daagen Ga naar margenoot+geleeden, verscheide galjoots naar Bergen gezonden, met schriftelyke ordre, waar by den Schipperen van alle de scheepen, in Nederlandt t'huis hoorende, uit den naame van hunne Hoog. Moog. werdt belast, zich op 'tspoedighste klaar te maaken, en op d'aankomst van de vloot zich zonder tydtverzuim daar by te vervoegen: en zoo haast als men 't landt in 't gezicht kreeg waaren noch eenige vaartuigen afgevaardight, om de Ga naar margenoot+zelve Schippers van de komst der vloote te waarschouwen, met last om straks uit te koomen. Bovendien hebben de Heeren Gevolmaghtigden (oordeelende dat de spoedt en snelheit een der voornaamste punten was, die hun, tot bereiking van 't oogmerk hunner Hooghmoogentheeden, Ga naar margenoot+stonden in acht te neemen) den persoon van Simon Willemszoon, een der zeeraaden die men hun hadt toegevoeght, op den negenentwintighsten noch derwaart gezonden, met last om alle de Nederlandtsche scheepen in der yl uit te pressen. Doch dewyl het Liet van Bergen, daar Ga naar margenoot+men door most, eng en lang, en de windt hun tegen was, werden ze eenige daagen opgehouden. Ontrent deezen tydt zyn twee scheepen der Oostindische Kompagnie, en ettelyke Moskovysvaarders, die zich tot noch toe by de vloot hadden gehouden, van haar afgescheiden, en men liet ze door de Kapiteinen Bronser, Jan Matthyszoon, Henrik Haakroo en Adriaan Teeding Berkhout, tot benoorden 't landt van Stadt en Hitlandt geleiden: den gemelden Kapiteinen beveelende, tot den eersten van September by hen te blyven, en dan te rug te keeren, zich voor Bergen by de vloot te voegen, of die, indien ze vertrokken was, te volgen. Ga naar margenoot+De Heeren Gevolmaghtigden op 's Landts vloot schreeven daarna aan den Opperbevelhebber der Oostindische scheepen de Bitter, dat hy Ga naar margenoot+met zyne scheepen zich zoude haasten, om, met al d'andere koopvaarders, zee te kiezen: vertrouwende dat men hun t'uitkoomen niet zou beletten: en hem met eene verzeekerende, dat men, het tegendeel, boven vermoeden, verneemende, hem met de zeemaght, die men by zich hadt, alle hulp en bystandt zou trachten toe te brengen. Maar sedert de komst der vloote hadt men den eisch der honderdtduizendt ryksdaalders laaten vallen, zonder daar meer van te reppen: en 't vertrek der scheepen werdt toegestaan. Doch men weigerde eenenveertig stukken ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schuts, Ga naar margenoot+en daar onder twee die zesendertig, en twee die achtien pondt Ga naar margenoot+yzers schooten, (d'andere waaren meest twaalf- en achtponders) die de Nederlanders, ten tyde van 't gevecht met d'Engelschen, uit d'Oostindische en andere scheepen aan landt, en op het kasteel, hadden gebraght, te laaten volgen: voorgevende dat zy 't van nooden hadden om zich tegens d'Engelschen te verdeedigen. De Heeren Gevolmaghtigden op 's Landts vloot gaven met hunne brieven aan de Heeren Aleveldt en Cicignon te kennen, dat hun dat aanhouden vremdt voorquam: met ernstig verzoek, dat men 't geschut aan d'eigenaars, zonder uitstel, zou laaten volgen. Hier toe lieten ze ook door den L. Kornel van Gent met veele redenen mondeling aanhouden, maar vergeefs. Men gaf tot antwoordt, dat veel van hun geschut in den strydt was stukken gesprongen, of geschooten, en dat ze dienvolgens de stukken, die hun de Nederlanders hadden geleent, van nooden hadden, en zoo lang mosten houden, tot dat men hun uit Denemarken met ander geschut hadt verzien. Men hadt uit den mondt van eenige landtluiden verstaan, dat zich een Engelsch oorlogschip tusschen de zee en de stadt Bergen in een engte, genoemt Ga naar margenoot+Bok op raa, onthieldt, en de doorvaart belette. Hier op werdt de Schoutbynacht de Liefde, met de Kapiteinen Blok, Adelaar, en Verschuur, Ga naar margenoot+derwaart gezonden, om dat schip te veroveren: doch 't was drie Ga naar margenoot+daagen voor hunne komst vertrokken. Midlerwyl werdt de vloot, sedert den dertigsten der maandt, door de styve Westelyke winden, die aldaar recht op het landt waaijen, genoodtzaakt af en aan te houden, om buiten 't gevaar van den wal te blyven, en raakte wel dertig mylen Noordelyker dan de plaats daar men bestemt hadt de scheepen uit Bergen Ga naar margenoot+te wachten. Doch den derden van September, de windt uit den Noorden en Noordtoosten schietende en doorkoelende, quam de vloot den vierden weêr ter bestemde plaatze, tusschen het Zuider gat, Kruisfioerdt Ga naar margenoot+genoemt en 't Noorder gat, Jeltefioerdt, daar de groote scheepen gemeenlyk Ga naar margenoot+uitloopen. Men zondt op den derden zes oorlogscheepen, te weeten den Schoutbynacht Stachouwer, en de Kapiteinen Haazeveldt, Bruin, Vollenhoove en Vinkelbos, naar den Oresondt, met last van daar eenige koopvaarders af te haalen, naadien men zekere tyding hadt dat Ga naar margenoot+vier Engelsche scheepen derwaart waaren gezeilt. Door de sterke Westelyke winden, straks gemeldt, konden d'Oostindische en andere scheepen, Ga naar margenoot+die te Bergen laagen, geen zee kiezen. Zy waaren den tweeden van de maandt, toen de windt wat Zuidelyk schoot, van voor Bergen onder zeil gegaan, met meening om het Noorder gat, Jeltefioerdt, uit te koomen; maar de windt daar op Noordt en Noordtoost loopende, mosten ze ontrent een myl van zee ten anker koomen. Den volgenden dagh hadden ze, dewyl de windt noch Noordtoost woey, hunne ankers gelicht, en waaren weêr inwaart geloopen, met voorneemen om binnen de klippen door te zeilen, en alzoo het Zuider gat, Kruisfioerdt, uit te raaken. De Schoutbynacht de Liefde, met zyne vier scheepen, het Engelsch oorlogschip, daar hy op uitgezonden was, gemist hebbende, voegde zich, tusschen de klippen, by d'Oostindische scheepen. Een der Ga naar margenoot+zelve, het Slot van Hooningen genoemt, was daar, grondt geraakt hebbende, met noch drie Straatsvaarders blyven leggen, en de Zeeraadt Simon Willemszoon hadt zich op dat schip begeven, en deê alle vlyt om 't in zee te brengen. Den vierden raakten negen Oostindische scheepen, met ontrent vyftig andere koopvaarders, in zee: maar zy dreven bezuiden Ga naar margenoot+en buiten 't gezicht der vloote in stilte tot den zesten, toen quaa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men Ga naar margenoot+ze eerst onder de vlagge. Toen werdt de Schoutbynacht de Liefde, Ga naar margenoot+noch voor den avondt, met de Kapiteinen Simon Blok, Jan Adelaar, Pieter Karsseboom, Kornelis Thomaszoon, en Engel Janszoon, naar Breezondt, acht mylen benoorden Stadt, gezonden; om twee Oostindische scheepen, ('t eene genoemt Niewenhooven en 't ander den Oyevaar) Ga naar margenoot+en noch eenige andere koopvaarders, die men verstondt dat daar, en daar ontrent, waaren ingevallen, af te haalen: met zich voerende drie fluitscheepen, om, des noodts, de goederen van 't schip den Oyevaar, 't welk roerloos was, en met een kabeltou, dat achter uit sleepte, Ga naar margenoot+werdt bestierdt, daar in te laaden. Doch de gemelde twee Oostindische scheepen, met noch eenige Westindisch- en Spaanschvaarders, zyn den Schoutbynacht de Liefde den zevenden ontmoet, en quaamen den achtsten met hunnen geleider by de vloot. Ook waaren de vier oorlogscheepen, die de scheepen, naar Oostindie en Moskovie willende, drie etmaalen Noodtwaart aan hadden gebraght, weêr by de vloot gekoomenGa naar margenoot†. Het Oostindisch schip 't Slot van Hooningen, en drie Straatvaarders, waaren al den vierden der maandt, voor de tweede maal, van voor Bergen onder zeil gegaan, maar naadien de windt niet ruim genoeg, en ook te slap was, werden ze genoodtzaakt hunne ankers weêr tusschen de klippen Ga naar margenoot+te laaten vallen. Doch de Heeren Gevolmaghtigden op 's Landts vloot tot den achtsten vergeefs op hen gewacht hebbende, schreeven toen aan den Zeeraadt Simon Willemszoon, dat ze met genoegen hadden verstaan de moeite die hy, ten dienst van 't Landt, aanwendde in Ga naar margenoot+het uitbrengen van het leste Oostindisch schip het Slot van Hooningen: doch dat men op deeze kust, met zoo zwaare winden, en met zoo groote en kostelyke vloot, op het onzeeker wanneer het Slot van Hooningen by hen zou konnen worden gebraght, niet langer, tot ondienst van 't gemeen, kon vertoeven. Dat men hem derhalven liet weeten, dat hy, indien 't Slot van Hooningen op dien dagh niet by hen in zee kon koomen, zich met eenig vaartuig by hen zou vervoegen: dewyl zy met de gantsche vloot zee zouden kiezen, en den koers naar Ga naar margenoot+'t vaderlandt zetten. Hier op begaf hy zich, geen kans ziende om 't gemelde schip dien dagh uit te brengen, weêr naar de vloot, quam ten Ga naar margenoot+zelven daage aan 't boordt van den Heer de Ruiter, en deê verslagh van zyne verrichting te Bergen, ontrent het uitpressen der scheepen: daar by voegende, dat het Slot van Hooningen, en de Straatvaarders, die binnen de schaaren, ontrent Bok op raa laagen, noch voor eerst niet Ga naar margenoot+konden uitkoomen. Men hadt, naa eenige beraadtslaaging met den L. Admiraal de Ruiter, en d'andere Opperhoosden der vloote, goedt gevonden en beslooten, dat men niet langer op de kust van Noorweegen zou verblyven, maar zonder uitstel naar 't vaderlandt zeilen. Den Kapitein Quiryn van den Kerkhove, voerende het schip Rotterdam, (van waar de Viceadmiraal van Nes op een ander schip was overgegaan) werdt belast, dat hy, nevens den Kapitein Jakob Centen, met het schip den Hollandtschen Thuin, op het Oostindisch schip 't Slot van Hooningen, en de drie of vier koopvaarders, die zich ontrent Bok op raa onthielden, of van daar op wegh waaren om by de vloot te koomen, zoude passen, hen alle behulp doende, en ten spoedighste naar 't vaderlandt geleidende: doch dat hy onder weege 's Landts vloot zou opzoeken, en zich daar by vervoegen, ter plaatze daar die zou zyn aan te treffen: zullende tot zyne naarichting dienen, dat de vloot voor eerst haaren koers Zuidtwesttenzuiden Ga naar margenoot+zou zetten, zoo veel weêr en windt dat zouden toelaaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Men verhoopte, dat de gemelde scheepen zoo tydelyk buiten de klippen zouden raaken, dat ze 's Landts vloot, die, vermits haar groot getal, en de byhebbende koopvaardyscheepen, geen spoedige voortgangh kon maaken, noch zouden achterhaalen. Dat besluit, van ten eersten naar 't vaderlandt te zeilen, was op gewichtige redenen gegrondt. Ga naar margenoot+'T was buiten twyffel dat door langer verblyf op de Noordtsche kust, met zulk een groot getal kostelyke scheepen, veel meer werdt gewaaght Ga naar margenoot+en in gevaar gestelt, ook zelf voor d'Oostindische Kompagnie, dan door 't achterlaaten van dat eene Oostindisch schip en d'andre koopvaarders: want op die kust (daar 't zoo diep was, dat geen kabels tot den grondt toe konden reiken) liepen veele scheepen, inzonderheit de zwaare Oostindische scheepen, en vooral het roerloos schip de Oyevaar, dat van kostelyke laading was, met een' Westelyken storm groot gevaar van te vergaan. Ook stonden by die donkere nachten, de windt dikwils uit en in schietende, zwaare rampen, door 't stooten van 't eene schip tegens het ander, in zoo groot een vloote met reden te bevreezen. Dan 't geen de Heeren Gevolmaghtigden tot dat besluit meest hadt bewoogen, was dat de voornaamste toeleg van hunne Hoog. Moog., van d'Engelsche vloot met deeze zeemaght te bevechten, door langer verblyf op die kust t'eenemaal verwaarloost, of ten minsten merkelyk verachtert zou worden. Dees laatste inzicht hadt alle andere daar tegens strydende bedenkingen by hen overwoogen: want zy hielden voor het hooftpunt van 't ooghmerk en voorneemen der Heeren Staaten, dat de smet en smert, die den Staat door den lesten zeeslagh was aangevreeven en overgekoomen, met een gelukkiger gevecht moght worden uitgewischt, vergoedt, of hersteltGa naar margenoot†. Men hadtGa naar margenoot‡, met goedtvinden van den L. Admiraal de Ruiter, en van d'andere Opperhoofden der vloote, beraamt, wat ordre Ga naar margenoot+dat men in 't zeilen zou houden: naamentlyk, dat het esquadre van den L. Admiraal de Ruiter zou voor uit zeilen: het esquadre van den L. Admiraal Kornelis Evertsz. aan 't stuurboort van den L. Admiraal de Ruiter, een weinig achterwaart; het esquadre van den L. Admiraal Tromp zou aan bakboort, mede een weinig achterwaart, zeilen; d'Oostindische en andere koopvaardyscheepen zouden zich daar achter vervoegen; en 't esquadre van den L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries zou de koopvaarders van achter besluiten, en d'achterhoede houden: in voege dat de gemelde Opstindische en andere koopvaardyscheepen in 't midde, tusschen de vier esquadres, zouden worden beslooten. Doch in gevalle van gevecht zouden d'Oostindische en andere koopvaardyscheepen zich uit het gedrang, en zoo veel loefwaart op begeven, als naar gelegentheit van de plaats, en van weêr en windt, raadtzaam en doenlyk zou zyn. Men stelde ook verzaamelplaatzen, daar men elkandere, in gevalle dat de vloot door storm, mist, of andere ongelegentheit, moght verstrooit worden, Ga naar margenoot+zou trachten te vinden. Voor eerst zouden de verdwaalde scheepen de vloot, daar zy zouden oordeelen dat die, naar beloop van weêr en windt, haar koers zou hebben gestelt, opzoeken, en die niet konnende aantreffen, zouden ze de voorschreeve vloot voor het Texel zoeken: neemende haaren koers doorgaans Zuidtwesttenzuiden, zoo veel de windt zou toelaaten, en trachtende het Doggers Zandt ontrent op vyftien vadem te passeeren: doch zy mosten niet te veel vaart maaken, om niet voor de vloot ontrent het Landt te koomen, en zoo in gevaar, ten aanzien Ga naar margenoot+van den vyandt, die zich daar moght onthouden, te vervallen. De vloot voor Texel niet vindende, zouden ze de zelve daar inwachten, of, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+vernemende dat ze voorby was, haar volgen, en voor 't Goereesche gat opzoeken, daar d'algemeene verzaamelplaatsGa naar margenoot‡ zoude zyn. Naa 't vaststellen Ga naar margenoot+van deeze ordre, den achtsten der maandt, ging de vloot, (die ontrent zes mylen, Westwaart van Bergen, in zee was) noch voor 't vallen van den avondt, onder zeil, en stelde haaren koers Zuidtwest aan. Doch in de voornacht, tusschen den achtsten en negenden van September, begost de windt uit den Noordtwesten en Noordtwesttennoorden Ga naar margenoot+hardt op te koelen, en veranderde, geduurig toeneemende, den volgenden Ga naar margenoot+dagh in een' geweldigen en verschrikkelyken storm. De L. Admiraal de Ruiters schip bleef d'eerste nacht, toen de storm opstak, met kleen zeil dryven; op dat een ygelyk, en inzonderheit de scheepen, die in zulk een onweêr geen zeil konden voeren, by de vlagh moghten blyven, en de vuuren in ’t oogh houden. Maar den daghGa naar margenoot† aankoomende kon hy, mits het hardt, deizig, en regenachtig weder, slechts weinig scheepen in 't gezicht krygen: doch den Bevelhebber of Admiraal der Oostindische vloot met het schip Walcheren noch konnende beoogen, hieldt hy zich geduurig by hem: dan toen men zagh dat het schip Walcheren, niettegenstaande den lichten dagh, by den windt bleef leggen, vondt de Ga naar margenoot+Heer de Ruiter, met de Heeren Gevolmaghtigden, geraaden, (om hem en eenige anderen met zynen voorgang te toonen hoe men reis most vorderen) het eenigen tydt met een huikende fok voor de windt te laaten loopen. Hy liet de vlag achter van de kampanje waaijen, tot een teeken dat men koers zou gaan. Maar toen niemant volgde, en dat het schip Ga naar margenoot+Walcheren noch al by den windt bleef leggen, stak de Ruiter, ziende dat op dien dagh wel tachtig scheepen van de vloot waaren versteeken, weder by; om Walcheren en andere scheepen in te wachten, dryvende in den hardtsten windt, die toen uit den Noordtnoordtwesten schoot, met een zeil. Hy hadt toen noch van de Hoofden der vloote vier scheepen ontrent zich: te weeren, de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon en Tromp; de Viceadmiraalen van Nes en Koenders, en den Schoutbynacht Kornelis Evertszoon de Jonge. Dus dreef men den gantschen nacht, Ga naar margenoot+en de storm bleef even fel uit den Noordtnoordtwesten. Den volgenden morgen was 't weder even zwaar, en men kon niet meer dan ontrent achtenveertig scheepen rondtom de vlag tellen. Toen was de windt Noordttenwesten, Ga naar margenoot+en de L. Admiraal de Ruiter verstondt, dat men noodtwendig most draagende houden, en met dien fellen voordewindt, en storm, den koers naar 't vaderlandt stellen. Hier over werdt met de Heeren Gevolmaghtigden Ga naar margenoot+straks beraadtslaaght, en zyn voorstel toegestemt. Hy stelde dan ontrent ten negen uuren zyn' koers Zuidtzuidtwest aan, en liet het weêr voor de windt, met een huikende fok, heenen loopen: te meer, naadien men meende, dat de koopvaarders, en de meeste Oostindische scheepen (daar men maar twee van kon zien) al verre vooruit waaren: ook was men beducht, dat hun, indien ze voor de vloot by 't Landt quaamen, daar wel eenig ongemak van d'Engelschen moght ontmoeten. In dier voege liet het de Ruiter, dien d'Admiraal der Oostindische scheepen toen ook volgde, dien dagh doorstaan, terwyl de windt noch even hardt uit den Noorden en Noordtwesten woey. Maar tegen den avondt minderde hy zeil, d'achterste scheepen inwachtende, en met de fok lensende tot naa middernacht: toen werdt het schooverzeil bygemaakt. Dit vreeslyk onweêr hadt nu van den achtsten 's avondts tot den elfden September 's morgens, zoo veel meer dan twee etmaalen, meest uit den Noordtnoordtwesten, geduurt, en de Heeren Gevolmagh- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tigden Ga naar margenoot+vonden zich, nevens den L. Admiraal de Ruiter, op een rank, en, in dat harde weder, zeer afvallig schip, naamentlyk Delflandt, gescheept: doch zy toonden zich in deezen grooten noodt kloekhartig: Ga naar margenoot+inzonderheit de Raadtpensionaris de Wit, die geduurende den storm mede hielp uitzien, en zelf, in 't allerhardtste van 't onweder, wel drie uuren naa den anderen, in reegen en windt, en zeewaater, boven op het schip stondt: om, zoo veel doenlyk was, door minderen of meerderen van zeil, en 't zetten van den koers, naar gelegentheit, of naar 't geen men met het gezicht ontdekte, alle verdere verstrooijinge te helpen voorkoomen. Den elfden der maandt bevondt zich de L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter, op den middagh, op de hooghte van vyfenvyftig graaden en een half, en men wierp grondt op achtien of twintig vadem: waar uit men afnam op de Noordtkandt van het Doggers Zandt te zyn. Hy hadt nu niet meer dan vyf of zesendertig oorlogscheepen, twee branders, en de twee Oostindische scheepen, Walcheren en Brederode, met noch zes andere koopvaarders, onder zyne vlagge, t'zaamen ontrent zesenveertig Ga naar margenoot+zeilen: doch men verhoopte, dewyl de windt stilde, en 't weder met een klaare lucht handtzaam werdt, dat het getal der scheepen meer en meer zou aangroeijen. Zommigen meenden te dier tydt, dat eenige koopvaarders, en moogelyk ook etlyke oorlogsscheepen, voor uit waaren geloopen. Voorts werdt alle vlyt aangewendt, zoo met het verspreiden der scheepen, Ga naar margenoot+die zich by een vonden, als door het uitzenden van al 't kleen vaartuig dat men kon bekoomen, om de verstrooide scheepen by de vlagge te verzaamelen. 'T was, hieldt men, te dier tydt een groot ongeluk voor de vloot, dat veele scheepen, in dat harde weder, aan den windt bleven leggen, en overzulks van een' voorwindt een bylegger hadden gemaakt: daar het in deeze zee veel gemakkelyker, en voor de scheepen draagelyker viel met een huikende fok voor windt te lensen, dan met een zeil by den windt te leggen dryven: gelyk de Heeren Gevolmaghtigden, en de Ruiter, met het schip Delflandt, en al d'andere die de vlagge volgden, met 'er daadt bevonden, dat zy, met een huikende fok voorwindt aflensende, veel minder de slagh van 't water tegens het schip gewaar werden, en 't met veel minder pompen en balien konden gaande houden, dan als ze bystaaken. Indien ook d'andere Oostindische scheepen 't schip Walcheren, hunnen Admiraal, hadden gevolght, zy waaren naar alle menschelyke waarschynlykheit met hem by de Ruiter gebleven en behouden geweest: en indien ook alle de scheepen, van den beginne aan, het ter lens voor de windt, of ruim schoots, hadden laaten afloopen, dan zou misschien de gantsche reize met den storm zyn gewonnen, en de geheele vloot waar, naar gissing, al den twaalfden voor 't Landt geweest, gelyk ook op dien dagh al eenige scheepen behouden in 't Vlie waaren gekoomen. Maar 't kon zyn dat hen eenige gewichtige inzichten hadden weêrhouden, als de vreeze dat hunne spiegels door de zee zouden ingeslaagen worden, of iet diergelyks. Ga naar margenoot+In deezen grooten zeestorm hadt men twee brandtscheepen zien zinken: het eene genoemt de Schrik van Amsterdam, onder den Kommandeur Henrik Bokhoven, daar men niet wist dat iemandt van afquam: het ander uit Vrieslandt, genoemt Abrahams offerhande, onder den Kommandeur Olivier Aggesz. daar niet dan drie man van werdt geberght: een ander van Rotterdam, genoemt de Zwaan, gevoert by den Kommandeur Jan van Braakel, hadt men zien dryven zonder masten. Het oorlogschip groot Hollandia raakte zyn voorsteng quyt. Veel andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+scheepen leeden insgelyks merkelyke schaade, maar bleeven zee houden. Ga naar margenoot+Hier verstrekte nu d'ongestuime zee als tot een veranderlyk toonneel der menschelyke zaaken, daar men de goddelyke bestiering met opmerkende oogen op kon aanschouwen. Hier zag men nu hoe Godt, d'Opperbestierder der dingen, al de raadtslaagen en voorneemens der menschen, hoe voorzichtelyk dat men ze ook beleit, en al hunne naarstigheit, wakkerheit, en voorzorge, in korten tydt kan stuiten en vernietigen. Al de groote gedachten, die men van deeze vloot hadt geschept, al de welberaamde ordren, by de drie Heeren Gevolmaghtigden, de Ruiter, en d'andre Opperhoofden, uitgegeven, al het verstandt en dapperheit van den eenen en van den anderen, dit alles werdt hier door de bestiering des Allerhooghsten, en den enkelen adem zyner stormwinden, over staagh geworpen; de hoop in bekommering verkeert; en een merkelyk gedeelte van den rykdom, die men in behouden haven zocht te brengen, in de handen der Engelschen gegeven; voorts d'ontmoeting van beider zydts vlooten, en wyder bloedtstorting, voor dit jaar belet, gelyk het vervolg van dit verhaal zal aanwyzen. Naa dat de L. Admiraal de Ruiter, gelyk gemeldt is, naa den storm by of op het Doggers Zandt was geraakt, en slechts zesendertig oorlogscheepen by een hadt, liep hy dat Zandt langs, genoeghzaam van de Westpunt af tot niet verre van de Oostkant toe, om d'afgedwaalde scheepen op te zoeken: en dat op den zelven dagh, op welken ('t geen hy sederdt vernam) d'Engelschen Ga naar margenoot+twee Oostindische scheepen en drie of vier oorlogsscheepen aan de zelve Westpunt naamen: zonder echter iet te hooren, of iemant aldaar aan te treffen. Ter zelver tydt heeft hy, bezuiden 't Zandt koomende, de zesendertig scheepen, die hy by zich hadt, in twees esquadres, tot dat de vloot weêr by elkandere zou zyn verzaamelt, verdeelt, op de Ga naar margenoot+volgende wyze,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen werdt ook beslooten, dat de scheepen van het eerste esquadre den wimpel zouden laaten waaijen van de groote steng, en die van het tweede esquadre van de voorsteng. Eenigen dacht het vremt dat men zoo veele scheepen van de vloot miste; dewyl men te vooren verzaamelplaatzen hadt beraamt, daar men elkandere, by geval van verstrooijinge door onweêr, zou opzoeken. Doch die ordre hadt men aan d'Opperhoofden der esquadres bekent gemaakt, met last om ook den Kapiteinen daar van kennis te geven: dat echter eenigen, door 't haastig opkoomen van den storm, niet konden in 't werk stellen. Hier door waaren veele Kapiteinen, die 't onweêr wydt en zydt hadt verstrooit, onweetende van den koers dien zy, om by de vlag te koomen, hadden te houden, 't geen de verzameling merkelyk vertraagde. Dan weinig uuren naa de nieuwe verdeeling der vloote in twee esquadres, zagh men tegens den avondt acht zeilen beoosten de vloot: daar van ten negen uuren zich vier by de Ga naar margenoot+vlagh vervoegden: te weeten, de L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries, met noch twee oorlogscheepen, en een' brander. De Vries, aan de Ruiters boordt koomende, verhaalde, dat hy met zyn schip, bezuiden het Doggers Zandt, ten zelven daage, 's morgens, eerst van twee, en daarna van vier Engelsche scheepen was nagejaaght, zoo verre dat zy ontrent Ga naar margenoot+binnen schoots van hem waaren: maar dat hy naa den middagh noch twee andere scheepen van oorlog by zich krygende, en ook in 't gezicht der Hollandtsche vloote koomende, de vier Engelschen, (die men op de Ruiters schip hadt gezien) naa dat ze de Neêrlandtsche vloot onderscheidentlyk in 't gezicht hadden, in 't vallen van den avondt weêr te Ga naar margenoot+rug keerden, Oost oploopende, naar een vloot scheepen, die te voller gezicht van hem was, doende door schieten en andersins haare beraamde seinen: daar by voegende, dat hy d'Engelsche vloot, vermits het wat duister Ga naar margenoot+weder was, niet wel hadt konnen tellen, maar dat zyn volk van de Ga naar margenoot+steng tot tsestig zeilen in getaale hadden konnen bekennen. Op deeze tyding verstondt de L. Admiraal de Ruiter, dat men, onaangezien de geringe maght die men by een hadt, en nu, naa d'aankomst van den L. Admiraal de Vries, slechts uit negenendertig scheepen en fregatten van oorlog bestondt, den Engelschen 't hooft behoorde te bieden. Dit werdt van de Heeren Gevolmaghtigden toegestemt, en alles kant en Ga naar margenoot+klaar gemaakt. Ook waaren niet alleen de Bevelhebbers, maar ook de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+matroozen vol moedts, en door 't afweezen van zoo veele scheepen, Ga naar margenoot+als men sedert den storm noch miste, gantsch niet verflaaut. Men zeilde Ga naar margenoot+den gantschen nacht Oost ten Zuiden aan, langs welken koers de L. Admiraal de Vries oordeelde dat men d'Engelsche vloot zou konnen aantreffen. Den volgenden morgen dacht men de vyanden in 't gezicht te krygen, maar men vernam niemant; hoewel een der buitenwachten Ga naar margenoot+sein deedt als of hy vreemde scheepen zagh, daar men vergeefs naar Ga naar margenoot+liet uitzien. De vloot zeilde noch al Oost aan, en quam 's naamiddaghs by een' Zeeuschen kaaper. De Kapitein van dat schip, Boudewyn Keuvelaar genoemt, verklaarde, dat hy ten Oosten van 's Landts vloot by een Engelsch fregat was geweest, 't welk voor hem vluchtte en Noordtoosttenoosten aan liep. De gemelde kaaper bleef by de vloot, die haar' koers vervolgde, tot 's avondts toe, zonder iet t'ontdekken. Toen vonden de Heeren Gevolmaghtigden, met den L. Admiraal de Ruiter en d'andere Opperhoofden, dewyl men geen Engelsche zeemaght vernam, geraaden, dat men 't weêr over den anderen boeg Westwaart, of Zuidtwest zou overwenden, en het Doggers Zandt op die streek langs loopen. Dit werdt 's nachts te werk gestelt, zonder dat men 's morgensGa naar margenoot† d'Engelsche kon aantreffen, of eenige Hollandtsche oorlogscheepen of koopvaarders ontmoeten. Op dien volgenden dagh werden d'Opperhoofden Ga naar margenoot+en Kapiteinen aan de Ruiters boordt beroepen, daar men de vloot (vermits d'aankomst van den L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries) in drie esquadres verdeelde: het eerste onder den L. Admiraal de Ruiter, het Ga naar margenoot+tweede onder den L. Admiraal Kornelis Evertszoon, en 't derde onder den L. Admiraal de Vries. De gemelde vloot was nu, met den Zeeuschen kaper, die in een der esquadres werdt gevoeght, sterk veertig scheepen van oorlog. Voorts werdt beslooten, dat men voor of ontrent Texel zou zoeken te koomen, om daar d'afgedwaalde scheepen te verzaamelen, en de vyanden, indien men kon, te bejegenen. Doch de daagelyksche toevallen in 't onzeeker element der zee verwekten t'elkens nieuwe zorgen, of vereischten het beraamen van nieuwe besluiten; want het minste verzuim, daar ontrent, kon, by schielyke ontmoeting van den vyandt, groote verwarring veroorzaaken, en by gevolg 's Landts vloot Ga naar margenoot+in 't uiterste gevaar van een tweede ramp brengen. Maar in zulke toevallen, die de beraamde ordres wat van haar stel hielpen, was men straks in de weêr, en men ruste niet voor dat men alles wederom in ordre hadt gebraght, en een yder zyn bequaame post aangeweezen. In welke bezorging de wakkre vlyt van den Raadtpensionaris de Wit uitmunte. Ga naar margenoot+Den zestienden der maandt was 's Landts vloot tusschen het Doggers Zandt en 't Witte water, zestien of achtien mylen Noordtnoordtwest van het Texel, en de windt wat Westelyk schietende tot Zuidtwest, en Ga naar margenoot+zomwylen tot Zuidtwesttenwesten toe, quam men eindelyk in de nacht voor den zeventienden voor 't Landt en 't gat van der Schelling. 'T werdt toen zoo loof stil dat men zich genoodtzaakt vondt het anker in den grondt te smyten, om niet met de stroom vervoert te worden; met meening om, zoo haast de windt wat zou opkoelen, de vloot wat verspreidt van den anderen te leggen, en voort al de galjoots en jachten, die men kon maghtigh worden, alomme op kondtschap uit te zenden. Maar met den storm was al 't kleen vaartuigh van de vloot afgedwaalt, of hier en daar heen gezonden. Doch men hadt den Kommissaris Knyf, leggende op Texel, aangeschreeven, dat hy al de galjoots die binnen waaren, of noch moghten invallen, aanstondts zou buiten gaats zenden, slechts een vaar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tuig Ga naar margenoot+aan den wal houdende, om de brieven van den Staat aan de Gevolmaghtigden Ga naar margenoot+te brengen. Met het aanbreeken van den dagh was de Ga naar margenoot+vloot ontrent vier mylen Westtenzuiden van Eyerlandt en Vlielandt, en men zagh in 't Westen veertien zeilen op de vlag afkoomen: te weeten, Ga naar margenoot+de L. Admiraal Tromp, en de Viceadmiraal Bankert, met acht oorlogscheepen, twee fregatten, en vier koopvaarders. D'Oostindische scheepen, Walcheren en Brederode, zeilden dien dagh naar 't Vlie, daar zy noch dien avondt, met eenige koopvaarders, binnen raakten. Hier waaren te vooren noch twee- of drieëntwintig koopvaarders naa den storm ingekoomen. De Zeeusche kaapvaarder, boven gemeldt, die eenige daagen onder de vlag was geweest, scheidde toen ook van de vloot, en stelde zyn' koers naar Zeelandt. De vloot was nu negenenveertig scheepen sterk, die men weêr in vier esquadres verdeelde. Met eene werdt Ga naar margenoot+overleit en beraamt op wat wyze dat men den vyandt, indien men den zelven bejegende, 't hooft zou bieden: daar toe niet alleen aan d'Opperhoofden, maar ook aan alle de Kapiteinen, hooft voor hooft, de beraamde ordre mondeling werdt ingeprent, en schriftelyk ter handt gestelt. Naar verdre beraadtslaaging is by de Gevolmaghtigden, de Ruiter, en Ga naar margenoot+d'andre Opperhoofden, goedtgevonden, dat de vloot zich zou blyven onthouden tusschen het Texel en 't Vlie, en, naadien de windt Noordelyk en Noordtoostelyk woey, doorgaans het Vlie naast; om, zoo veel moogelyk en doenlyk was, d'achtergebleve Oostindische en andre scheepen tegens alle overval te helpen beschermen. Want men hieldt voor zeeker dat de verstrooide scheepen het eerste en naaste gat zouden kiezen, om in behouden haven te geraaken: en men vermoedde, dat d'Engelschen, zulks wel gissende, de zelve scheepen ontrent het Vlie, of een weinig benoorden 't gat, zouden zoeken t'onderscheppen. Toen werden ook aan alle oorden van de vloot brandtwachten uitgezet, en galjoots uitgezonden, zoo om de vermiste scheepen op te zoeken, als om den vyandt t'ontdekken. Ga naar margenoot+Men zagh den achtienden des morgens noch dertien reezeilen haar koers 't Vlie in zetten, en verhoopte dat daar onder ook eenige van de vermiste Oostindische scheepen zouden zyn. Voorts werdt ten zelven Ga naar margenoot+daage vast gestelt, dat, ingevalle de vloot door storm, met een Noordtwesten of Noordelyken windt, bezuiden het Texel werdt gedreven, en niet weêr voor 't Vlie of Texel kon koomen, dan de verzaamelplaatsGa naar margenoot†, indien men geen nader kennis van den vyandt kreegh, voor Goereê zou zyn, in 't gezicht van 't Landt: en men stelde de seinen, die de L. Admiraal de Ruiter by daagh of nacht zou doen, op welke een yder de vlagge tot voor Goereê zou hebben te volgen. Te dier tydt was men in 's Landts vloot verwonderdt dat d'Engelschen tot noch toe niet op hen afquaamen, en hielt men zich daar tegens gestaadig gereedt: niet alleen Ga naar margenoot+door 't stellen van alle bedenkelyke ordre by monde en op 't papier, gelyk meermaalen is gemeldt: maar ook zelfs (op het voorstel der Heeren Gevolmaghtigden, en 't aanraaden van den Raadtpensionaris de Wit) met het oeffenenGa naar margenoot† der vloote in allen schyn, als of men met den vyandt slaaghs waare, om met der daadt te ondervinden, of een ieder de gegeve ordre wel begreep, en bequaamGa naar margenoot‡ was om die naa te koomen; om zoo doende hun het werk wat levendig in te prenten, en wat beter gewendt te maaken. Dit geschiedde, tegens elkanderen aanzeilende, met op de seinen te wenden en te keeren, zoekende elkanderen den windt af te winnen en voordeel af te zien; op dat men, met den vyandt in gevecht raakende, dan met der daadt in 't werk zou stellen 't geen men met zulk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+spiegelvechten leerde: eveneens gelyk men te lande de soldaaten oeffent, met zich, op het woordt en bevel der Oversten, rechts en slinks te keeren, de geleeden en slaghordens naar eysch van voorvallen te veranderen, te openen of te sluiten, en af en aan te trekken; ten einde dat een ieder, als 't 'er op aan komt, met te beter orde zou vechten. Doch zulke krygsoeffeningen tusschen de scheepen ter zee waaren zoo wel niet te doen als d'oeffening der soldaaten te lande: dewyl de scheepen in 't zeilen zoo zeekeren koers niet konnen houden, gelyk de soldaaten hunnen tredt stellen te lande: want het eene schip is beter ter zeilaadje, of met meer bevaaren matroozen voorzien dan 't ander, waar door 't lichter voor uit raakt, en gezwinder keert of wendt: ook kon de verandering van weêr en windt in een groote vloot, die een groot stuk van elkandere in haare esquadres is verdeelt, daar de windt zomwyle in den eenen hoek opkoelt en in den anderen slapt, groote verhindering ontrent het nakoomen der ordre veroorzaaken. Men bevondt toen, geduurende die krygsoeffeningen tusschen de scheepen, dat aan zommige Kapiteinen vry wat gebrak, maar de Raadtpensionaris de Wit verstondt, dat men 't zelve door gestaadige oeffening, zoo veel als moogelyk was, en de tydt zou toelaaten, Ga naar margenoot+most verbeteren. Den negentienden van September werdt den Heeren Ga naar margenoot+Gevolmaghtigden en den L. Admiraal de Ruiter, door drie Galjoots-schippers bekent gemaakt, dat zich een merkelyk getal van Engelsche oorlogscheepen benoordtwesten van 't Vlie onthieldt: te weeten, op of ontrent de Staart of d'uiterste punt van de Bree veertien, en juist in 't vaarwaater, daar naar alle schynbaarheit d'achtergebleve Oostindische, en andere afgedwaalde oorlogs- en koopvaardyscheepen stonden te passeeren. De drie gemelde Galjootsschippers verklaarden alle, dat ze van d'Engelsche brandtwachten waaren gejaaght, en een van hun was zoo dicht by d'Engelsche vloot geweest, dat hy vierendertig van hunne scheepen Ga naar margenoot+hadt konnen bekennen. Op deeze tyding werdt by de Heeren Gevolmaghtigden, den L. Admiraal de Ruiter, en d'andre Opperhoofden der vloote, noodtzaakelyk geacht, en dienvolgens beslooten, dat men met een manlyke dapperheit, hoewel de vloot niet sterker was dan negenenveertig scheepen van oorlogh, en dat men van elf branders noch maar twee by zich hadt gekreegen, derwaart te zeilen, en d'Engelsche vloot, die veel sterker was, aldaar op te zoeken, om die, onder Godts zeegen, te slaan, of van daar te verdryven, en alzoo den wegh voor d'achtergebleve Oostindische, en andere verstrooide oorlogs- en koopvaardyscheepen, te oopenen en te veiligen. Men stelde dan den koers naar de Bree veertien Noordtnoordtwest aan. Maar aangezien dat men dus doende zich aftrok van den post, dien men voor eerst tot een verzaamelplaats hadt gestelt: en dat het, op 't onzeker werwaart men verder den koers zou moeten zetten, al te gevaarlyk zou zyn de laater aankoomende scheepen de vlag te doen volgen: zoo werdt goedtgevonden, dat men ontrent of op den post, dien men verliet, een galjoot zou laaten blyven: met last om zulke aankoomende scheepen bekent te maaken, werwaart zy zich voor eerst, tot nader ordre, zouden vervoegen en onthouden. Ook heeft men gelyke ordre aan d'andre verstrooide scheepen, door andere galjoots, in 't vaarwaater daar men meest vermoedde dat men ze zou konnen aantreffen, te gemoet gezonden. Ten zelven daage quaamen noch twee fregatten, het eene genoemt het waapen van Leiden, onder Kapitein Barent Hals, en 't ander Popkensberg, onder Kapitein Willem van Bergen, die ettelyke daagen ontrent het Texel hadden gezwor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven, Ga naar margenoot+weêr by de vloot. De vloot zeilde den gantschen volgenden nacht Ga naar margenoot+wel zeven mylen Noordtnoordtwest aan, zonder iemant ontrent de Breeveertien te vinden. Doch 's daaghs daar aan braght Kapitein Adriaan van Kruiningen, een der buitenwachten, zekere Hollandtsche koopvaardyfluit, genoemt Sint Michiel, te Lisbon met suiker, oly en zout gelaaden, Ga naar margenoot+(die, ook van Bergen koomende, door d'Engelschen, naa den storm, was genoomen, en door hem hernoomen) in de vloot. In dat fluitschip hadt men den Luitenant van 't Engelsch oorlogschip d'Avontuur gevonden, uit wien men verstondt, dat d'Avontuure niet alleen de Ga naar margenoot+gemelde fluit Sint Michiel op den dertienden der maandt hadt genoomen; maar dat d'Engelsche vloot, of vyf scheepen uit de zelve, ten voorschreeven daage ook het Oostindisch schip den Fenix, en noch drie oorlogscheepen, hadden vermeestert, onder anderen een schip daar een swarte dubbelde Aarent achter stondt, dat ook noch een ander Oostindisch schip door d'Engelschen was genoomen. D'Engelsche Luitenant scheen van 't vierde oorlogschip, dat toen ook werdt verovert, geen kennis te hebben. Dit was d'eerste tyding die men in 's Landts vloot van Ga naar margenoot+die ontmoeting bequam. D'Engelsche vloot, die, uit Hitlandt koomende, was ingevallen, hadt zich in Soulsbaay met ongemeene spoedt van alles voorzien, en was den achtsten en negenden van September, onder den Graaf van Sandwich, weêr in zee geloopen. Ook was de verhaalde storm, die te dier tydt opstak, in dit gewest zoo zwaar niet geweest dan om de Noordt: zoo dat d'Engelsche vloot geen ramp of ongemak hadt geleden, dan dat een van haare scheepen, de Diamant genoemt, Ga naar margenoot+zyne fokkemast en boegspriet hadt verlooren. D'Engelschen, dus zee houdende, quaamen op den dertienden van September op 't Westeinde van 't Doggers Zandt, op den zelven dagh dat de Hollandtsche vloot, gelyk gemeldt isGa naar margenoot†, langs dat Zandt was gezeilt: en op dat Westeinde Ga naar margenoot+vervielen ten zelven daage de twee Oostindische scheepen, de vergulde Fenix en 't Slot van Honingen, (het eene Viceadmiraal, en 't ander Schoutbynacht der Oostindische vloote) met noch vier Staatsche oorlogscheepen, te weeten, Westvrieslandt, Groeningen, de Zevenwolden, en de Hoop, door den storm van de vlagh afgedwaalt, in hunne Ga naar margenoot+handen. Eenigen, met naame de Kapitein op 't schip Westvrieslandt, Pieter Klaaszoon Wynbergen, verweerde zich dapper. Het Engelsch fregat de Hektor, den Fenix aan boordt klampende, werdt afgeslaagen, en, hem voor den boeg koomende, in den grondt gezeilt, zoo dat 'er weinig meer dan twintig of dertig man van werdt geberght. Daarna werdt de Fenix door 't Engelsch schip d'Avontuure bemaghtight. Het Slot van Honingen most zich, dewyl 't schip log, en de matroozen door de lange reis afgemat en flaau waaren, toen 't door d'Engelsche fregatten Pleimuiden en Milfort werdt bevochten, desgelyks in 't kort overgeven. Dit was het schip dat, ten tyde toen de vloot van Bergen onder zeil zou gaan, tusschen de klippen, ontrent Bok op raa, ettelyke daagen door tegenwindt werdt opgehouden. Ook hadt men (toen men meende dat het voor eerst niet zou konnen uitkoomen) den Kapiteinen Quiryn van den Kerkhove en Jakob Centen bevoolen daar op te passenGa naar margenoot†: doch 't was noch, eer die Kapiteinen daar by quaamen, op den achtsten van September, door het Zuider gat, Kruisfioert, in zee, en daarna by de vloot geraakt. Men wist nu ook uit het verhaal van den gevangen Engelschen Luitenant, straks gemeldt, dat d'Engelsche vloot in de tnegentig scheepen van oorlog sterk was, behalven 't kleen vaartuig: dat ze met het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+schip den Souverain en vier gehuurde scheepen was versterkt: doch dat men acht scheepen, die te Bergen met de Hollandtsche koopvaarders hadden gevochten, reddeloos hadt moeten opzenden. Weinig uuren naa dat de Kapitein-van Kruiningen de verhaalde tyding aan de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter hadt gebraght, quam de Kapitein Jakob Wildtschut, voerende het fregat Harderwyk, met twee galjoots, naa den Ga naar margenoot+middagh in de vloot. Hy en de Galjootschippers deeden 't volgende verslag, dat de Viceadmiraal van Nes, met noch dertien oorlogscheepen, en eenige koopvaarders, en daar onder een Oostindisch schip, 's daags te vooren wat beoosten de plaats, daar zich de vloot nu bevondt, was geweest, zettende zyn' koers Zuidtwaarts aan naar den wal, en dat de gantsche Engelsche maght dien zelven dagh naa den middagh ten drie uuren zich daar dicht ontrent bevondt, loopende voort Westwaart aan: zulks dat zy toenmaals tegens den anderen aanliepen: doch dat de grootste hoopGa naar margenoot† van d'Engelschen wat lywaarder was, dan de scheepen onder van Nes: maar dat eenige van de loefwaartste Engelsche scheepen boven de Hollanders passeerden, en alzoo zeilende op elkanderen schooten: doch dat ze niet wisten of d'Engelschen hun wederom waaren naar gewendt, of niet. Doch een van de Galjootschippers verklaarde, dat hy den Viceadmiraal van Nes met zyne by hebbende scheepen een uur voor 't ondergaan der zonne noch in 't gezicht hadt gehadt, zonder toenmaals d'Engelschen te hebben gezien, of te hebben hooren schieten. Op Ga naar margenoot+die kondtschappen werdt verstaan dat men zich met de vloot weêr tusschen het Texel en 't Vlie zou vervoegen, om te zien of men den gemelden van Nes, met d'andre scheepen, daar niet zou konnen aantreffen Ga naar margenoot+en ontzetten. Hier op stelde den L. Admiraal zyn koers naar Texel. De Viceadmiraal van Nes, die, ettelyke weeken geleedenGa naar margenoot†, van 't schip Ga naar margenoot+Rotterdam op het schip kleen Hollandia was overgegaan, raakte in den storm, 's nachts tusschen den negenden en den tienden van September, van de vloot; dewyl zyn schooverzeil en bezaan met een smak water aan stukken werdt geslaagen, waar door hy zoo veel water in 't schip kreeg, dat men den geheelen nacht geen lens kon krygen. Ook werden al de rusten aan stukken gesmeeten, zoo dat de masten zeer los stonden. Ga naar margenoot+Toen verloor hy schielyk al de vuuren uit het gezicht. Daarna toen de storm op den elfden wat begost te minderen, zach hy in 't eerst maar vier of vyf scheepen, en korts daarna heeft hy ontrent twintig scheepen, onder anderen het Oostindisch schip het Waapen van Hoorn, by zich gekreegen, met veel galjoots, en ander kleen vaartuig, en den brander de witte Zwaan zonder masten, die hy door den Kapitein Laurens Davids liet sleepen. Ontrent den avondt kon men wel zevenendertig zeilen tellen. Hy beval al de galjoots, die hy bekoomen kon, rondtom te zeilen, en de verstrooide scheepen te verzaamelen. Ook liet hy den brander met stompen, in plaats van masten, voorzien. Hy hadt den volgenden Ga naar margenoot+dagh twaalf oorlogscheepen by een: het zyne, en de scheepen van de Kapiteinen Fabricius, Kornelis de Boer, Blankenburg, Laurens Davids, Klant, Wildtschut, Karsseboom, Jan Matthyszoon, Albert Pieterszoon de Boer, Boos, en Viktol. Hy stelde zyn koers Oost aan, en kreeg daarna ook de Kapiteinen Niedek, Vyzelaar, en Oostrum onder zyne vlagge. Niedek verhaalde, dat hy, den tienden der maandt, den Schipper van 't Oostindisch schip Nieuwenhoven, Pieter Kooker, hadt geberght, die, uit wanhoop, of mistroostigheit, meenende dat zyn schip zou zinken, nadien 't al zeven voet water in 't ruim hadt, in zee was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gesprongen, en zich met zwemmen naar Niedeks schip hadt begeeven. Den achtienden hadt van Nes, behalven de vyftien oorlogscheepen, en 't Oostindisch schip 't Wapen van Hoorn, noch over de dertig koopvaarders Ga naar margenoot+onder zyne vlagge. Op dien dagh liet hy den Kapitein Niedek voor uit zeilen, en zondt de galjoots rondtom uit, om de zee t'ontdekken: en korts daarna zagh hy vier zeilen, 't waaren Engelsche oorlogscheepen, te Ga naar margenoot+loefwaart voor uit, en seinde al de Kapiteinen aan boordt. Toen werdt beslooten, Ga naar margenoot+de vyftien oorlogscheepen in drie esquadres te verdeelen, en dat van Nes over 't eerste als Admiraal zou gebieden, Kapitein Kornelis de Boer over het tweede, als Viceadmiraal; en Kapitein Albert de Boer over het derde, als Schoutbynacht: belovende elkanderen getrouwelyk by te Ga naar margenoot+staan, en dat daar d'eene bleef ook d'ander zou blyven; dewyl d'Oostindischvaarder, noch zy 't niet konden ontloopen; indien 't d'Engelsche vloot was daar zy eenige scheepen van zaagen. 'S avondts quaamen eenige galjoots, die voor uit waaren geweest, aan van Nes boodtschappen, dat zy veele scheepen hadden gezien: en 's nachts kreeg hy verscheide tydingen van de galjoots, eenige zeiden, dat d'Engelsche, anderen dat de Hollandtsche vloot in den windt van hun was. Van Nes wendde dien nacht om de West, om 's morgens niet te vroeg by d'Engelschen te zyn, en op dat Ga naar margenoot+elk tydt hadde om zich klaar te maaken. Met het aanbreeken van den volgenden daghGa naar margenoot† zagh men d'Engelsche vloot. Ter zelve tydt quam noch een Oostindisch schip, d'Oyevaar, dat zonder roer was, by van Nes, Ga naar margenoot+die ontrent een myl waters boven 't Engelsch esquadre van de Witte vlagge heene liep, tellende ontrent tachtig vyandtlyke scheepen. Acht of negen der loefwaartste Engelsche scheepen en buitenwachten deeden eenige schooten naar de Hollanders, die ook op hen schooten, zonder elkander te konnen bereiken: ook konden de Hollanders hun lyschut niet gebruiken. D'Admiraal der Witte vlagge deê toen een sein, waar op uit ieder esquadre der Engelsche vloote zes scheepen by elkanderen quaamen, en Ga naar margenoot+veel seinschooten deeden. Maar met Zuidtzuidtooster zon quaamen d'Engelsche buitenwachten, sterk twaalf scheepen, naar van Nes toe, houdende eenig schutgevecht met de Hollanders, die hun, dewyl ze aan ly waaren, niet genoeg konden naderen: doch kort naa den middagh liepen Ga naar margenoot+vier Engelsche scheepen achter van Nes om, naar de twee Oostindische scheepen, die zy meenden te neemen: maar van Nes dat ziende hieldt op hen af, waar op de vier Engelschen van d'Oostindischvaarders afweeken. Van Nes stak toen weêr by den windt over, en de vier Engelschen voegden zich by d'andere acht. Toen quaamen ze naar van Nes toe, en hielden weêr schutgevecht. Maar ontrent ten vier uuren wendden al de twaalf Engelschen van de Hollanders af, en liepen naar hunne vloot: doch twee van hun hadden geen stengen; en op twee laagen de groote reen van boven neder, en een ander was zyn bezaansmast quyt, zoo dat ze vry reddeloos waaren geschooten. Daarna zag men de boven gemelde achtien Engelsche scheepen naderen, daar men weêr op elkanderen schoot: maar 't en duurde niet lang of zy liepen Ga naar margenoot+voor van Nes over, en leiden 't op d'Oostindische scheepen toe; die ten tweeden maale door van Nes werden ontzet, daar men toen weêr de twee sterk op elkanderen schoot, wel twee uuren lang. De Schoutbynacht der Witte vlagge volgde de Hollanders met ettelyke scheepen, zonder hun te konnen opzeilen, en keerde, toen de donker begost te vallen, weêr naar hunne vloot. Een fregat van de Blaauwe vlagge scheen noch wat te Ga naar margenoot+willen volgen: maar de Kapitein Laurens Davids van Konvent wendde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+naar hem toe, waar op het fregat straks afweek, en zyne makkers volgde. Ga naar margenoot+Op deezen dagh werdt de Viceadmiraal van Nes door de Kapiteinen Wildtschut en Ostrum verlaaten: want toen zy d'Engelsche vloot zaagen naderen, hebben ze zich van de vlag afgezondert, en zyn opgeloeft, en doorgeloopen. Wiltschut zey daarna tot zyne verschooning, dat zyn volk, ziende dat 'er negentig Engelsche scheepen ontrent hen waaren, tegens hem zeiden, dat ze tegens zoo groote maght met geen vyftien scheepen konden vechten: maar met de zeilen behoorden t'ontvluchten, en dat ze, achterhaalt wordende, zich dan ter doodt toe zouden verweeren: dat hy op die aanraading hadde opgeloeft, en was 't met de zeilen ontkoomen: ook bekende hy, dat hy een zeer bezeilt schip voerde. Dees braght, gelyk verhaalt isGa naar margenoot†, daarna in 's Landts vloot koomende, den Heeren Gevolmaghtigden, en de Ruiter, de tyding, dat van Nes by d'Engelsche vloot, en in noodt was. Ook hadt men Ga naar margenoot+aan de zyde der Engelschen (volgens 't geen de Viceadmiraal van Nes daarna verhaalde) op deezen dagh niet veel ernst bespeurt: dewyl 'er wel veertien of vyftien Engelschen voor hem over konden loopen, die echter zoo veel draagende hielden, dat ze beneden hem passeerden, en dat toen slechts zeven of acht scheepen op hem en de zynen wat schooten: dat ook de meeste hoop der Engelsche vloote wat min dan een myl beneden hem verby zeilde: dat d'andere Engelsche scheepen op hem en de zynen niet zeer aanvielen, maar alleen wat naar d'Oostindische scheepen taalden, en als hy met zyne oorlogscheepen hun naderde, terstondt wederom afhielden: dat hy, zyn' koers vervolgende, van den Schoutbynacht der Witte vlagge, op zeeker sein van den Engelschen Admiraal, alleen met zeven of acht scheepen tot den donker toe werdt gevolght, maar dat d'Engelsche vloot hem niet nawendde: zonder te konnen bedenken uit wat redenen zy hem verlieten. Ten dien tyde was hy ontrent twee mylen van 't Landt, en liep zoo naa aan de wal als hy kon, maar wendde 's nachts weêr om de Zuidtwest, en vondt zich 's morgens ontrent het kleen eilandt Schiermonikoog, tusschen de Wester Eems Ga naar margenoot+en Amelandt. Toen liet hy 't Oostindisch roerloos schip door den Kapitein Laurens Davids naar de Eems sleepen: doch 't raakte noch in 't kort binnen 't Vlie. Het ander Oostindisch schip, 't Wapen van Hoorn, was 's nachts van hem afgeraakt, en liep naar d'Elve, daar 't zich voor Gelukstadt bergde. Ook werdt het daar ontlost, en men liet d'ingelaade goederen Ga naar margenoot+met Wadtvaarders binnen deur, of over 't Wadt, naar Hollandt brengen. Ontrent den middagh verstondt de Viceadmiraal van Nes uit Kapitein Tandt, dien men hadt afgezonden om hem op te zoeken, dat hy 's Landts vloot tusschen het Texel en 't Vlie zou vinden. Hy stelde dan Ga naar margenoot+zyn' koers derwaart, en hadt 's nachts een storm uit den Noordtnoordtoosten: doch liet het met een fok en bezaan doorstaan, en quam den volgenden dagh met elf oorlogscheepen by 's Landts vloot, die, gelyk verhaalt is, op de tyding dat hy in noodt was, 's daaghs te vooren den Ga naar margenoot+koers naar 't Texel en 't Vlie hadt gestelt, om hem aan te treffen en te hulp te koomen. Hy voer daarna aan de Ruiters boordt, daar hem de Heeren Gevolmaghtigden, en de Ruiter, met vreugde verwellekoomden, en, Ga naar margenoot+naa 't hooren van 't verslag zyner verrichting, in 't byzyn van al de Bevelhebbers en Kapiteinen, hoogelyk voor den dienst, dien hy aan 't vaderlandt hadt gedaan, bedankten. Maar de Kapitein Wildtschut, die hem Ga naar margenoot+in den noodt hadt verlaaten, werdt op het schip Delflandt in verzeekering of hechtenis gehouden. De Neêrlandtsche vloot vondt zich op den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eenentwintigsten, 's avondts, dwers van 't Noordteinde van Texel, en zeilde dien nacht zeven of acht mylen Noordtwest in zee, op hoope van d'Engelschen 's morgens vroeg te zien: maar de zon opkoomende zagh Ga naar margenoot+men niemant. Ten zelven daage werdt, naa eenige beraadtslaaging met den L. Admiraal de Ruiter, en andere Hoofden van 's Landts vloote, dit volgende besluit genoomen, en onder de Ruiters handtteeken uitgegeven, Ga naar margenoot+Dat naademaal, wanneer men met de vyanden in gevecht zou zyn, de seinen die by de L. Admiraal de Ruiter, als Admiraal van de vloote, om tegens den vyandt aan te wenden, of ander sins, uit oorzaake van den rook, of andere ongelegentheit, wel licht niet wel zouden konnen worden gezien, in zulk een ongelegentheit de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon, Tromp en de Vries, maght werdt gegeven, als zy zouden bevinden of oordeelen, met tegens den vyandt aan te wenden, eenig merkelyk voordeel te konnen hebben, dan in zulk een gevalle het gewoonlyk sein om te wenden te moogen doen: mits dat zy dien onvermindert altydt op de beraamde seinen, die uit het schip van den L. Admiraal de Ruiter gedaan zouden worden, het ooge zouden hebben te houden, en daar, zoo veel doenlyk zy, op te letten, en die konnende bekennen, zich daar stip naar te richten, en voorts altydt op de vlagge te passen, en de voorige beraamde ordres in alles naar vermoogen naa te koomen. Te dier tydt gaf men den Kapitein Jan Matthyszoon verlof dat Ga naar margenoot+hy met het schip Delst, ten aanzien van 't groot getal zieken dat hy hadt, en andere ongelegentheden daar hy in was, naar de Wielingen zou moogen zeilen, om zich met kloek en frisch volk, en andere behoefte, te verzien, en dan weêr naar de vloot te koomen. Korts daarnaa werdt den Heeren Gevolmaghtigden door een Hoeker Schipper bericht, Ga naar margenoot+dat hy d'Engelsche zeemaght 's daaghs te vooren ontrent het ondergaan der zonne Noordtnoordtwest van de Hollandtsche vloot, en even buiten haar gezicht, hadt gezien, waar uit men giste dat het dien dagh licht tot een hoofttreffen zou aangaan. Op deeze tyding werdt terstondt een brief aan de Gemaghtigden van hunne Hoog. Moog. die zich toen in Texel onthielden, afgevaardight; ten einde dat men d'oorlogscheepen, die daar binnen laagen, en in staat waaren om dienst te Ga naar margenoot+konnen doen, terstondt in zee zou pressen. Ook hebben toen de Heeren Gevolmaghtigden hunnen Zeeraadt Simon Willemszoon aan de gemelde Gemaghtigden binnen Texel gezonden, om hen van den toestandt der zaaken mondeling t'onderrichten; op dat de gemelde scheepen ten eersten moghten uitkoomen. Ten zelven tyde werdt de Neerlandtsche Ga naar margenoot+vloot, nu sterk tusschen de tsestig en tzeventig scheepen en fregatten van oorlogh, op nieu in vier esquadres verdeelt, en de L. Admiraal de Ruiter stelde zynen koers Noordtwest aan, by den windt overloopende tot ten twee uuren naa middernacht, toen hy weêr naar den wal wendde, zonder Ga naar margenoot+vyanden of Engelschen te zien. Korts te voorenGa naar margenoot† hadden de Heeren Ga naar margenoot+Staaten Generaal beslooten, dat men al d'oorlogscheepen, voor Hellevoetsluis en in Texel leggende, zonder tydtverzuim zou doen uitloopen, en zich voor gaats houden, om zich by 's Landts vloot te voegen: dat men ook al de behoeftscheepen, met bier, water en andere levens- en krygsbehoefte geladen, zou uitbrengen; ten einde dat men de vloot van alles zou voorzien. Midlerwyl werdt de Ruiter met 's Landt vloot door de Noordtoostewinden van ontrent Kamperduin Zuidtwaart aangedreven, Ga naar margenoot+en derhalve goedtgevonden, zich van dien windt te dienen, om voort naar Goereê, de beraamde verzaamelplaats, te zeilen, en de gebrekke- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lyke Ga naar margenoot+scheepen te voorzien. Daarna werdt den Viceadmiraal van Nes Ga naar margenoot+door de Heeren Gevolmaghtigden gelast, dat hy een keer naar Rotterdam zou doen, om met het oorlogschip, dat in de Maaze voor hem gereedt werdt gemaakt, of anders met zyn lyf alleen, zich ten spoedigste weêr onder de vloot te vervoegen. Hier op werdt hy met een galjoot te Scheveningen aan landt gezetGa naar margenoot†. De Zeeraadt Simon Willemszoon vertrokt Ga naar margenoot+ook te dier tydt uit de vloot. Hy hadt, ontrent Scheveningen koomende, zyn afscheidt verzocht, te kennen gevende, dat hy tot zyn groot ongemak, merkelyk naadeel, en verachtering van zyne byzondere zaaken, en grooten koophandel, dien hy daaghlyks dreef, niet langer uit zyn huis kon blyven. De Heeren Gevolmaghtigden op 's Landts vloot, in zyn verzoek bewilligende, gaven hem een schriftelyk afscheidt, van deezen Ga naar margenoot+inhoudt, dat hy hun, als Zeeraadt, den tydt van zes weeken, op Ga naar margenoot+de vloot met zynen raadt getrouwelyk hadde bygewoont, en den Lande in veele zaaken goede diensten gedaan: dat ze hem nu, op zyn verzoek en ernstig aanhouden, hadden ontslaagen, om aan landt, en naar zyne woonsteede te moogen opgaan: hem bedankende voor den dienst, dien hy den Staat der vereenighde Nederlanden, en hun, geduurende de tegenwoordige toghtGa naar margenoot↓, in verscheide gelegentheden, met allen ernst, vlyt en wakkerheitGa naar margenoot†, hadt gedaan en beweezen: en hem verzeekerende, dat ze zulks by hunne Hoog. Moog. de Heeren Staaten Generaal, en elders daar 't behoorde, zouden roemen, en van hem altydts, als een goedt en getrou liefhebber des vaderlandtsGa naar margenoot‡, wel getuigen. De Heer Jan Korneliszoon Ga naar margenoot+Vrek, Burgermeester van Monnikedam, die ook den Heeren Gevolmaghtigden, om zyne kennis en ervaarentheit in 't zeemanschap, en 't oorlog te waater, tot Zeeraadt was bygevoeght, hadt het ongeluk gehadt van zich in 't begin der toght aan zyn slinker been zwaarlyk te bezeeren, zoo dat hy, toen de vloot naa den storm voor 't landt quamGa naar margenoot↓, genoodtzaakt wierdt zich naar huis te begeven, en de gemelde wonde daar met beter gemak te laaten geneezen. Dit maakten de Heeren Gevolmaghtigden aan hunne Hoog. Moog. met een brief bekentGa naar margenoot*, met byvoeging van Ga naar margenoot+deeze getuigenisse, dat de Heer Burgermeester Vrek en Simon Willemszoon, beide, en een yder van hun, hunne yver en volvaardigheit om 't Landt dienst te doen hadden betoont, en naar de geringheit van de gelegentheden, die daar toe noch voor hun vertrek waaren voorgekoomen, 't zelve ook met 'er daadt hadden bevestight. Ook werdt daarnaGa naar margenoot‡ ter vergadering van de Heeren Staaten van Hollandt, t'hunnen aanzien, goedtgevonden en verstaan, dat van weegen hunne Ed. Groot Moog. de zaake ter Generaaliteit daar heene zou werden bestierdt, ten einde aan Ga naar margenoot+ieder van hun, voor vergelding en tot erkentenisse van de goede diensten, geduurende de laatste toght ter zee gedaan, een somme van twaalfhonderdt Karels guldens moght toegevoeght worden: en dat boven en behalven zoodaanige achthonderdt guldens, als ieder van de zelve, by Ga naar margenoot+voorgaande besluitGa naar margenoot↓, tot verval van hunne uitrusting, was toegezeit. De vloot was nu den vierentwintighsten van September dwers van de Ga naar margenoot+Maaze gekoomen, daar men, vermits het stil werdt, en om door de vloedt niet te rug gedreeven te worden, het anker most werpen. Hier leggende lieten de Heeren Gevolmaghtigden den hoogen Scheepskrygsraadt by een roepen, toen bestaande uit den L. Admiraal de Ruiter, de drie andere L. Admiraalen Evertszoon, Tromp en de Vries; de Viceadmiraalen van der Hulst, Bankert en Koenders; en de Schoutenbynacht de Liefde, Kornelis Evertszoon de Jonge, met den Kapitein Pieter Sa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lomonszoon, Ga naar margenoot+die te deezer tydt, in 't esquadre van den Heere de Ruiter, als Schoutbynacht de vlag voerde. Hier werdt niet alleen beraadtslaaght over de zaak van den Kapitein Jakob Wildtschut, die den Viceadmiraal van Nes op den negentienden der maandt hadt verlaaten; maar ook over 't misdryf van eenen Jan Bogaardt, geweezen Luitenant van den Kapitein Kommer Gerritszoon, op het schip de Luipaardt. Dezen werdt te last geleidt, dat hy in 't gevecht op den dertienden van Junius de lyzeilen buiten last van zynen Kapitein hadt laaten byzetten, en, toen de Kapitein beval de zelve weêr af te neemen, tegen zyne ordre bevoolen, die te laaten staan: dat hy ook den Quartiermeester, tegens d'ordre, wil en dank van den Kapitein, hadt bevoolen draagende te houden, en overzulks oorzaak was geweest dat het gemelde schip van den vyandt afhieldt. Zy werden beide in hunne verweering gehoort, en de vonnissen t'hunnen laste, volgens de meerderheit van stemmen, ingestelt en daarnaGa naar margenoot‡ geleezen, vastgestelt en uitgevoert. De Krygsraadt Ga naar margenoot+oordeelde aangaande den Kapitein Wildtschut, dat hy zyn eer en eedt niet hadt betracht, maar het Admiraalschap, 't welk men onder den Viceadmiraal van Nes hadt gemaakt, schandelyk verlaaten, hem derhalve van zyn ampt en bediening afzettende, en hem verklaarende eerloos en onbequaam om ooit of ooit in dienst van den Staat meer gebruikt te worden: beveelende, dat zyn zydtgeweer door den Scherprechter voor zyne voeten zou worden aan stukken gebrooken, met verbeurtmaaking van alle zyne gaadje, die hy ter zaake van de tegenwoordige Ga naar margenoot+toght moght te goede hebben. De Luitenant Bogaart werdt toen by vonnis van den Krygsraadt, ter zaake van zyn misdryf, niet alleen van zyn ampt afgezet en eerloos verklaart, maar van den Scherprechter weghgeschopt, of voor schelm wegh gejaaght. Beide die vonnissen werden straks in 't werk gestelt en uitgevoert, en men liet hen daarna met een Ga naar margenoot+vaartuig aan landt zetten. Eenigen tydt daarnaGa naar margenoot‡ werdt ook Rem 't Hoen, tweede Luitenant van den geweezen Kapitein Wildtschut, (om dat hy zich in de beraadtslaaging, waar by men riedt den loef te houden, by den windt te steeken, en met het schip t'ontvluchten, by onderteekening van zeeker schrift hadt ingelaaten) afgezet, eerloos verklaart, en voor schelm wegh gejaaght: houdende zyne gaadje voor verbeurt. Maar Hubrecht Schooneveldt, den eersten Luitenant, die by de gemelde beraadtslaaging wel tegenwoordig was, doch den Kapitein van geen' quaaden raadt hadt gedient, heest men alleen in een boete van drie maanden gaadje verweezen. Doch de Luitenant Versteeg, Bevelhebber over de soldaaten op 't gemelde schip, die zich ook in die beraadtslaaging hadt gemengt, werdt van zyn ampt afgezet, en verklaart onbequaam te zyn om ooit of ooit ten dienst van den Staat in krygsampten gebruikt te Ga naar margenoot+worden, met verdre verbeurtmaaking van zyne gaadje. De Kapitein Kornelis Oostrum, die ook op den negentienden der maandt den Viceadmiraal van Nes hadt verlaaten, werdt, naa 't overweegen van 't geen hy t'zyner verschooning bybraght, door den Krygsraadt voor den tydt van een jaar in de bediening van zyn ampt geschorstGa naar margenoot↓, en de gaadje, die hy in de toght hadt verdient, voor verbeurt gehouden. Terwyl zich de vloot, naa d'aankomst van den Viceadmiraal van Nes, voor 't Landt onthieldt, ontfingen de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter twee zeer verscheide tydingenGa naar margenoot†, waar van d'eerste tot droef heit, en de tweede tot blydtschap strekte: d'eene aangaande 't verlies, en d'andere raakende de behoudenisse van zommige scheepen, die men sedert den storm noch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+miste, en daar men in 't kort noch nader bescheidt van kreeg, dat hier Ga naar margenoot+op uitquam: de vier oorlogscheepen, genoemt het huis te Zwieten, de Geldersche Ruiter, de Sint Paulus van Zeelandt, en de Sint Paulus van Enkhuizen, die gevoert werden door de Kapiteinen Karsten Krynszoon de Rechtere, Evert van Gelder, Cornelis Tomaszoon, en Jan Raap, waaren den achtienden der maandt, naa den zwaaren storm, met twee branders, Ga naar margenoot+vyf of zes behoeftfluiten, een Engelsche kits, te vooren op de kust van Schotlandt genoomen, een Engelsche prys, door de Ruiter in Amerika verovert, (die voor uit was gezonden, en eenigen tydt te Bergen hadt gelegen) en noch drie of vier koopvaarders, t'zaamen zeventien of achtien zeilen, op het Doggers Zandt gekoomen, en Zuidt aanleggende, om de Hollandtsche vloot, daar ze van afgedwaalt waaren, op te zoeken, Ga naar margenoot+ontmoette hun een Breemer Smakschipper, dien zy vraagden of hy geen Engelschen hadt vernoomen? Hy antwoordde, dat hy tachtig Engelsche scheepen had gezien, en by zeven der zelve was geweest, die hem hadden toegeroepen, dat ze eenige Oostindische scheepen hadden verovert. Men vraagde toen den Breemer, wat koers dat men dan best zou neemen, om d'Engelschen t'ontgaan? Hy riedt hun dat ze Ga naar margenoot+Oostzuidtoost zouden aanzetten. Dus gaf hy hun, het zy uit onverstandt en onkunde, of, gelyk zommigen meenen, willens en weetens, een' quaaden raadt: want hadden zy hunnen koers Zuidt aan vervolgt, zy zouden niet alleen boven d'Engelschen, maar ook verre boven de Hollandtsche vloot geloopen hebben, en waaren buiten twyffel behouden voor 't Landt gekoomen: maar nu, hunnen koers veranderende en Oostzuidtoost Ga naar margenoot+voortzeilende, vervielen ze in den donker, ten twee uuren naa den middernacht, vyf mylen buiten 't landt van 't Vlie, ontrent de hooghte van Ga naar margenoot+Amelandt, in 't midde der Engelsche vloote, die hen omringde, en met Ga naar margenoot+den dagh op hen begost te schieten. Hier werden de vier oorlogscheepen, naa een uur vechtens, verovert. Het Huis te Zwieten, dat tzeventig stukken voerde, zeit men dat slechts negen schooten deedt, en straks werdt overgegeven: maar de Kapitein Evert van Gelder, schoonbroeder van den Heer de Ruiter, voerende het schip den Gelderschen Ruiter met zesenveertig stukken, hadt zich treffelyk gequeeten. Ter zelver stonde zyn noch eenige van hunne byhebbende scheepen genoomen: te weeten, de kits, en d'Engelsche prys, boven gemeldt, voorts drie of vier behoeftfluiten, twee of drie koopvaarders, en twee branders. Het brandtschip de witte Zwaan, dat zyn masten hadt verlooren, en door van Nes met stompen was verzien, was ook ontrent deeze scheepen geraakt, en de Kommandeur, Jan van Braakel, stak 'er den brandt in; op dat het niet in handen der Engelschen zou komen, en bergde zich, met zyn volk, met de sloep op 't eilandeken 't Heilig Landt. Dus zyn van achtien of negentien scheepen weinig ontkoomen: onder anderen raakte een behoeftfluit noch in d'Ooster Eems, een ander in 't gat van Amelandt, en een koopvaarder in 't Vlie. Deeze tyding ging den Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter buiten hunne gissing: nadien ze te vooren door eenige galjoots kondschap hadden gekreegen, dat de gemelde scheepen den achtienden der maandt het Doggers Zandt op vyftien vadem waaren gepasseert, en hunnen koers Zuidt aan naar het Texel stelden. Waar uit de gemelde Heeren afnaamen en vertrouden, dat ze in behoude haven waaren geraakt: maar 't ontmoeten van dien Breemer Schipper was hun ongeluk, en 't veranderen van koers, op zynen quaaden raadt, hadt hen onder de vyanden, en in hunne handen gebraght. Doch hier tegen gaf het ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lukkig Ga naar margenoot+geval van een merkelyk getal der andere vermiste scheepen weêr Ga naar margenoot+stof tot vreugde. De Kapitein Adriaan Dirkszoon Houttuin, die, in 't afweezen van Stachouwer, de vlag als Schoutbynacht voerde, zagh toen de storm, die de Hollandtsche vloot hadt verstrooit, wat bedaarde, 's morgens, den elfden der maandtGa naar margenoot†, eenige scheepen aan ly, daar hy naa toeliep, verhoopende 's Landts vloot te vinden. Daar by koomende waaren 't tien oorlogscheepen, en drie Oostindische scheepen, te weeten Ga naar margenoot+de Jonge Prins, de ryzende Zon, en de Kogge, of 't oudt wapen van Amsterdam, met een fluitschip de vergulde Dolfyn genoemt. D'elf oorlogscheepen, die zich hier by een vonden, waaren de volgende,
Deeze scheepen liepen met elkanderen ter lens af tot tegen den avondt, toen zaagen ze vyf of zes zeilen achter uit, en smakten 't op de ly, om die in te wachten, maar zy verlooren ze door de duisterheit der nacht. Ga naar margenoot+Daarna hunnen koers tot den twaafden vervolgende, quaamen ze op het Doggers Zandt, op twintig vadem waters. Toen liet Houttuin de witte vlag waaijen, en men beraadtslaagde over den koers dien men zou Ga naar margenoot+houden, om 's Landts vloot aan te treffen. Men besloot den koers Zuidt Ga naar margenoot+aan te stellen. Dit werdt terstondt in 't werk gestelt, tot den dertienden Ga naar margenoot+'s morgens, toen werdt het stil, en daarna kreegen ze den windt uit den Zuidtzuidtoosten, met mottig buijig weder. Zy liepen te dier tydt Zuidtwest Ga naar margenoot+aan, tot dat ze, naa den middagh, bezuiden 't Zandt gekoomen, eenige zeilen, te loefwaart voor uit, in 't oog kreegen, die zy meenden 's Landts vloot te zyn: ook zouden ze daar dwars in gezeilt hebben: indien hen zeeker Huisduiner galjoot, en de Schipper van den vergulden Appel, die hun al vluchtende voorby zeilden, niet gewaarschout Ga naar margenoot+hadden; zeggende, dat het de geheele Engelsche vloot was, bestaande in meer dan honderdt zeilen. De Huisduiner Schipper riep het volk van 't Oostindisch schip de Ryzende Zon in 't voorbyzeilen toe, Hey vrienden hou, rukt al uw zeilen by, en vaardig in den top. Zoekt den vyandt t'ontvluchten. 'T is de geheele Engelsche vloot. Zy jaagen ons naa, en zullen ons in een uur of twee onderhaalen. Dus verre ben ik 't ontkoomen: maar myn andere makkers zyn meest verovert. Wy waaren met een kleen getal verstrooide scheepen, door 't bedroch der Staaten vlaggen, die d'Engelschen lieten waaijen, onder hen vervatten. De Fenix en 't Slot van Honingen zyn voor myn oogen weghgenoomen. Nu vervolgen ons de vyanden met al hunne maght, en haalen ons handt over handt in. Wy moeten als de donker valt straks van koers veranderen: of wy zullen voor middernacht al omcingelt, of licht wel eer in 's vyandts handen vallen. Ik zal uw twee makers (dees waaren wat voor uit) ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gaan waarschouwen. Op deeze tyding en waarschouwing viel niet te vechten: 't was onmoogelyk met elf oorlogscheepen en drie of vier koopvaarders tegens zulk een overmaght te bestaan. Men vondt nergens hoop Ga naar margenoot+van behoudenisse dan in 't vluchten. De drie Oostindische scheepen spilden geen tydt van doen met beraadtslaagen, maar stelden, alles byzettende wat goedt kon doen, hunnen koers Noordtnoordtoost of Noordt aan, en lieten 't, nevens het schip den Dolfyn, voor de windt afloopen. De Schoutbynacht Houttuin verpreidde de Kapiteinen der andere oorlogscheepen, in der yl overleggende wat men in deeze gelegentheit ten Ga naar margenoot+meesten dienste van den Lande zou doen. Toen werdt goedtgevonden, dat men d'Oostindische scheepen met kleen of opgegydt zeil zou volgen: op dat d'Engelschen, zulks ziende, niet denken zouden, dat het getal Ga naar margenoot+van deeze scheepen zoo kleen was. Dus liepen ze Noordt aan, tot tegens den avondt, toen mosten ze, dewyl hen d'Engelschen sterk vervolgden, meer zeil maaken, verhoopende d'Oostindische scheepen te bezeilen. Maar 's morgens waaren ze uit het gezicht, ook zagh men geen Ga naar margenoot+Engelschen. Houttuin stelde toen verscheide koerssen aan, om d'Oostindischvaarders, waar 't moogelyk, te vinden. Zy hadden zoo haast als 't donker werdt hunnen koers verandert, en leiden eerst Noordtoost, en daarna in de voornacht Oostnoordtoost aan, loopende dwers voor d'Engelsche oostelykste scheepen over, om hen te misleiden, en ontrent Ga naar margenoot+middernacht recht Oost aan. Het schip de Ryzende Zon, in de duisterheit der nacht van d'andere scheepen afgeraakt, vondt zich 's morgensGa naar margenoot↓ alleen, kreeg daarna een Hollandtsch galjoot by zich, en zette, naa veel sukkelen, en 't uitstaan van veel gevaar, den koers naar den Oresondt. Doch 't werdt noch eenigen tydt van een Engelschen kaaper gevolght, en raakte daarnaGa naar margenoot‡ op de Jutsche kust by twee kloeke Engelsche oorlogscheepen, die drie koopvaarders by zich hadden. Waar door een gedeelte van 't volk, vreezende voor d'ellende der Engelsche gevangkenisse, de boot begost los te maaken, om die in zee te zetten, en naar landt te vluchten. Dan d'Engelschen zochten hen niet. Zy zaagen den Oostindischvaarder voor een oorlogschip aan, en lieten hem zyn koers ongemoeit vervolgen. Dus raakte dit schip noch eindelykGa naar margenoot† in den Sondt, en quam voor 't Slot Kroonenburg, en by de zes scheepen van den Schoutbynacht Ga naar margenoot+Stachouwer, ten anker. De Kapitein Houttuin, die, gelyk gemeldt is, alle vlyt te vergeefs hadt aangewendt, om de drie Oostindische scheepen op te speuren, verstondt 's avondtsGa naar margenoot* door den Schipper van den Dolfyn, Juriaan Juriaanszoon Poel de Jonge, dat de twee scheepen de Jonge Prins en de Kogge hunnen koers naar het Zoenwater in Noorweegen hadden gestelt: doch dat de Ryzende Zon met noch een galjoot van Ga naar margenoot+hun was geraakt. Toen zondt hy den Kapitein Willem Boudewynszoon van Eik, met het fregat Schiedam, naar 'tZoenwater, om te verneemen of daar Oostindische en andere scheepen waaren ingevallen: met verderen last van ten eerste terug te koomen, en hem voor of in Vlekkeren te vinden. Hy liet ook een galjoot naar de voornaamste havenen van Noorweegen zeilen, ten einde dat men alle Hollandtsche scheepen voor d'Engelschen zou waarschouwen: stellende hunne verzaamelplaats voor Ga naar margenoot+Vlekkeren; daar hy met zyne scheepen tot den zeventienden der maandt kruiste. Toen werdt hem door een Noorman, die met een Jol aan Ga naar margenoot+zyn boordt quam, bekent gemaakt, dat binnen Vlekkeren verscheide scheepen waaren ingekoomen, en onder anderen een Oostindischvaarder. Ga naar margenoot+Hier op werdt goedtgevonden derwaart te loopen: ten deele om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+rechte kennis van zaaken te bekoomen, ten deele om zyne scheepen, die in den voorgaanden storm zeer lek waaren geworden, wat te voorzien. Daar binnen koomende, vondt hy 't Oostindisch schip Nieuwenhoven, en de twee oorlogscheepen de Vlasblom en de Postiljon, (die 's nachts van hem waaren afgeraakt, en, met d'Oostindischvaarders voor uitloopende, en daar van afdwaalende, hier waaren ingeloopen) met noch twee koopvaarders, en een galjoot. Hier verstondt hy uit den monde van den Stuurman van 't schip Nieuwenhoven, Markus Janszoon, in wat ongelegentheit en uiterste gevaar dat ze met dat schip waaren vervallen. Ga naar margenoot+Zy waaren, verhaalde hy, den achtsten der maandt ontrent Bergen by 's Landts vloot gekoomen: en mosten den negendenGa naar margenoot† in den schrikkelyken storm geduurig pompen: en den tienden nam de storm zoo toe, dat zy 't met geen twee pompen konden gaande houden; naadien die door den peeper gantsch onklaar waaren. Toen vielen zy met alle man aan 't baalien, en zochten 't water met baalien (dat zyn wyde en platte scheepstobben, of bakken) uit te scheppen, doch 't water wies daar tegens aan. Zy maakten toen de fok by, om voor windt af te loopen, maar konden 't groot zeil niet inkrygen, en verlooren in dat werk Ga naar margenoot+twee kloeke matroozen. Daar was toen al vyf voet water, dat geduurig aanwies, in 't schip, en drie voet op den ondersten overloop, 't welk het scheepsvolk ten hooghsten ontstelde: niet anders dan 't verlies van schip en leven voor oogen ziende. Toen liepen ze een oorlogschip ('t was 't schip den Briel, daar Kapitein Nydek op geboodt) onder de ly voorby, om 't zelve met toe te roepen, dat ze zonken, tot hulp te beweegen: maar Ga naar margenoot+'t kon hen niet helpen, noch redden. Hier op sprong de Schipper Pieter Kooker, die nu ten einde van alle hoope was, vreezende elk oogenblik met het schip te verzinken, buiten boordt, in zee, poogende naar 't oorlogschip te zwemmen, en werdt, dat wonder was, in dien storm noch geberghtGa naar margenoot↓. Al 't volk, ziende dat de Schipper hun uit wanhoop begaf, Ga naar margenoot+ontviel toen de moet, en 't schip stondt, by gebrek van tegenweer, op 't punt van te zinken; want met het verminderen der hoope verflaauwen Ga naar margenoot+ook de krachten. Doch de Stuurman sprak den matroozen weêr moedt in, en gaf hun hoope van noch landt te zullen bezeilen. Zy vielen dan op nieu aan 't baalien, liepen Oostzuidtoost aan, en twee of drie uuren Ga naar margenoot+daarna zagh men dat het water niet meer toenam. Waar op hen de Stuurman te meer aanmaande, om t'hunner behoudenisse te arbeiden: zoo dat ze een geheel etmaal zonder de minste verpoozing baalieden, en den volgenden morgenGa naar margenoot* begost het water wat te minderen en 't onweêr af te Ga naar margenoot+neemen. Ontrent den middagh kreeg men 't water gelyks het zaadthout. Men maakte toen d'onderzeilen weêr by. De Stuurman stelde 't volk daar op voor, dat men met den goeden windt, dien men hadt, naar Hollandt zou oversteeken: doch zy begeerden in 't tegendeel, dat men zich met het schip naar de eerste haven, die men bezeilen kon, zou begeven. Ook waaren ze t'eenemaal afgemat van al den arbeidt. Men hadt toen de breedtte van ruim zevenenvyftig graaden, stelde den koers Noordtoostaan, en zagh 's anderendaaghsGa naar margenoot↓ het landt beoosten der Neus. Ga naar margenoot+Daarna wat nader onder den wal koomende, kreeg men een Loots boordt, en quam noch 's avondts behouden binnen Vlekkeren, onder het kasteel, ten anker. Maar 't roer van 't schip was stukken, en 't schip zoo onderstallig van de peeper, dat men geen pomp kon klaar krygen: de leghgaaten waaren door de peeper verstopt. 'T geheele schip was uitgevaaren, zeil en treil veroudt en vergaan; de boot verlooren; veel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+lyftoght in den storm overboordt geraakt: met veel peeper, die met het water ook te voorschyn quam. Hier by hadt men gebrek van kabels en ankers. De Schoutbynacht Houttuin was bereit om 't gemelde schip Ga naar margenoot+naar 't vaderlandt te geleiden: maar naa dat men 't door drie Kapiteinen hadt onderzocht, werdt het, ter zaake van zyne lekheit, geoordeelt niet bequaam te zyn om zee te bouwen, en men verstondt, dat men de goederen, Ga naar margenoot+om 't verder verderf voor te koomen, zou ontlossen, en in 't fluitschip den Dolfyn laaden. Voorts werdt beslooten, dat men 't schip zou zoeken te herstellen, en dat de Kapitein Engel Janszoon, met het schip Ga naar margenoot+de Vlasblom, daar, t'zyner hulpe, by zou blyven, tot nader ordre. Daarna verzocht Houttuin aan den Overste van 't kasteel te Vlekkeren, dat hy 't Oostindisch schip, 't welk men daar liet, en alle andere Hollandtsche Ga naar margenoot+scheepen, daar aankoomende, naa zyn vertrek, zou bystaan, en de behulpzaame handt tegens d'Engelschen bieden. D'Overste beloofde, dat hy de Hollandtsche scheepen naar vermoogen zou beschermen, en Houttuin liep den twintigsten der maandt met zyne negen oorlogscheepen weêr in zee, kruissende voor Vlekkeren tot den tweeëntwintighsten, Ga naar margenoot+toen besloot hy naar 't vaderlandt te vertrekken. Dit liet hy den Kapitein Engel Janszoon binnen Vlekkeren, met een brief, weeten: hem beveelende, den Kapitein Willem Boudewynszoon (als hy daar uit het Zoenwater zou aankoomen) kennis van zyne vertrek Ga naar margenoot+te geven. Ter zelver tydt verstondt hy, door een Noorman, koomende uit het Zoenwater, dat de twee Oostindische scheepen, de Jonge Prins en de Kogge, in 't Zoenwater voor Christiaanstadt, of Anslo, behouden waaren aangekoomen. Hier op ging hy met zyne byhebbende negenscheepen naar 't vaderlandt t'zeil. Daarnaa kreeg men bericht, Ga naar margenoot+dat het Oostindisch schip Amstellandt, naa den storm, op den zestienden der maandt, zonder eenige schaade geleeden te hebben, weêr te Bergen was te rug gekeert, en in de haven aldaar ingekort. Ook kreeg men tyding, dat de Kapitein van den Kerkhove zich met het schip Rotterdam by Bergen, voor Bok op raa, onthieldt. Hy hadt, Ga naar margenoot+gelyk gemeldt is, last gehadt, om, nevens den Kapitein Jakob Centen, Ga naar margenoot+op het Oostindisch schip 't Slot van Honingen, dat men meende dat noch ontrent Bok op raa lag, te passen. Maar 's avondts van de vloot zeilende, met meening om 's anderendaags binnen te loopen, werdt hy door den storm uit den Noorden overvallen, die hem wel dertig mylen om de Zuidt dreef. Daarna was hy, de windt Zuidelyk schietende, den veertienden binnen geraakt, en voor Bok op raa ten anker gekoomen, Ga naar margenoot+zonder daar 't gemelde schip te vinden. Niet lang daarna quam noch een ander Oostindisch schip, genoemt Diemermeer, (weleer van d'Oostindische vloot, voor haare aankomst te Bergen, door storm afgedwaaltGa naar margenoot†, en tot noch toe vermist) ontrent Bergen, en werdt eindelyk in de haven gebraghtGa naar margenoot‡: hoewel zich zes Engelsche oorlogscheepen daar ontrent lieten zien. Ook hadt de Bevelhebber van 't kasteel te Bergen, Cicignon, zoo met soldaaten te zenden, als andersins, groote vlyt betoont, om 't gemelde schip te beschermen, en te redden. De voorschreeve twee Oostindische, met noch eenige andere scheepen, daar insgelyks ingevallen, verzochten aan den Kapitein van den Kerkhove, dat hy niet zou vertrekken, maar daar t'hunner bescherming noch eenigen tydt verblyven, tot dat ze naarder ordre uit Hollandt zouden hebben bekoomen. Hy was hun te wil: eensdeels dewyl hy die kostelyke scheepen geen behulp dorst weigeren: en ten deele wegens de ziekte, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+die in zyn schip d'overhandt scheen te neemen; want meer dan de helft Ga naar margenoot+van zyn matroozen laagen in de kooyen, met brandende en dulle koortsen bevangen: zoo dat hy naulyks met het gezondt volk een anker kon lichten, en niet wist hoe hy 't schip zou over zee konnen brengen. Dus kreeg men met 'er tydt kennisse van eenige scheepen, die door den lesten storm waaren verstrooit. Korts naa 't neemen der Hollandtsche scheepen, boven gemeldt, zette d'Engelsche vloot hunnen koers naar Engelandt, en de Graaf van Sandwich quam 's nachts voor den eenentwintighsten der maandt met achtien zeilen, de twee Oostindische en andere veroverde scheepen, binnen Sowoldsbaay, of Soulsbaay, ten anker: daar noch meer scheepen op volgden, gelyk de volgende brief, te dier tydt aan den Generaal Monk, Hartog van Albemarle, door hem geschreeven, nader aanwyst, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[11 September 1665]Genadige Heer,
Ga naar margenoot+Ik verhoope dat myn laatste, van den vyfdenGa naar margenoot† deezer, u wel ter handt zy gekoomen: waar by ik u 't neemen van den Viceadmiraal en den Schoutbynacht der Oostindische vloote, met vier oorlogscheepen, en drie of vier koopvaardyscheepen, verwittigde. Sedert zyn ons op Saterdagh nacht den negendenGa naar margenoot‡ deezer noch achtien zeilen ontmoet, die wy meest naamen, en daar onder een oorlogschip met tzeventig stukken, en andere met veertig en meer stukken, ook eenige uit Westindie koomende, en andere met oorlogs- en levensbehoefte voor de vloot gelaaden. Maar van dit leste voorval kan ik uw Genaade geen volkoomen bescheidt geven: nadien 't weder dien nacht begost t' ontsteeken en buijig te worden, 't geen ons van elkanderen heeft verstrooit. Maar niettemin quam ik, Godt zy gedankt, hier den verleeden nacht met achtienGa naar margenoot† zeilen ten anker. Ik heb den Souverain, met twee Oostindische scheepen, en eenige der veroverde oorlogscheepen, by my: en wy zien scheepen rondtom ons in zee, die hunnen koers herwaart aan stellen; zoo dat ik niet twyffel of alle onze scheepen zullen hier met Godts hulpe behouden aankoomen: alhoewel ik al de vlaggen van het witte en blaauwe esquadre misse, uitgenoomen den Schoubynacht der blaauwe vlagge. Ik ben voorneemens het groote schip, nevens de pryzen, naar de riviere van Chattam te brengen, en 't meeste deel der fregatten in Hartly-baay en Harwich te laaten, daar men ordre magh stellen tot hun verblyf. Wy hebben hier ontrent duizendt gevangens in de leste ontmoetingGa naar margenoot* bekoomen. Ik beveele uw Genade in de hoede des Allerhooghsten. Souslbaay den xijGa naar margenoot↓ September mdclxv.
Uw Genades ootmoedige dienaar
SANDWICH.
Ga naar margenoot+Dus raakten d'Engelschen met den veroverden buit in hunne havenen. Doch 't was aanmerkelyk, en by veele onbegrypelyk, dat de twee vlooten, geduurende de verhaalde zeetoght, inzonderheit naa den lesten storm, meermaalen dicht-by een waaren geweestGa naar margenoot†: dat d'Engelsche brandtwachten verscheide reizen, niet alleen door de Hollandtsche buitenwachten, maar ook zelfs uit het schip van den L. Admiraal de RuiterGa naar margenoot‡, waaren gezien: dat men ook d'Engelschen t'elkens zocht aan te doenGa naar margenoot*, zonder dat nochtans wederzydts vlooten in gevecht of aan elkanderen quaamen. Dit scheen te vreemder, om dat d'Engelschen, na den storm, altydts ongelyk sterker van scheepen waaren, en naaulyks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+kon vermoedt worden, dat ze d'ontmoeting zochten te schuwen. Men most dan ontrent deeze zaak Godts zichtbaare bestiering en wil erkennen: zonder dat desaangaande eenige waarschynlyke reden kon worden gegeven, als alleen dat veellicht d'Engelschen, vlammende op den ryken buit, en geduurig jacht hebbende op eenige der verstrooide scheepen, daar door te gelyk zeer schielyk van d'eene plaats naar d'andre, t'elkens met onverwachte verandering van koers, zyn verzeilt, en dat ook daar door telkens d'ontmoeting en 't aantreffen werdt belet: of ten waare dat eenige andere onbekende toevallen d'Engelschen moghten hebben verhindert, of afgeschrikt. Ook kon 't misschien zyn dat ze, nu meest toeleggende om te winnen, en minst om te waagen, niet geraaden vonden de Hollandtsche vloot te zoeken en slag te leveren. Zy dienden zich dan van de gelegentheit die hun voorquam: het ongeluk van den storm strekte tot hun geluk, en joeg hun zoo veel scheepen in den mondt. De tyding van dat verlies in Hollandt ruchtbaar wordende, veroorzaakte groot gemor onder 't volk: want smert baart klaghte. Het onverstandig graau, dat gemeenlyk naar d'uitkomst der zaaken oordeelt, gaf de wyt van al de rampen, de vloot overgekoomen, aan 't quaadt beleit der Heeren Gevolmaghtigden: daar ook eenigen, die veranderingGa naar margenoot+zochten, scheenen onder te roeijen: Men hoorde overal quaade geruchten, en onder de gemeente werdt uitgestrooit, dat de Gevolmaghtigden, die men in zee hadt gezonden, zich zoodanig niet hadden gequeeten, als men van hunne wysheit en bescheidenheit hadt verwacht, maar dat in 't tegendeel groote misslaagen, zoo wel ten aanzien van 't soldaat- als van 't zeemanschap, hadden begaan: dat tusschen de gemelde Heeren de vereischte overeenkoomingGa naar margenoot† en onderlinge eendraght niet was geweest, en vooral niet tusschen den Raadtpensionaris Johan de Wit en den L. Admiraal de Ruiter, waar uit veel ongemakken waaren ontstaan, die ook schaadelyke gevolgen hadden veroorzaakt. Doch of die uitstrooijingen op redenen waaren gegrondt, kan men uit het verhaal der voorgaande zaaken, toevallen, en besluiten, voorts uit het geen van tydt tot tydt werdt ter handt genoomen, genoeg afneemen. 'T was ook zeeker dat zich geduurende deeze zeetocht nooit de minste oneenigheit tusschen de Gevolmaghtigden onderling, of tusschen den Raadtpensionaris de Wit en den L. Admiraal de Ruiter in 't byzonder, hadt geoopenbaart: en dat Ga naar margenoot+in 't tegendeel by de gemelde Gevolmaghtigden en den L. Admiraal de Ruiter, en yder van de zelve in 't byzonder, niet alleen een vertroude en volkoome vriendtschap met elkandere gestaadig en onderling was onderhouden, maar dat bovendien, tot elks verwondering, in de gewichtighste beraadtslaagingen, die meermaalen in verscheide gelegentheden Ga naar margenoot+voorvielen, zelfs nooit eenige verscheidenheit van gevoelens tusschen de zelve Heeren en den L. Admiraal de Ruiter werdt bespeurt: hoewel ook zulke verscheidenheit van gevoelens met de naauwste en beste vriendtschap wel kan bestaan. Daarenboven gaf de L. Admiraal de Ruiter naderhandt Ga naar margenoot+een loffelyk getuigenis van den Raadtpensionaris de Wit. Hy prees zyne wakkerheit en onvermoeide arbeidtzaamheit, zeggende, dat Ga naar margenoot+zyne zorghvuldigheit en naarstigheit hem ontrent de lastige bediening van zyn ampt tot groote verlichting hadt gestrekt: dat zyn wyze raadt in alle de beraadtslaagingen, met hem en d'Opperhoofden gehouden, hem altydts dienstig en nut was geweest: en dat'er niet was 't welk zyn verstandt, als het zich daar in wou oeffenen, niet kon bereiken; zelfs ontrent zaaken daar hy te vooren weinig of geen kennis van hadde. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gemelde Raadtpensionaris schreef, toen de vloot den drieëntwintighsten der maandt voor Kamperduin was gekoomen, en naar Goereê zeilde, een' langen brief aan den Heer Niklaas Vivien, (die, als Raadtpensionaris der stadt Dordrecht, in zyn afweezen zyn ampt bekleedde) behelzende een net verhaal van 't voornaamste dat geduurende de zeetocht was voorgevallen: welke brief ter vergadering der Heeren Staaten van Ga naar margenoot+Hollandt den vyfentwintighsten werdt geleezen, en daar op ten zelven daage by hunne Ed. Groot Moog. het volgende besluit genoomen. Ga naar margenoot+De Pensionaris Vivien heeft ter Vergaaderinge gecommuniceert een missive van den Heere Raadtpensionaris de Wit, een van haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden over 't employ van 's Landts vloote, geschreeven in 't schip Delflandt, den drieëntwintighsten deezer loopende maandt, en, onder particulier addres aan hem, Pensionaris voornoemt, de Regeering toegekoomen, inhoudende een sommier verhaal van de ordres, met den aankleven van dien, de welke successivelyk in 's Landts vloote waaren gegeven, sedert dat de zelve zee hadt gekoozen, nevens verscheide particulariteiten daar ontrent, zoo in het heenen zeilen, als zonderling in het wederkeeren van de voorschreeve vloote, ten opzichte van den geleeden storm voorgevallen. Waar op gedelibereert zynde, hebben haare Ed. Groot Moog. den voornoemden Raadtpensionaris voor des zelfs zonderlinge vigilantieGa naar margenoot†, yver, directieGa naar margenoot‡ en goede conduiteGa naar margenoot*, ontrent het employGa naar margenoot↓ en securiteitGa naar margenoot‡ van 's Landts vloote, van tydt tot tydt toegebraght, bedankt, en zich alle het zelve Ga naar margenoot+wel laaten gevallen, gelyk haare Ed. Groot Moog. den zelven daar voor als noch bedanken, en de gestelde ordres, mitsgaaders de gepleegde conduite, zich in alles wel laaten gevallen by deezen; met betuiging dat haare Ed. Groot Moog. de geleede rampen en schaade ter zee geensins aanzien of considereren als effecten van eenige de minste disordre, verzuim ofte quaade toezicht, die by de Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden zouden weezen gepleeght, maar alleen en puir als een kastyding, die de goede Godt deezen Staat, en den ingezetenen van dien, weegens haare meenighvuldige zonden, oogenschynlyk heeft gelieven toe te zenden. Ga naar margenoot+Ontrent deezen tydt hadden zommigen eenig bedenken of men de vloot niet zou moogen opleggen. Doch de Raadtpensionaris voerde daar op den Pensionaris Vivien in zeekeren briefGa naar margenoot* dit volgende te gemoet: op de vraage, in 't einde van uw Ed. brief van den twintigsten deezer gedaan, zoude ik van gevoelen zyn, dat de Staat wel zonder ondienst van 't gemeen, en zonder disreputatieGa naar margenoot†, hadt konnen resolveren de vloot op te leggen, by zoo verre het Godt belieft hadde de zelve Ga naar margenoot+vloot met de byweezende Oostindische en andre koopvaardyscheepen behouden in 't vaderlandt te laaten koomen; maar nademaal het zyne goddelyke wille is geweest de zaake nu anders te laaten uitvallen, zoo zoude ik oordeelen dat het voor den dienst en d'eere van den Staat best geraaden zal zyn noch een tentamenGa naar margenoot‡ te doen, en onder Godts zeegen, hoe eer hoe liever, het tweede lidt van haare Hoog. Moog. resolutieGa naar margenoot*, van den dertighsten July lestleden, ter executie te stellen, eer en bevooren d'Engelschen haare vloot door den genoomen rykdom van d'ingezetetenen, en door de veroverde oorlogscheepen van den Staat, zullen hebben gerenforceertGa naar margenoot†, en dat wy haar derhalven met den allereersten moogen gaan opzoeken: Daar noch byvoegende, dewyl Godt den Staat dikwils meer met kleene of middelmaatige, dan met excessiveGa naar margenoot↓ groote maght heeft gezegent, en dat men tegenwoordig wederom tweeëntzeventig zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+scheepen als fregatten en jachten van oorlogh by een heeft, zou men, de zaake daar mede waagende, ook geenzins behooren te wanhoopen, maar met een vast betrouwen een goedt succesGa naar margenoot‡ van Godt af te wachten. Dit gevoelen werdt gevolght. Maar de vloot most van verscheide noodtzaaklykheden worden verzorght. Ook zocht men ze met d'oorlogscheepen, Ga naar margenoot+in het Texel en de Maaze gereedt leggende, te versterken. Eenige Kapiteinen hadden zich niet naar behooren voorzien, om, volgens de gegevene ordre, drie maanden zee te houden: ook waaren etlyke fluiten, die de Vriesche oorlogscheepen voor magasynen dienden, eerst door storm van de vloot verdwaalt, en daarna in 's vyandts handen vervallen. Uit dit alles ontstondt groote verlegentheit en onorde. Zommige scheepen waaren geheel ten einde van water, zoo dat men daar in twee of drie daagen geen gekookte spyze kon schaffen: eenige konden maar Ga naar margenoot+weinig daagen uitharden: en indien de Gevolmaghtigden niet met hun gezagh ontrent die gebreklykheit, door 't overneemen van water, of andere levensbehoefte, van 't eene schip in 't ander, by forme van leening, hadden verzien, de geheele vloot waar binnen weinig daagen met onorde verstrooit, en stuksgewys in 't een en 't ander zeegat ingevallen. Dan uit dat voorzien van 't eene schip by leening uit het ander, 't welk zomwylen ook uit scheepen van 't eene Kollegie ter Admiraaliteit in scheepen van andere Kollegien most geschieden, hadt men te verwachten dat zulks wel eenige oneffenheit, en ook zommige klaghten van ettelyke Kollegien zou veroorzaaken: maar om de vloot by een te houden, en zwaarder onheilen voor te koomen, most men zulke ongewoone middelen gebruiken, en 't zwaarst meest laaten weegen. Deeze voorvallen toonden klaarlyk dat men, ten aanzien van 't verzorgen van zulke groote vlooten, (op dat ze genoegzaame lyftoght moghten hebben, om de vereischte tydt te konnen zee houden) eenige andre middelen most beraamen en in 't werk stellen: ten welken einde de Raadtpensionaris de Wit eenige bequaame voorslaagen deê, om voor de toekoomende tydt te konnen dienen. De vloot, nu tusschen de Maaze en Goereê gekoomen, en daar ten anker leggende, werdt eerst door te veel en daarna door te weinig windt verhindert en opgehouden. Den vyfentwintighsten begost het styf te waaijen, zoo dat het overneemen der behoefte daar door werdt belet. Maar den zeven- en achtentwintighsten stak de windt uit den Zuidtzuidtwesten, en daarna uit den Noordtnoordtwesten, meer en meer op: en op den negenentwintighsten hadt men een hooge zee, met een zwaaren storm uit den Noordttenwesten, en uit den Noorden, die de vloot, hoewel de meeste scheepen den zevenentwintighsten hunne stengen by tydts schooten en de rees streeken, zeer beschaadigde. Ga naar margenoot+Ettelyke scheepen spoelden van hunne ankers. Het schip van Kapitein Schey, Oosterwyk genoemt, hadt te vooren door den storm onder Noorweegen eenig lek gekreegen, en men hadt het sedert, somtydts met een en somtydts met twee pompen, noch konnen gaande houden: maar nu begost Ga naar margenoot+het water, door 't hardt waaijen, tegens al wat men met drie pompen kon pompen, zoo sterk aan te groeijen, dat een groot deel van 't buskruidt nat werdt. Hier op deê Schey een nootsein, maar men kon hem niet helpen: dies kapte hy, geen andere uitkomste ziende, zyn anker, en zeilde naar Zeelandt; daar hy ten zelven daage voor 't kasteel Rammekens ten anker quam, en wel negenduizendt pondt kruidt, dat nat was geworden, aan landt most brengen. Kapitein Jan van Amstel werdt ook van zyn anker gesmeeten, en verloor derdehalve kabel en een anker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Kapitein Joost Verschuur most voor den Schoutbynacht de Liefde kappen, en verloor drie kabels en twee ankers. Kapitein de Vries verloor twee kabels en een anker. De Kapiteinen Klaas Anker, en Gerrit Boos werden, om 't verlies van ankers en kabels, naar Goereê opgezonden. De Viceadmiraal Bankert en de Kapitein Swart spoelden ook van hunne ankers, en dreeven zeewaart in. De gantsche schildt (dat is de borstweering achter 't galjoen) van 't schip Delflandt werdt door de zee ingeslaagen, en beide d'overloopen stonden vol water. Kapitein Jan Vyzelaar, voerende 't schip Westergo, verloor al zyn ankers en touwen, zyn roer werdt onbruikbaar, en de kracht der zee smeet vier balken aan stukken, dies mostmen hem naar Texel laaten opzeilen, om zich weêr te herstellen, en op 't spoedighste te voorzien. Kapitein Frans van Niedek werdt naar de Maaze opgezonden; dewyl zyne ankers en touwen meest wegh waaren, en dat hy bovendien zoo veel zieken op zyn schip hadt, dat het overigh getal der gezonden niet bestandt was iet tegens den vyandt te doen, jaa zelfs niet om zyne ankers te lichten. In deezen storm werden niet alleen veele kabels en ankers, maar ook verscheide galjoens verlooren. De L. Admiraal de Ruiter, gantsch geen gevallen hebbende in 't schip Delflandt, 't welk zoo rank was, dat het met de minste koelte Ga naar margenoot+zyn onderste geschut niet kon gebruiken, besloot, naa 't leste onweêr, met goedtvinden van de Heeren Gevolmaghtigden, nevens hunne Ed. Moog. op het schip Stadt en Landen, dat gevoert werdt door den Kapitein Johan de Haan, over te gaan: te meer, om dat het schip Delflandt Ga naar margenoot+met veele zieken was besmet, die men daagelyks most opzenden. Hunne Hoog. Moog. hadden, eenige weeken geleedenGa naar margenoot†, goedtgevonden, Ga naar margenoot+dat men aan den L. Admiraal de Ruiter, als Opperhooft van 's Landts vloote, de keur zou laaten van de twee nieuwe groote Admiraalsscheepen, de Zeven Provincien en Hollandia: 't eerste by 't Kollegie ter Admiraaliteit op de Maaze, en 't tweede by 't Kollegie ter Admiraaliteit t'Amsterdam gebout, en in 't water gebraght. Ook hadt de Heer de Ruiter daarna 't gemelde schip de Zeven Provincien voor zich zelven verkooren, en ordre gestelt, dat het, ten dien einde, van zynent wegen met de vereischte zaaken en noodtwendigheden zou worden verzorgt. Maar tot noch toe hadt men 't schip niet buiten gaats konnen brengen. Te deezer tydt was men in de vloot naarstig beezig om water, bier, en andere behoefte, uit de fluiten, die daagelyks aanquaamen, over te neemen. Doch niet lang te vooren liepen twee oorlogscheepen, ('t eene Oostergo Ga naar margenoot+genoemt, onder den Kapitein Allardt Pieterszoon de Boer, en 't ander Sint Pieter; onder den Kapitein Joost Herman Klant) zonder verlof, en buiten kennis van de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter, uit de vloot, en naar Texel: zy zeiden dat zy uit gebrek waaren ingevallen. Maar by den Scheepskrygsraadt werdt beslootenGa naar margenoot†, dat men de gemelde Kapiteinen in hechtenis zou neemen, en, weegens dat afloopen van de vlag Ga naar margenoot+zonder verlof, te recht stellen. Den vierden van Oktober quam de Kapitein Houttuin, met acht scheepen, weêr by de vloot: het negende, onder Kapitein Adriaan van Veen, was ontrent Texel ten anker gekoomen, zonder dat men wist of 't naar binnen was geloopen. Ten zelven Ga naar margenoot+daage zagh men 't groot Admiraalsschip de Zeven Provincien ontrent Goereê onder zeil, maar 't werdt voor den middagh zoo stil, dat het den vloedt niet kon verzeilen, en by den quaaden hoek ten anker most koomen: en des niet tegenstaande raakten op dien zelven dagh de drie nieuwe groote oorlogscheepen, by 't Kollegie ter Admiraaliteit t'Am- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sterdam Ga naar margenoot+gebout, (te weeten, Hollandia, Gouda, en Deventer) uit het Ga naar margenoot+Texel in zee: 't welk te meer te verwonderen was, vermits, het gety in Texel noch laater koomende, by 't aanhouden en vermeerderen der zelve stilte te beduchten stondt, dat de gemelde scheepen daar noch minder zouden uit raaken: maar de Bevelhebbers over die scheepen, noch indachtig, dat 's Landts vloot, of een gedeelte der zelve, in May lestleden, met een vallendt water uit het Landtsdiep was uitgezeilt, hadden 't zelve mede ondernoomen; aangezien het onmoogelyk was met zoo weinig windts den vloedt doodt te zeilen: doch in 't gat koomende, was 't voort doodt stil geworden, zulks dat zy eigentlyk met de ebbe niet Ga naar margenoot+waaren uitgezeilt, maar uitgedreeven; jaa de scheepen hadden met hunne sloepen moeten boegzeeren, om de zelve in dwang te houden, en niet buiten het rechte diep tegens het drooge te dryven. Dit was, meent men, te vooren met zoo zwaare scheepen nooit geschiedt. Met die drie groote scheepen raakten noch vier oorlogscheepen, met een jacht, en Ga naar margenoot+ettelyke fluiten en galjoots, buiten gaats. Ondertusschen ging de L. Admiraal de Ruiter met 's Landts vloot den vyfden van voor Goereê onder zeil, met meening om naar Texel te loopen, daar ontrent de verwachte Ga naar margenoot+scheepen te vinden, en, naa t'inneemen der verdere behoefte, Ga naar margenoot+naar d'Engelsche kust over te steeken: doch den zesten voor Zandtvoort koomende kreeg hy achtien zeilen in 't gezicht, die zich by de vloot voegden: te weeten, de straksgemelde scheepen: 't schip Hollandia, Ga naar margenoot+onder de Ruiters Kapitein Jan Willemszoon, 't schip Gouda onder den Kapitein Willem van der Zaan, 't schip Deventer onder den Kapitein Isaak Sweers; voorts de scheepen Haarlem, de Star, de Schagerroos, Zeelandia en Sinte Anna, onder de Kapiteinen Jakob Korneliszoon Swart, Kornelis de Bruin, Jakob Binkes, Anske Fokkes en Dirk Wessels: met tien zoo fluiten, galjoots als boots, met water en andere lyftoght Ga naar margenoot+geladen, daar noch twaalf galjoots op volgden. Hier op begaven zich de Heeren Gevolmaghtigden met den L. Admiraal de Ruiter (dewyl men 't Admiraalschip de Zeven Provincien tot noch toe niet uit het Goereêsche gat hadt konnen brengen) noch den zelven dagh op 't nieu Admiraalschip Hollandia, dat van alles volkoomen was voorzien, en over de tachtig stukken geschuts, met vierhonderdt en tsestig matroozen en soldaaten voerde. Hier werden de gemelde Heeren met zeven eerschooten verwellekomt, en de L. Admiraal de Ruiter liet voortaan de vlag, met den wimpel daar onder, op dit schip waaijen. Het schip Stadt en Landen, daar hy zich etlyke daagen op hadt onthouden, hadt toen veele Ga naar margenoot+zieken met grooten stank: gelyk ook verscheide andere scheepen met dat quaadt werden besmet. Dies most men eenig volk opzenden, en gezonde matroozen en soldaaten in de vloot brengen. Ook werdt men te dier oorzaake genoodtzaakt etlyke scheepen binnen Texel te laaten opzeilen. Te deezer tydt was, door een' brief van den Raadtpensionaris de Wit aan den Heer Vivien, ter kennisse van de Heeren Staaten van Hollandt gekoomen, op wat wyze de Heeren Gevolmaghtigden op 's Landts vloote, ten tyde als men, door 't lang vertoeven en achterblyven van de fluiten en galjoots met lyftoght, in gevaar stondt, dat de vloot, door dat gebrek, met onorde en stuksgewys, in 't een of 't ander zeegat zou moeten invallen, daar tegens hadden verzien: toen ze met hun gezagh ordre stelden, dat men de lyftoght, uit het eene schip in 't ander, elkandere by forme van leening zou overdoenGa naar margenoot‡. Hier op werdt by de Heeren Staaten goedtgevonden en verstaan 't geen met de volgende woorden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+staat aangeteekentGa naar margenoot†, Dat de Heer Raadtpensionaris voor zyne goede voorzorge, vigilantieGa naar margenoot1 en conduiteGa naar margenoot2, met en nevens d'andere Heeren Ga naar margenoot+mede Gedeputeerden, ontrent de voorschreeve en andere zaaken, concernerendeGa naar margenoot3 's Landts vloote, geadhibeertGa naar margenoot4, zal worden bedankt, gelyk de zelve daar voor werdt bedankt by deezen, mitsgaders ook verzocht omme met den zelven yver, goede directieGa naar margenoot5 en promptitudeGa naar margenoot6 daarinne ten dienste van den Lande te willen continueren. Korts naa dat de bovengemelde scheepen uit het Texel by de vloot waaren gekoomen, gaf de Kapitein Willem van der Zaan te kennen, (die met het nieu schip Gouda, voerende tweeëntzeventig stukken, in zee was gekoomen) dat hy met een zwaarmoedige ziekte werdt bezocht, dat ook klaar bleek. Derhalve verzocht hy, zelfs oordeelende dat hy zyn ampt niet wel zou konnen bedienen, dat hem de Heeren Gevolmaghtigden verlof zouden geven, om, tot herstelling van zyne gezondtheit, voor een tydt aan landt zyne ruste te moogen neemen. De L. Admiraal de Ruiter, met wien over zyn verzoek werdt geraadtslaaght, gaf toen goedt getuigenis van zyn voorgaande leven, en van den yver en kloekmoedigheit, die hy Ga naar margenoot+voorheene en doorgaans ten dienste van den Lande hadt betoont: waar op de gemelde Heeren Gevolmaghtigden hem toestonden dat hy aan landt zou gaan. De Viceadmiraal van der Hulst ging daarna over op het schip Gouda. Sedert den zesten lagh de vloot dwers van Zandtvoort met een' styven Noorden windt ten anker, zoo dat men geen werk noch Ga naar margenoot+reis kon vorderen. Het onstuimig weêr en de hooge zee verhinderden het water en lyftoght over te scheepen. Maar op den tienden was 't wat handtzaamer, en toen heeft men veel lyftoght en behoeften overgenoomen. Ga naar margenoot+'S daags te vooren quam de Schoutbynacht Stachouwer, met de Kapiteinen Haazevelt, Valehen, de Bruin, Vollenhove, en Vinkelbos, uit den Orezondt weêr onder de vlagge: naa dat hy 't Oostindisch schip de Ryzende Zon en ettelyke koopvaarders uit de Zondt voor 't landt Ga naar margenoot+hadt gebraght. De Ryzende Zon was den achtsten met eenige der koopvaardyscheepen Ga naar margenoot+binnen Texel behouden ingekoomen: zonder dat men op die reize eenige Engelschen hadt gezien; behalven een kaaper, die Ga naar margenoot+'s nachts te vooren een van hunne byhebbende koopvaarders onverziens Ga naar margenoot+hadt besprongen en in 't duister weghgenoomen. Op den elfden der maandt lichte 's Landts vloot 's morgens haare ankers, dreef met de ebbe West Ga naar margenoot+aan, en noch voor den middagh quam de Viceadmiraal van Nes met het groot Admiraalsschip de Zeven Provincien, en 't jacht van Kapitein Pieter Wynbergen, en noch drie buiskonvoyers, onder de Kapiteinen Job Aartszoon Loffer, Adriaan Laurenszoon Poort, en Pieter Janszoon Klein, by de vlagge. De L. Admiraal de Ruiter ging 't gemelde groot Admiraalschip, met de Heeren Gevolmaghtigden, naa den middagh bezichtigen, en vondt het in goeden staat, met veel geschut en kloek volk verzien: doch dewyl de Heer de Ruiter alreede op 't Admiraalschip Hollandia was, werdt goedtgevonden dat de Viceadmiraal van Nes op de Zeven Provincien, tot nader ordre, zou blyven. Men hadt 's daaghs te Ga naar margenoot+vooren, ingevalle de vloot door storm, mist, of ander ongemak, met een' Noordtwesten windt, en voorts met alle winden van het Westen tot het Noorden toe, het West daar onder begreepen, moght worden verstrooit, de verzaamelplaats voor de Wielinge gestelt: doch indien ze met een Zuidtwesten windt, en voorts met alle winden van het Westen tot het Zuiden toe, van een raakte, zou men voor de Maaze, en 't Goereesche gat verzaamelen, zonder dat iemant zou moogen binnen loo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen, Ga naar margenoot+dan door hooghdringenden noodt, die voor den Krygsraadt zou moeten blyken. Ook werdt op nieu bevolen in wat ordre elk, als men met de vyanden slaags raakte, zou vechten, en op wat seinen men hadt te letten. Het esquadre van den L. Admiraal de Ruiter werdt weer in drie smaldeelen verdeelt, en men vernieude d'ordre, die men op den eenen-twintighsten der verleede maandt hadt beraamtGa naar margenoot↓. Men zocht nu met de vloot, die weêr in de tnegentig scheepen van oorlog bestondtGa naar margenoot‡, al kruissende Ga naar margenoot+en laveerende naar Engelandt over te steeken, en d'Engelschen te Soulsbaay, voor Harwits, voor de Riviere van Londen, en zelfs in Duins op te zoeken. De Heeren Gevolmaghtigden hadden, eenige daagen geleeden, ettelyke jachten of galjoots naar Soulsbaay, Harwits, en andere Engelsche havens, gezonden, om, zoo veel moogelyk was, t'onderzoeken of daar eenige scheepen laagen: en een van die jachten, met Ga naar margenoot+een galjoot te rugh koomende, ontmoette de vloot den twaalfden der maandt op de hooghte van 't landt van Schouwen, zeven of acht mylen van den wal: verhaalende, dat zy achter de banken van Harwits verscheide Ga naar margenoot+Engelsche scheepen hadden gezien, d'eene hadt 'er zeventien en d'ander tweeëntwintig getelt: ook hadden ze uit eenige Fransche visschers verstaan dat d'Engelsche vloot noch binnen was. Hier op quam de Ruiter Ga naar margenoot+met de Hollandtsche vloot den vyftienden naa den middagh op d'Engelsche Ga naar margenoot+kust, tusschen Jarmuiden en Lestoffe, of Leystaf, daar een Engelsch buisken of vischscheepken werdt genoomen. In dit scheepken vondt men negen man en twee jongens, die men op alles ondervraagde. Maar Ga naar margenoot+zy wisten weinig zeeker bescheidt van zaaken: zeggende, gehoort te Ga naar margenoot+hebben dat de grootste Engelsche scheepen waaren opgeleit: en dat 'er geen scheepen om de Noordt waaren: ook zeiden ze, dat te Londen ontrent negenduizendt menschen in de verleede week van de pest waaren weghgerukt: en dat ook andere groote steden van Engelandt met die Ga naar margenoot+plaage waaren besmet. Hier op werdt goedtgevonden, dat men, zeven visschers in de vloot houdende, 't gemelde scheepken met vier man, Ga naar margenoot+(daar onder een die ziekelyk was) zou vrylaaten, en naar Jarmuiden Ga naar margenoot+opzenden: doch dat men door de vrygelaate visschers met een briefGa naar margenoot↓ den Wethouderen der stadt Jarmuiden zou aanbieden, d'andere zeve visschers desgelyks los te laaten: indien ze te weeg konden brengen, dat men in Engelandt gelyk getal van Nederlandtsche visschers, of andere gevangens, ontsloege. Doch op dat schryven quam geen antwoordt. Ter zelver tydt, of korts daarna, zyn noch drie Engelsche visschers genoomen: Ga naar margenoot+een van Jarmuiden, een van Sowowlde of Soulds, en een van Aldebrough of Aldburg, die op gelyke wyze zyn gehandelt. Doch eenige van die visschers zeiden, dat te Londen in de leste week geen negen, Ga naar margenoot+maar zeven duizendt menschen door de pest waaren omgekoomen. 'S avondts quam de vloot twee en een half myl beoosten van Lestoffe ten anker, en liep den volgenden dagh naar Soulsbaay, daar men geen scheepen vondt. Doch hier werdt een Deensche schoet, die by Engelschen werdt gevoert, en met koolen van Nieukasteel quam, door de gewapende kits, die by de Hollandtsche vloot was, genoomen: daar men ook een Hollandtschen gevangen visscher op vondt, die, tot zyne groote Ga naar margenoot+vreugde, werdt verlost. Door dit verblyf der Hollanders op de kust van Suffolk, ging de waapenkreet door 't gantsche landt op, en men zagh twee nachten naa elkandere alomme groote vuuren langs de zee ontsteeken, tot teekens van waarschouwing, en aanmelding dat'er vyanden op de kust waaren. De schoet werdt naar Texel gezonden. Zestien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Konings scheepen waaren ten zelven daage, op d aankomste der Hollandtsche vloot, van voor Harwits geweeken, en liepen naar de riviere van Ga naar margenoot+Londen. Den zeventienden was men voorneemens verby Orfordnes tusschen de banken naar Harwits te zeilen: maar 't werdt door een' Westelyken harden windt verhindert; want men vondt niet geraaden met de Ga naar margenoot+vloot daar in te laveeren. Toen stelde de vloot haaren kours, buiten de zanden om, naar de riviere van Londen, daar men dertien Konings scheepen liet Konings Diep zagh inlaveeren, die men, dewyl ze wel Ga naar margenoot+drie mylen in den windt voor uit waaren, niet kon in zeilen. Men meende dat het de scheepen waaren die van Harwits waaren geweeken. Den volgenden nacht lagh de vloot voor de Riviere ten anker, en ging den Ga naar margenoot+achtienden 's morgens t'zeil met een' Westzuidtwesten windt Zuidt aan: alle vlyt aanwendende om voor, of in Duins te koomen. Men meende beide d'inkomsten van Duins te bezetten, en, ingevalle daar eenige Engelsche scheepen laagen, van wederzyden daar op in te vallen. Maar een zwaare storm uit den Zuidtzuidtwesten noodtzaakte de vloot ten zelven daage weêr voor de Rivier ten anker te koomen. Den negentienden hadt men noch een' harden storm, en de vloot most blyven leggen. Maar tegens den avondt kreeg de L. Admiraal de Ruiter, met een schoot te schieten, Ga naar margenoot+een Hamburger Boeyerschipper, genoemt Hans Karstens, met moeite aan boordt. Dees verklaarde, op de vraagen die men hem voorstelde, Ga naar margenoot+dat hy dien zelven dagh van Douveren was gezeilt: dat in Duins vyf Engelsche oorlogscheepen, en drie of vier kaapers, eenige daagen hadden gelegen, en noch dien voormiddagh laagen. Hy klaagde, dat hem d'Engelschen, hoewel hy een Hamburger en vry was, hadden genoomen, en t'eenemaal geplondert, jaa zelfs zyne ankers en kabels afgenoomen: Ga naar margenoot+en dat hy, naa dat ze hem vyf weeken hadden op- en aangehouden, Ga naar margenoot+en zyne voorgenoome reize zoo lang verachtert, noch eindelyk zyn schip voor tzeventig ponden steerlings hadt moeten vrykoopen, eer zy hem wilden ontslaan. Maar geheel anders handelden de Heeren Ga naar margenoot+Gevolmaghtigden met deezen Hamburger, hy werdt straks, naa dat men zyne zeebrieven en bescheiden hadt doorzien, ontslaagen. Doch de kundtschap die men van hem hadt ontfangen werdt by de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter wel in acht genoomen. Men overley op wat Ga naar margenoot+wyze dat men d'Engelschen in Duins zou aantasten, en d'ordre, daar zich d'Opperhoofden in 't uitvoeren van dien toeleg naar zouden richten, werdt ten zelven daage beraamt en vastgestelt. Doch het harde weder nam noch toe, het stormde dagh op dagh uit den Noorden, Noordt-noordtwesten en Noordttenwesten. Dus most de vloot, het Noordt Voorlandt Zuidtwesttenwesten vyf mylen van haar af, vier of vyf etmaalen blyven leggen, lydende groote schaade aan ankers en kabels, tot den drieëntwintighsten van de maandt. ToenGa naar margenoot† heeft men 't anker gelicht, en den Opperhoofden d ordre van den toeleg op Duins bekent gemaakt. Men hadt voorgenoomen den aanslagh met een' Noordelyken of Noordtwestelyken Ga naar margenoot+windt in 't werk te stellen. Maar de windt eerst West schietende, en vervolgens meer en meer naar 't Zuiden loopende, konden de scheepen, die zich, onder 't beleit van de L. Admiraalen de Ruiter en Tromp, buiten de Goeijing om, naar het Zuider gat van Duins zouden begeeven, om dat te bezetten, noch ook de scheepen, die zich, onder de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon en de Vries, voor het Noorder gat mosten vervoegen, in den volgenden nacht zoo veel niet vorderen, Ga naar margenoot+noch zoo hoogh opkoomen, dat ze zich in den morgenstondt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ter bestemde plaatzen konden laaten vinden: 't geen anders, indien de Noordelyke windt, daar mede zy onder zeil gingen, hadt doorgewaait, bequaamelyk hadt konnen geschieden. Maar door den tegenwindt nu te traagh bykoomende, kreegen d'Engelsche scheepen, die in Duins laagen, gelegentheit om t'ontwyken. Want toen de Hollandtsche vloot, die mits de gemelde tegenwindt, en opkoomende stilte, verre beneden de Goeijing in de Hoofden was vervallen, Duins van verre naderde, zagh men drie Engelsche scheepen het Noorder gat uitloopen: eer noch de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon en de Vries zoo verre hadden konnen oplaveeren: en noch een vierde schip, of oorlogsfregat, laveerde of dreef met de ebbe het Zuider gat uit, te windtwaart van de Hollandtsche scheepen: zulks dat men 't niet kon achterhaalen. D'andre vlotgaande Engelsche scheepkens, tot zes of zeven in getaale, weeken in de rivier van Sandwich, of hebben zich in andre kreeken ingekort, en op of achter de drooghten begeeven. Toen oordeelden de L. Admiraal de Ruiter en d'andre Opperhoofden, dat 'er, vermits dien toeval van tegenwindt, geen dienst voor den Staat in Duins viel te doen: derhalven Ga naar margenoot+keerde de vloot weêr naar de riviere van Londen. Daarna werdt by de Heeren Gevolmaghtigden, en den L. Admiraal de Ruiter, goedtgevonden en beslooten, dat zich de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon en Ga naar margenoot+Tjerk Hiddes de Vries, met hunne esquadres, voor of by Marigat zouden blyven onthouden, 't zy onder zeil of op anker, naar gelegentheit van weêr en windt, om daar alle scheepen, die de riviere van Londen door de lassen zouden willen in- of uitloopen, te konnen aantreffen: doende Ga naar margenoot+ook eenige buitenwachten onder zeil blyven en achtgeven op de scheepen die door de Hoofden heen of weder zouden zeilen. De Kapitein Christiaan Eldertszoon werdt, als Kommandeur, belast, dat hy zich met de Kapiteinen Jan van Nes, Jan Blankert, Pieter Kersseboom, Barent Hals, Willem Boudewynszoon van Eik, Joost Goes, Dirk Wessels, Adam van Brederode, Balthasar van de Voorde, Gerrit Posthoorn, en Pieter Magnus, zou begeeven voor, in, en ontrent het Konings Diep: trachtende alle Engelsche en andere scheepen, dien, volgens de plakkaaten der Heeren Staaten, de vaart op Engelandt niet vry stondt, te beletten, dat ze door het Konings Diep de riviere van Londen zouden uit- of inloopen. Voorts zou 't overige en grootste gedeelte der vloote zich onder den L. Admiraal de Ruiter vervoegen of onthouden, in of ontrent Soulds- of Soltsbaay: laatende ook eenige buitenwachten, zoo veel doenlyk, onder zeil blyven, om een waakendt oog te houden, en op alle scheepen, uit de Noordt koomende, en de gemelde riviere in- of uit willende, te passen. Maar naa 't verloop van acht daagen zouden de L. Admiraal de Vries, en de Kapitein Christiaan Elderts, met hunne onderhebbende scheepen, zich weêr by de vlag ontrent Soltsbaay vervoegen: 't en waare een Noordelyke windt dat verhinderde, in welken gevalle de L. Admiraal de Ruiter, met het deel der vloote dat hy by zich hadt, hun zoude naderen. Doch indien, naa 't verloop der gemelde acht dagen, de scheepen by storm of mist van de vlagge moghten koomen te verdwaalen of verstrooit te worden, dan zouden ze (dewyl de tydt begost te naderen dat de vloot, by gebrek van lyftoght, en vermits het opkoomende Ga naar margenoot+winterweder, zou dienen in te vallen) naa de zeegaaten mogen opzeilen. Men zondt ook te dier tydt zes scheepen naar Noorweegen: drie naar Bergen, onder 't gebiet van den Kapitein Jakob Korneliszoon Ga naar margenoot+Swart, en drie naar Vlekkere en 't Zoenwater, onder den Kapitein Pieter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Bronser: by deeze zes zouden zich noch zes scheepen uit het Texel voegen, om gezaamentlyk d'Oostindische en andere koopvaardyscheepen, die in Noorweegen laagen, af te haalen, en naar 't vaderlandt te geleiden. Ga naar margenoot+Ter zelver tydt heeft men tien scheepen, ter zaake van hunne rampen door 't harde weder, of ook dat eenige met veele zieken waaren belemmert, naar 's Landts havenen opgezonden: te weeten, Kapitein Jan Quirynszoon, Ga naar margenoot+met het schip Schaakerloo, naar Zeelandt: de Kapiteinen Philips van Almonde en Niklaas Naalhout, met de scheepen Dordrecht en Batavia, naar de Maas: en de Kapiteinen Jakob Andrieszoon Swart, Ysbrandt de Vries, Floris Blom, Jan de Jong, Jan Bondt, Kornelis de Boer, en Jan Vinkelbos, met de scheepen 't Huis te Kruiningen, Doesburg, den grooten Harder, de Maaght van Enkhuizen, Ylst, Gelderlandt, Ga naar margenoot+en Frisia, naar Texel. Korts daarnaGa naar margenoot* quam de Scheepskrygsraadt, door bevel van de Heeren Gevolmaghtigden, aan 't boordt van den L. Admiraal de Ruiter by een, daar de vierschaar, over 't plichtverzuim van eenige Bevelhebbers, werdt gespannen. Men besloot, de Kapitein Klant, om dat hy buiten verlof van voor Goereê naar Texel was gezeilt, Ga naar margenoot+voor den Krygsraadt te daagen. De Kapitein Allert Pieterszoon de Boer, die, naa dat hy buiten verlof in Texel was gekoomen, van daar naar de vloot was gezonden om zich te verantwoordenGa naar margenoot†, en ettelyke Ga naar margenoot+weeken in hechtenis was gehouden, werdt nu, naa 't hooren van zyne verantwoording, van zyn ampt en bedieninge afgezet: men verklaarde hem onbequaam om ooit of ooit in dienst van den Staat te water gebruikt te worden, en hieldt alle zyne gaadje, die hy in de tegenwoordige toght moght te goede hebben, voor verbeurt. In 't vonnis werdt gezeit, dat hy, volgens zyne eige belydenis, zyne eer en eedt niet hadt betracht; maar van de vlaggeGa naar margenoot‡, zonder verlof van de Heeren Gevolmaghtigden, en van den L. Admiraal de Ruiter, en zonder voorweeten van het Opperhooft van 't esquadre, daar hy onder behoorde, was afgeloopen, en zich, in een tydt dat men alle daagen met den vyandt in gevecht kon geraaken, met het schip Oostergo naar Texel hadt begeven: alleen onder voorwendzel, dat hy daar toe van zyn volk, die zich meester van 't schip zouden hebben gemaakt, was gedwongen. Hoe 't met de verdere rechtpleeging tegens den Kapitein Klant afliep, is my niet te vooren gekoomen: maar dewyl hy in 't volgende jaar weer als Kapitein, ten dienst van den Staat, in zee werdt gezonden, schynt daar uit te blyken, dat hy zyne zaak heeft konnen verantwoorden. Voorts werden ten zelven daage, toen men den Kapitein de Boer afzette, ook de vonnissen tegens eenige andere Bevelhebbers, boven gemeldt Ga naar margenoot+, uitgesprooken en uitgevoert. Onder anderen werdt ook Willem Evertszoon, Opperstuurman van 't schip Omlandia, als een der aanraaders, die den Kapitein Wildtschut hielp beweegenGa naar margenoot‡, om den Viceadmiraal van Nes in der noodt te verlaaten, van zyn ampt gezet, en voor eerloos verklaart. In deezen standt van zaaken, terwyl de Neêrlandtsche vloot voor en ontrent de riviere van Londen lag, en d'Engelsche zeemaght tot een nieu gevecht Ga naar margenoot+scheen uit te daagen, meenden eenige Leden van den Staat, dat men de vloot behoorden op te leggen. Men kreeg nu kennis dat de Gemaghtigden der Provincien van Gelderlandt, eenige daagen geleeden, ter Generaaliteit hadden voorgedraagen, hoe zy uit verscheide brieven der Gevolmaghtigden op 's Landts vloot hadden aangemerkt, dat de gemelde Heeren voornemens waaren het tweede lidtGa naar margenoot† van hunne Hoog. Moog. resolutie, van den dertighsten van Julius, in 't werk te stellen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+daar zy niet anders uit konden besluiten, of der zelver meening was den vyandt met 's Landts vloot op te zoeken en slag te leveren, waar men die zou konnen aantreffen: waar op zy te bedenken gaven, of de gemelde resolutie by de gemelde Gevolmaghtigden niet al te ver wierde getrokkenGa naar margenoot1, en of dienvolgende de meeningeGa naar margenoot2 van hunne Hoog. Moog. aan de zelve Heeren niet by forme van verklaaringGa naar margenoot3 behoorde te worden toegezonden: welke meening zy meenden hier in te bestaan, dat d'Engelsche vloot alleen behoorde aangetast te worden, als die zich in of ontrent het vaarwater zou bevinden, daar de koopvaardy- en Oostindische scheepen zouden moeten passeeren: hier op hadden niet alleen de meeste der andere Provincien getoont van 't zelve gevoelenGa naar margenoot4 te zyn, maar ook eenige daarenboven gedreevenGa naar margenoot5, dat de vloot van den Staat behoorde te worden opgeleit, om 't krygsvolk op de grenzen, tot tegenweer van den vyandtlyken aanvalGa naar margenoot6 des Bisschops van Munster, te moogen gebruiken. Ga naar margenoot+Maar de Heeren Staaten van Hollandt vernaamen met bevremding dat zoodaanige inzichtenGa naar margenoot1 by eenige Provincien waaren aangeroertGa naar margenoot2, om de vloot van den Staat ten eersten te doen invallen: of de Heeren Gevolmaghtigden in de vrye maghtGa naar margenoot3 over 't gebruikGa naar margenoot4 van de vloot, aan hun opgedraagenGa naar margenoot5, te besnoeijen, daar nochtans het eerste lidt van de zelve hunne Hoog. Moog. resolutie geensins was voldaan bovendien ook den zelven Heeren een breedeGa naar margenoot6 en onbepaaldeGa naar margenoot7 maghtGa naar margenoot8 was gegeven, om op alle voorkoomende gelegentheden zoodaanig te besluiten en te doen, als zy naar de voorvallenGa naar margenoot9, en ontfange kundtschappen, ten meesten dienste van den Lande, en tot den meesten afbreuk van den vyandt, zouden bevinden te behooren; invoegen dat de voorschreeve resolutie van den dertigsten Julius geensins kon of moght aangezien worden als een speciale instructie, waar naar zich de gemelde Heeren Gedeputeerden puntuelyk gehouden zouden zyn te reguleeren, maar alleen als een model in genereGa naar margenoot10 tot aanwyzing van d'intentie en 't oogmerk van hunne Hoog. Moog. Ook verstonden hunne Ed. Groot Ga naar margenoot+Moog. dat, als de voorschreeve zaaken wederom by de Provincien moghten worden gedreevenGa naar margenoot1, van hunnent weegen, met vertooning van de redenenGa naar margenoot2 daar toe dienende, alle krachtige debvoirenGa naar margenoot3 en middelen zouden Ga naar margenoot+worden aangewendt, ten einde de zelve buiten beraadtslaagingGa naar margenoot4 moghten blyven, en de vloot van den Staat niet alleen in zee gelaaten worden, immers en in allen gevalle tot der tydt en wyle toe dat het eerste lidt van de voorschreeve hunne Hoog. Moog. resolutie volkoomenderGa naar margenoot5 voldaan zynde daar ontrent by hunne Ed. Groot. Moog. zou moogen worden gedisponeert, maar dat ook specialyk de conduiteGa naar margenoot6 en directieGa naar margenoot7 over de zelve ter dispositie van de welgemelde Heeren hunne Hoog. Moog. Gedeputeerden absoluit en zonder eenige limitatieGa naar margenoot8 moght verblyvenGa naar margenoot9. De vloot bevondt zich toen noch sterk tzeventig scheepen en fregatten van oorlog: 't esquadre van den L. Admiraal de Ruiter bestondt uit twintig, dat van den L. Admiraal Kornelis Evertszoon uit zeventien, dat van den L. Admiraal Tromp desgelyks uit zeventien, en dat van den L. Admiraal de Vries uit zestien scheepen. Ga naar margenoot+Men hadt, gelyk verhaalt is, zes scheepen naar Noorweegen, en tien naar 's Landts havenen gezonden: ook werden sedert den lesten storm, dien men ontrent de rivier van Londen uitstondt, noch vyf scheepen gemist: te Ga naar margenoot+weeten, de Kapiteinen Niklaas Marrevelt, Kornelis Viktol, Jakob Centen, Ga naar margenoot+Kornelis de Bruin, en Jakob Pietersz. de Swart, met de scheepen Staveren, den witten Eenhoorn, den Hollandtschen Thuin, de Starre, en den gouden Ruiter, die daarna weêr te voorschyn quaamen: zoo dat de Staat naa | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het opzenden der gemelde tien scheepen, noch eenentachtig oorlogscheepen in zee hadde. De Heeren Gevolmaghtigden oordeelden de vloot noch in zoodaanige staat te zyn, dat het, indien de vyanden uitquaamen, geen vermetelheit zou weezen hun 't hooft te bieden; en wenschten, dat daar toe noch eenige gelegentheit moght voorkoomen. Doch men vernam geen Engelschen in zee, behalven eenig kleen vaartuig van geringe waarde. Onder anderen werdt in deezen tydt een kleene kaper met dertien man en een jongen, door den Kapitein Adriaan Jakobszoon Ruiter, voerende 't schip den Eikenboom, genoomenGa naar margenoot↓. Midlerwyl Ga naar margenoot+nam de ziekte in de Hollandtsche scheepen daagelyks toe, 't welk de Heeren Gevolmaghtigden pooghden te verbergen; op dat het gerucht den vyanden niet moght ter ooren koomen. Ontrent deezen tydt verstonden Ga naar margenoot+ze uit een brief van de Raaden ter Admiraaliteit in Zeelandt, hoe men uit zeeker bericht kennis hadt bekoomen, dat d'Engelschen Ga naar margenoot+hunne toerusting ter zee over nacht en dagh zochten voort te zetten: dat op de riviere van Londen ontrent tsestig kloeke oorlogscheepen meest gereedt lagen om uit te loopen; met meening om zich, zoo veel doenlyk was, by andere te voegen, de vloot van den Staat slag te leveren en van hunne kust te dryven. Deeze tyding werdt den L. Admiraal de Ruiter en den anderen Opperhoofden der vloote bekent gemaakt. Waar op men d'esquadres dichter by een trok, en zich in goede ordre Ga naar margenoot+gereedt hieldt om de vyanden tegen te staan. De L. Admiraalen de Ruiter en Tromp hielden zich met hunne esquadres bezuiden het Konings Diep, in 't gezicht der scheepen, die, onder de L. Admiraal Evertszoon, voor, of ontrent Marigat laagen. Men liet den Kommandeur Christiaan Eldertszoon weeten, dat hy, volgens zyne voorige ordre, het Konings Diep zorgvuldigh zou bespieden: en met alle vlyt acht doen neemen, of ook eenige oorlogscheepen, door het zelve Diep, uit de riviere van Londen zouden moogen uitkoomen: houdende of zendende ten dien einde gestaadig eenige scheepen in dat Diep, hoe hooger hoe beter: voorts dat hy, des noodts, als 'er meerder maght moght uit de riviere koomen, zich met alle zyne twaalf onderhebbende scheepen ten spoedighfte naar Ga naar margenoot+de vlagge zou begeven. Op den lesten dagh der maandt begaven zich de Heeren Gevolmaghtigden, met den L. Admiraal de Ruiter, op het fregat Gornichem, en zeilden met drie galjoots in 't Konings Diep: daar hun de twee esquadres van de Ruiter en Tromp van verre volgden. Zy voeren met die vaartuigen wel een myl opwaart aan, bevonden dat het Ga naar margenoot+gemelde Diep wydt en diep was, en quaamen 's avondts, naa dat ze alles hadden bezichtight, weêr in de vloot, en aan boordt. Doch men wachtte vergeefs op 't uitkoomen der Engelschen. Ook verstondt men dat de pest, die te Londen en elders in Engelandt noch schrikkelyk woedde, in hunne scheepen was, en dat ze in vyf van hunne grootste fregatten veele menschen hadt weghgenoomen. Ook genaakte de tydt van 't winterweder, dat met zyne onstuimige winden en stormen krachts genoeg zou hebben om de Hollandtsche vloot de zee te doen ruimen. Ga naar margenoot+Men hadt nu eenige daagen naa elkandere zacht en lieffelyk weder gehadt, en daar uit hoope geschept, dat dit de zieke matroozen en soldaaten wat zou verquikken: maar men vernam in 't tegendeel dat de Ga naar margenoot+ziekte, des niet tegenstaande, meer en meer hadt toegenoomen. De Heeren Gevolmaghtigden hadden, vier daagen geleedenGa naar margenoot↓, den Heeren Staaten een lyst der tzeventig scheepen, die toen onder de vlag waaren, gezonden: met uitdrukking van 't getal der dooden en zieken, ook der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gesteltenisse van ieder schip, ten aanzien van de lyftoght, touwen en ankers, met verzoek dat men die lyst geheim zou houden. Volgens deeze lyst waaren gedunrende deeze toght honderdtenveertig menschen gestorven. Ga naar margenoot+Men hadt alreê driehonderdtvyfenvyftig zieken opgezonden, en men bevondt nu noch negenhonderdtentzeventig zieken op de vloot. Onder anderen hadt de L. Admiraal Tromp op zyn schip dertig zieken, en drieëndertig opgezonden; de L. Admiraal Kornelis Evertszoon vyftien, en twintig opgezonden; de Viceadmiraal van Nes twintig; de Schoutbynacht de Liefde tzeventig, en veertien opgezonden; de Kapitein pieter Salomonszoon veertig, en vyftien opgezonden; Juriaan Poel dertig, en negenentzeventig opgezonden; Jan van Amstel veertig; Ga naar margenoot+Huibrecht Jakobszoon Huig veertig; Pieter Klein zesentwintig; Simon Blok vierentwintig; Jakob Pensen veertig, en elf opgezonden; Henrik van Tol veertig, en vyfentwintig opgezonden; Reinout van Koeverden veertig, en acht opgezonden; Henrik Vroom vyftig, en twaalf opgezonden; Kornelis Muts dertig; Pieter Thomaszoon honderdt, en zesendertig opgezonden; en Henrik Haakroo vyfentwintig. Op de scheepen der andere Kapiteinen was 't getal der zieken minder. Maar weinig daagen daarna most men 't schip Duivenvoorde, dat gevoert werdt door den Kapitein Henrik van Tol, daar nu tachtig zieken op werden gevonden, opzenden. Andere Kapiteinen klaagden desgelyks over 't toeneemen Ga naar margenoot+der ziekte. Dies liet men den eersten van November al d'Opperhoofden en Kapiteinen aan den L. Admiraal de Ruiters boordt seinen, om nader t'onderstaan in wat staat hunne scheepen toen waaren. Zy zeiden in 't gemeen, dat het volk van dagh tot dagh meer en meer instorte. Eenige Kapiteinen, die den zes- of zevenentwintigsten der verleede Ga naar margenoot+maandt roemden, dat al hun volk noch frisch en gezondt was, klaagden nu, dat sedert dien tydt in yder schip tot veertig menschen toe met ziekte waaren bevangen. De L. Admiraal Tromp verklaarde, dat in zyn schip binnen de tydt van twee daagen vyftig soldaaten waaren ziek geworden: de Viceadmiraal Bankert betuigde, dat gisteren op dien eenen dagh twintig mannen in de kooijen waaren gevallen. D'andere Bevelhebbers hadden ook meer zieken, maar de ziekte scheen zoo heftig niet te Ga naar margenoot+zyn dan voorheene. Ten zelven daage werdt by de gemelde Heeren, den L. Admiraal de Ruiter, en al d'andere Opperhoofden, goedtgevonden en beslooten, dat men met de vloote naar 't vaderlandt zou zeilen, de scheepen in de zeegaaten doen invallen, en voor den winter opleggen. Ga naar margenoot+Men verstondt dat men nu geen vyandt in zee te verwachten hadt: dat het tydt was om 't gevaar en de rampen der winterwinden t'ontgaan: dat de meeste matroozen en soldaaten te weinig kleeding en dekzel hadden, en door de koude, die ze hadden te lyden en te wachten, van dagh tot dagh maghteloozer wierden: waar uit te vreezen stondt dat de ziekte in Ga naar margenoot+de vloot meer zou toe- dan afneemen. Zes van de lichtste fregatten, met vier galjoots, liet men noch drie daagen voor de riviere van Londen, het Konings Diep, en daar ontrent, kruissen; om de scheepen of galjoots, die men uit het vaderlandt noch naar de vloot moght hebben gezonden, en andere scheepen, welke onder de vlag behoorden, en zich Ga naar margenoot+daar niet by bevonden, op te zoeken, en van 't vertrek der vloote kennis te geven. Ook werdt goedtgevonden, dat noch achtien van de verschste scheepen, minst met ziekte besmet, met een galjoot en een brander, noch drie weeken naa 't invallen der vloote in zee zouden blyven. Den Heere Isaak Sweers, Schoutbynacht onder 't Kollegie ter Admiraaliteit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+t'Amsterdam, (tot welk ampt hy, vermits het overlyden van den Schoutbynacht Gideon de Wildt, weinig daagen geleedenGa naar margenoot‡, door de Heeren Ga naar margenoot+Staaten van Hollandt was verkooren) werdt het gebiedt over deeze scheepen gegeven: met last, dat hy zich met die scheepen zou vervoegen naar of ontrent het Doggers Zandt, en zich daar ontrent kruissende onthouden tot in 't begin van December: dat hy d'Oostindische scheepen, die men noch uit Noorweegen verwachtte, zou poogen t'ontmoeten, en de zee voor hun veilig te houden; ten einde dat ze te beter behouden in 't vaderlandt moghten koomen: dat hy ook het ooge op zoodaanige Ga naar margenoot+Engelsche koopvaardyscheepen zou houden als uit de Zondt, of van Hamburg, naar de riviere van Londen moghten koomen, of van daar derwaart zeilen: en dat hy de zelve, en alle andere Engelsche Ga naar margenoot+scheepen, zou trachten te veroveren of te vernielen. Ten zelven daage, naa den middagh, ging de vloot, wel verspreidt, t'zeil: de L. Admiraal Kornelis Evertszoon ter rechter zyde, of aan de Zuidt; en de L. Admiraal de Vries ter slinker zyde, of aan de Noordt; en d'andere twee esquadres, onder de L. Admiraalen de Ruiter en Tromp, in 't midden: stellende hunnen koers Oost aan. 'S anderen daagsGa naar margenoot‡, ter halver zee gekoomen, ontfing men een brief van den Kapitein Engel Janszoon, geschrevenGa naar margenoot↓ in 't schip de Vlasblom, op het Doggers Zandt: berichtende, dat Ga naar margenoot+hy met het Oostindisch schip Nieuwenhoven, en de fluit den Dolfyn, (daar de meeste laading van 't Oostindisch schip in was overgescheept) met noch een' Straatsvaarder, en een fluit met masten, te Gottenburg geladen, den vyfentwintighsten van Oktober van Vlekkeren was vertrokken, om zich naar 't vaderlandt te begeeven: en dat ze den achtentwintighsten op het Doggers Zandt waaren aangekoomen. Ook raakten de gemelde scheepen korts daarna behouden binnen 't Vlie. D'andere vier Oostindische scheepen, die ook in Noorweegen waaren ingevallenGa naar margenoot†, quaamen (behalven 't schip Amstellandt, dat onder 't eilandt der Schelling strande en verongelukteGa naar margenoot‡) in de voortydt van 't volgende jaar behouden in 't vaderlandt. Op dien zelven dagh, straks gemeldt, werden de scheepen, die onder den Schoutbynacht Sweers noch in zee zouden blyven, met eenige lyftocht, bier, water, en andere behoeften, uit andere Ga naar margenoot+scheepen verzien: en daarna liet de L. Admiraal de Ruiter een witte vlag van de voorsteng waaijen, en drie kanonschooten doen. Dit was Ga naar margenoot+'t beraamde sein, 't welk te kennen gaf, dat de vloot zou van een scheiden. De L. Admiraalen Evertsen, Tromp, en de Vries, schooten toen, (volgens d'ordre te vooren gestelt) tot een teeken van goede reiswensching, yder zeven schooten, de vier Viceadmiraalen yder vyf, en de vier Schoutenbynacht yder drie: waar op de L. Admiraal de Ruiter al de gemelde Opperhoofden t'zaamen met negen schooten uit halve kartouwen Ga naar margenoot+beantwoordde. Dus scheidde de vloot ter halver zee van een: zoo dat de scheepen, in de Maaze t'huis hoorende, hunnen koers naar Goereê en de Ga naar margenoot+Maas begosten te zetten, die van Zeelandt naar de Wielingen, en de L. Admiraal Ga naar margenoot+de Ruiter met d'overige scheepen naar het Texel en 't Vlie. Hy quam den volgenden dagh met drieëndertig scheepen door het Landtsdiep Ga naar margenoot+behouden binnen Texel. De L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries hadt buiten gaats zyn afscheidt genoomen, om met de Vriefsche scheepen naar 't Vlie te zeilen. Den volgenden dagh werdt het vonnis, te voorenGa naar margenoot↓ by den Krygsraadt tegens 't volk van den geweezen Kapitein Wildtschur, vaarende op het schip Harderwyk, (ter zaake dat zy hem bewoogen hadden de vlucht te neemen) geweezen, uitgevoert. D'On- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derstuurman, Ga naar margenoot+de Hooghbootsman, en de Konstapel, met eenige van Ga naar margenoot+de matroozen en soldaaten, die zeeker schriftGa naar margenoot↓, daar toe strekkende, hadden geteekent, liet men driemaal van de rêe vallen, en elk met hondert slaagen laarssen: doch den anderen werdt de straf quytgescholden. Ten zelven daage quaamen ook de Kapiteinen Jakob Centen, Kornelis Ga naar margenoot+Viktol, en Klaas Anker, uit Goereê binnen Texel. De Heeren Gevolmaghtigden Ga naar margenoot+begaven zich 's morgens, naa dat ze hun afscheidt van den Heer de Ruiter hadden genoomen, met een galjoot naar den HelderGa naar margenoot*, en vertrokken over landt naar den Haage, daar zy den zesten der maandt ter vergaaderinge der Heeren Staaten Generaal een kort verslagh deeden van 't geen in de toght was voorgevallen: waar op zy van hunne Hoog. Moog. Ga naar margenoot+op de beste wyze werden bedankt, gelyk uit het volgend afschrift blykt, De Heeren Huigens, Raadtpensionaris de Wit, en Johan Boreel, Ga naar margenoot+haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden, jongst geweest zynde op 's Lands vloot, hebben sommier rapport gedaan van 't geen haar op de jongste expeditieGa naar margenoot† wedervaaren, en voorgevallen is. Waar op gedelibereert Ga naar margenoot+zynde, hebben haare Hoog. Moog. de zelve Gedeputeerden en Gevolmaghtigden, over en ter zaake van haare zonderlinge vigilantieGa naar margenoot‡, moeite, arbeidt, voorzichtigheit en goede conduiteGa naar margenoot*, uit liefde tot het vaderlandt, in het uitvoeren van haare Hoog. Moog. beveelen, en het bevorderen van den dienst van 't Landt, zoo veele als door Godts toelaating menschelyker wyze heeft konnen geschieden, over nacht en dagh in deezen gehadt, gebruikt en aangewendt, in de beste forme bedankt, verklaarende daar inne ten vollen vemoeght te weezen. De Raadtpensionaris de Wit ten zelven daage ter vergadering der Ga naar margenoot+Heeren Staaten van Hollandt verschynende, deedt daar een omstandig verslag van de zeetoght, en werdt van hunne Ed. Groot Moog., met betuiging van zonderling genoegen, desgelyks bedankt, volgens den inhoudt van d'aanteekening die toen te boek werdt gestelt, en dus luidt, De Heer Raadtpensionaris de Wit heeft ter vergaderinge omstandig Ga naar margenoot+rapport gedaan van het geene geduurende de laatste expeditie ter zee van consideratie was voorgevallen: waar op gedelibereert zynde, hebben haare Ed. Groot Moog. zich ten hooghsten vergenoeght en voldaan gehouden wegens de voorzichtige conduiteGa naar margenoot↓, wyze directieGa naar margenoot‡, en couragieusGa naar margenoot* beleit, zoo ontrent het employ van 's Landts vloote in 't generaal, als ten opzichte van alle d'onderscheide voorvallen in het particulier, by den gemelden Heer Raadtpensionaris, nevens de Heeren des zelfs Medegedeputeerden, Ga naar margenoot+geduurende de voor schreeve expeditie, gebruikt en in 't werk gestelt; mitsgaaders ook ten reguardeGa naar margenoot† van den zonderlingen yver, vigilantie, en onvermoeijelyke naarstigheit, daar inne de zelve van den beginne af tot het laatste toe heeft gecontinueert. Ende is wyders goedtgevonden en verstaan, dat de gemelde Heer Raadtpensionaris, tot betuiginge dat de voornoemde dienst haare Ed. Groot. Moog. zonderlinge aangenaam is geweest, uit der zelver naame in de beste forme zal worden bedankt, gelyk de zelve daar voor ook expresselyk bedankt wordt by deezen. 'T is aanmerkelyk dat de Raadtpensionaris de Wit, voor al zyne genoomene moeite en uitgestaane gevaaren helder noch penning heeft genooten, Ga naar margenoot+of willen genieten: ja dat hy in tegendeel, wanneer by eenige Leden van hunne Ed. Groot Moog. vergaderinge voorslaagen tot belooningGa naar margenoot↓ wierden gedaan, die heeft geweigert, en buiten omvraage of overleggingGa naar margenoot‡ gehouden. 'T was, verstonden eenigen, een groot geluk voor den Heer de Ruiter, en 't viel wel voor hem uit, dat de Raadtpensiona- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ris Ga naar margenoot+de Wit en d'andere twee Heeren Gevolmaghtigden met hem op de vloot waaren geweest. Dit strekte tot zyne verlichting en ontlasting. Zy hadden hem in de gewichtighste beraadtslaagingen, en ontrent de zwaarste zaaken van zyn lastig ampt met hunnen raadt ondersteunt. Maar zy deeden niet zonder eerst zyn raadt en goedtdunken daar op te hooren. Meest alle zyne voorslaagen stemden zy toe, en gaven die kracht en naadruk. Doch dewyl alle d'ordres op hunnen naam werden uitgegeven, en alles onder hun oppergezagh bestierdt en ondernoomen, quaamen de rampen, en d'ongelukkige toevallen, die men gemeenlyk den Overste wyt, t'hunnen laste. D'onverstandigen gaven hun de schuldt der mislukte voorneemens, die hy anders veellicht alleen hadt moeten draagen: en door 't loffelyk getuigenis, dat de drie Heeren van hem, en van zyn kloek beleidt en rustige kloekmoedigheit, gaven, werdt hy van een yder gepreezen: 't welk ook de Heeren Staaten in 't goedt gevoelen, dat ze van zyne bequaamheit hadden, te meer versterkte. Hy bleef naa hun vertrek noch ettelyke daagen in Texel, om, nevens andre leden van den Scheepskrygsraadt, de vierschaar over etlyke weêrspannelingen te helpen spannen. Het volk van 't schip Oostergo, buiten ordre, gelyk gemeldt isGa naar margenoot†, in Texel gekoomen, hadt geweigert weêr in zee te gaan, voorgevende dat het schip te lek was. Eenige Heeren van den Raadt ter Admiraaliteit in Vrieslandt, ook de Heeren Gevolmaghtigden der Heeren Staaten, die zich op den Helder onthielden, hadden hun meermaalen tot hunnen plicht vermaant: hun voor oogen stellende wat straf zy ter zaake van hunne wederspannigheit te verwachten hadden. Doch de muitzucht hadt geen ooren. Derhalven most men zich nu dienen van de sterke handt, en 't recht ging zyn' gang. Vyf hoofden van 't oproer, en een matroos, werden ter doodt verweezen, en met de koorde gestraft. Dus liep de leste zeetocht Ga naar margenoot+van dit jaar ten einde: naa dat de Neêrlandtsche vloot, in September door storm verstrooit, weêr in staat was gebraght dat ze naar d'Engelsche kust overstak: zich daar achtien daagen vertoonde, de riviere van Londen sloot, en d'Engelsche zeemaght, met het uit- en invaaren te verhinderen, als ten stryde daaghde. Met dees eer was men, toen de wintertydt niet toeliet langer zee te houden, t'huis gekoomen. De L. Admiraal de Ruiter begaf zich ontrent het midden van November naar den Haage, en Ga naar margenoot+nam zyn verblyf ten huize van den Raadtpensionaris Johan de Wit: willende, door dat betoogh van vriendtschap, d'onwaarachtige geruchten, die tot de Wits naadeel liepen, als of hy met hem op de leste tocht in groote twist hadt geleeft, opentlyk wederleggen. Ook heeft de Heer de Ruiter, den achtienden van November ter vergadering der Staaten Generaal verschynende, en zyn verslagh doende, aan hunne Hoog. Ga naar margenoot+Moog. betuight, dat 'er tusschen hem en de Heeren Gevolmaghtigden in 't gemeen, en den Raadtpensionaris de Wit in 't byzonder, geduurende de toght, een volkoome en vertrouwde vriendtschap was onderhouden. Ter vergadering van hunne Hoog. Moog. werdt hy met groot Ga naar margenoot+bewys van hooghachting bejegent. Men liet hem 't verslagh doen op een' stoel gezeten, en met gedekten hoofde. Eerst sprak hy van zyne toght naar Guinea, en daarna van de toght met de geheele vloote naar Noorweegen: overleverende een daghverhaalGa naar margenoot† van 't geen was voorgevalen, en eenige vonnissen, door den Scheepskrygsraadt uitgesprooken; ook zynen lastbriefGa naar margenoot‡, hem by de Heeren Staaten van Hollandt, als L. Admiraal van de zelve Provincie verleent. Hier op verklaarden hunne Hoog. Moog., dat het goedt beleidt en de wakkerheit, by hem in d'eene en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+d'andre toght gebruikt, hun aangenaam was, en dat ze zich de zelve wel Ga naar margenoot+lieten gevallen. Voorts is goedtgevonden en verstaan, dat de voorschreeve lastbriefGa naar margenoot* ter schryfkamerGa naar margenoot↓ van hunne Hoog. Moog. zoude worden te boek geschreevenGa naar margenoot‡: en werdt hem met dat ampt geluk gewenscht. Ook verstonden hunne Hoog. Moog. dat het voornoemde daghverhaal, met de vonnissen, ter gemelde schryfkamer zou worden weghgeleitGa naar margenoot† of bewaart, om te zyner tydt te dienen zulks en daar 't zou behooren. Weinig daagen daarnaGa naar margenoot↓ heeft hy ook de zelve plicht ter vergaadering der Heeren Staaten van Hollandt en Westvrieslandt afgeleit, die hem opgelyke wyze bedankten, en de volgende aanteekening lieten te boek stellen. De L. Admiraal de Ruiter heeft ter vergaadering rapport gedaan van 't geene in zyne expeditienGa naar margenoot†, zoo met een esquadre van twaalf scheepen Ga naar margenoot+naar de kust van Guinea, als jongst met de gantsche vloote in de Noordtzee, van consideratie was gepasseert en voorgevallen: waar op gedelibereert zynde, hebben haare Ed. Groot Moog. den gemelten Luitenant Admiraal voor zyne goede debvoiren, met zonderlinge vigilantie, conduite en courage, geduurende de voorschreeve expeditien aangewendt, bedankt, gelyk de zelve daar voor en specialyk bedankt wordt by deezen. Ga naar margenoot+Den eersten van December verscheen hy ook in de vergadering ter Admiraaliteit t'Amsterdam, daar hy, op een stoel gezeeten, den Heeren Raaden de vlaggen, op de kust van Guinea van d'Engelschen verovert, aanboodt en overleverde: en daar by ook den standaardt van 't kasteel Kormantyn, door den Kapitein Willem van der Zaan in 't in neemen van die sterkte bekoomen, en aan hem overgebraght: ook de kroonGa naar margenoot†, gevonden in een Engelsch schip, met een' brief van den Hartogh van Jork, by welken hy ze tot een geschenk aan den Koning van Ardra, of Andra, hadt gezonden. Hier op werdt by de Heeren Raaden, naa dat de Heer de Ruiter was afgetreeden, goedtgevonden en beslooten, Ga naar margenoot+hem voor de goede diensten, geduurende de gemelde toght gedaan, te bedanken, en, tot erkentenisse der zelve, met een zilver lampet, ter waarde van vyftienhonderdt gulden, te vereeren. Ook werdt toen met eenen beslooten, den Kapitein van der Zaan, tot erkentenisse van zyne dapperheit, Ga naar margenoot+en tot zyne aanmoediging, met een goude keeten en gedenkpening, zeshonderdt gulden waardig, te beschenken. Niet lang daarnaGa naar margenoot† verklaarden de Heeren Staaten van Hollandt op wat wyze en met wat gezagh de L. Admiraal de Ruiter in de Kollegien ter Admiraaliteit binnen de Provincie van Hollandt en Westvrieslandt voortaan zou verschynen, gelyk het volgende besluit, staatsgewys genoomen, aanwyst. Ga naar margenoot+Zynde ter vergaderinge voorgedraagen dat de L. Admiraal de Ruiter gaarne zoude gedient zyn van de intentie en resolutie van deeze vergaaderinge, waar naar hy zich zoude hebben te reguleeren, in 't regard van de admissie van zyn persoon in de Kollegien ter Admiraaliteit, binnen deeze Provincie residerende: is, naa voorgaande deliberatie, eenpaarlyk verstan en verklaart, dat, volgens het geene by de instructie van de gemelte Kollegien originelyk is bedongen, de Provincie van Hollandt en Westvrieslandt competeert het indisputabel recht, dat de L. Admiraalen van de zelve Provincie, in de gemelte Kollegien verschynende, hun aldaar de presidiale stoel moet worden ingeruimt, tot zulken effecte, dat hun aldaar dienvolgende toekomt, niet alleenlyk stem als d' andere Raaden, maar ook de propositie, d' omvrage, en d' ordentelyke conclusie, zoo als het zelve, ook van de erectie van de voorschreeve Kollegien af, in continuele observantie is geweest: dat mitsdien den voornoemden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+L. Admiraal de Ruiter bekent gemaakt zal worden d'intentie en begeerte van haare Ed. Groot Moog. te weezen, dat hy 't voorschreeve recht in alle de gemelte Kollegien zal hebben te mainteneren, zonder daar inne eenige infractieGa naar margenoot† te gedoogen, oft ook't zelve eenighzins ter vergaderinge van haare Hoog. Moog. in nieuwe deliberatie te brengen: ende werden de Heeren van de Ridderschap, mitsgaders de Burgermeesteren en Vroedtschappen van de steeden deezer Provincie, uit de welke eenige Raaden in de gemelte Kollegien ter Admiraaliteit gecommitteert zyn, mits deezen verzocht en gelast der zelver Gecommitteerden in den naame en van weegen haar Ed. Groot Moog. te ordonneren, dat zy het voorschreeven indisputabel recht van deeze Provincie niet alleenlyk niet zullen hebben tegen te gaan ofte te verkorten, maar ook niet te gedoogen dat zulks door anderen tegen gegaan ofte verkortwerde. Ga naar margenoot+Ontrent deezen tydt hadden de Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdarn den L. Admiraal de Ruiter op de lyst der scheepen en Bevelhebbers, die men daar zou toerusten, en van daar zouden afvaaren, gestelt. Dan hier tegens verstonden de Heeren Raaden ter Admiraaliteit te Rotterdam, dat de L. Admiraal van Hollandt van 't Kollegie ter Admiraaliteit op de Maaze, naar ouder gewoonte, most afvaaren. Doch de Heer de Ruiter scheen meest genegen om 't Amsterdam te blyven. Men braght deeze zaak ter vergadering der Heeren Staaten van Hollandt: daar de Gemaghtigden der stadt Amsterdam, ten verzoeke van d'Admiraaliteit hunner stadt, de zaaken zoodaanig zochten te bestieren, dat de L. Admiraal de Ruiter een schip van Amsterdam zou moogen voeren, en van daar afvaaren. Ga naar margenoot+Hier toe heeft men zich van de volgende redenen gedient: dat de Heeren Staaten van Hollandt en Westvrieslandt den Heer de Ruiter, buiten zyn kennis, en zonder zyn verzoek of aanzoekGa naar margenoot1, in zyn afweezen, het L. Admiraalschap van de zelve Landen hadden opgedraagen: en dat met meeningGa naar margenoot2 om daar door zyn persoon grooter eer en voordeelGa naar margenoot3 toe te voegen; tot betuiging van 't welgevallen dat hunne Ed. Groot Moog. in zyne goede diensten en beleidingGa naar margenoot4 schepten, en mitsdien tot vergelding van zyne verdienstenGa naar margenoot5. Doch dat hem deeze vorderingGa naar margenoot6 of verhooging tot naadeel zou strekken, in gevalle hy daar door van zynen dienstGa naar margenoot7 onder d'Admiraaliteit t' Amsterdam zou worden versteeken: dewyl de dienst t' Amsterdam veelvuldigerGa naar margenoot8 quam voor te vallen, en mitsdien langduuriger en voordeeliger was dan op de Maaze: zulks dat hy liever den staatGa naar margenoot9 van vast Kapitein onder 't Kollegie t' Amsterdam hadt te bekleeden, dan dien van L. Admiraal, en een schip van de Maaze te moeten voeren; indien zulks zonder vermindering van 't ontzaghGa naar margenoot10, dat hy hunne Ed. Groot Moog. schuldig was, zou konnen geschieden. Dat zyn huisgezin zoodaanig was gestelt, dat hem veel dienstiger was zyne woonplaats binnen Amsterdam te blyven houden, dan die elders te moeten verkiezen. Dat de verhooging van zyne weddeGa naar margenoot11, door het L. Admiraalschap bekoomen, op verre naa niet zou konnen goedt maaken de schaade die hy, elders woonende, zou moeten lyden. Eindelyk, dat het ook niet buiten voorbeeldtGa naar margenoot12 was, dat de L. Admiraal van Hollandt en Westvrieslandt een schip, dat t' Amsterdam werdt toegerust, gewoon was te voeren. Om dit leste te bewyzen dienden d'afschriften van eenige brieven, berustende ter Secretarie van 't Kollegie ter Admiraaliteit t'Amsterdam: te weeten, van een' brief, geschreeven in den jaare zestienhonderdt tweeëntwintig door den Heer Jan van Wassenaar en Duivenvoorde, L. Admiraal van Hollandt: en noch van zeven brieven, in den jaa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
re Ga naar margenoot+zestienhonderdt en zesentwintig, door Jonker Willem van Nassau, Heer van de Lek, en L. Admiraal van Hollandt, aan de gemelde Raaden ter Admiraaliteit gezonden: waar uit klaar scheen te blyken, dat die twee L. Admiraalen scheepen van 't Kollegie t' Amsterdam plaghten te voeren. Ook werdt beweert, dat ook eenige hunner voorzaaten gewoon waaren van Amsterdam af te vaaren. Doch de Raaden van het Kollegie ter Admiraaliteit van de Maaze, als het oudtste en eerste van Hollandt, hadden meer Ga naar margenoot+voorbeelden t'hunnen voordeel: derhalven werdt by de Heeren Staaten van Hollandt, naa eenige beraadtslaaging, den negentienden der maandt, goedtgevonden en verstaan, dat de L. Admiraal de Ruiter, naar't exempel van voorgaande L. Admiraalen van Hollandt en Westvrieslandt, zou afvaaren van 't Kollegie ter Admiraliteit op de Maaze, met het schip daar toe albereidts by dat Kollegie geschikt, of op zoodaanig ander, als hy onder dat district zou gelieven uit te kiezen, 't welk hem zou worden aangeschreeven, om zich daar naar te reguleeren. Dees ordre werdt van hem naagekoomen: doch men gedooghde, dat hy evenwel zyne wooning t'Amsterdam zou blyven houden, daar hy, gelyk elders is gemeldtGa naar margenoot†, met het groot burgerschap was vereert, en met alle teekenen Ga naar margenoot+van gunst en achting werdt bejegent. Voorts, om de toerusting van een oorlogsvloote tegens het aanstaande voorjaar te beter voort te zetten, werdt ter vergadering der Staaten Generaal goedt gevonden, dat aan den L. Admiraal de Ruiter, voor zoo veel de drie Kollegien ter Admiraaliteit binnen de Provincie van Hollandt en Westvrieslandt aanging, den L. Admiraal Kornelis Evertszoon, voor zoo veel als het Kollegie ter Admiraaliteit in Zeelandt, en den L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries, voor zoo veel als het Kollegie in Vrieslandt betrof, geschreeven zou worden, dat zy luiden zich eerstdaaghs in de gemelde Kollegien zouden vervoegen, en aldaar een waakende ooge laaten gaan over de buitengewoonlyke toerustingGa naar margenoot†, met den gevolge en aankleeven van dien, de gemelde Kollegien aanbevoolen, en te letten, of al de ordres, by hunne Hoog. Moog. daar ontrent gegeven, zoo noopende d'oorlogscheepen, fregatten, advysjachten, branders, galjoots tot kondtschap en tot berging van lyftoghtGa naar margenoot‡, als anderssints, wel werden uitgevoert Ga naar margenoot↓en nagekoomen: en de zelve uitvoeringGa naar margenoot*, zoo veel in hun was, uit den naame en van weegen hunne Hoog. Moog. te bevorderen: en zoo van hunne ondervinding en verrichting te zyner tydt aan hunne Hoog. Moog. omstandig verslaghGa naar margenoot† te koomen doen. Tot dien einde werdt den L. Admiraal de Ruiter, en d'andere twee L. Admiraalen, het advys ofte de beraaming over de voorschreeve toerusting ter zee, by de gezamentlyke Gemaghtigden uit de Kollegien ter Admiraaliteiten den elfden van November opgesteltGa naar margenoot‡, toegezonden. Volgens dat advys was 't voorneemen, (alzoo men beducht was dat d'Engelschen tegens 't voorjaar noch met meerder maght in zee zouden koomen dan dit jaar was geschiedt) tegens half Maart of het begin Ga naar margenoot+van April tweeëntzeventig zwaare oorlogsscheepen, en twaalf fregatten in zee te brengen. D'eene helft van die tweeëntzeventig scheepen van oorlogh zoude gemonteert worden van tzestig tot tachtig stukken, en bemant met drie tot vyshondert koppen, zoo met soldaaten als matroozen: d'andre helft gemonteert van veertig tot tzestig stukken, en bemant met tweehonderdt tot driehonderdt koppen. De twaalf fregatten zouden gemonteert zyn met vierentwintig tot dertig of vierendertig stukken, en bemant met honderdt tot honderdtdertig koppen. Hier zou men twaalf branders by voegen, van vaste en hechte scheepen toe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+te rusten, yder gemant met twintig koppen: twaalf advysfregats, gemonteert met acht, tien en twaalf stukskens, en yder gemant met twintig koppen: noch twaalf advysgaljoots, en vierentwintig groote galjoots tot navoering van water, bier en andre scheepsbehoeften, die in de scheepen van oorlogh niet bequaamelyk konden gestuwt worden. By deeze vloot moest d'Oostindische Kompagnie, volgens 't verdingGa naar margenoot† tusschen Ga naar margenoot+den Staat en haar gemaakt, noch twintig oorlogsscheepen voegen. De gemelde Gedeputeerden der Admiraaliteiten hadden ook, door last van hunne Hoog. Moog. een overslagh van 't geen de gemelde toerusting, in den tydt van twaalf maanden, zou koomen te kosten, gemaakt; en uitgereekent, dat de zelve (behalven de twintig scheepen, die op kosten Ga naar margenoot+van de Oostindische Kompagnie zouden toegerust worden) in den tydt van twaalf maanden ter zomme van elf millioenen zeshonderdt en achtenveertig duizendt zeshonderdt en veertig gulden zou beloopen. Hier uit kan men afneemen met hoe zwaaren last de Staat der vereenigde Nederlanden Ga naar margenoot+te deezer tydt, door den oorlogh ter zee, werdt gedrukt. Daar d'oorlogh te lande, met den Bisschop van MunsterGa naar margenoot‡, noch byquam: die ook door den Koning van Engelandt werdt gevoedt; want men hadt de gemelde Koning onlangsGa naar margenoot*, in zekere reede Ga naar margenoot↓ aan 't Parlement, opentlyk hooren zeggen, dat hy de Prinsen die, zoo hy zeide, door de Duitschen (dus noemde hy de Nederlanders) verongelykt waaren, hadt aangemoedight, om het hunne met geweldt wederom te krygen: en dat hy den Bisschop Ga naar margenoot+van Munster met een groote somme geldts hadt geholpen, en noch zou helpen. Te deezer tydt zagh men ontrent den L. Admiraal de Ruiter (die de straksgemelde beveelen van hunne Hoog. Moog. zocht naa te koomen, en de toerusting der oorlogsvloote naar vermoogen te bevorderen), dat d'oude spreuk, die te kennen gaf, dat d'eerampten de zeden veranderenGa naar margenoot‡, op hem niet kon gepast worden. Want al was hy nu tot de waardigheit van 't L. Admiraalschap van Hollandt, buiten zyn Ga naar margenoot+toedoen, gevordert, die verhefflng blies zyn hart niet op. Hy hieldt zich echter binnende paalen van zyne oude zedigheit en godtvruchtigheit. Ook weet ik, dat hy ontrent deezen tydt, of wat laater, te Rotterdam koomende, en in zeekere herberge, op de Haaringvliet, t'huis leggende, op een morgen in zyne slaapkaamer, (meenende van niemant gehoort te worden) Godt, naar zyne gewoonte, met vierigen gebeede aanriep, en zich onder andere van deeze, of deezen gelyke, woorden Ga naar margenoot+diende, Geef my, Heer, een' deemoedigen geest; op dat ik my op myne verhefftng nïet verhoovaardige. Sterk my in 't bedienen van myn hoogwichtig ampt. Verleen my een heldenhert, en laat my zoo deerlyk niet sneuvelen, als myn' voorzaat: maar spaar my ten dienst en nut van 't vaderlandt. Dit bidden werdt toen van iemandt, uit wiens mondt ik dit schryve, die toen in de herberg en ontrent zyne kamer was, by geval gehoort. De Heeren Staaten (ook genoeg weetende, dat men met legers noch vlooten, zonder de goddelyke hulpe, niet kan verrichten) hadden, gelyk boven is gemeldtGa naar margenoot†, bevoolen, dat men Godt op alle Ga naar margenoot+Woensdaagen voor den welstandt des vaderlandts zou bidden: maar daarna, ziende dat d'yver in die weekelyke gebeeden scheen te verflaauwen, vonden ze eindelyk geraaden, dat men dat weekelyk gebedt in een maandelyken vast- en bededagh zou veranderen: met bevel, dat men op den eersten Woensdagh in de maandt niet den halven, maar den geheelen dagh daar toe zou gebruiken. Dit werdt op den eersten Woensdagh van November begonnen, en voort van maandt tot maandt ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgt. Ga naar margenoot+Men beraadtslaagde in deezen tydt ter vergaadering der Staaten van Hollandt over de voorslaagen van den Raadtpensionaris de Wit, aangaande de toekoomende bezorging van 's Landts vloote met allerley lyftoght en andere behoefte, tot noodruft en verquikking; om te beter bestandt te zyn, en te langer zee te konnen houden. Ook werdt het bericht en 't gevoelen van den L. Admiraal de Ruiter over eenige punten, die men desaangaande op het papier hadt gebraght, gehoort en overwoogen. Dit zyn de punten die daarnaGa naar margenoot† ter vergaadering van hunne Hoog. Moog. met eenige kleene verandering en vermeerdering werden goedtgevonden, vastgestelt, en by plakkaat onder den volgenden tytel uitgegeven, Punten dienende tot beter bestandt en observatie van goede oeconomie van en in Ga naar margenoot+'s Landts vloote. In dit plakkaat werdt den Kapiteinen op zeekere peene belast, zich voor zeven weeken van bier, water, en brandthout, en voor drie maanden, buiten duins uit te houden, van alle lyftoght te verzien. Voorts werdt ordre gestelt dat de vloot noch voor zes weeken Ga naar margenoot+water, bier, en brandthout, zou nagevoert worden: mitsgaaders noch een goedt deel andere lyftoght, en noodruft, ook pyen, hoozen, schoenen, hemden en kombaarzen, met eenige verversching van kool, peen, raapen, pruimen, appelen, ajuin en diergelyke. Ook werdt aangeweezen met hoedaanige galjoots die toevoer zou geschieden; hoedaanig het bier op den duur most zyn gebrouwen; op wat wyze en in wat ordre de vaaten mosten worden gestuwt, het bier voor en 't water achter; op dat men altydts zoo van 't een als van 't ander zonder belet zou konnen uitlichten: hoe de Kapiteinen, die gebrek moghten hebben, uit de verzorghde voorraadt, met boete over hun verzuim, en aanteekening van hun genot, zouden worden gerieft: daarenboven hoe de vloot, naa 't verloop der drie maanden, in of voor de Wielinge op nieu zou werden verzien: wat voorraadt van ankers en touwen de Kollegien ter Admiraaliteit ten behoeve van hunne scheepen zouden inscheepen: met verder bevel, dat ze ook altydt goede voorraadt van ankers, kabels, masten, stengen, en diergelyke behoefte, zouden gereedt houden; om de scheepen, die reddeloos moghten invallen, straks te konnen voorzien: dat de Kapiteinen altydt eenig geldt zouden binnen scheepsboordt medevoeren, om by noodt buiten 's Landts eenige noodtzaakelykheden in der haast te konnen doen inkoopen: dat de matroozen en soldaaten, om vuiligheit, stank, en besmetting voor te komen, by ziekte elkanderen ten dienst zouden staan: dat men de scheepen alle daagen, ten minste driemaalen ter weeke, zou reinigen met spoelen en schrobben, ook somwyle met azyn besproeijen, en daar in geneverbezyen laaten branden, en diergelyke middelen tegens de quaade lucht by tydts in 't werk stellen. Niet lang te vooren beslooten de Heeren Staaten van Hollandt een regiment zeesoldaaten op te rechten, naa dat ze d'inzichten van den L. Admiraal de Ruiter daar op Ga naar margenoot+hadden verstaan. Dit regiment zou bestaan uit negentien kompagnien, en uit bequaame zeeluiden, die alreede eenige toghten ter zee hadden gedaan. Deeze zouden tot den dienst der zee en der vloote zyn geëigent, en niet alleen gehouden scheepswerk, maar ook by gelegentheit te lande dienst te doen. In plaats van musketten met lonten, die op zee niet dienstig zyn, zouden ze met geweer van snaphaanslooten worden Ga naar margenoot+verzien. Willem Joseph van Gent, Luitenant Kornel over 't Walsch regiment, en Kommandeur te Hellevoetsluits, werdt tot Kornel van 't regiment zeesoldaaten verkoorenGa naar margenoot†; François Palm, Kapitein en Kommandeur op de schans de groote Warande, by Breda, tot Luitenant Kor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nel; Ga naar margenoot+en Graaf Johan Belgicus van Hoorne tot Majoor. Tot Kapiteinen zyn verkooren Reinier Pauw, Jan de Pois, Hugo van Assendelf, Ernst Knoppert, Geeraardt Krabbet, Johan Sixty, Henrik Antony van Nispen, Kornelis de Wit, François Brouwers, Henrik van Padberg, Kornelis Dedel, Kornelis Pompe, Adriaan van Giessen, Johan de Witte, schoonzoon van den L. Admiraal de Ruiter, Simon van Panhuizen, en Alexander Heniossa. De Kornels kompagnie zou bestaan in honderdtentzeventig, en d'andere elk in honderdtentwintig koppen. Weinig daagen Ga naar margenoot+naa 't invallen van 's Landts vloote werdt by de Heeren Staaten Generaal goedtgevonden en beslooten, dat men aan alle byzondere kommissievaarders of kaapers zou toestaan, geduurende de vier eerstkoomende maanden, tot het einde van Februarius des aanstaanden jaars, te moogen uitloopen en in zee blyven, om hun avontuur op den vyandt te zoeken: mits borge stellende, dat ze zich voor het einde van Februarius Ga naar margenoot+wederom binnen de zeegaaten van den Staat zouden begeeven, of dat Ga naar margenoot+men ze anders als zeeroovers zou aanmerken. Ook hebben de Heeren Staaten toen de vaart op Noorweegen, en naar Oosten, voor eene reize toegestaan; doch met beding en onder borghtoght van ten eersten weêr naar 't vaderlandt te keeren, zonder elders aan te vaaren, of last te breeken, veel min naar eenige andre gewesten te verzeilen. Doch de vaart Ga naar margenoot+en visschery op en ontrent Groenlandt, en d'uitvoer van alle gereedtschap Ga naar margenoot+en behoefte tot de walvischvangst, werdt in 't midden van DecemberGa naar margenoot† voor het aanstaande sayzoen en het geheele toekoomende jaar van zestienhonderdt zesentzestig, by plakkaat den ingezeetenen, op verbeurte der scheepen en goederen, strengelyk verbooden. Dat men de kapers onder borghtoght verbondt voor 't einde van Februarius t'huis te koomen, de vaart op Noorweegen en Oosten slechts voor eene reize, onder zoo naauwe bepaaling, toeliet, en de Groenlandtsche vaart en visschery gantschelyk verboodt, was op gewichtige redenen gegrondt: dewyl men te gemoet zagh, dat men de matroozen, tot manning der oorloghsvloote, in 't voorjaar van nooden zou bebben: te meer, om dat men de Nederlandtsche Ga naar margenoot+gevangenen, die in Engelandt zaaten, noch weigerde te laaten lossen. Men stelde hen op een stuiver 's daaghs, of gaf ze niet dan water en broodt: ook heeft men de Koning hooren zeggen, dat hy zich van de kosten wou ontlasten; om alzoo alle d'onkosten van 't onderhoudt geheel op den Staat te schuiven. Hier op vertoonde de Nederlandtsche Gezandt aan den Koning en den Hartogh van Jork, dat dit buiten alle gebruik van oorlog was: dat men niet alleen onder de Christenen, en, Ga naar margenoot+dat meer verbondt, onder Gereformeerden, maar ook zelfs onder de Heidenen geen voorbeeldt hadt van gevengenen 's lyfs noodrust t'ontrekken, en mitsdien van honger te laaten sterven; daar men ze, ten deele by wisseling van man tegens man, en d'overige met losgeldt, naar ouder gewoonte, bereidt was te lossen. Maar de Koning hadt geantwoordt, dat hy tot geen algemeene wisseling of lossing voor geldt kon verstaan, en wel wist hoe 't in Hollandt, wegens de schaarsheit van 't volk, was gelegen. Ondertusschen storven veelen van honger en ongemak, of werden van de pest weghgerukt: zittende in grooten getaale in enge plaatzen, daarze elkanderen verstonken. In Hollandt, en in d'andre zeeprovincien, werdt desniettegenstaande met d'Engelsche gevangenen beter gehandelt. Men gaf ze goede en eetbaare spyze, in geen plaatzen minder dan tegens zes, en in zommige tegens zeven stuivers 's daaghs: ook zaaten ze in bequaame kamers, daar voor deezen, ten tyde van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Spaanschen oorlogh, veel grooter getal van gevangenen, jaa eens zoo veel en meer, plaghten te zitten. Dus poogden de Hollanders hunne vyanden niet alleen met de wapenen, maar ook met daaden van liefde t'overwinnen. Ook verstonden de Heeren Staaten van Hollandt, dat men geen reden hadt om d'algemeene wisseling, ten opzicht van d'ongelykheit van het wederzydts getal, van de handt te wyzen: dat men aan de zyde van Engelandt zulks te lichter behoorde toe te staan, uit oorzaake, dat niet alleen veele byzondere Nederlandtsche kaapers, maar ook oorlogscheepen, (en inzonderheit de Heer de Ruiter, in zyne leste toght naar Guinea en de Karibische ellanden) een groot getal van Engelsche zeeluiden hebbende gevangen, de zelve t'elkens wel hadden onthaalt, en op vrye voeten gestelt, jaa aan veelen der zelve noch scheepen en lyftoght tot hun vertrek vergunt: welk getal, als 't by een wierde gereekent, ontwyffelyk het getal der Nederlanderen, die men in Engelandt aanhieldt, zou overtrefsen, of ten minsten gelyk Ga naar margenoot+zyn. Doch al wou men in Engelandt tot d'algemeene wisseling en lossing der Nederlandtsche gevangenen niet verstaan: echter zyn nu en dan noch zommige Nederlanders uit de banden geraakt. Eenige braaken uit, of ontquaamen 't door list: andere werden tegens Engelschen (die in Hollandt zaaten en in Engelandt vrienden by den Koning hadden) by wisseling onder de handt vrygelaaten. In 't midden van October zagh men te Doeveren wel honderdtendertig Hollandtsche matroozen, die in vryheit waaren, en men vondt daar meêdoogende menschen, die hun groote genegentheit toonden, en met veele werken van bermhertigheit verquikten. In die stadt onthieldt zich te dier tydt de Kapitein Pieter Klaaszoon Wynbergen, die met het schip Westvrieslandt in SeptemberGa naar margenoot† was genoomen, en, door de goede voorspraak van den edelmoedigen Engelschen Kapitein Gay, die zyn schip hadt verovert, op zyn woordt buiten hechtenisse gelaaten, die vryheit ten goede van die verlege menschen gebruikte; dewyl hy groote vlyt holp aanwenden, ten einde dat men hen met het eene of 't ander vaartuig afscheepte, en, over Vlaanderen, naar 't vaderlandt liet reizen. Doch midlerwyl bleven de meesten in hunne ellende zitten: verlangende met smert naar verandering van zaaken, of voorspoedt der Hollandtsche wapenen, daar hunne verlossing, naast Godt, aan hing. |
|