Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Het leven van den heere Michiel de Ruiter,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+by Elzeneur aan landt, en daarna reisden ze voort naar Koppenhagen, Ga naar margenoot+om met de Gezanten van hunne Hooghmoogentheeden, de Heeren Koenraadt van Beuningen, Raadtpensionaris der stadt Amsterdam, Godaart Adriaan van Reede, Heer van Amerongen, en Mathias van Viersen, Gemaghtigde wegens Vrieslandt ter vergadering van hunne Hoog. Moog. te spreeken. Naa eenig gesprek gingen ze den Rykshosmeester, den Kancelier, en den Admiraal Lindenhout ter loops begroeten, en keerden daarna weêr naar de vloot, die van de Lap tot in de Sondt zeilde, om meer scheepen, naarder ordre, en den L. Admiraal Opdam te verwachten. Hier zyn den dertienden noch twee, en den zestienden noch vier scheepen onder de vlagge gekoomen, en daarna noch meer andere. Geduurende dit wachten liet men elke daghvan ieder schip een half quartier volks aanlandt gaan, om zich te ververschen. Hier legende Ga naar margenoot+quam t'eenen daage zeeker jong Edelman der Nederlandtsche Gezanten aan de Ruiters boordt, met groote droefheit, en betuiging van berou, klaagende, dat hy 's nachts te vooren een'zyner mede-eedelingen, te Koppenhagen, terzaake van eenig geschil, hadt doodtgesteeken. Dit zeggen ontstelde de Ruiter, volgens zynen meêdoogenden aardt. niet weinig. Hy beklaaghde den dooden, en badt den leevenden, dat hy zich straks uit de vloote zou wegh maaken, eer daar klaghten over hem quaamen. Waar op hy ontrent den avondt met twee Deensche Edelluiden naar landt voer, om zich met de vlucht te bergen. Den zevenentwintighsten Ga naar margenoot+zagh men noch drie scheepen de Sondt naderen: te weeten de L. Admiraal Opdam, en de Kapiteinen Aart van Nes en Kornelis Kuiper, die zich 's avondts by de vloot voegden. Dus werdt de vloot van tydt tot tydt versterkt. De L. Admiraal hadt van hunne Hoogmoogentheden deezen Ga naar margenoot+last ontfangen, dat hy de koopvaardyscheepen van den Nederlandtschen Ga naar margenoot+Staat, die in d'Oostzee in hunnen handel werden verstoort, verongelykt of berooft, in zulk een geval zoude te hulp koomen, redden en beschermen: en dat hy hunne aanranders zou aantasten en alle afbreuk doen. Daarna werdt hem by aanschryving bevoolen, dat hy met de gantsche vloot naar de reede en voor de haven van Dantzik zou zeilen, en aldaar beletten en weeren dat de gemelde haven, door de zeemaght van Zweeden, van buiten niet zou geslooten gehouden worden: dat hy de geenen die 't inkoomen of uitvaaren der Nederlandtsche scheepen aldaar met geweldt zouden willen verhinderen, zou wederstaan, en geweldt met geweldt afkeeren, en zich tegens zoodaanigen draagen als in zyn berichtschrift, ten aanzien van andere geweldenaaren, stondt uitgedrukt. Hy begaf zich terstondt naar zyne aankomste over landt naar Koppenhagen, daar hy niet alleen de Nederlandtsche Gezanten, maar ook den Koning van Denemarken en andere Grooten begroette, en vriendelyk werdt Ga naar margenoot+ontfangen. Daarna vereerde hem de Koning (om met eene zyne genegentheit tot den Staat, die hem hadt gezonden, te betoonen) met de Deensche orde van de ridderschap des olifants, en liet het koninglyk teeken der gemelde orde den negentienden van Julius, toen hy weêr t'scheep was gekoomen, door den Onderkoning of Stadthouder van Noorweegen, met een jacht, aan zyn boordt brengen, en aan hem overleveren. Midlerwyl Ga naar margenoot+voegde zich ook de Viceadmiraal Witte Korneliszoon de Wit, met eenige oorlogscheepen uit de Maaze, by de vloot, die den twintighsten voor Koppenhagen quam, en den volgenden dagh, op het Ga naar margenoot+goedtvinden der Nederlandsche Gezanten. weêr onder zeil ging, met last om d'Oostzee in te loopen, en den koers naar Dantzik te stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Den zesten dagh daaraan is de Nederlandsche zeemaght op de reede der Ga naar margenoot+gemelde stadt aangekoomen. De vloot bestondt toen in twee-enveertig Ga naar margenoot+scheepen en fregatten van oorlog: zeven van Rotterdam, vierentwintig van Amsterdam, zeven van Noordthollandt, twee uit Zeelandt en twee uit Vrieslandt, gemant en verzien gelyk men uit d'onderstaande lyst kan zien.
Lyste der Nederlandsche oorlogsvloot, leggende op de reede voor Dantzik.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op d'aankomst van deeze vloot loste 'tkasteel Termunde of Wysselmunde, aan de mondt der Wysselstroom by Danzik geleegen, zyn geschut: en straks daarna zagh men een galjoot met eenige Heeren en koopluiden van de stadt naar de vloot koomen, om den L. Admiraal en d'andere Bevelhebbers der zeemaght te verwellekomen. De Heer Vincentius Fabricius, Syndicus of Raadtpensionaris der stadt Dantzik, door zyne uitneemende geleerdtheit en Latynsche dichten vermaardt, quam uit den naame der Burgermeesteren en Wethouderen den L. Admiraal Opdam begroeten, verzoekende dat hy aan landt en in de stadt zou koomen: en voorts met heusche woorden betuigende, hoe aangenaam zyne komste Ga naar margenoot+was. De vreught die binnen Dantzik over 't aankoomen der vloote werdt te bedreven, is naaulyks te melden. By daagh en by nacht zagh men byzondre teekens van blydtschap. Men hadt den Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden van weegen den Koning van Zweeden aangekundight, dat zyn Majesteit van voorneemen was de stadt Dantzik Ga naar margenoot+te blokkeeren en te belegeren: met verzoek dat hunne Hoog Moog. geduurende de belegering alle vaart en koophandel hunner ingezetenen Ga naar margenoot+op die stadt zouden opschorten: doch met de komste van deeze vloote werdt de toeleg der Zweeden te leur gestelt: en 't ontzich van de Hollandtsche waapenen, als met het merk der vryheit geteekent, hadt krachts genoeg om de stadt te beschermen, en de vrye zeevaart en handel in d'Oostzee, zonder bloedtstortinge, te verzeekeren. De L. Admiraal, en d'andere Opperhoofden der vloote, ook de Ruiter, voeren, kort naar hunne aankomste, naar landt, om de stadt te bezichtigen, en den voorzittenden Burgermeester te begroeten, van wien zy met groote heusheit werden ontfangen. Hier op de reede leggende, en afwachtende wat de gelegentheit van tyden en zaaken zou vereisschen, ontfingen Ga naar margenoot+zy op den zesten van Augustus tyding van een bloedigen veldtslagh, op den negenentwintigsten en dertighsten van Julius, tusschen den Koning van Zweeden, gesterkt met den Keurvorst van Brandenburg, en den Koning van Poolen voorgevallen, in welken wederzydts veel volks Ga naar margenoot+was gebleven. Daar op volgde eerlangGa naar margenoot† een tyding, die men liever hoorde, dat was de heerlyke zeege, door de Venetiaanen, in de maandt van JuniusGa naar margenoot*, op de Turken voor de Dardanellen bevochten. Over deeze overwinning Ga naar margenoot+was men te meer verheught om dat'er eenige duizenden Christe slaaven door werden verlost. Weinig daagen daarna werdt de Nederlandtsche vloot, die hier niet lag om vyandtschap te pleegen maar voortekoomen, door een schrikkelyk onweêr gedreight. De Viceadmiraal de Ruiter hadt zich t'eenen daageGa naar margenoot† naar landt begeven, om iet van gewicht te bezorgen. Doch als hy tegen den avondt weêr naar boordt zou vaaren, Ga naar margenoot+zagh hy de lucht zoo ontstelt, dat hy, volgens zyn weêrkunde, niet geraaden vondt van landt te steeken. Korts daarna borst het onweder uit. Daar viel 's avondts ontrent ten acht uuren een vreesselyke donderslagh in zyn schip, met zulk een gebalder, dat elk de hairen te berge reezen. Eerst sloeg de donder in den top van de groote braamsteng, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en viel zoo nederwaarts van het tuin-of hombergat der groote steng, rondtom de steng, tot op het eezelshooft, (dat's een half rondt blok met een inkeep boven op de mast, daar de sleng werdt ingezet) wel een kabels dikte, en ging zoo rondt naar om laag, gelyk een kabel wordt geslaagen, tot op twee plaatzen door de groote ree, en door het zeil, als of 'er met koegels was door geschooten, verbrandende het zeil op verscheide plaatzen. Dus sloegh de slagh van boven tot beneden, jaa tot in 't ruim, met zulk geweldt, dat het kruidt scheen aan brandt te springen. Een deel van 't volk stondt versust, en scheen meer doodt dan levend, en van de tweehonderdt mannen, die in 't schip waaren, werdt niemandt beschadight: ook was er niet een schip irt de gantsche vloote dat schaade leedt. De Ruiter hieldt dit voor een wonderwerk, tot een verschrikkelyk teeken van Godts groote kracht, en een bewys van zyne goedtheit, Ga naar margenoot+in 't spaaren van zoo veele menschen. Ontrent deezen tydt lieten de Heeren Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdam aan den Viceadmiraal de Ruiter door een' brief, den vierentwintighsten van Augustus geteekent, weeten, dat hy geen uitheemsche koopvaar dyscheepen, 't zy van waar die moghten weezen, (behalven d'Engelsche of Deensche) binnen of buiten 's Landts, op eenige reeden onder zyn Admiraalschap of bescherming zoude aanneemen: maar dat hy in zee eenige Engelsche of Deensche scheepen aantreffende, die onder zyn gezelschap zou ontfangen, en beschermen, tegens alle en een ieder die ze zouden willen beschaadigen, zonder onderscheidt: en ook zonder zich de bescherminge van eenige andere volken aantemaatigen. Dit was volgens de besluiten die hunne Hoogmoogentheden de Staaten Generaal op den eersten van Maart, en den negenden, en achtienden van Augustus dezes jaars, hadden genoomen, welker afschrift den Viceadmiraal met den brief werdt toegezonden. Ook meen ik dat dit den L. Admiraal, en den anderen Viceadmiraalen desgelyks werdt aangeschreven. De Heeren Staaten verstonden, dat men d'Engelsche en Deensche koopvaarders most beschermen, volgens het eenentwintighste punt van 't vreêverbondt met den Protektor Kromwel geslooten: by 't welk wederzydts was bedongen, dat de geleyGa naar margenoot†-ofte oorlogscheepen van d'eene of d'andre Republyke, de koopvaardyscheepen van elkanders ingezetenen, of der bondtgenooten in 't vreêverbondt begrepen, in zee ontmoetende of achterhaalende, zoo lang zy met hun een koers zouden houden, zouden moeten geleiden, en tegens alle en een Ga naar margenoot+yder beschermen. Op den elfden dagh van de volgende maandt zagh men Ga naar margenoot+noch een vloot van negen Deensche oorlogscheepen, met een galjoot, onder 'tgebiedt van den Admiraal Lindenhout, voor Dantzik koomen; om insgelyks tot bescherming der stadt, en beveiling der zee te dienen. Midlerwyl werdt van weegen hunne Hooghmoogentheden de Heeren Staaten Generaal door hunne Gezanten de Heeren Godert van Slingelandt, Frederik van Dorp, Pieter de Huibert, en Johan Ysbrandts, met Ga naar margenoot+eenige Gemaghtigden van den Koning van Zweeden t'Elbing over een nader verdragh en verbondt van vriendtschap gehandelt. Dit verdraghGa naar margenoot†, 't welk men houdt dat door de Neêrlandtsche vloot, die voor Dantzik stil lag, sterk werdt voortgedreven, werdt den eersten van September, ouden styl, te Elbing geslooten, en wederzydts geteekent. Men heeft in dit verdragh de stadt Dantzik, behoudens haare trouwe die zy den Koning van Poolen schuldig was, ingeslooten. Doch die van Dantzik, zich aan 't belang van den Koning van Poolen vasthoudende, sloegen d'insluitingGa naar margenoot* afGa naar margenoot‡. Ook werdt de ratificatie, of bekrachtiging en bevesting | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+van 't Elbingsche verdragh, hoewel het volgens den last en 't berichtschrift der Heeren Staaten was geslootenGa naar margenoot↓, noch eenigen tydt opgehouden. In dit beloop der dingen hadden de Heeren Staaten, toen ze wisten dat het verdragh met Zweeden op het punt van sluiten stondt, goedtgevondenGa naar margenoot†, Ga naar margenoot+dat men den L. Admiraal Opdam met dertig van de zwaarste scheepen zou t'huis ontbieden: doch dat hy den Schoutbynacht Tromp met twaalf der lichtste scheepen tot nader ordre op of ontrent den reede zou laaten. De brieven die deezen last inhielden quamen in 't begin van OktoberGa naar margenoot† den L. Admiraal Opdam binnen Dantzik ter handen. De negen Deensche Ga naar margenoot+oorlogscheepen met hun galjoot waaren eenige daagen te voorenGa naar margenoot† door den Koning van Denemarken (die, meent men, geen genoegen nam in 't Elbingsch verdragh) op ontbooden, en naar Koppenhagen gezeilt. Hier op heeft men den zesten van Oktober de meeste landtsoldaaten, volgens den last der Heeren Staaten, op de twaalf blyvende scheepen verdeelt, en drie-hondertentachtig man, die men op de gemelde scheepen niet wel kon bergen, met goedtvinden van de Regeerders, in de stadt gebraght. De L. Admiraal Opdam werdt voor zyn vertrek, van stadts weege, met een zilver lampet en bekken van zeshonderdt ryksdaalders beschonken. De Raadtsheer Schraader en de Syndicus Vincentius Fabricius deeden hem uitgelei, hem brengende, door drang van heusheit, in een overdekte stadts sloepe naar de sterkte Wysselmunde, daar zy hem, onder deksel van een ontbyt, met een treffelyke maaltydt vereerden. Ga naar margenoot+Tegens den avondt quam hy aan boordt, en men ging straxGa naar margenoot* onder zeil. Naa 't vertrek der vloote werdt ook de Schoutbynacht Tromp met de twaalf naagebleve scheepen t'huis ontboodenGa naar margenoot†: ook braght men d'overige landtsoldaaten binnen DantzikGa naar margenoot‡; om de stadt met deeze bystandt, die in all's in ontrent dertienhonderdt mannen, altezaamen muskettiers, bestondt, te meer te verzekeren. Dit volk bleef hier tot nader ordre, onder 't bevel van den Heere Pieter van Percheval, Quartiermeester Generaal van de legers der vereenigde Nederlanden, Wachtmeester en Kapitein van de lyfwacht der Heeren Staaten van Hollandt: die in de wiskunst, en sterktebouwing, zeer ervaaren, de stadt Dantzik ontrent de versterking haarer vestingen noch te stade quam. De L. Admiraal Opdam quam den dertienden van Oktober met de meeste scheepen ontrent het Draakerrif ten anker. Doch de Viceadmiraal Pieter Floriszoon, en de Kapiteinen Adriaan van den Bosch en Evert Antoniszoon zeilden hier aan den grondt. De twee eerste raakten 's nachts weêr vlot. Maar om van den Bosch te helpen most men al 't geschut en 't scherp uit zyn Ga naar margenoot+schip lichten, en zyn ballast lossen. De Viceadmiraal de Ruiter, den volgenden dagh voor Koppenhagen gekomen, begaf zich, door last van Ga naar margenoot+den L. Admiraal, naar de stadt, om te zien of hy daar ook vier of vyf kabels, voor de scheepen die te Dantzik waaren gebleven, kon bekomen. Dit most hy aan d'Admiraaliteit verzoeken, maar hy kon ze niet bekoomen; want men most het gaaren noch eerst spinnen. Te dier tydt Ga naar margenoot+ ging Ga naar margenoot+hy den Koning begroeten, en werdt zoo minnelyk bejegent, dat hy verzet stondt, en zich verwonderde over zyn Majesteits heusheit, en gespraakzaamheit. Ga naar margenoot+Den eenentwintighsten zeilde de vloot door de Sondt, maar het werdt zoo mistig, dat men de scheepen naaulyks met schieten en trommelen wist by een te houden. Daarna hadden ze in de Noordtzee ongestadig weder, naar de tydt van 't jaar en de gelegentheit van 't gewest: dikwils met hagel en sneeu; jaa 'tsneeude zomwyle zoo dichten dik, dat men elkandere niet kon zien. Tusschen Schaagen en Harthals | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+koomende, begost de windt, met dikke sneeujacht, uit den Zuidtoosten Ga naar margenoot+zoo te scherpen, dat men buiktouwen op de zeilen most brengen, en Ga naar margenoot+ter middernacht zagh men een schip veel vieren opsteeken, en men hoorde het meer dan eens schieten, tot een teeken van noodt: maar door d'ongestuimigezee, grooten windt, en 't dik weder, hadt men geen gelegentheit om daar by te koomen, of het te helpen. Doch daarna verstondt men dat het Kapitein Jan van Kampen was, voerende het schip Jaarsveldt, wiens fokkemast en boeghspriet toen over boordt viel, en aan wien Kapitein van den Bosch den volgenden dagh een looze groote steng en marszeilsree overgaf, om zich te behelpen. Door dien storm werdt de vloot zeer verstrooit, en men miste eenige scheepen, die daarna noch te recht Ga naar margenoot+quaamen. Den eersten dagh of nacht van November quam de vloot voor 't landt, en de Ruiter liep, toen hy's morgens het gat van 't Vlie zocht in te zeilen, groot gevaar van 't schip te verliezen. Want by d'eerste Ga naar margenoot+ton gekoomen, en voort in laveerende tot by de witte ton, raakte hy ontrent den Zuydtwal, toen 't waater al aan 't vallen was, aan den grondt, en 't schip stiet zoo hardt, dat men 't quaadtste vreesde: doch 't raakte Ga naar margenoot+by groot geluk weêr vlot, en quam noch 's avondts voor der Schelling Ga naar margenoot+ten anker. Daarna zeilde hy meer inwaart tot voor de Sloot, een enge diepte aan d'Oostzyde van Vlielandt. Hier overviel hem, nevens andere Ga naar margenoot+scheepen, ontrent den avondt een zwaare storm uit den Oostnoordtoosten. Dit onweêr, dik van sneeujacht, deê groote schaade. Hy liet in dit gevaar zyn plechtanker vallen, en zagh 's anderendaaghs tien scheepen, die van hunne ankers waaren gespoelt, tegens den grondt zitten: te weeten de vier oorlogscheepen van de Kapiteinen de Lapper, Sweers, Schatter, en Swart; vier koopvaarders, een Oostindischvaarder, en een galjoot dat al in den grondt was. Maar zyn ankers hielden 't, zonder eenge schaade te lyden. T'Amsterdam en by de zynen gekoomen, liet men hem niet lang rusten. De Turksche, en andere roofscheepen hadden, zedert eenigen tydt, zoo veel Hollandtsche koopvaarders genoomen, Ga naar margenoot+dat de Heeren Staaten goedtvonden, den Viceadmiraal de Ruiter noch voor den winter, nevens de Kapiteinen Pieter van Braakel, Gillis Mathyszoon Kampen, en Jan Egbertszoon Ooms, naar de Middelandtsche zee te zenden: daar zich de Kommandeur Gideon de Wildt en de Kapitein Willem van der Zaan noch by zouden voegen, die ze te Kadix of daar ontrent zouden vinden: doch in gevalle de Ruiter meerder maght, om iet te verrichten, van nooden moght hebben, en dat hem eenige Amsterdamsche oorlogscheepen moghten bejegenen, dan zoude hy (indien 't zonder merkelyken ondienst van hunne byhebbende koopvaardyscheepen kon geschieden) de zelve, voor een' korten tydt, by het esquadre vermoogen Ga naar margenoot+te voegen. Hem werdt belast, dat hy op deeze reize, gelyk ook in 't voorleeden jaar in den toght naar Barbarye en de Middelandtsche zee was geschiedt, de vlag van boven zou voeren, de Kommandeur de Wildt van de voorsteng, en de Kapitein Pieter van Braakel op de kruissteng of bezaansmast: doch onvermindert het besluit en d'aanschryving, desweegen op den elfden Maart des voorleden jaars genoomen, en gedaan, Ga naar margenoot+die naa het ophouden deezer reize weêr standt zou grypen. De Heeren Raaden ter Admiraaliteit hadden toen, op zeeker vertoogh van den Viceadmiraal de Ruiter, uit den naame van den L. Admiraal Opdam voorgestelt, goedtgevonden, allen Kapiteinen onder den Zeeraadt van Amsterdam behoorende, tot vermyding van verwarring en onorde, aanteschryven en te beveelen: dat niemant zich zou vervorderen op zyn on- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derhebbendt Ga naar margenoot+schip eenige bovenvlagge te voeren, 't zy in bevel of andersins, uitgezonderdt den Viceadmiraal de Ruiter op de groote sleng, den Schoutbynacht Tromp op de voorsteng, en den Kommandeur de Wildt op de kruissteng: en dat voorts alle andere seinen met wimpels zouden worden gedaan. Wyders dat ook geen andere vlaggen, achter of voor op den boegspriet, zouden worden gevoert, dan die van 't Kollegie ter Admiraaliteit, of de gewoone kleuren der Generaaliteit, oranje, wit en blaau, ten zy dat de gelegentheit vereischte dat men een bloedtvlagge zou moeten afwerpen. Dan niet tegenstaande dat besluit, aangaande het voeren der vlaggen, heeft men naderhandt, in de bezondre toghten van kleene vlooten, of esquadres, eenige Kapiteinen toegelaaten, de vlag van de voorsteng, en van de kruissteng te voeren; voor zoo veel zy d'ampten van Viceadmiraal, of van Schoutbynacht, op die toghten zouden bekleeden. Ga naar margenoot+Den Viceadmiraal de Ruiter en d'andere Bevelhebberen werdt by 't berichtschrift van de Heeren Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdam, den eersten November geteekent, onder anderen bevoolen, dat ze de scheepen van alle Koningen, Prinsen, Moogentheden en Republyken, die met den Nederlandtschen Staat in verbondt, en buiten vyandtschap waaren, met alle beleestheitGa naar margenoot1 en vriendtschap zouden bejegenen, zoo veel behoudens 't ontzagGa naar margenoot2 en de hoogheit van den Staat zou konnen geschieden: Ga naar margenoot+datze de koopvaardyscheepen, onder den Staat van Engelandt, of het ryk van Denemarken, behoorende, wanneer die in zee by hen moghten koomen, zoo lang als ze met hun een kours zouden zeilen, tegens alle vyanden zouden beschermen, op vertrouwen dat de Nederlandtsche koopvaarders het zelve van d'oorlogscheepen van die volken zou wedervaaren. Dat ze met alle moogelyke vlyt en neerstigheitGa naar margenoot3, tot herstelling Ga naar margenoot+van de schaaden, die d'ingezetenen van den Nederlandtschen Staat eenigen tydt herwaart door d'oorlogscheepen der Françoisen, uit de havens van Provence (dus luidt het berichtschrift) op vrybuit vaarende, waaren aangedaan, alle zoodaanige scheepen, die ze in de Middelandtsche zee zouden konnen aantreffen, zouden veroveren en opbrengen: mitsgaders alle scheepen vaarende op lastbriefGa naar margenoot4 van den Koning van Portugaal, Ga naar margenoot+en alle andere op d'ingezeetenen van den Staat roovende, 't zy van waar die moghten zyn: daar onder gereekent die van Barbarye, als naamelyk die van Tetuan, Algiers, Tunis en Tripoli, buiten de krygsvlootGa naar margenoot5 van den grooten Heer van Konstantinopolen, 't zy dan waar ze die zouden konnen opzoeken, bejegenen of betrappenGa naar margenoot6, zonder onderscheidt van plaatzen op deeze zyde van 't ryk van Kandie gelegen, (alleen die van Saleé uitgezondert) pleegende daar in zoodaanige vlyt, zeeman- en soldaatschap, als hun gezaamentlyk en elk werdt toevertrouwt. Ook werdt hun belast, dat ze in 't bejegenen van eenige esquadres van Koningen, Prinsen, en Moogentheden, met den Staat in verbondt zynde, zorgvuldelyk zouden vermyden eenige beveelen van de zelve t'ontfangen of t'achtervolgen: en ook niet gedoogen, voor zoo veel hun moogelyk was te beletten, dat door dezelve aan d'ingezetenen van den Staat eenigen overlast werde gedaan. In een naader ordre, den zesten van December geteekent, werdt de Ruiter en zyn krygsraadt maght gegeven, dat ze, geduurende 't kruissen op de roovers, ter bequaamer tydt zouden moogen onderstaan, of de Grootmeester van Malta ook raadtzaam zou konnen vinden, eenige galeien, onder billyke voorwaarde van deel in den buit, by 't esquadre der oorlogscheepen te voegen , om iet tegens de roovers van Tripoli t'onderneemen: doch dat ze, geen waarschynlyk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heit Ga naar margenoot+ziende om daar toe te koomen, dat niet zouden onderstaan. De Heeren van den Zeeraadt t'Amsterdam hadden meermaalen aan de Heeren Staaten Generaal geklaaght over den overlast der Engelschen, poogende in de Spaansche en Middelandtsche zee de Nederlandtsche scheepen t'onderzoekenGa naar margenoot†: doch nadien daar geen besluit op volgde, hebben ze eindelyk zeekre geheime ordre beraamt, den derden van November Ga naar margenoot+geteekent, by welke werdt belast, hoe zich 's Landts Kapiteinen tegens d'Engelsche oorlogsscheepen, indien ze de Nederlandtsche koopvaardyscheepen wilden onderzoeken, zouden dragen: te weeten, dat ze, na het toonen van zeebrieven, vrye doorvaart voor de koopvaardyscheepen zouden verzoeken: doch in geval van weigering, en dat d'Engelschen eenige scheepen zouden willen aanhouden, opzenden, of alle goederen daar uitlichten, zouden ze hen by alle moogelyke middelen daar van afmaanen, en de Schippers belasten zulks niet te gedoogen. Maar indien d'Engelschen daar op aandrongen, zich gelaatende geweldtGa naar margenoot† te willen gebruiken, dan zouden ze ook diergelyke voorbereidingGa naar margenoot↓ en toerusting Ga naar margenoot+doen, onderwyle hun aantuigende alle onheilen, die daar op zouden moogen volgen, met verklaaring van zulks niet te konnen ofte moogen toelaaten, als anderen last hebbende: en echter niet konnende verwerven, maar aan de zyde der Engelschen eenige daatelykheedenGa naar margenoot† gepleeght wordende, zouden ze de zelve met gelyke middelen krachtelykGa naar margenoot‡ tegengaan, en hun geweldtGa naar margenoot† naar hun uiterste vermoogen beletten en afweeren, zonder verder te vervolgen: betrachtende in zoodaanigen geval d'eere en achtbaarheitGa naar margenoot↓ van 't Landt, en vermydende van hunne zyde aanleidinge oft oorzaake door quaade bejeegeninge te geven, oft hen zelfs aantetastenGa naar margenoot*, ten zy de hooge noodt, in maniere als boven, hen drong. Doch in geval dat ze met hunne byhebbende scheepen moghten komen in beslooten havens, onder maght van kasteelen, of eenig merkelyk getal van oorlogsscheepen, of dat ze de vloot van Blaake en Montagu moghten bejegenen, of zoo groote maght van Engelsche oorlogscheepen, dat ze buiten waarschynlykheit zouden oordeelen, (niet tegenstaande d'uiterste vlyt, die ze zouden konnen aanwenden) de koopvaardyscheepen met geweldt te konnen redden, of door te brengen, zonder benevens de zelve verlooren te gaan, dan zouden ze wel alle moogelyke middelen van voorspraake gebruiken, maar zich van daatelykheit onthouden: voorts zouden ze deeze ordre geheim houden, zonder die aan iemandt van hunne Bevelhebberen, buiten de voorvallende gelegentheit, en hooghdringende Ga naar margenoot+noodt, te vertoonen. De Raaden ter Admiraliteit t'Amsterdam verzochten, dat hunne Hoogmoogentheden deeze ordre met hun goedtvinden zouden bekrachtigen, of een andre ordre beraamen. Doch het geschrift werdt van de Provincien overgenoomen, zonder het quaadt te keurenGa naar margenoot†: 't welk de Heeren Raaden bewoogh om het den Viceadmiraal de Ruiter ter handt Ga naar margenoot+te stellen. Middelerwyl kreeg men bericht van den Heere Willem Boreel, Gezant der Heeren Staatenin Vrankryk, dat Vrankryk en Engelandt, of liever Mazaryn en Kromwel, heimelyk handelden, om de zeevaart en koophandel der Nederlanderen zeer intebinden: dat Engelandt het vermeinde recht van 't onderzoeken der scheepen, en Vrankryk den regel van Robe d'ennemy confisque celle d'ami, dat is, naar den zin, De goederen van den vyandt maken de goederen van den vriendt verbeurt, in 't werk zou stellen. Dit gaf oorzaak tot eenige bekommering. Men duchte aan d'eene zyde, dat men, zich naar die geheime ordre draagende, met d'Engelschen in eenig gevecht, en tot meer verwydering moght ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vallen; Ga naar margenoot+en aan d'andere zyde hadt men noch hoope, dat men met den Protektor een zeêverdragh zou maaken, en by 't zelve tegens het onderzoeken Ga naar margenoot+der scheepen voorzien. Derhalven hebben eindelyk de Heeren Staaten aan de Raaden ter Admiraaliteit bevoolen, dat ze de gemelde ordre zouden intrekken. Daar verder opvolgde, dat ze die door den Heer Koevorden den Viceadmiraal de Ruiter, toen hy al in Texel was gekoomen, weêr lieten afeischen. De Viceadmiraal gaf die ordre ongaarne over. 'T was hem ten hooghsten tegen de borst dat hy, als met gebonde handen in zee gaande, t'onbehoorlyk onderzoeken en aantasten der koopvaardyscheepen, onder zyn bescherming zeilende, met goede oogen zou moeten aanzien: en hy hadt zoo veel yvers voor de vryheit der zeevaart, dat hy, noch ten zelven daage toen de geheime ordre, boven gemeldt, werdt ingetrokken, den volgenden brief, met een zeemans styl geschreven, aan de Heeren van den Raadt ter Admiraaliteit afzondt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[16 December 1656]Edele Moogende Heeren, Ga naar margenoot+De Heer Koevorden, V. Ed. Moog. Gedeputeerde, heeft my genotificeert, dat haar Hoog. Moog. hadden goedtgevonden de secrete acteGa naar margenoot‡ van den derden November, aan my voor ons esquadre gegeven, weder in te trekken: 't welk zeer vreemt is, en voor 's Landts Dienaars en soldaaten ondraaghlyk. Want wy zullen op d'eene of andre tydt een groot afsront lyden, tot groote schande van onzen Staat, en alzoo zullen wy by onze koopluiden en onze gemeente voor eerlooze schelmen uitgemaakt worden. Want niemant kan zoo zyn konvoy beschermen. De minste van den Staat van Engelandt zal ons zoeken t'afsronteeren, en onze scheepen tot haar contentement visiteeren, en dan op de minste pretensie met onze koopvaardyscheepen doorgaan, en ons noch voor JangatsGa naar margenoot† uitlacchen: dat voor eerlyke Dienaars van den Staat zeer droevig is te verdraagen. Ik wil verhoopen dat haare Hoog. Moog. een andre resolutie zullen beraamen, en ons ten spoedighste ter handt doen koomen. Wy zyn met onze scheepen volkoomentlyk klaar om met den eersten bequaamen windt zee te kiezen. Hier mede afkortende, blyve, Edele Moogende Heeren,
U. Ed. Moog. In Texel den sestienden van December 1656. Dienstwillige dienaar
Michiel Adriaanszoon de Ruiter.
De Raaden ter Admiraaliteit deezen brief ontfangende, vonden niet goedt eenig naader besluit van hunne Hooghmoogentheden te verwachten, maar beslooten, den Viceadmiraal de Ruiter met een' brief bekent te maaken, wat hy, in zoodaanig voorval, boven gemeldt, ontrent d'Engelschen zou doen of laaten. De last, die hem hier werdt gegeven, quam genoegzaam met de geheime ordre, die men hadt ingetrokken, overeen, gelyk uit het afschrift van den brief, die hem in Texel werdt toegezonden, en hier volght, is afteneemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[20 December 1656]Erentfeste, Manhafte, vroome, discrete, Ga naar margenoot+Op u.l. Missive van den zestienden dezer loopende maandt, by de welke u.l. alsnoch instantelyk zyt verzoekende, omme te weten hoedanig u.l. zich zal hebben te comporteeren in 't bejegenen van d'Engelsche oorloghscheepen, die uwe byhebbende koopvaardyscheepen op een onfat- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soenlyke Ga naar margenoot+maniere van doen zouden witten rechercheren, aanhouden, goederen uitlichten, of de scheepen opzenden, hebben wy goedtgevonden te rescriberen, dat de acte, u.l. dienaangaande hier bevoorens ter handt gestelt, volgens haar Hoog. Moog. aanschryvinge ingetrokken zynde, om voor als noch opgehouden te worden, om gewichtige redenen, daar toe dienende, de zelve tot noch toe daar op ten principale niet nader en hebben gedisponeert. Maar op dat u.l. mitsgaders de Kommandeur de Wildt en de andere Kapiteinen tot u.l. esquadre spekteerende, interim zullen mogen weten, waar na hun in voorgemelte occasie te reguleren, hebben wy, aan de eene zyde ons verplicht ende genegen vindende, zoo veel in ons is, oprechtelyk te presteeren het gunt van dezer zyde in het Tractaat van vreede, tusschen den Heer Protektor van de Republyke van Engelandt, Schotlandt en Yrlandt ter eenre, en dezen Staat ter andere zyde gemaakt, is belooft, doch ook wederom daar tegens de goede ingezeetenen dezer Landen, aan de andere zyde te conserveeren de vryigheit en 't recht voor de zelve daarinne bedongen, onvermindert 't gunt by haar Hoog. Moog. op 't voorschreeven subject moghte werden geresolveert, goedt gevonden, u.l. by dezen aan te schryven en te ordonneren, dat u.l. mitsgaders de voornoemde Kommandeur en de Kapiteinen van u.l. esquadre, bejegenende eenige Engelsche oorloghscheepen in zee, in gevolge van 't dertiende Artikel van 't voorschreeve Tractaat, aan de zelve alle behoorlyke eer en vriendtschap zult bewyzen, zoo met stryken van vlag ofte marszeils, als het lat en doen van eenige eerschooten, naar gelegentheit van de plaatzen, en de conditien der scheepen, die gerescontreert moghten werden, en des instantelyk verzocht wordende, in generaale termen uit exhibitie van der Schipperen zeebrieven en paspoorten, mitsgaders der zelver gedaane ofte te doene verklaringe, (zooze 't gemunt moghten hebben naar eenige havenen met den hooghstgemelden Heer Protektor in vyandtschap zynde,) suffisant bericht doen, dat de scheepen hier te Lande zyn t'huys behoorende, ook niet ingeladen hebben eenige soorten van goederen by 't voorschreeven Tractaat verbooden, om naar de voorschreeve in haar regardt vyandtlyke havenen te voeren: niet twyfselende of de Opperhoofden, Kommandeurs ofte Kapiteinen van zodanige te bejegenen scheepen, zullen daar mede nemen contentement, gelyk de meerhooghgemelde Heer Protektor, mitsgaders de Raadt zoo van Staat als ter Admiraaliteit in Engelandt, en de Heeren Generaals van des zelfs vlooten, daar mede, tzedert het maaken van 't voorschreeve Tractaat, altoos tot noch toe contentement genoomen hebben, zonder ooit een schip dezer Landen te hebben doen molesteren, of retarderen, by 't welke zodanige bescheiden zyn gevonden: ten welken eynde u.l. ook niet alleen zich zal vermyden, en doen vermyden van eenige goederen, de Spaansche toebehorende, in u.l. onderhebbende schip of scheepen te laden, ofte gedoogen geladen te worden, ofte eenige protektie te doen, of te laten geschieden aan eenige scheepen, het zy van waar die moghten wezen, die tegens het voorschreeve Tractaat eenige waaren van contrebande, naar eenige havenen van Spanje, ofte anderen daar onder behoorende, zouden begeeren te voeren: nemaar ook zulks ten opzichte van de ingezeetenen dezer Landen, die zulks fraudaleuselyk moghten tenteren, zoo veel u.l. moogelyk is verhinderen, en voorkomen. Doch of 't naa zulks alles, booven onze verwachting en vermoeden, eenige Kommandeurs ofte Kapiteinen van zoodanige oorlogscheepen, zonder respekt te dragen aan het voorschreeven Tractaat, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+mitsgaders de praktyque van haare Overigheit, hier vooren geallegeert, zouden mogen pretenderen de oorloghscheepen van dezen Staat te visiteren, volk, oft ietwes anders daar uit te lichten, de luyken der koopvaardyscheepen te openen, besloote brieven, kisten ofte kassen optebreeken, scheepen aan te houden, goederen uit te lichten, ofte, onder opgeraapte pretexten, de zelve naar Engelandt op te zenden, zal u.l. by alle civile middelen de zelve daar van afmanen, als, volgens verklaringe by haar Hoog. Moog. resolutie van den eerste Martii laatstleden, strydigh wezende met het principaale ooghmerk van 't geconvenieerde in het ii, vi, xviii, xxi, en xxv. artykel van 't meer gemelte Tractaat; hun ernstig verzoekende, daar tegens niet te doen, ofte laten geschieden, met verklaringe van zoodanige excessen en exactien, tegens de voorschreeve ordre en praktyke, niet te konnen lyden, ende nootzakelyk te moeten tegengaan: maar of, diesniettegenstaande, daar op zoo ernstigh wierde aangedrongen, dat zelfs door eenige feitelykheit, in d'eene of d'andre gelegentheit, eenige der voorschreeve Kommandeurs of Kapiteinen haare exorbitante actien zouden trachten uit te werken, zal u.l. ende andere Officieren ofte Kapiteinen van u byhebbende esquadre, in gevolge van Ga naar margenoot+haar Hoog. Moog. resolutie van den 10 Augusti 1654. en den voet sedert gepractiseert, en by haar Hoog. Moog. geapprobeert, tegens zoodanige onrechtmaatige tentaten en overlast, haar respectivelyk mogen en moeten cour agieuslyk en mannelyk defendeeren, met zoodanige middelen als zy by der handt zullen hebben, mits vooral wel bezorgende dat van deze zyde geen oorzaake tot quaade bejegeninge werde gegeven, ofte voor af iet werde getenteert, 't welk tot onlust moghte strekken. Doch by zoo verre u.l. moghte komen te vervallen onder 't geweldt van eenige kasteelen, ofte maght van scheepen in Engelsche havenen, ofte in zee bejegenen de hooftarmade der voorgemelte Republyke, en dat, onaangezien het vertrouwen, en de ondervindinge die wy in verscheide zoodanige occasien hebben van gepleeghde civiliteiten, ingevolge van 't voorschreeve Tractaat, eenige excessive enquesten der koopvaardyscheepen moghten werden getenteert, zal u.l. by alle mogelyke middelen, in serieuze doch civile termen, intercederen voor de Schippers, ten eynde de zelve niet tegens het voorschreeve Tractaat en werden mishandelt; doch u.l. van feitelykheden onthouden, als buiten apparentie zynde met u byhebbende maght, in zulken gevalle, de koopvaardyscheepen van overlast te bevryden, tot ter tydt door een rechtmaatigh Tractaat de Marine alles op een goeden voet zal werden gebraght, van 't welk wy u.l. terstondt daarna advertentie geven zullen; ondertusschen kan u.l. hier van onder secretesse kopye geven aan den meergenoemden Kommandeur en de Kapiteinen van u.l. esquadre, omme de zelve te konnen strekken naar behooren, ons gevende pertinente advyzen, van 't gunt dezen aangaande zoude mogen komen voortevallen, waar toe ons verlaatende, beveelen u.l. in Godts protektie. In Amsterdam den 20 van December, 1656.
HERMAN VAN EWYK. Vt. De Gecommitteerde Raaden ter Admiraaliteit ende t'hunner ordonnantie. DAVID DE WILDT.
Ga naar margenoot+D'inhoudt van dit schryven werdt door de Heeren van den Raadt, met een' brief, den vierentwintigsten geteekent, aan hunne Hoog. Moog. ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wittight. Ga naar margenoot+Hier over toonden de Gemaghtigden van Zeelandt eenig misnoegen: zeggende, onverdraagelyk te zyn dat de Heeren ter Admiraaliteit t' Amsterdam ordre zouden geven, strydende met d'ordre van den Staat. Daar, myns weetens, niet meer op volgde. Ook hieldt men dat de last aan de Ruiter gegeven den Heeren Staaten van Hollandt niet mishaagde. Ga naar margenoot+De Viceadmiraal de Ruiter hadt ook last zich op de reede voor Saleé te vertoonen, om te verneemen hoe ver de Konsul David de Vries het naader vreêverdragh, volgens 't berichtschrift hem gezonden, met den Sant of Sid van Saleé hadt gebraght, en voorts te bevorderen dat het Ga naar margenoot+eenmaal moght worden voltrokken. De teegenwindt hieldt hem in Texel op tot 's daaghs voor Kersdagh, toen raakte hy neevens de Kapiteinen Ga naar margenoot+van Braakel, Kampen, en Ooms, met den Kapitein Ysbrandt de Vries (die een bezondre ordre hadt, tot het geley van eenige scheepen) eerst in zee: onder zyn vlag en geley begaven zich ontrent tachtig koopvaardyscheepen, Ga naar margenoot+zoo Frans- Portugaals- Spaans- als Straatvaarders. Hy hadt op de reis veel onweer, en most in 't midde van Januarius des jaars Ga naar margenoot+mdclvii voor de stadt sint Lucar, ontrent drie mylen van Sibiona of Chipiona, op de kust van Andaluzie, door storm met eenige koopvaarders Ga naar margenoot+ten anker koomen. De windt stak uit den Zuidtwesten, en daarna uit den Westnoordtwesten, met een dikke overtooge lucht, zoo op, en Ga naar margenoot+de zee ging zoo hoog, dat men, door 't slingeren der scheepen, gaan noch staan kon, en genoeg te doen hadt om 't geschut, masten, en boot vast te houden. Eenige scheepen leeden in dit, en ander onweêr, veel ongemak en schaade. Kapitein Kampen hadt zyn boegspriet by de fokkestag gebrooken: en van Braakel zyn voorsteng verlooren. Beide hunne scheepen waaren zeer lek, maar 't schorte boven water. Van Braakel hadt zoo veel waters in zyn schip, dat beide zyn kardoeskisten nat wierden. In de Ruiters schip hadt naaulyks een mensch in vier of vyf daagen tydts konnen droogh leggen, maar 't was onder water dicht. Doch hy zeide, wy moeten denken, dat wy een winterreis hebben gehadt: Ga naar margenoot+want 's winters waayen de sterkste winden. Hy quam den twintighsten van Januarius met al de scheepen, behalven die onderweegen van hem waaren Ga naar margenoot+gescheiden, voor Kadix ten anker, en begroette de stadt met twaalf schooten, daar met gelyk getal op werdt geantwoordt. Men was beducht, dat zich ontrent Kadix eenige Engelsche oorlogscheepen onthielden, met meening om de Nederlandtsche koopvaarders t'onderzoeken; maar nu verstondt men dat d'Admiraal Blaake met zyn vloot, sterk tweeentwintig zeilen, acht daagen geleeden, door 't hardt weder Straatwaart in, en onder Ceuta, van oudts Septa genoemt, (aan de zuydtzyde van de Straat, en over Gibraltar gelegen) was gedreven. De Viceadmiraal de Ruiter werdt voor Kadix, door ordre van den Hertog van Medina Ga naar margenoot+Celi, en den Gouverneur van Kadix, begroet. Daarna ontfing hy een' brief van den Hartogh, die hem verzocht te spreeken. Hy voer daar op naar het steedeken Porto of de haven van sinte Maria, ten Noordtoosten der stadt Kadix, aan de stroom Guadalete, of Bedalak, gelegen, daar Ga naar margenoot+zich de Hartog onthielt. Ettelyke koopluiden en Schippers begaven zich Ga naar margenoot+met hem derwaart, om over eenige quaade bejegeningen en mishandelingen, t'hunnen naadeel te sint Lukar en te Kadix voorgevallen, te klaagen. Hier braght de Viceadmiraal te weege, dat men terstondt twee Ga naar margenoot+Amsterdamsche koopvaardyscheepen, die te sint Lucar waaren aangehouden, liet ontslaan. De Hartog, die de Ruiter uitermaate vriendelyk en hoffelyk onthaalde, nam hem alleen, en zeide uit een brief van Don | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Estevan de Gamarra, Gezant des Konings van Spanje in den Haage, verstaan te hebben, dat hy, de Ruiter, een geheime last van hunne Hooghmoogentheeden, ofte van de Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdam hadde, en ook een brief aan hem, waar by belast en toegestaan werdt, dat de Koning, of de Hartog, de zes oorlogscheepen, die onder zyne vlag waaren, als hy ze van noode hadde, zou moogen gebruiken, om op de zilvre vloot te passen: en dat ze voor dien tydt in des Konings dienst zouden zyn. Dit voorstel quam de Ruiter vreemdt voor, en hy zeide, dat hy gantsch geen kennis hadde van zulk een' last: dat daar van in zyn gemeen noch byzonder berichtschrift geen gewagh werdt gemaakt. De Hartogh vraaghde, of hy dat niet zou derven op zich neemen, dewyl hy, Hartog, verzeekert was, dat zoodanige ordre haast zou volgen. De Ruiter antwoordde, dat zyn Doorluchtigheit wel wist, dat een Dienaar van een' Koning, of van een' Staat, zulks niet vermoght te doen, zonder uitdrukkelyke ordre van zyne Heeren en meesteren. Toen verzocht de Hartog, wel merkende, dat hy hem zonder last in dat stuk niet ten dienst zou staan, dat hy hun gesprek geheim zou houden, 't geen Ga naar margenoot+hy aannam. Den volgenden dagh schreef hy aan den Hartogh, Dat de gunst, daar zyn Doorluchtigheit, door zyn beleeft onthaal en vriendtschap, Ga naar margenoot+hem geduurig meê verplichtte, uittermaate groot was: doch dat aan 't genoegen, 't welk hy daar over hadde, iet ontbrak; vermits hy zich onbequaam achte, om behoorlyke woorden van dankzegging uittevinden: maar dat hy een hart voldankbaarheit hadde, 't welk zyn Doorluchtigheit volkoomentlyk bereit zou vinden t'zynen dienste, zoo verre zyn eedt en de dienst van zyn vaderlandt dat kon en moght toelaaten. Voorts aangaande de geheime last daar zyn Doorluchtigheit van hadt gelieven te spreeken, dat hy zyn antwoordt van gisteren nu schriftelyk bevestigde, en heilighlyk verklaarde, nergens van te weeten, en ten allerhooghste verwondert te zyn dat de Gezant Gamarra zulks hadt overgeschreven. Ga naar margenoot+Hy ging den achtentwintighsten der maandt, met vyftien koopvaardyscheepen onder zyn geleide, van Kadix t'zeil, Straatwaart Ga naar margenoot+in, en twee daagen daarna ontmoette hy tusschen Gibraltar en Malaga den Kommandeur de Wildt en den Kapitein Willem van der Zaan, di Ga naar margenoot+zich, op d'ordre die hy hun toonde, by zyne vlag voegden. Daarna kreegen ze jaght op vyf zeilen, doch daar bykoomende waaren 't Ga naar margenoot+Engelschen. Een der zelve quam binnen vyf daagen van Algiers, en verhaalde aan den geenen dien de Ruiter met de sloep aan zyn boordt zondt, dat hy met vier Turksche roofscheepen van Algiers was gezeilt, gewaapent met twee-endartig tot vier- en zesendartig stukken: waar onder twee waaren, die Hollandtsche Renegaaten tot Kapiteinen hadden. Dat ze gezeit hadden, zich tusschen de Kaap de Palos en de Kaap van sint Martyn te zullen onthouden. Ook verklaarde d'Engelsche Schipper dat toen hy met de vier Roovers t'zeil ging, geen andere van Algiers in zee waaren; maar dat'er noch acht werden klaar gemaakt, die hy Die hy Ga naar margenoot+meenden dat nu al gereedt waaren om uit te koomen. Op dit bericht heeft de Viceadmiraal de Ruiter, ontrent de Kaap de Palos koomende, zyn Ga naar margenoot+scheepen verspreidt, om te zien of hy de roovers kon bezetten, doch zonder eenige der zelve te verneemen. Midlerwyl zynde koopvaarders, die naar MalagaGa naar margenoot↓ of AlikantenGa naar margenoot‡ wilden, toen hy ontrent die steeden quam, van hemgescheiden. Daarna zeilde hy al kruissende, zonder nochtans eenige roovers aantetreffen, naar Yvica, Majorka, en Barcelona, Ga naar margenoot+daar zynvolk in 't midden van Februarius zoo groote koude leedt, als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+of 't in Hollandt waar geweest. Toen liep hy voorby 't hooge landt van Toulon naar Korsika, daar twee koopvaarders van hem afdwaalden, en stelde voorts zyn koers naar Livorno, daar hy den negentienden met Ga naar margenoot+negen koopvaardyscheepen aanquam. Hier waaren de twee vermiste scheepen weinig uuren te vooren aangekoomen; verhaalende, dat ze by Ga naar margenoot+een Franschman waaren geweest, maar hadden 't hem ontzeilt. Daar Ga naar margenoot+quam ten zelven daage ook een Lubeker op de reede, zeggende, dat hy ook by een Franschen vrybuiter was geweest, die wel twintig schooten op hem hadt geschooten. Hier vondt hy den Kapitein Hoekboot, die last hadt van den Zeeraadt t' Amsterdam om zich onder zyne vlag te begeven. 'S anderendaaghs vervoegde zich de Gouverneur der stadt Livorno met eenig vaartuig by zyn schip, doch quam niet over: hem alleenlyk alle dienst en behulp aanbiedende, uit den naame van den Groothartog van Toskaanen. Dees aanbieding werdt met beleefde dankzegging Ga naar margenoot+bejegent. Daarna gaf hy de Kapiteinen van Braakel, Kampen, en Ga naar margenoot+Hoekboot ordre, dat ze vier koopvaardyscheepen door 't naau van Messina, tot voor den golf of zeeboezem van Venetie zouden geleiden. Hy zelf bleef met den Kommandeur de Wildt, en de Kapiteinen van der Zaan en Ooms, noch eenige daagen wachten naar vier kostelyke scheepen, met veel zyde en Turks gaaren geladen, die naar 't vaderlandt wilden: te meer om dat de koopluiden tyding hadden dat de Fransche Vryvbuiters op hen pasten. Ondertusschen verzaagen zich de Hollandsche Bevelhebbers van water. Zy krengden hunne scheepen, maakten ze Ga naar margenoot+schoon, en smeerden ze naar behooren. Den zesentwintighsten ontrent den avondt ging de Viceadmiraal met de zynen en een Lubeker koopvaarder onder zeil, en hieldt dien nacht af en aan, tot 's anderendaaghs: wanneer noch vyf koopvaardyscheepen by hem quaamen, vier Ga naar margenoot+Amsterdammers en een Hamburger. Zyn voorneemen was om by dees koopvaarders zoo lang te blyven, tot dat hy ze buiten't gevaar der Franschen zou hebben gebraght, en, indien hy jacht kreeg op eenige roovers, altydt een van zyn onbezeilste oorlogscheepen op hen te laaten passen. Den achtentwintighsten 's morgens voor daage, ten drie uuren, voorby 't eilandt Gorgona (dat ontrent zes mylen ten zuidtwesten van Livorno leit) gekoomen, zagh hy met de lichte maan een zeil in 't zuiden, daar hy, met zyn andre scheepen, jacht op maakte, en ten vyf Ga naar margenoot+uuren byquam. 'T was een Hamburger Schipper, Christiaan Kloppenburg genoemt. Dees vertelde, dat hy van Marfeilje koomende, met meening om naar Livorno te zeilen, door tweescheepen van Toulon was aangehaalt: dat ze hem naar 't eilant van sinte Margriete (dit, van oudts Lero geheeten, leit op de kust van Provence niet ver van den burg Kannes) hadden gebraght, voorts geplondert, en daarna laaten vaaren. Hy zeide, dat het eene vrybuitschip twee-enveertig stukken voerde, en dat het ander een petas, of Fransche bark was, met zestien stukken, en Ga naar margenoot+dat 'er te Toulon noch drie scheepen op vrybuit werden toegerust. De Schaade, die eenige Fransche scheepen, ettelyke jaaren naa elkandere, in de naastgeleege zeen, inzonderheit de Middelandtsche, aan de Hollanders en andere ingezetenen der vereenigde Nederlanden, hadden gedaan, was uittermaate groot. Ten tyde toen de Heer Willem Boreel, Heer van Duinbeeke, als Gezant van den Nederlandtschen Staat in Vrankryk quam, in 't einde van 't jaar mdcl, waaren alreê honderten-achtensestig Nederlandtsche koopvaardyscheepen genoomen en opgebraght: welk getal sedert noch was vermeerdert met ontrent honderten- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tsestig Ga naar margenoot+scheepen, t'zaamen driehondertenachtentwintig scheepen, die de Fransche vrybuiters hadden vermeestert, aangehouden, geplondert, verbeurt gemaakt, en dat meest zonder form van pleitgedingGa naar margenoot↓ De schaade hier door geleden, werdt in Hollandt begroot op twintig, jaa dartig, en meer millioenen, dat is over de driehonderdt tonnen goudts. Veelen geloofden dat de Kardinaal MazarynGa naar margenoot* die toen Vrankryk, onder den naam van den jongen Koning, mees regeerde, en eenige andere Grooten, zyne gunstelingen, hun aandeel in den buit hadden. Men hadt op alle de klaghten en 't vervolg der Schippers, reeders, en koopluiden, geen rechtmaatige ontslaaging noch vergoeding konnen verkrygen, zelfs niet op eenige besluitenGa naar margenoot†, uitspraaken, en vonnissenGa naar margenoot‡, by welke door den Raadt van den Koning, en der zeezaaken, werdt bevoolen, eenige scheepen t'ontslaan. Zoodaanige beveelen, of vonnissen, hadt de Gezant Boreel tot achtenvyftig in getaale onder zich: waar op hy tot noch toe met al zyn vlyt en neerstigheit niet hadt konnen verwerven. Want de vrybuiters hadden zoo grooten rug en steun, dat het onmoogelyk was om tot uitvoering van eenig gewysde, of bevel t'hunnen naadeele, te koomen. Ook verhaalt men dat de Kapiteinen der vrybuitscheepen zomwyle de Koningklyke beveelen, tegens hen verkreegen, aan een kant wierpen, of stukken scheurden; en dat 'er niet een GerechtsdienaarGa naar margenoot† zoo stout was, dat hy hun een vonnis van den Raadt dorst aankundigen, of tegens hen uitvoeren. Als ook de Koning, op het langduurig aanhouden van den Gezant Boreel, hadt goedtgevonden, een' Kommissaris, of Gemaghtigde, naar Toulon te zenden, om eenige der Koningklyke beveelen en vonnissen gewicht en kracht te geven, en ettelyke scheepen t'ontslaan, hadt men bevonden dat de vrybuiters zich niet ontzaagen den Kommissaris uit de stadt te jaagen. Ook hadden ze den Nederlandtschen Konsul, Daniel de la Feur, om dat hy, volgens d'ordre hem by den Gezant Boreel gezonden, de gemelde vonnissen aan des Konings Gemaghtigde hadt overgelevert, en zocht standt te doen grypen, te Toulon, by klaaren daage, en op d'oopenbaare straat, met waapenen aangevallen, gehakt en gesteeken, tot dat hy voor doodt op de straat bleef leggen, en 'er 't Ga naar margenoot+leven ter naauwer noodt af braght. Daarenboven wist men dat onder de groote sommen, daar d'onderdaanen der Heeren Staaten betaaling van vorderden, hondertduizendt kroonen waaren, die uit des Konings geldt-middelen voldaan mosten worden; dewyl de schuldt uit zaaken sproot, die tot zyn Majesteits dienst waaren aangeleidt. En dewyl men ontrent de voldoening van die deugdelyke schuldt in gebreeke bleef, weigerden ook de vrybuitvaarders d'uitspraaken en vonnissen van 's Konings Raadt en Admiraliteit aan de Nederlanders te voldoen. De Heeren Staaten dan ziende dat op de meenighvuldige klaghten, uit hunne naame aan den Koning en 't Hof van Vrankryk, door den Gezant Boreel gedaan, niet volgde, en geen hoop hebbende dat hunne ingezetenen en onderdaanen by wegen van rechte tot eenige vergoeding hunner schaade zouden geraaken; ook vreezende, dat hun lang geduldt tot naadeel van 't gemeen zou strekken, hadden eindelyk beslooten, op dat de gemelde roveryen, zoo veel moogelyk was, moghten ingebonden, en de voorgeroerde vonnissen en beveelen uitgevoert en voldaan worden, den Viceadmiraal de Ruiter te belasten, dat hy d'oorlogscheepen der Françoisen, uit de havens van Provence op vrybuit vaarende, die hy in de Middelandtsche zee zou konnen aantreffen, zou veroveren en opbrengen: en nu kreeg hy den last, hem gegeven, boven gemeldtGa naar margenoot†, in 't werk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+te stellen. Hy hadt, gelyk verhaalt is, uit den Schipper Kloppenburg verstaan, hoe hem de Fransche vrybuiters hadden genoomen en gehandelt: en in dien zelven morgenstondt, toen 't licht van den dagh begost doortebreeken, zagh hy met de zynen twee scheepen onder 't eilandt Korsika, zoo ver hy oogen kon, wel drie mylen te windtwaart op, die jacht Ga naar margenoot+op hem maakten, en hy op hen. Doch toen ze ontrent een myl waaren afgekoomen, en noch wel twee mylen in den windt van de Hollanders, begosten ze te zien, dat ze geen koopvaarders, maar oorlogscheepen voorhadden, en staaken straks by den windt. Eerst lieten ze hunne witte Ga naar margenoot+vlaggen waayen, want het waaren Franschen, en nu naamen ze die weder in. De Ruiter en de zynen, hen naajaagende, hebben toen Engelsche vlaggen opgezet. De Franschen hunne bramzeilen, en al wat goedt kon doen, byzettende, deeden hun bestom de Ruiter t'ontzeilen, en hy om hen t'achterhaalen. Hy natte zyne zeilen en maakte zyn sortouwen los, zoo dat zyn schip hardt zeilde. De windt woey uit den Zuidtoosten, en hy wendde Westzuidtwest aan. Ook kreeg hy een goede koelte, en quam ontrent den middagh, tusschen Gorgona en 't eiland Korsika, by de twee Ga naar margenoot+Fransche scheepen, zonder dat 'er een schoot ter wederzyde werdt geschooten. Hy beval toen den Kapitein van 't grootste schip zyn sloep uit te zetten, en aan zyn boordt te koomen. Doch de Kapitein zondt zynen Luitenant, dien de Viceadmiraal aan boordt hieldt, en zondt om den Kapitein, met dreigementen, dat men hem, indien hy niet goedtwillig wou koomen, aan boordt zou leggen. Toen quam hy straks over. Ondertusschen genaakten ook de Kommandeur de Wildt, en de Kapiteinen Ooms en van der Zaan. De Wildt bleef nevens den Viceadmiraal de Ruiter by 't grootste schip leggen: en Ooms met van der Zaan by 't kleenste koomende, belaste den Kapitein zyn sloep uit te zetten, en aan zyn boordt te koomen. Doch de Kapitein, Ledignak geheeten, voer aan 't boordt van Van der Zaan, daar men hem ook vasthieldt. Daar op mosten de twee scheepen, die geen kans zaagen om weêr te bieden, hun geschut inhaalen, en zich overgeven. Men haalde terstondt, met hunne eige en met de Hollandtsche boots en sloepen, d'andre Bevelhebbers en Fransche matroozen uit de scheepen, en braght 'er Hollanders in. Dit is 't waarachtig verhaal van 't neemen der twee Fransche vrybuitscheepen, gelyk het de Heer de Ruiter ten zelven daage in zyn daghregisterGa naar margenoot† heeft aangeteekent, en daarnaGa naar margenoot† in een' brief aan de Heeren Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdam overgeschreeven: dat ik dus stuksgewys heb willen melden, om dat sedert van deeze zaak veel viel te zeggen, Ga naar margenoot+en eenige die verkeerdelyk en haatelyk vertelden. 'Twaaren beide Zweedtsche scheepen, weleer aan den Koning van Vrankryk vereert. 'T grootste voerde den naam van KoninginneGa naar margenoot†, en tweehondertendertig mannen, met dertig metaale, en twee yzre stukken geschuts. Op den overloop laagen acht stukken die achtien, en twaalf die twaalf pondt yzers schooten, en boven noch twaalf van acht pondt yzers. Ook lag noch een yzer stuk in 't ruim. Het kleenste schip, een Fregat, werdt de JagerGa naar margenoot‡ Ga naar margenoot+genoemt, verzien met honderdttwee-entaghtig mannen, en achten- twintig stukken, daar onder achtien metaale. De Ruiter schreef aan den Ga naar margenoot+Zeeraadt t'Amsterdam, dat ze beide den Nederlandtsche Staat veel quaadts hadden gedaan, en de bezeilste waaren die van Toulon voeren: dat het schip de Koningin in 't verleede jaar den Baars van Hoorn hadt Ga naar margenoot+genoomen. Daarna kreeg men bericht uit Vrankryk, dat deeze scheepen den Koning wel toebehoorden, maar op kosten van byzondre luidenGa naar margenoot† | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+waaren toegerust, en dat een groot persoonaadje een derde deel van den buit zou genieten: voorts dat de Kapitein van 't schip de Koningin een Ridder van Malta, genoemt de la Lande, al voor veele jaaren de kaapery hadt gedreven: en dat men wel twintig uitspraaken of vonnissen t'zynen laste hadt, beveelende de genoome scheepen weder te leveren, zonder dat hy ooit hadt willen gehoorzaamen: waar uit men besloot, dat hy, al waaren 't des Konings scheepen, als een roover most aangemerkt worden. Dit was de zelve de la Lande, die voor deezen de Ruiter, Ga naar margenoot+toen hy noch voor Schipper voer, gelyk elders is verhaaldt, hadt in zyne maght gehadt, en hem, om zyn rustig antwoordt, laaten vaaren. Hier Ga naar margenoot+zagh men nu een wonderlyk geval van 't beloop en de veranderlykheit der menschelyke zaaken en goddelyke bestiering, met een ongelyke gelykheit. Toen quam de Ruiter, van de la Lande bezet, door noodt geperst, en geen kans ziende om t'ontkoomen, van zelf op zyn schip: nu komt de la Lande, door de Ruiter naagejaaght, en door dreigementen gedwongen, op de Ruiters schip, en moet zich, ziende met vechten, tegens ongelyke maght, niet uitterechten, overgeven. Hy liet de Ruiter, om zyn rustig antwoordt, vaaren, en 't was billyk dat men een koopvaarder, die slechts uit was op onnoozele winst, en tot niemants naadeel, in zyne reis niet belette. Nu kon de Ruiter, aan eer en eedt, en den last zyner Heeren en meesteren gebonden, de la Lande met geen gelyke weldaadt vergelden, noch hem met de twee vrybuitscheepen laaten vaaren, zonder zich tegens zyn vaderlandt, en des zelfs ingezetenen, ten hooghste te misgaan: naadien hy, de la Lande, slechts toeley om 's Landts koopvaardyscheepen, waar hy ze kon aantreffen, aan te tasten, wegh te sleepen, en tot buit te maaken. Al wat de Viceadmiraal nu ontrent hem moght of kon doen, bestondt in hem vriendelyk en meêwaariglyk t'onthaalen, gelyk hy deê. Van de la Lande, en zyn lotgenoot, den Kapitein van 't schip den Jaager, Ledignak, en d'andre Fransche Bevelhebbers werdt verhaalt, dat ze in de tegenspoedt hunner gevangkenisse deemoedigGa naar margenoot+waaren, en op hun schoonste spraaken. De Viceadmiraal de Ruiter, hebbende behoorlyke ordre op de bewaaring en bestiering der veroverde Ga naar margenoot+scheepen gestelt, ging met de zelve straks t'zeil, met meening om de Fransche gevangens, die men op de vier Hollandtsche oorlogscheepen hadt verdeelt, en in alles, vierhondertentwaalf koppen uitmaakten, t'Alikante of daar ontrent aan landt te zetten: want het was ongeraaden zoo veel volks lang t'scheep te houden. Doch hy werdt etlyke daagen, door 't ongestaadig weder, en tegenwindt, in zyn voorneemen verhindert; tot dat hy, den tienden van Maart tusschen Tortosa en Barcelona, op de kust van Katalonie gekoomen, een styve koelte uit den Westzuidtwesten kreeg. Toen besloot hy draagende te Ga naar margenoot+houden, om de Franschen te Barcelona te landen. Want de Hollandtsche Bevelhebbers begosten zeer te klaagen over den vuilen stank, die de Franschen, door hunne wanhaaventheit, of door gebrek van verschooning, van zich gaven, en de scheepen vervulde en vervuilde. Men kon 't by hen niet harden, en vreesde, met reeden, dat de bange lucht besmettelyke ziektens zou voortbrengen. Ook laagen alreê vier matroozen, in 't schip van Kapitein Ooms, aan den rooden loop, een quaale, die veeltydts doodtlyk is, en geweldig voortslaat. 'T was dan ten hooghsten Ga naar margenoot+gevaarlyk met al dat volk langer zee te houden. Des anderendaghs quam men op de reede van Barcelona, en de Ruiter zondt terstondt den Ga naar margenoot+Fiskaal Viane met een' brief aan den Markgraaf van Mortara, Onder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koning Ga naar margenoot+van Katalonie; verzoekende niet alleen verlof Ga naar margenoot+gevangens te loffen en te landen, maar daarenboven dat hun d'Onderkoning een vryereisbriefGa naar margenoot† zou geven; op dat ze, 't zy te waater of te lande, naar Toulon, of daar ontrent op den Franschen bodem, onver hinderdt moghten vertrekken. Dit verzoek werdt ingewillight, mits dat men de gevangens voor tien daagen tydts van lyftoght zou verzorgen. Ga naar margenoot+Men braght ze den volgenden dagh met boots en sloepen naar landt, in Ga naar margenoot+drie satyen of barken, die hen naar Marseilje voerden: doch de twee Fransche Kapiteinen en hunne Luitenants hieldt men op de Hollandtsche scheepen. Ten zelven daage meende de Viceadmiraal de Ruiter weêr zee te kiezen, maar toen zyn boot, en de boot en sloep van Kapitein van der Zaan, met de leste Franschen, noch aan landt waaren, begost de windt uit den Oostnoordtoosten zoo op te steeken, dat de boots niet aan boordt konden komen. Zy waaren onder weege, maar mosten te Ga naar margenoot+rug keeren. Hier laagen de Hollandtsche scheepen twee daagen en nachten in groot gevaar, stengen en rees om laag, en 't plechtanker in den Ga naar margenoot+grondt Met den dérden dagh nam de windt wat af, en de Ruiter beval Ga naar margenoot+den Kommandeur de Wildt, en den Kapitein Ooms, met de koopvaarders, en de twee Fransche pryzen, naar Alikante te zeilen; dewyl de koopvaarders, om den vuilen grondt, daar niet langer dorsten vertoeven. De Ruiter bleef, met van der Zaan, noch leggen, om naar de boots en sloep te wachten. Dees' poogden 's naamiddaghs uit te koomen, maar 't was door de hooge baare, die in 't gat ging, onmoogelyk: ook zagh Ga naar margenoot+men de sloep van Van der Zaan, toen ze in de baare quam, omsmyten, en een Luitenant, een Quartiermeester, en matroos jammerlyk verdrinken. De rest van 't volk, als ook de sloep, werdt door de galeysloepen Ga naar margenoot+noch geberght. Den vyftienden was het onweêr bedaart. Men Ga naar margenoot+kreeg de boots en sloep aan boordt, en de Viceadmiraal ging met van der Zaan onder zeil. Zy laveerden met een Westen windt by 't landt op. Daarna kreeg hy jacht op een schip, en daarby koomende was 't een koopvaarder Ga naar margenoot+van Malta, genoemt het groote Kruis van Malta. Hy nam den Malteeser, die naar Alikante wilde, op zyn ernstig verzoek, onder zyn geley, hoewel zyne ordre dat meer verboodtGa naar margenoot‡ dan vereischte: maar hy wou den Franschen toonen, dat het de Hollanders met eerlyke luiden wel meenden: ook werdt hy, den negentienden der maandt voor Alikante Ga naar margenoot+koomende, van den Malteeser Schipper en zyne koopluiden hooghlyk bedankt. T'Alikante quaamen noch vyf koopvaarders onder zyne vlag. Ga naar margenoot+Hy stelde met hun den koers naar Malaga, en kreeg ontrent Velez Malaga Ga naar margenoot+een kleene Turksche roof bark in 't gezicht, die hy naajoeg, en hem door stilte ontroeide. De roover raakte met den donker zoo dicht onder Ga naar margenoot+'t landt, dat de Ruiter, al op dertien vadem gekoomen, niet geraaden Ga naar margenoot+vondt, hem, met gevaar van zyn schip, langer te volgen. Te Malaga koomende, hieldt hy zich daar niet lang op, verzagh zich van water, en ging den lesten dagh der maandt met de zynen weer t' zeil, stellende zyn' koers naar de Straat. Daar op volgde weêr storm, en 's anderendaaghs miste hy den Kommandeur de Wildt, en 't Fransche schip den Jager, Ga naar margenoot+en etlyke koopvaarders. De Wildt hadt 's nachts zyn fokkemast en boegspriet over boordt gezeilt, raakende zyn wandt, zeilen en alles quyt; ook verloor hy zyn boot, en was den volgenden morgen met den Ga naar margenoot+kleenste Franschen prys in de baay van Gibralter geloopen. De Ruiter en d'andere scheepen quaamen den volgenden dagh, met zeer ongestuimig Ga naar margenoot+weder, op de reede van Kadix. Hier verstondt hy dat de Wildt masteloos | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+voor Gibralter lag, en zondt daarna den Kapitein van der Zaan derwaart, om hem, zoo veel hy kon, te helpen redden; op dat hy binnen Ga naar margenoot+de baay van Kadix moght geraaken. Niet lang daarna toonde de Hartog van Medina Celi groote genegentheit om het grootste Fransche schip, de Koninginne, ten dienst van den Koning van Spanje te koopen, en gebruikte veele redenen om de Ruiter, die daar niet naa luisterde, te beweegen. De Hartog verzocht dat hy 't slechts op prys zou stellen, en hieldt zoo lang aan, dat hy goedtvondt de zaak met de Kapiteinen, Ga naar margenoot+die met hem te Kadix waaren, t'overleggen. Men oordeelde gezaamentlyk, dat het schip, in den staat daar 't in was, niet bequaam was om zee te houden, en naar Hollandt gebraght te worden; want zoo draa als 'er een styve koelte quam, brak het een voor en 't ander na: zoo dat alles wel diende vernieut. 'T was ook noch op zyn eersten huidt, en 't hadt wel dertien jaaren in de Middelandtsche zee gevaaren zonder verdubbelt te zyn. Derhalven werdt verstaan, dat het verkoopen tot dienst van den Staat zou strekken, en dat men 't schip, met zyn toebehooren, staande en loopende wandt, zeilen, ankers en touwen, kruidt en scherp, doch zonder 't geschut, op zestienduizendt stukken van achten zou zetten. Ga naar margenoot+Daar werdt straks negenduizendt gebooden, en men werdt de koop eerlang eens op tienduizendt stukken van achten. De Ridder de la Lande, Ga naar margenoot+die over beide de veroverde scheepen 't gebiedt hadt gevoert, met den Viceadmiraal van 't schip de Koninginne spreekende, oordeelde, dat het geen zesduizendt stukken van achten waardig was, en dat men 't wel hadt verkocht. De Spaanschen dienden zich in deezen koophandel van de koopluiden Kolaart en de Windt, op welker naamen het schip werdt gekocht. Daarnaa werdt de Kapitein de la Lande naar 't vaderlandt opgezonden: en wat laater de Kapitein Ledignak, en 't schip de Jager, onder 't geley van van Ga naar margenoot+een oorlogschip. In dit beloop der zaaken quam 't gerucht van 't veroveren der twee scheepen in Vrankryk, en baarde geen kleene ontsteltenis. 'T is byna niet te zeggen hoe hoog de Ruiters bedryf by 't Hof werdt opgenoomen, inzonderheit by den Kardinaal Mazaryn, en anderen, die Ga naar margenoot+met hem een lyn toogen. Men riep, dat het des Konings eige oorlogscheepen waaren, die men hadt derven aanranden en neemen. De Raadt des Konings werdt op d'eerste tyding byeengeroepen, om daar over te beraadtslaagen. Hier was 't dat zeeker Heer, die men hieldt dat den Ga naar margenoot+geenen die de Hollanders in zee daagelyks aanhaalden begunstigde, een groot aanhanger en gunsteling van den Kardinaal, tegens den Hollandtschen Viceadmiraal heevig uitvoer, en met eene zyne ongenegentheit tegens den Nederlandtschen Staat liet blyken. Hy zey opentlyk, dat de Ruiter Ga naar margenoot+met een vreemde vlagh op te zetten, toen hy de twee scheepen vervolgde, zich hadt gedraagen als een zeeroover, en dat hy, met het neemen van des Konings scheepen, zyn Majesteit ten hooghsten hadt beleedight: dat die schuldt niet was uittewisschen, dan door zyn bloedt: noch te vergoeden, dan met zich daar over zoo gevoeligh te toonen als de grootheit van 't ongelyk vereischte, en dat men daarom met de Hollanders Ga naar margenoot+most breeken. Maar de Kancelier, de Marschalk van Villeroy, en de Graaf van Brienne, die bezaadigder en meer geneegen waaren tot zachtigheit, die ook geen deel hadden in de kaapreedery van Toulon, stelden zich tegens dien scherpen raadt, en verhinderden 't breeken met de Hollanders; naadien de Koninginne en de Kardinaal Mazaryn hun toevielen: doch zy konden niet beletten dat men terstondt ordre afzondt, om, zonder uitstel, in alle de havenen en Landtschappen van Vrankryk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+alle de scheepen, koopmanschappen, goederen, en schulden der Hollandtsche Ga naar margenoot+koopluiden te beslaan. Ook werdt dat bevel terstondt in 't werk gesteldt. Dit quam den Staaten der vereenigde Nederlanden re vremder voor, om dat de Koning, de zaak opneemende als of de Ruiter de twee scheepen zonder last hadt genoomen, dat niet behoorde te vernaalen op den gantschen Staat, en 's Landts ingezeetenen te bezwaaren. Hy hadt daar over noch geen klaghten laaten doen aan de Staaten, noch hun gelegentheit gegeven om de daadt van de Ruiter goedt of quaadt te keuren, en ondertusschen rechte hy zich zelven; zonder te willen gedoogen, dat de Staaten zich zelfs zouden rechten, naa dat ze zoo veel jaaren lang zyne Majesteit, en zynen Bewindtsluiden van staat, met hunne billyke klaghten, over de vrybuitery, door hunnen Gezant te vergeefs hadden Ga naar margenoot+ter ooren geloopen. De Heeren Staaten van Hollandt waaren van verstandt, niet tegenstaande hun aan den koophandel met Vrankryk meest gelegen was, dat men al den handel met de Franschen terstondt zou verbieden, en hunne scheepen en goederen in Hollandt, en d'andere vereenigde Provincien, desgelyks beslaan. Maar om dat d'andre Provincien niet even gevoelig waaren van 't geen in Vrankryk geschiedde, kon men ze terstondt zoo ver niet brengen. Al wat men kon uitwerken was dat men de Staaten Generaal bewoog, dat ze Gemaghtigden van alle d'Admiraaliteiten in den Haage beschreeven, om te beraadtslaagen over de toerusting van achtenveertig oorloghscheepen: en dat ze den koopluiden en schippers onder de handt bevaalen de havens van Ga naar margenoot+Vrankryk te myden. Ook werdt den Gezant Boreel door de Heeren Staaten belast, dat hy den Koning, en 't Hof van Vrankryk, d'onrechtmaatigheit van 't beslag zou aanwyzen; op dat al de Nederlandtsche Ga naar margenoot+scheepen en goederen terstondt moghten ontslagen worden: dat hy daarenboven zyne Majesteit uit hunnen naame ernstelyk zou vertoonen d'onverdraagelyke zeerooveryen, geweldenaryen, jaa moorderyen, (ik dien my hier van d'eige woorden der Heeren Staaten) nu eenige jaaren herwaart door de Françoisen, ook zelfs met de twee scheepen door de Ruiter verovert, tegens d'ingezetenen van den Staat begaan en gepleegt. Dat de baldaadigheitGa naar margenoot† der gemelde Fransche roovers nu zoo hoog was geklommen, dat ze noch door wettige vonnissen, noch ook zelfs door de beveelen van zyne Majesteit, in eenige orde waaren te brengen, of te houden. Dat zy, Staaten, als getrouwe Overheeden over hunne onderdaanen, en goede bontgenooten van zyne Majesteit, niet langer hadden konnen stilstaan, om zoo veel in hun was, en zonder verminderinge van de vriendtschap met zyne Majesteit kon geschieden, zoodaanige ordre te stellen, en die voorzieninge te doen, dat de voornoemde zeerooveryen en andere uitspoorighedenGa naar margenoot‡, zoo veel moogelyk was moghten ingebonden worden; op Ga naar margenoot+dat men de voorgeroerde vonnissen en beveelen met 'er daadt moght uitvoeren en voldoen. Doch eer het berichtschrift, daar dees last in begreepen Ga naar margenoot+was, den Gezant Boreel ter handen quam, hadt hy, ter gelegentheit van 't beslag der Nederlandtsche scheepen en goederen, uit plicht van zyn ampt, (en op een' anderen last hem onlangs te vooren toegezonden) terstondt gehoor by den Koning verzocht en verkreegen. Hy voerde hier, in 't byzyn van den Kardinaal Mazaryn, ook van den Hartog van Orleans, des Konings oom, (die, naa zyn lang afweezen, juist ten zelven daage weêr te hove was gekoomen) en van veele andere Prinsen en Grooten, zulk een rustige, ronde, Hollandtsche taal, hoewel hy Fransch sprak, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dat de Kardinaal, zich, zoo 't schynt, geraakt vindende, hem tot driemaalen toe in zyne woorden viel, doch hy ging t'elkens met zyne reede voort. Hy toonde in 't breede, dat men tot dat uiterste, van de Nederlandtsche scheepen en goederen te beslaan, niet hadt behooren te koomen, zonder te vooren den Heeren Staaten kennisse te geven van de reeden daar men 't op nam, op dat men zyne Majesteit daar op hadt moogen voldoen. Hy verschoonde het bedryf van de Ruiter, naar 't bericht dat hy daar van hadt, en stelde zyn Majesteit de volgende vraage voor, of de Nederlandtsche koopvaardyscheepen, als ze in de zee, dat een element is aan alle volken gemeen, van roovers, die hen willen neemen, werden besprongen, zich dan zouden moeten laaten neemen en zich overgeven, al waaren ze de sterkste, en onder 't geleide van oorlogscheepen van den Staat. En of het hun dan genoeg most zyn daar over te Parys te konnen klaagen, en recht en vergoeding te verzoeken? Dit zagh op scheepen, die men meent dat de la Lande ontrent Livorno zou hebben vermeestert, hadt het de Ruiters aankomst niet belet. Daarna ontfoude hy met klaare woorden de menigvuldige roveryen, daar eenige van 's Konings onderdaanen d'ingezetenen van den Staat nu ettelyke jaaren herwaart door hadden beledight, en die men met zoo Ga naar margenoot+veel vergeefsche klaghten hadt trachten te sluiten. Hy zei, gelyk boven is gemeldt, dat de vrybuiters, in den tydt van ontrent negen jaaren, driehonderdtachtentwintig Nederlandtsche scheepen hadden genoomen, aangehaalt, of beschaadight. Hy sprak ook van de achtenvyftig vonnissen, of beveelen, onder hem berustende, tot naadeel der vrybuiters geweezen of gegeven; daar men geen recht noch voldoening op kon krygen: voorts van de vermetele stoutheit der vrybuiters, die 't recht met geweldt wederstonden, des Konings Gemaghtigde weghjoegen, en den Hollandtschen Konsul ter doodt toe quetsten. In 't slot zyner reede verzocht hy, dat de Koning hem tydt gave om den Heeren Staaten van zyn Majesteits misnoegen te verwittigen, en dat het beslagh, alreê geschiedt, ondertusschen moght worden afgedaan, of opgeschort: niet twyffelende of de Heeren Staaten zouden zyn Majesteit genoegen geven. De Koning, die hem met geduldt uithoorde, antwoordde op deezen Ga naar margenoot+zin, Ik heb den Heere de Thou, die op wegh is naar Hollandt, last gezonden om van de Staaten vergoeding te eisschen van den hoonGa naar margenoot†, die my de Ruiter heeft gedaan, als dat geschiedt zal zyn, dan weet ik wat ik op uw verzoek zal hebben te doen; maar voor als nu zal ik niet met al doen. In een' brief, weinig daagen te voorenGa naar margenoot† aan de Staaten geschreven, Ga naar margenoot+noemde de Koning 't geen de Ruiter hadt dorven bestaan, une temerité sans exemple, dat is, naar den zin, een ongehoorde vermeetelheit: Ga naar margenoot+begeerende, dat men de twee scheepen met hun toebehooren zou Ga naar margenoot+wedergeven, de gevangens ontslaan, en de Ruiter straffen ten spiegel van anderen: inzonderheit quaalyk neemende dat hy in 't naajagen der twee scheepen Engelsche vlaggen hadt gebruikt, als strydende tegens de wetten. Ga naar margenoot+Maar in Hollandt verstondt men, dat de la Lande en zyn makker, tot naadeel van 's Landts koopvaarders op vrybuit vaarende, als vyanden moghten aangemerkt worden, en dat men naar rechten der vyanden gewaadt, vaandelen, waapenen, veldtteekenen, zeilen, vlaggen en wimpelen, tegens hen moght gebruiken; dewyl al die dingen van zulk een Ga naar margenoot+slag en aardt zyn, dat'er zich een yder, ook tegens 't gewoonlyk gebruik, van magh dienen: om dat zelfs de gewoonte naar een ygelyks goedtdunken, en niet met gemeene toestemming, was ingevoert, zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dat niemant aan zoodaanige gewoonte was gebonden. 'T was ook zeeker dat de Franschen, Engelschen, en andre volken, gewoon waaren, op zee vaarende, verscheide vlaggen te gebruiken, en dat de la Lande in 't naajaagen van Hollandtsche scheepen zich meenighmaal van Hollandtsche, of Engelsche, en andre vreemde vlaggen hadt gedient, om hen te vermeesteren. Ook wist men, en 't bleek uit de lyst daar van gemaakt, dat men onder 't scheepstuig, dat by zyn schip, de Koningin, was, onder anderen een Hollandtsche Staatenvlag van achteren, van oranje, blaauw en wit, en ook een geus (dat is, een vlag die van de boegsteng Ga naar margenoot+waait) van de zelve kleuren hadt gevonden. De Gezant, dien de Koning van Vrankryk naar den Haage hadt gezonden, en den vyfentwintighsten van April daar aanquam, was Jakobus Augustus de Thou, Graaf van Meslay, President in 't Hof van 't Parlement van Parys, en Raadt in den Raade van Staate, een zoon van wylen den geleerden en wyzen Thuanus, President van 't Parlement van Parys, die de Historien van zyne tyden met zoo groot een welspreekentheit, vlyt, trou, en oneenzydig heit heeft geschreven, dat hem de naakoomelingen desweegen eeuwigen Ga naar margenoot+dank schuldig zyn. Hy gebruikte in zyn eerste aanspraak ter vergaaderinge Ga naar margenoot+der Heeren Staaten Generaal hooge woorden, en deê uit Ga naar margenoot+naame van zynen Koning, een scherp beklag over 't neemen der twee scheepen, (dat op het haatelykste, en op een andre wyze dan het de Ruiter verhaalde, werdt voorgestelt) en eischte, zonder van eenige andere zaake te willen spreeken, dat men de scheepen terstondt zou wedergeven, en de Ruiter met d'uiterste strengheit straffen. Met eene gaf hy te kennen, dat zyn Majesteit zich door de harde aanspraak van den Gezant Boreel hieldt beleedight. De Heer van Gent, die toen ter vergaadering der Heeren Staaten d'eerste plaats bekleedde, antwoordde mondeling, Ga naar margenoot+naa een voorreede van heusheit, dat men het neemen der scheepen, en den verderen handel van deezen Staat, zoo klaar zou rechtvaardigen, dat de Gezant zelf, als een groot RechtspleegerGa naar margenoot†, aan den Staat gelyk zou geven. Maar naar de klaghte over den Gezant Boreel, dien de Kardinaal Mazaryn by zyne Heeren en meesters, de Staaten, in ongunst zocht te brengen, werdt niet geluistertGa naar margenoot†. Men verstondt dat hy zyn plicht hadt betracht, en hy werdt, in weêrwil van den Kardinaal, Ga naar margenoot+in zyn eer en ampt gehandthaaft. De Staaten van Hollandt hadden ter vergaadering der Staaten Generaal voorgesteldt, dat de Koning van Vrankryk door zyn Afgezant liet klaagen, om de klaghten voortekoomen, Ga naar margenoot+die de Staaten met recht hadden te doen, ter zaake van zoo veele rooveryen dus lang geleeden, en nu over 't beslagh, dat den koophandel verstoorde. Dat de twee scheepen niet waaren genoomen voor dat men hadt gezien dat 'er geen vergoeding van schaade in Vrankryk was te hoopen. Dat de Koning de voldoening, die hy van de Staaten liet eisschen, Ga naar margenoot+hun behoorde te geven: dat hy d'uitspraaken en vonnissen van zynen Raadt most laaten uitvoeren, en een groot getal Hollandtsche scheepen, met onrecht en geweldt gerooft, doen wedergeven: dat hy over de pleitzaakenGa naar margenoot†, die in handen van de Meesters der verzoekschriftenGa naar margenoot‡ waaren, vaardig recht most laaten doen, en handtlichting verleenen van de scheepen en koopmanschappen, die hy, tegens 't recht der volken, hadt beslaagen. Dat men daarna een goedt verdraghGa naar margenoot† kon maaken tot verzeekering van de zeevaart en koophandel, en dan zou men de twee genoomen scheepen wedergeven. Dat, om tot het een en't ander te koomen, en den Koning daar toe te brengen, noodtzaakelyk was, dat men de Fransche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+waaren verboodt, de scheepen en goederen de Françoisen toekoomende hier te lande besloegh, alle hunne scheepen die men in zee ontmoette nam. Dat men tot dien einde de toerusting ter zee, die men in den zin hadt te doen, noch met twaalf oorlogs scheepen most vergrooten. Daar op volgde eerst Ga naar margenoot+een plakkaat der Heeren Staaten van Hollandt, geteekent den zesentwintighsten van April, waar by alle Fransche scheepen, koopmanschappen, penningen, goederen, wisselen, en uitstaande schulden, die men in Hollandt zou vinden, werden beslagen en aangehouden. Dit plakkaat werdt alom in Ga naar margenoot+Hollandt in 't werk gestelt. Daarna werdt by plakkaat der Heeren Staaten Generaal, van den elfden May, op het aandryven van Hollandt, verboden, Ga naar margenoot+dat men geen zout, wynen, of andre vruchten, nochte ook eenige andre goederen, waaren, of koopmanschappen, in Vrankryk wassende, of gemaakt wordende, in de vereenighde Nederlanden zoude brengen, op de boete van duizendt guldens by d'inbrengers, koopers en verkoopers te verbeuren. In deezen standt der dingen hadden de Heeren Staaten van Hollandt eenig bericht als of de Gezant de Thou (die men zeide dat veel geldts Ga naar margenoot+hadt meêgebraghtGa naar margenoot†) onder de handt arbeidde om de Provincien te verdeelen, en aan eenige persoonen hoop liet geven van byzonder voordeel. Hier op werdt door Hollandt ter Generaliteit het omzenden van zeekren eedt te weeghgebraght, by den welken de Magistraaten mosten beloven en zweeren, dat ze over de gewichtige beraadtslaagingen, raakende Ga naar margenoot+'t geen in Vrankryk tegens d'ingezeetenen van den Staat werdt ondernoomen, om geen inzichten van voordeel, of byzonder nut van zich zelven, of van hun gezin, vrienden, of bekenden, nochte om eenige Ga naar margenoot+andre oorzaaken ter wereldt, anders zouden raadenGa naar margenoot†, dan zy in oprechten gemoedeGa naar margenoot‡, ten meesten dienste en achtbaarheitGa naar margenoot↓ van den Staat der vereenigde Nederlanden, zonder aanzien van anderen, zouden bevinden te behooren: en by aldien hun eenige belofte door iemandt zoude voorkoomen, van dat men (in gevalle zy met hunnen raadtGa naar margenoot* het oogmerk van Vrankryk zouden willen styvenGa naar margenoot†) scheepen of goederen, hun of hunne vrienden toekoomende, zoude wedergeven, en alle de schulden, oft eenige der zelve, die zy oft de hunnen daar uitstaande hadden, voldoen, dat ze zulke aanbiedingen niet alleen niet zouden aanneemen, maar de zelve aanstondts, en zonder tydtverlies, bekent maaken, ter plaatze daar zy hun stem oft raadt hadden intebrengen, zoo waarlyk hielpe hun Godt almaghtig. DaarnaGa naar margenoot† gaven de Staaten Generaal Ga naar margenoot+schriftelyk antwoordtGa naar margenoot‡ op het voorstel en den eisch van den Gezant de Thou, meest overeenkoomende met de meening van Hollandt. Men sprak 'er opentlyk van d'ongelyken en geweldenaaryen, by d'inwoonders en onderdaanen van den Staat veele jaaren geleeden; bestaande in rooveryen, plonderingen, moorden en bloedtstortingen, door byzonderenGa naar margenoot† gepleeght. Men drong op vergoeding en boeting der schaade, en op het beraamen van middelen om den loop der onmaatigheden te stuiten, en den wegh tot versterking der oude verbonden, vertrouwing en vriendtschap, die altydts tusschen Vrankryk en den Neêrlandtschen Staat geweest was, te baanen. Den Heer de Thou werdt verzocht op dat antwoordt in onderhandeling te treeden, maar hy zeide, dat hy geen last hadde, dan alleen de wedergeving der twee scheepen te eisschen. Doch ziende dat de Staaten van Hollandt gantsch niet wilden verstaan, Ga naar margenoot+dat men d'onderhandeling met het wedergeven der scheepen zou beginnen, Ga naar margenoot+en dat dit besluit zich tegens alle zyne uitwerkingen kantte, zond daar over iemant te post naar Vrankryk, om 't Hof kennis te geven van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+den standt der zaaken. Daarna gaf hy den vyfentwintigsten van May te kennen, dat de Koning de handtlichting zou toestaan, niet als de twee scheepen in der daadt zouden zyn wedergelevert, maar als ze op de kust van Pikardie zouden zyn gekoomen: en dat men daarna zou konnen spreeken van 't vernieuwen van 't verbondtGa naar margenoot†, en van een ordeGa naar margenoot↓ op de zeezaaken. Doch de Heeren Staaten naamen hier in geen genoegen. Ga naar margenoot+Zy stelden verscheide punten by geschrift, dienende om hunne onderdaanen, die in Vrankryk om vergoeding hunner schaade aanhielden, Ga naar margenoot+aan onverwylt en goedt recht te helpen: voorts om alle onheilen van Ga naar margenoot+gelyke natuure, door het maaken van een vaste orde op het stuk van de zeezaaken en des koophandels, voortekoomen. Op dat verdragh verstonden ze, dat men alle scheepen, sedert den achtentwintighsten van Februarius, ter eenre of ter andre zyde, genomen, opgebraght, of aangehouden, zoude ontslaan en vrylaaten: en by gevolg zou ook het beslag, in Vrankryk en in de vereenigde Nederlanden gedaan, ten eersten worden afgedaan. By dit geschrift, dat den Gezant van Vrankryk werdt overgelevert, voegden de Heeren Staaten twee lysten van scheepen, die door de twee oorlogscheepen, de Koningin en den Jager, voor deezen waaren genoomen: en noch een lange lyst van de scheepen en goederen, die men, volgens de vonnissen en beveelen van den Koning, of zynen Raadt, hadt verkreegen, en most ontslaan. Ondertusschen poogden die van Hollandt uittewerken, dat men alle de havens, en de monden der rivieren van Vrankryk met oorlogsscheepen zou sluiten, en alle vrybuitscheepen bevechten en opbrengen. Ook werdt in dit stuk te meer geyvert, dewyl men vreesde, dat de Thou de zaaken zocht sleepende te houden, tot dat het naajaar d'oorlogsvloot, daar men zich van zocht te dienen, zou beletten in zee te koomen. Deeze hartigheit en bestendigheit der Staaten, met naamen van die van Hollandt, bewoogh eindelyk den Heer de Thou verder te koomen, en den zestienden van Junius de Ga naar margenoot+volgende aanbieding te doen: Dat de Koning handtlichting zou doen van de scheepen en koopmanschappen in Vrankryk beslaagen, zoo haast als de Staaten zouden beloven de twee scheepen, de Koningin en den Jager, te doen wedergeven, en daar toe de noodige ordre en brieven afvaardigen: Ga naar margenoot+dat men voorts zoude arbeiden op een verdragh tot vernieuwing Ga naar margenoot+van 't verbondt, en ook aangaande de zeezaaken, maar dat men ondertusschen, ten aanzien van d'onderdaanen en ingezeetenen der vereenighde Nederlanden, het verdragh, dat by zyne Majesteit aan de Duitsche Hanzesteeden den tienden van May mdclvGa naar margenoot† was toegestaan, zou doen inwilligen en onderhouden; om zich daar voor eerstGa naar margenoot‡ van te dienen, geduurende den tydt van drie maanden, en daarna tot dat men des aangaande anders zou overeenkoomen. Eindelyk, dat de Koning den onderdaanen van de Heeren Staaten, over 't belang dat zy in Vrankryk moghten hebben, raakende de pryzen, en andere zaaken, onverwyltGa naar margenoot†, goedt en volkoome recht zoude laaten geschieden: en hun in alle gelegentheit, volgens het voorbeeldt van de Koningen zyne voorvaderen, van loffelyke gedachtenisse, zyne Koningklyke genegentheit betuigen. Van zommigen Ga naar margenoot+wordt verhaalt, dat de Gezant van Vrankryk tot het doen van deeze aanbieding niet quam, dan al schoorvoetende, naa veel woordenstrydts, en naa dat hy den Gemaghtigden van den Staat zeekre ordre hadt laaten zien, die hem verboodt zulk een stap te doen: want d'Opperbewindtsluiden van Vrankryk maakten daar van een punt van eere. Doch men heeft niet te twyffelen of hy heeft noch een geheime ordre | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gehadt; naadien hy over die paalen heenestapte. Die aanbieding behelsde al wat de Heeren Staaten in dien toestandt van zaaken konden begeeren, en meer dan ze in hun schriftelyk antwoordt op het eerste voorstel van den Gezant hadden ge-eyscht. Dewyl ze dan hunne eere hadden bewaart, en reeden vonden om over 't geen ze ten beste van hunne ingezetenen hadden te weegh gebraght vernoeght te zyn, naamen ze de gemelde Ga naar margenoot+aanbieding aanGa naar margenoot†. Zy lieten terstondt brievenGa naar margenoot‡ aan den Viceadmiraal de Ruiter afgaan, meldende dat de geschillen met den Koning van Vrankryk tot onderling genoegen waaren ter nedergeleit: hem beveelende het veroverde schip den Jager, (want hunne Hoog. Moog. hadden toen noch geen kennis dat de Jager naar Hollandt was gezonden) met zyn toebehooren, als ook het geschut van 't schip de Koninginne, naar Ga naar margenoot+de eerste en naaste haven van Vrankryk te zenden, en te doen wederleveren. Doch dewyl het schip de Koningin aan de Spaanschen was verkocht, (dat niet wel was opgenoomenGa naar margenoot*) werdt hem belast, alle moogelyke middelen aantewenden, om 't gemelde schip, door herkooping of andersints, weêr maghtig te worden, en desgelyks in d'eerste en naaste Fransche haven op te zenden, en overteleveren: hem voort verbiedende, voortaan eenige Fransche scheepen, die d'ingezetenen van den Staat niet met 'er daadtGa naar margenoot† beschaadigden, te neemen of te hinderenGa naar margenoot‡, tot naader ordre. Ook liet men de twee Kapiteinen der gemelde scheepen, de la Lande en Ledignak, die men met hunne lastbrievenGa naar margenoot↓ en andere papieren, hadt opgezonden, en t'Amsterdam onder de bewaaring der Admiraliteit werden gehouden, straks ontslaan, en den Gezant de Thou toezenden. Ook hadden de Heeren Staaten belooft, dat de wederlevering van 't schip de Koninginne binnen drie maanden zou geschieden, of dat ze den Koning de waarde van dienGa naar margenoot† in de plaats zouden geven. Dus is het geschil met Vrankryk, tot groote blydtschap van beide de volken, by verdragh afgedaan: en was dit verdragh zoo veel te eerlyker voor de Staaten; dewyl ze 't als met de waapenen in de handt hadden gemaakt, en door hunne hartige besluiten bekomen. Doch naa 't sluiten van dat verdragh scheenen de zaaken weêr te rug te loopen, en men twyffelde waar 't heene wilde. Men vernam in etlyke weeken geen bescheidt van des Konings Ga naar margenoot+toestemming, of goedtkenning, die men wilde dat de Gezant de Thou in behoorlyke forme zoude leveren. Dit werdt meermaalen verzocht. De goede woorden en beloften hadden geen vaardig gevolg. Dat gaf nieu misnoegen aan de zyde der Heeren Staaten, die in 't begin van Augustus noch geen genoegzaam blyk van 's Konings toestemming, of goedtkenningGa naar margenoot†, ziende, korts daarna by plakkaat, den achtsten van Augustus geteekent, den ingezeetenen der vereenighde Nederlanden allen koophandel, Ga naar margenoot+zoo te water als te lande, op Vrankryk verboden: op verbeurte van de scheepen, wagens, karren en paarden, daar mede men eenigen handel zoude hebben gedreven, en de boete van duizend gulden. Ook werdt ten zelven tyde beslooten, dat, indien de ge-eischte goedtkenningGa naar margenoot† binnen den tydt van tien daagen aan hunne Hooghmoogentheden, of der zelver Gemaghtigden niet wierde overgelevert, naa 't verloop van die tien daagen, door den L. Admiraal, Viceadmiraalen, Kommandeuren van Ga naar margenoot+de vloot, esquadres en oorlogscheepen van den Staat, het algemeen beslagh ter zee, van alle Fransche scheepen, zonder onderscheidt, die zy zouden konnen aantreffen, zou worden in 't werk gestelt, volgens het besluit op den veertienden van Junius genoomen: en dat de last daar toe noodig terstondt zou worden vervaardight, en naa 't verloop der gemel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Ga naar margenoot+tien daagen afgezonden: voorts dat men dan al wat sedert den vyftienden van April, ten aanzien van de kroon van Vrankryk, aangaande het beslag der Fransche scheepen en goederen, en 't verbodt der Fransche waaren, gewas en handtwerken, was beslooten, zou ter daadt brengen Ga naar margenoot+en uitvoeren. Dus hoog liep het ongenoegen, en men was voor erger beducht, toen de Gezant de Thou op den zestienden van Augustus aan hunne Hooghmoogentheden een' briefGa naar margenoot‡, door den Koning den negenden van Augustus te Sedan geschreeven, overleverde: waar uit zy zyn Majesteits goede meening en genegentheit om 't gesloote verdragh t'onderhouden verstonden. Met dat schryven hieldt men zich te vreede, en den volgenden dagh werdt het verdragh, by openbaare afkundingh, en door den druk, alom bekent gemaakt, en met eene 't gemelde verbodt van den achtsten Augustus, als ook dat van den elfden May weêr ingetrokkenGa naar margenoot‡. Dus verdween die donkre wolk van verwydering, zonder verder uittebarsten. Dan veelen waaren verwondert, dat het Hof van Vrankryk het stuk van 't neemen der twee scheepen tegens den Viceadmiraal de Ruiter zoo hoogh hadt opgenoomen, toen men hem strengelyk ter straffe vorderde, en 't nu zoo laagh liet zakken, dat m'er niet meer van repte. Doch men wist wel dat hy de meergemelde scheepen volgens den last, hem gegeven, hadt verovert. Ook werdt hy naderhandGa naar margenoot‡ door den Ga naar margenoot+Raadt ter Admiraaliteit t'Amsterdam, tot erkentenis van den goeden dienst en vlyt in 't veroveren van die twee scheepen gedaan, met een goude keeten vereert. De Kommandeur de Wildt, en de Kapiteinen Willem van der Zaan en Jan Ooms, die hem in die verrichting verzelden, genooten de zelve eere. Zelfs de Kapiteinen Pieter van Braakel en Gillis Mathyszoon Kampen, hoewel ze by 't neemen der scheepen niet tegenwoordig waarenGa naar margenoot↓, werden nochtans, als onder 't zelve esquadre behoorende, elk te dier zaake met een maandt gaadje beschonken: ook heeft men al 't bootsvolk van de zes scheepen met een maandt gaadje begiftight. Doch 't is tydt dat men wederkeere tot het verhaal van 't geen de Ruiter op zyn toght, terwyl hy noch onweetend was van 't geen in Hollandt over 't nemen der twee scheepen omging, verder verrichtte. Hy was, gelyk verhaalt is, van Barcelona weêr te Kadix aangekoomen. Hier Ga naar margenoot+op de reede leggende, en zyne vlyt aanwendende om zeeker schip, by de Spaanschen aangehaalt, los te krygen, werdt zyn esquadre den zevenden van April met zes oorlogsscheepen, onder de Kapiteinen Dirk Verveen, Abraham van der Hulst, Isaak Zweers, Jan van Kampen, Gerbrandt Schatter en Jan Adelaar, versterkt. Hy hadt dan nu twaalf oorlogsscheepen onder zyn gebiedt: Want het schip van den Kapitein Jan Fredrikszoon Hoekboot, eenige daagen te vooren overledenGa naar margenoot†, was, volgens den last van den Raadt ter Admiraaliteit, met eenige koopvaarders, (daar ook het Fransche schip de Jager werdt bygevoeght) naar Hollandt gezonden. Het eerste dat de Viceadmiraal nu ter handt nam was de reize naar Saleé. Hy hadt in de maandt van Januarius, voor Kadix leggende, aan den Heer David de Vries, Hooftkonsul van weegen hunne Ga naar margenoot+Hoog. Moog. op de kusten van Barbarye, zich onthoudende te Saleé, met een' briefGa naar margenoot† zyne aankomst verwittight, te kennen gevende, dat hy door last der Heeren Staaten zich in 't voorjaar voor Saleé zou vervoegen, om de punten van 't naader verdragh, in 't verleede jaar opgestelt, volkomentlyk te sluiten: den Konsul uit den naame der Heeren Staaten beveelende, dat hy Sid Abdala, Prins van Saleé, daar van kennis zou geven, en ondertusschen 't werk zoo verre bereiden, dat'er t'zyner aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komste Ga naar margenoot+niet zoude ontbreeken dan te sluiten en te teekenen: doch, indien Sid Abdala daar toe niet wou verstaan, dat dan de Konsul zyne goederen in alle stilheit naar Kadix, of eenige andre verzeekerde plaatze, zou verzenden, en ook de Nederlandtsche Schippers waarschouwen om op hunne hoede te zyn: want indien Sid Abdala binnen twee of drie daagen naa zyne aankomste niet zou willen sluiten, dan braght zyn last mede, dat hy, zonder verzuim van tydt, niet alleen de handeling zou afbreeken, maar ook terstondt, by maniere van schaaverhaalingeGa naar margenoot†, de Saleésche scheepen en onderdaanen aantasten, en neemen. Daarna ontfing hy in April een brief van den Prins van Saleé, hem verzeekerende, dat de vreede op zyne aankomste terstondt zou worden geslooten. Derhalven besloot hy, met de Kapiteinen Verveen, van der Hulst, Ooms en Adelaar, derwaarts te zeilen. Ondertusschen liet hy d'andere Kapiteinen met hunne scheepen op de roovers kruissen, of etlyke koopvaarders naar Messina en andre plaatzen geleiden: stellende eenige verzaamelplaatzen, daar men weêr by een, en onder de vlagh, zou koomen. Ga naar margenoot+Den zestienden van April op de reede voor Saleé gekoomen, kon hy door de hooge zee niemant binnen zenden, noch geen tyding buiten krygen, voor den achtienden der maandt. Toen verstondt hy uit Ga naar margenoot+een' brief van den Konsul, dat men 't over de punten der vernieude vreede eens was. Ook zondt de Sid Abdala iemant aan de Ruiters boordt, die hem over de vreede geluk wenschte. De verdraghpuntenGa naar margenoot†, die by den Konsul, en de Gemaghtigden van den Sid den twee-entwintighsten van Maart waaren geteekent, werden met d'eerste gelegentheit naar Hollandt gezonden; op dat ze door hunne Hoogmoogentheden, met hunne toestemming, zouden worden bekrachtight. De Ruiter, hier zyn last hebbende uitgevoert, zeilde terstondt weêr naar Kadix, en stelde ordre op het schoonmaaken van eenige en het kruissen van andre scheepen. Zy kreegen verscheide maalen jacht, zoo op Turken als Franschen, zonder die Ga naar margenoot+te konnen bezeilen. In 't begin van May verstondt hy, voor Kadix, de geruchten van 't beslagh der Nederlandtsche scheepen in Vrankryk, en hadt sedert zomtydts gelegentheit om etlyke Fransche koopvaarders te neemen, doch ontzagh zich iet tegens hen te bestaan zonder last: ook zagh men, dat ze hem ontmoetende de vlucht naamen. Hy kreeg daarna bericht dat men de Hollanders in Vrankryk hardt handelde, en grooten overlast deê. Dit viel hem zwaar te verdraagen, en hy verzocht, met brief op brief, aan den Zeeraadt t'Amsterdam, dat men hem op Livorno, en andere plaatzen, ordre zou toezenden, om ook alle Fransche koopvaardyscheepen te moogen aantasten; op dat hy de gelegentheden om hun afbreuk te doen, die hem daagelyks voorquaamen, moght waarneemen. Hy meende, dat 'er tegens de maandt van September groote kans was om tegens de Fransche Terreneufsvaarders (en ook tegens de Turken, die daar dan gemeenlyk op passen) iet te verrichten; indien 'er slechts ondertusschen nader ordre quam, die hy met groot verlangen te gemoet zagh. Eenige van de zynen quaamen den drie-entwintighsten van May by vyf Turksche roovers, die 't door stilte en met roeijen ontquaamen. Voor Ga naar margenoot+Alikante kon hy vier scheepen, met Fransche goederen gelaaden, hebben vermeestert, maar liet ze, by gebrek van ordre, vaaren. Wat tydts te vooren hadden de Franschen te Marseilje en te Toulon vier Nederlandtsche koopvaardyscheepen, de sint Joseph, d'Aleppo, het witte Lam, en de Fruitboom, eerst in beslagh genoomen, daarna, door last van den Ridder Paul, Onderadmiraal van des Konings zeemaght in de Middelandtsche zee, aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaardt, Ga naar margenoot+het volk daar afgedreven, en met Françoisen bezet, om, tegens wil en dank van de Schippers en koopluiden, tot het overvoeren van etlyke honderden landtsoldaaten naar Italie, gebruikt te worden. Dit strekte tot bystandt van den Hartogh van Modena, die toen den oorlogh tegens Spanje, Ga naar margenoot+in dat gewest, voerde. De Raaden ter Admiraliteit t'Amsterdam, van dat aanhaalen eenige kennisse bekoomende, verstonden, dat de Viceadmiraal de Ruiter, die scheepen, indien hy ze in zee bejegende, van die overlast zou verlossen, voor d'eigenaars verzeekeren, en naar Livorno laaten geleiden. Hier toe zonden ze hem schriftelyke ordre, den veertienden van Junius geteekent. Maar eer hy die noch ontfing, quam hy met de Kapiteinen Pieter van Braakel, Dirk Verveen, Willem van der Zaan, Isaak Ga naar margenoot+Sweers en Jan Ooms, den twee-entwintighsten van die Maant voor Livorno, om zich van brandthout en water te verzien, en naar brieven te verneemen. Hier verstondt hy uit den mondt van den Konsul Jan Satyn, die met de gezondtbark by zyn boordt quam, dat voor Viaregia, (de Ga naar margenoot+zeehaven van den StaatGa naar margenoot† van Luka) ontrent zes Duitsche mylen benoorden Livorno, vyf Fransche oorlogscheepen laagen, met de vier aangehaalde oft genoome koopvaardyscheepen, om daar soldaaten te landen. De Viceadmiraal riep op dat bericht den Krygsraadt, of al de Kapiteinen aan zyn boordt, daar straks beslooten werdt, terstondt het anker te lichten, en den volgenden nacht met den landtwindt gezaamentlyk onder zeil te gaan, en zonder uitstel derwaart zee te kiezen, om hen, waar Ga naar margenoot+'t moogelyk, te betrappen, aantetasten en te veroveren. Maar ontrent twee uuren naa 't ondergaan der zonne ontstak 'er een storm uit den West-zuidtwesten, die wel drie daagen duurde, en zynen toeleg verhinderde. Men most stengen en rees stryken, en hadt genoeg te doen om de scheepen vast te houden. Dan den vyfentwintighsten ontrent den avondt weêr t'zeil gaande, zagh de Ruiter 's morgens, met het aanbreeken van den dagh, de Fransche scheepen noch voor Viaregia leggen, die, hem van Ga naar margenoot+verre in 't gezicht krygende, in der yl zeil maakten, en 't op een loopen, en den koers langs het landt naar de haaven van Spetia of Spessa stelden. Zy waaren toen wel drie mylen vooruit, en deeden hun uiterste best, met al wat goedt kon doen by te zetten, om t'ontvluchten. De Ruiter stelde al de kunst en vlyt van boots- en stuurluiden te werk, om hen met zeilen, en, als 't stil werdt, met roeijen t'achterhaalen, en tot aanklampen en enteren te komen. Dit duurde tot tegen den avondt, toen raakten ze met hun achten in de haven van Spessa, binnen de kasteelen, het negenste, genoemt het witte Lam van Hoorn, liep dicht onder 't landt, Ga naar margenoot+maar 't werdt door de Ruiter bezeilt, en gaf zich, zonder een schoot te schieten, of eenige weêr te bieden, terstondt over: want de Kapitein, Michiel Kourdeau, die op 't schip geboodt, werdt van de Fransche oorlogscheepen, die niet ter wereldt deeden om hem t'ontzetten, verlaaten. Zy dorsten met hun allen den Viceadmiraal de Ruiter met zyn schip alleen niet verwachten; want hy was wel een myl vooruit toen hy 't witte Lam veroverde. Dat schip hadt vierentwintig stukken geschuts, en tsestig soldaaten in. 'T was te vooren by den Schipper Klaas Lambertszoon 't Lam gevoert, en te Toulon, gelyk verhaalt is, aangehouden, of genoomen. De Viceadmiraal zeilde toen tot voor de haven Ga naar margenoot+van Spessa, en bleef daar den gantschen nacht leggen. Den volgenden morgen lichte hy 't anker, en laveerde met de zynen tot binnen in de haven van Spessa. Dit's de vermaarde haven, die by de d'ouden Portus Lunae, dat is, de Haven der Maane werdt geheeten, en van Strabo, om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+zyne grootheit en diepte gepreezen. Terwyl de Hollanders vast inwaart zeilden, zondt d'OversteGa naar margenoot† van 't grootste kasteel van Spessa, een der voornaamste vastigheden, die in de Middelantsche zee worden gezien, een sloep aan de Ruiters boordt, en liet hem aanzeggen, dat hy met zyn scheepen niet verder zou inzeilen, om by de Franschen te koomen; dewyl het een vrye reede was, daar geen vyandtschap moght gepleeght worden. Doch terwyl de Ruiter daar over met den afgezonden boode in woorden en kibbeling raakte, roeide zyn schip met de groote riemen Ga naar margenoot+voort, dicht onder 't kasteel, tot op een steenworp naa aan 't landt, en op een pistoolschoot naa aan 't boordt van de Franschen. Hy werdt van zyne andre scheepen gevolght, die desgelyks hun ankers aan de zyde der Franschen lieten vallen. Hier op zondt de Ruiter in der yl iemant naar den Overste van 't kasteel, hem vertoonende de redenen die men hadt om de Franschen daar aantetasten. Hy antwoordde, dat de Hollanders groot gelyk hadden, dat ze de geenen die hen en andere volken meermaalen hadden beschadight, zochten te bevechten: maar dat het aan hem niet stondt hun daar toe verlof te geven. Dat men desweegen verzoek most doen aan de Heerschappy van Genua. Ga naar margenoot+Toen schreef de Ruiter terstondt een brief aan den Hartogh en de Raaden der Heerschappye van Genua, met verzoek, dat hy de Franschen met hunne toestemming of ooghluiking moght bevechten, of dat men hen zou beveelen uit de haven te vertrekken. Hy bekleedde zyn verzoek met deeze reden: dat de Franschen met hunne rooveryen de zee onveilig maakten, en niet alleen de Hollanders, maar ook d'onderdaanen van Genua ten hooghsten hadden beschaadight: dat ze noch dry Hollandtsche koopvaarders by zich hadden, die met hem, en onder zyn geley, uit Texel waaren gezeilt, om te Marseilje en te Toulon hunnen handel te dryven, maar buiten alle reden waaren aangeslaagen: welke Hollandtsche Ga naar margenoot+scheepen zy noodtzaakelyk hadden over te geven. Ten zelven daage werdt by den Viceadmiraal en zyn' Krygsraadt beslooten, den Kapitein Michiel Kourdeau, met al de soldaaten en matroozen, die men op het schip 't witte Lam hadt gevonden, in de haaven of zeeboezem van Spessa Ga naar margenoot+aan landt te zetten: ten deele om 't gemelde schip daar van te zuiveren; dewyl onder hen veele zieke en ellendige menschen waaren: en ten deele om dat de lastbrief van Kourdeau, door den Ridder Paul geteekentGa naar margenoot‡, alleen medebraght dat hy landtsoldaaren voor Viaregia zou landen, en Ga naar margenoot+dienvolgende onder de roovers niet werdt gereekent. De Ruiter liet toen met een' brief aan den Kapitein Frikambault, Kommandeur van de Fransche scheepen, weeten, dat hy, volk van doen hebbende, de gevangens, op 't witte Lam bekoomen, zou laaten afhaalen, en dat men bereit was om ze hem gewillig te geven. Hy antwoordde, dat men ze aan landt zou zetten, en dat hy ze dan zou laaten haalen. Hier op liet men 't volk aan landt brengen, en Frikambault zocht ze te dwingen om op zyne scheepen te dienen. Doch niet een van hun wou op die scheepen overgaan. Zy zeiden, dat ze met Frikambault, en d'andere Fransche Kapiteinen, als een hoop vrybuiters, die nu in 't naau waaren, geen doen wilden hebben, en vertrokken met barken naar Toulon. Te dier tydtGa naar margenoot‡ quam een Franschman aan Kapitein van Braakels boordt zwemmen, Ga naar margenoot+en verzocht by de Hollanders te moogen dienen. Dees' verhaalde, toen hy van de Ruiter werdt ondervraaght, dat de Franschen 's avondts te vooren hadden beslooten, hunne vyf oorlogscheepen, zoo haast als men ze zou aantasten, in den brandt te steeken, en dan aan landt te vluch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten: Ga naar margenoot+zeggende, dat hunne vierwerken ten dien einde al gereedt laagen. Ga naar margenoot+Doch van een andere kant werdt hy van goede handt bericht, dat 'er zes Fransche oorlogscheepen, en eenige branders, van Toulon werden verwacht. Ga naar margenoot+Dies verstondt hy, dat hy al zyne maght by een most trekken, en zondt den Kapitein Ooms naar Sardinie, om den Kommandeur de de Wildt, die in dat gewest met etlyke scheepen op de roovers kruiste, ontrent Ga naar margenoot+de baay van Kagliari op te zoeken: met last, dat hy zich op het spoedigste naar de haven of zeeboezem van Spessa, en by de vlag zou Ga naar margenoot+vervoegen. Te vooren hadt de Viceadmiraal den Fiskaal Gilbert de Viane, verzelt met eenen Willem van Bergen, die vrywillig met hem voer, met een felouk of bark naar Livorno gezonden, om daar brieven aan den Raadt ter Admiraaliteit t'Amsterdam te bestellen. Hy schreef aan den Raadt, hoe hy de Franschen binnen de haaven van Spessa hieldt bezet, en verzocht, dat men hem ten allereerste zou laaten weeten, wat hy zou Ga naar margenoot+doen, indien die van Genua hen wilden beschermen. Den Fiskaal was Ga naar margenoot+ook belast, naar brieven uit het vaderlandt te verneemen: maar in 't wederkeeren werdt hy van twee Fransche barken onderschept, en, nevens van Bergen, uit de felouk gehaalt, en naar Toulon gevoert. Doch de brieven, te Livorno gevonden, hadt hy, eer de Franschen aan boordt quaamen, voorzichtelyk in zee geworpen. De felouk, daar men den Fiskaal hadt uit gelicht, keerde den eersten van Julius met deeze tyding te rug, en verhaalde, dat de Franschen, die de twee Hollanders met zich naamen, ook al de Italiaanen, die ze in de felouk vonden, hadden geplondert, en hun alles benoomen. Dit liet de Ruiter terstondt aan den Overste van 't kasteel bekent maaken: op dat hy, weetende hoe vyandtlyk de Franschen zelfs met Italiaanen handelden, hun zyne bescherming moght opzeggen. Weinig uuren daarna quam een Afgezant van den Hartog en Heerschappy van Genua aan de Ruiters boordt, de Ga naar margenoot+Heer Lazarus Maria Doria, die hem een' brief van de Heerschappy ter handt stelde, waar by zyn verzoek plat werdt afgeslaagen. Dees Afgezant, die van den Hartog en den Raadt last hadt om met de Ruiter te spreeken, en hem van alle vyandtschap op de reede van Spessa af te maanen, Ga naar margenoot+was een eedele telg van een der oudtste en doorluchtigste stammen Ga naar margenoot+van Genua; uit het geslachte, dat weleer den grooten Andreas Doria voortbraght: dien deeze zeldtzaame lof naagaat, dat hy 't in zyn maght hadt om over zyn vaderlandt heerschappy te voeren; maar dat hy 't liever in zyne vryheit herstelde, en, daar in hersteldt, beschermde. Naa dat de Viceadmiraal den brief van die van Genua hadt geleezen, nam de gemelde Afgezant het woordt, en pooghde het besluit, dat men tot voordeel van de Franschen hadt genoomen, te verdeedigen. Hy bekende wel, dat de Fransche Kapiteinen, die men bezet hieldt, de voornaamste roovers van Toulon waaren: maar hy voegde daar by, dat ze nu in 's Konings dienst waaren, en zestienhondert Fransche soldaaten te Viaregia hadden aan landt gezet, zoo dat de Staat van Genua niet kon toelaaten dat men hen, nu ze zich onder de bescherming van hunne kasteelen hadden begeven, aldaar zou aantasten. De Ruiter was wel drie uuren met hem in gesprek, en gebruikte veele reedenen, om te toonen dat men zyn Ga naar margenoot+verzoek behoorde intewilligen, en zulke zeeroovers niet te beschermen. Daarna zondt hy een' tweeden brief aan den Hartog en Heerschappy van Genua, vernieuwende 't voorgaande verzoek. Hy schreef, hoe hunne Ga naar margenoot+Doorluchtigheden wel bekent was, dat deeze scheepen den Koning van Vrankryk niet toebehoorden, maar byzondere luidenGa naar margenoot†; dat de Kapitei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen Ga naar margenoot+bekende en eerlooze roovers waaren: dat 'er twee onder waaren die men uit Vrankryk hadt gebannen, en voor zeeroovers werden gehouden: dat men die naar alle rechten, al waar 't ook in de haavens van Vrankryk, behoorde aantetasten. Daar by voegende, indien hunne Doorluchtigheden niet toestonden zulke luiden te bevechten, dat ze dan den spot met hun zouden dryven, en meer quaadt doen dan ze ooit gedaan hadden. Dat men ze dan in 't quaadt zou styven. Dat het getal der zeeroovers zou aangroeijen, als ze verstaan zouden, dat ze onder de kasteelen van de Heerschappye van Genua worden gedult. Dat dit zou strekken om den gantschen koophandel in de Middelandtsche zee te bederven. Dat dan meenig eerlyk koopman om hun bedryf zou moeten zuchten. Maar indien men slechts eenen quaadt doender strafte, dat m'er dan weltien van 't quaadt zou afschrikken. Derhalven vertroude hy, dat ze geen beschermers van zulke zeeroovers zouden zyn: dat ook hunne Doorluchtigheden zouden verstaan en oordeelen, dat ze de Hollandtsche koopvaarders, die met hem, en onder zyne hoede, uit Texel waaren gezeilt, terstondt zonder tegenzeggen hadden t'ontslaan en weder te leveren. Doch dat hy, indien die wederlevering niet geschiedde, genoodtzaakt zou zyn te doen, 't geen hy naar recht en reeden zou vinden te behooren. Dat Ga naar margenoot+hy hier op hun naader antwoort en besluit zou afwachten. Ondertusschen stelde de Viceadmiraal op alles goede ordre. Hy liet zyne sloep dicht by de Fransche scheepen leggen, om te zien of zy zich begosten te reppen: en zyne scheepen laagen met alle hunne zeilen ontslaagen. Dus was hy t'aller uure vaardig om hen aantetasten. Hy beval den Kapiteinen, dat ze geen boots of sloepen, naa dat de wacht des avondts was afgeschooten, zouden van boordt laaten vaaren, oft aan boordt koomen, Ga naar margenoot+en dat ze alle barken, die om te kaaydraayen, of hunne waaren te venten, aan boordt zouden koomen, zelfs in persoon zouden onderzoeken, of ze ook in 't verborgen eenig brandttuig in hadden: weetende dat de Franschen van oudts groote vuurwerkers waaren, en dat men tegens de bedekte list niet min hadt te waaken, dan tegens het openbaar geweldt. Hy liet ook twee scheepen op de waght leggen, tegens de hulp, die de Franschen van buiten moght toegezonden worden; en belastte, dat elk schip geduurige wacht zoude houden, en op zyn hoede zyn. 'T was nu, verstondt hy, tydt om op te passen: men hadt hier al de roofscheepen, die uit Provence voeren, en de Nederlanders zoo veel jaaren hadden geplaaght, by een, en de kans stondt schoon om hun de roofzucht te verleeren, en 't rooftuigh t'ontweldigen, of te vernielen. Dus op de wacht leggende, en 't antwoordt van Genua met verlangen verwachtende, zagh hy op den vierden van Julius 's morgens vroeg vier scheepen naar de baay koomen, en zondt hun den Kapitein van der Zaan te gemoet, Ga naar margenoot+om te bezichtigen of het vrienden of vyanden waaren. Daar bykoomende was het de Kapitein Jan Gideonsz Verburg, met de Kapiteinen Schey, van den Bosch en Pieter Salomonsz, die naa den middagh by de Ruiter ten anker quaamen. Ook vondt hy geraaden hen by zich te houden, en voor eerst geen scheepen af te zenden: dewyl de Franschen noch voorgaaven, dat ze in 't kort eenige scheepen van Toulon tot bystandten ontzet zouden krygen. In deezen toestandt van zaaken Ga naar margenoot+wist de Ruiter niet aan wat eindt dat hy 't zou vatten. Hy oordeelde, dat het een bezwaarlyke zaak voor hem was, dat hy hen, zonder uitdrukkelyke ordre, daar zou aantasten: want hy zagh op 't gevolg, en verstondt, dat, indien hy hen onder zulk een sterk kasteel, met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+veel zwaar geschuts voorzien, bevocht, en op die vrye reede vyandtschap pleeghde, dat dan de Franschen, en anderen, de Hollandtsche scheepen altydts op de reede van Livorno, Alikante, Malaga, Minorika, en diergelyke plaatsen, die niet half zoo sterk noch zoo weerbaar waaren, dan deeze haven van Spessa, zouden konnen aantasten en weghneemen, zonder op vryheit van reede of haven te passen. Om zich uit deeze verlegentheit te redden, verlangde hy naar verlof van Genua of naar ordre uit Hollandt. Ook zagh hy te gemoet, dat de Franschen, als hy ze noch eenigen tydt bezet hieldt, by zich zelve, door gebrek van veelerley behoefte, zouden verteerenGa naar margenoot†, en vergaan. Den zevenden der maandt zondt hy de Kapiteinen van Braakel, van der Zaan, Ga naar margenoot+Sweers en van den Bosch naar landt, om by den Heer Lazarus Maria Doria te verneemen, of'er noch geen antwoordt van Genua was gekoomen, en, indien hy noch geen bescheidt hadt, hem aantezeggen, dat Ga naar margenoot+de Heerschappy van Genua, met hen zoo lang op te houden, te kennen gaf, dat ze den Heeren Staaten Generaal weinig ontzagh toedroegh, en kleenigheit aandeed: dat zulks by den Viceadmiraal de Ruiter en zyn krygsraadt zoo niet kon verstaan worden, en dat ze daarom in 't kort antwoordt verzochten, om te weeten wat hun te doen stondt. De Heer Doria antwoordde, met groote beleeftheit, dat hy noch geen antwoordt hadt bekoomen: dat het vertoeven door de besmettelyke en droevige ziekte werdt veroorzaakt, en badt dat men noch weinig daagen geduldt zou hebben. Ook ontfing hy 't antwoordt den tweeden dagh daar aan, en zondt het, door iemandt van de zynen, aan den Viceadmiraal: maar Ga naar margenoot+'t was niet naar wensch, noch hoop. Zy schreeven dat men hun traagh antwoorden ten goede zoude houden: dewyl ze door de schrikkelyke pest, die in hunne stadt, en daar ontrent woedde, en seedert hun eerste schryven twee van de voornaamste uit den Raadt hadt weghgerukt, in Ga naar margenoot+groote benaautheit zaaten. Ten andere dat ook het Fransche leeger op de grenzen van den Staat lag: en dat de Hartogh van Modena hun met een' brief hadt laaten weeten, dat ze voorzichtig hadden te zyn, en toe te zien dat de Fransche scheepen onder hunne kasteelen niet werden beschadigt: of dat de Koning van Vrankryk en hy zulks op den Staat van Genua zouden verhaalen en wreeken. Dat ze in geen staat waaren om vyanden op den hals te haalen, en derhalven verzochten, dat men hen in geen meerder zwaarigheit, met het aantasten der Franschen scheepen, zou brengen. De Ruiter zey tegens den afgezonden, die den brief braght, dat dan die van Genua beschermers van roovers waaren. Hy antwoordde, wy weeten wel dat ze roovers zyn, maar nu houden wy ze voor dienaars van een' maghtigen Koning, en zullen ze als zoodaanige beschermen: dewyl ze des Konings soldaaten voor Viaregia hebben gebraght. Ga naar margenoot+Ook hebben wy des Konings eigen last gezien. Midlerwyl begost het volk van de Fransche scheepen te verloopen. Eenige Nederlanders, die by de Franschen waaren, en een groot getal Franschen, liepen tot de Hollanders over. Veelen zouden zich gaarne te landtwaart in hebben begeeven, maar zy konden niet doorkoomen; om dat men de weegen aan alle zyden, vermits de pest, hadt bezet, en de naabuurlanden niemandt Ga naar margenoot+doorlieten. De Kommandeur Frikambault zondt iemant aan de Ruiters boordt, en verzocht, dat men hem d'overgeloope Françoisen Ga naar margenoot+zou wederzenden. D'ander antwoordde, dat zulks geen krygsgebruik was: inzonderheit als eenige matroozen of soldaaten zaagen, dat ze met groote roovers, en dat teegens hunnen dank, waaren opgescheept. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Daar ontstondt ook onder de Franschen groot gebrek. Vier van hunne Ga naar margenoot+scheepen, en de drie Nederlandtsche koopvaarders, die by hen waaren, hadden geen acht daagen mondtkost, en 't vyfde schip, dat wat beter voorzien was, weigerde den anderen iet bytezetten. Op den zelven dagh toen de Ruiter den tweeden brief van die van Genua ontsing, zagh men de vyf Fransche oorlogscheepen (die nu al twaalf daagen als in den val hadden geleegen) en de drie Nederlandtsche koopvaarders, die ze by zich Ga naar margenoot+hadden, vreezende dat men hen haast zou aantasten, tegens den avondt hunne ankers lichten, en op elkanders zyde dicht aan den grondt korten. Hier laagen ze, als of ze t'Amsterdam in de laag, en voor of binnen Ga naar margenoot+de paalen waaren gezet. Daarna zondt de Viceadmiraal weêr vier Kapiteinen aan landt om by den Heer Lazarus Doria t'onderstaan, of er Ga naar margenoot+geen middel was om 't verzochte verlof van die van Genua te verwerven. Doch hy verzocht en badt met heusche woorden, op alle vriendtschap, dat men de Franschen op hunne reede niet zou aantallen. Ondertusschen Ga naar margenoot+liep de Ruiter met de Hollandtsche scheepen dicht onder 't kasteel. D'Overste van 't kasteel dat ziende, zondt een Kapitein aan de Ruiters boordt, hem verzoekende, dat hy noch d'andere Hollandtsche scheepen niet naader zouden koomen, of dat men genoodtzaakt zou zyn op hen los te branden. Ter zelfste uure was het kasteel met veel krygsvolk vervult, en langs de zeekant laagen de borstweeringen vol soldaaten. Ga naar margenoot+De Franschen naamen toen hunne rees en stengen af, daar zy een boom of vlot van maakten, dat zich uitstrekte buiten hunne scheepen om, dwars over de baay, ontrent een kabel lenghte van 't vaste landt, Ga naar margenoot+tot aan 't groot kasteel toe. Hier laagen ze binnen in. Dit diende op dat men hun by nacht met geen brandttuig zou konnen bykoomen. Voorts braghten ze alles aan landt: zeilen, geschut, kruidt, zak en pak; opentlyk Ga naar margenoot+te kennen gevende, dat ze geen weêr zouden bieden, Zy boorden ook groote gaaten in hunne scheepen, die ze met proppen dicht hielden, om de scheepen, als de noodt zou nypen, in den grondt te laaten Ga naar margenoot+loopen. De Viceadmiraal de Ruiter riep hier op al zyn Kapiteinen, te weeten van Braakel, Verveen, Verburg, van der Zaan, Sweers, Schey, en van den Bosch aanboordt, om t'overweegen wat men zou Ga naar margenoot+doen, of laaten. Naa eenig overleg werdt eenpaarig verstaan, dat men Ga naar margenoot+geen geweldt zou gebruiken voor dat de Viceadmiraal naarder ordre uit Hollandt zou hebben bekoomen. Men zagh ook te gemoet dat het de Franschen in dien staat, niet lang zouden harden, indien hun geen levensmiddelen wierden toegebraght. Ook stelde de Ruiter genoeghzamme Ga naar margenoot+ordre om dat te beletten. Hy beval den Kapiteinen Willem van der Zaan, Pieter Salomonszoon, en Adriaan van den Bosch, zee te kiezen, en buiten de baay t'onderzoeken, of onder de satyen of vaartuigen, Ga naar margenoot+die ze konden aantreffen, ook Fransche barken met leeftoght waaren, om de Franschen, die hy bezet hieldt, te spyzen: met last om ze te veroveren, en binnen de baay te brengen, ja zelfs al waaren 't Genuezon Ga naar margenoot+met Fransche goederen gelaaden. Hy zondt toen ook den Kapitein Dirk Schey naar Livorno, om van daar brieven af te vaardigen, en naar brieven te verneemen. Ondertusschen nam 't gebrek onder de Franschen, en 't verloop van hun volk, van dagh tot dagh toe, 't welk de Ruiter Ga naar margenoot+uit het groot getal der overlooperen vernam. Den veertienden der maandt verstondt hy uit een Italiaan, dat 'er een Genueesche satye met leeftoght voor de Franschen alle uure werdt verwacht. Hier op liet hy de Kapiteinen van der Zaa nen van den Bosch, (die weêr binnen de baay | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+waaren gekoomen) ter yl in zee zeilen, om daar op te passen, en de satye te nemen. In deezen standt van zaaken, toen zich de Franschen in de grootste verlegentheit en benautheit vonden, en byna alle hoop weghwierpen, quam'er onverziens ontzet. De Kapitein Dirk Schey, gelyk verhaalt is, naar Livorno gezonden, om naar brieven te verneemen, braght den zelven avondt, ontrent anderhalf uur naa zon, de tyding der Ga naar margenoot+vreede: of brieven der Heeren Staaten Generaal, en der Raaden ter Admiraaliteit t'Amsterdam, te kennen gevende, dat tusschen den Gezant van Vrankryk en de Gemaghtigden der gemelde Staaten alle de verschillen, ter oorzaake van 't beslagh in Vrankryk, en 't veroveren der twee Fransche scheepen gereezen, tot onderling genoegen waaren opgeheven en ter neêrgeleit: met verderen last aangaande 't wederleveren der twee veroverde scheepen: en hem voort beveelende, dat hy zich voortaan zou onthouden van het neemen oft hinderen van Fransche scheepen, die d'ingezetenen van den Staat niet met 'er daadt Ga naar margenoot+beschaadigden, tot naader ordre. Den inhoudt van dit schryven maakte de Viceadmiraal de Ruiter den volgenden morgen aan al zyne Kapiteinen, en met een' brief aan den Franschen Kommandeur Fricambault bekent. Hy liet hem door den Kapitein Sweers ten eersten aanzeggen, dat hy vryelyk met zyn byhebbende scheepen moght zeilen en vaaren waar en wanneer 't hem geliefde: met aanbieding, dat, indien de Viceadmiraal de Ruiter hem met het een of het ander kon behulpzaam zyn, hem niet geweigert zou worden van 't geen men kon missen. Fricambault bejegende den Heere de Ruiter met gelyke beleeftheit, hem met een' brief Ga naar margenoot+bedankende voor de goede tyding der vreede. De Franschen toonden zich ten hooghsten verblydt, naar gelang van de groote verlegentheit, daar Ga naar margenoot+de tyding der vreede hen uit redde. Ter wederzyde werden ten zelven daage teekenen van vreughde gezien en gehoort, met het uitsteeken van Ga naar margenoot+vlaggen, en het lossen van 't geschut. Des anderendaaghs lichte de Ruiter zyn anker, en ging met de zynen in een anderen inham der zelve haaven of zeeboezem, van de Franschen afgezondert, leggen, en stelde ordre om zyn scheepen spoedighlyk schoon te maaken. Hy ging den achtienden der maandt uit de haaven van Spessa onder zeil, en quam den Ga naar margenoot+volgenden dagh voor Livorno. Daarna zondt hy den Kapitein Pieter van Braakel, als Kommandeur, met de Kapiteinen Verburg, Schey, en van den Bosch, Westwaart aan. om zich ontrent Malaga, en 't naau van Gibraltar al kruissende t'onthouden tot afbreuk der Turksche roovers. Hy zelf stelde zyn' koers, met de Kapiteinen Verveen, van der Zaan, Sweers, en Pieter Salomonszoon, en den koopvaarder 't witte Lam, Ga naar margenoot+naar Toulon. Hier quam hy den vyfentwintighsten der maandt, 's avondts laat, op de reede: maar niemant van zyn scheepsvolk moght 'er landen; om dat ze van de kusten van Genua quaamen, daar de pest noch Ga naar margenoot+fel woedde. Den volgenden morgen zondt hy brieven aan den Ridder Paul, Onderadmiraal van Provence, ook aan de Heeren van d'Admiraaliteit te Toulon, en aan den Nederlandtschen Konsul: hun aandienende, dat hy daar quam, om, volgens 't gemaakt verdragh, het geschut der twee veroverde scheepen overteleveren: dat hy wel last hadt, om ook de twee scheepen wedertegeven: maar dat den Jager naar Hollandt was gezonden, en van daar most koomen: voorts dat hy zyn best zou Ga naar margenoot+doen om 't schip de Koningin, te Kadix verkocht, weêr maghtig te worden, en naar Toulon te zenden. Op dat schryven quam straks een Burgermeester Ga naar margenoot+der stadt, met eenige andere Heeren, ontrent zyn boordt, om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+hem te verwellekoomen, met aanbieding van hunnen dienst, betoonende Ga naar margenoot+groote blydtschap over 't nederleggen der geschillen. Ter zelfste uure verscheen de Kommandeur de Wildt, met de Kapiteinen van der Hulst, Ooms, Jan van Kampen, Gillis Matthyszoon Kampen, Gerbrandt Schatter en Jan Adelaar, op de reede voor Toulon, daar de Viceadmiraal de Ruiter tot den derden dagh most wachten, eer des Konings GemaghtigdeGa naar margenoot†, die 't geschut zou overneemen, van Marseilje kon koomen. Ga naar margenoot+Midlerwyl werdt de Fiskaal Viane met Willem van Bergen (die ontrent Livorno werden gevangenGa naar margenoot*) ontslaagen, en aan de Ruiters boordt gezonden. Daarna quam de Gemaghtigde met een bark by zyn boordt Ga naar margenoot+om met hem te spreeken, doch zy konden, om 't geruisch van den sterken windt, elkanderen niet wel verstaan: dies verzocht de Gemaghtigde, dat de Heer de Ruiter op de kant van 't strandt zou koomen. Zy voeren derwaarts, en traaden ontrent de Lazarette (dus noemt men de huizen daar men de geenen die van pestige plaatzen koomen voor een tydt ophoudt en bewaart, om hunne gezondtheit t'onderzoeken, en de besmetting buiten de steeden te houden) in onderling gesprek, staande ontrent drie vaademen Ga naar margenoot+van elkander. De Heer de Ruiter gaf de reeden van zyne komste te kennen, en de Gemaghtigde betuigde met vriendelyke woorden, dat hy zich over 't verdragh tusschen Vrankryk en Hollandt ten hooghste verheughde, wenschende dat hy den Viceadmiraal aan landt moght bewellekoomen, Ga naar margenoot+en naar zyne waarde onthaalen. Daarna verzocht hy, dat men 't geschut van de twee scheepen in 't schip het witte Lam (dit hadt men weêr aan zynen Schipper Klaas Lambertszoon 't Lam overgelevert) zou laaden, om 't naar Marseilje te voeren. Den volgenden dagh werdt ordre gestelt om 't geschut te leveren: doch daar moght niet een boot of bark van de stadt aan de Hollandtsche scheepen raaken, uit vreeze voor de pest, om 't geschut over te brengen. Derhalve most men zich van de Ga naar margenoot+Hollandtsche boots dienen. Men bracht dan dertig metaale en drieyzre stukken van 't schip de Koningin, en tien metaale stukken van 't schip den Jager, in 't Witte Lam, en des Konings Gemaghtigde gaf schriftelyk blyk van den ontfangGa naar margenoot†. De rest van 't geschut van den Jager was met het schip naar Hollandt: dat van daar naar Vrankryk werdt gezonden. Ga naar margenoot+Naa 't leveren van 't geschut, viel 'er noch eenig geschil over de Ga naar margenoot+Fransche matroozen en soldaaten, die in de haven van Spessa tot de Ruiter waaren overgeloopen, en op de Hollandtsche scheepen verdeelt. Men verstondt en eischte dat hy ze zoude overleveren. Doch hy antwoordde aan den Ridder Paul, Onderadmiraal van Provence, met een' brief van deezen zin,
Weledele gestrenge Heer, Ga naar margenoot+Ik wensche van harten dat ik Uw Ed. met het overleveren van de matroozen en soldaaten, die in de haaven van Spessa op de Hollandtsche scheepen zyn overgeloopen, kon dienen. Doch dewyl ze nu ten hooghsten bekommert zyn voor de strafse, die hun desweegen moght worden Ga naar margenoot+aangedaan, en dat ze onder myne bescherming zyn overgekoomen en aangenoomen, zoo oordeele ik dat het onreedelyk en onbillyk zou zyn, hen tot weghgaan te dwingen, of aan Vw Ed. overteleveren; ten waare dat Vw Ed. eerst met een reegel schrifts, of met Vw Ed. woordt, my verzeekerde, dat hun over die misslagh niet zalmisschieden. Zoo haast als ik die toezegging zal ontfangen hebben, zal ik ze naar uw welgevallen laaten vertrekken. Doch indien Uw Ed. dit niet inwillight, dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+bidde ik my te verontschuldigen, in gevalle ik Vw Ed. in deeze zaake geen verderen dienst kan bewyzen. Ik blyve, met aanbieding van dienst,
Weledele gestrenge Heer, Uw Ed. genege vriendt en dienaar Michiel Adriaanszoon de Ruiter.
Hier op volgde een brief van den Ridder Paul, met beloste, dat hy d'overgeloope Fransche matroozen en soldaaten met allerley gunst zou onstangen Ga naar margenoot+en bejegenen, 't geen hen gerust stelde. De Viceadmiraal de Ruiter hadt de twaalf scheepen, die hier onderzyne vlag waaren, nu, met goedtvinden van zyn' Krygsraadt, in drie esquadres of hoopen verdeelt. De Ruiter zou met zyn eigen schip, en met de Kapiteinen van der Huist, Ga naar margenoot+van der Zaan, en Ooms, al kruissende Westwaart aan zeilen, benoorden d'eilanden van Majorka, Minorika, en Yviça heene, tot de reede van Malaga toe, daar voor eerst de verzaamelplaats zou zyn. De Kommandeur Ga naar margenoot+de Wildt, met de Kapiteinen Jan van Kampen, Gillis Matthyszoon Kampen, en Pieter Salomonszoon, zouden zich al kruissende bezuiden de gemelde eilanden naar de Barbarische kust begeven, insgelyks Westwaart aan. Den Kapitein Dirk Verveen werdt bevoolen, nevens Ga naar margenoot+de Kapiteinen Sweers, Schatter, en Adelaar, al kruissende naar Livorno te gaan, om van daar, ten langsten naa acht daagen wachtens, met de gereedtleggende Hollandtsche koopvaarders insgelyks Westwaart aan te zeilen, en de reede van Alikante en Malaga aan te doen, om daar naader ordre te vinden. Hun werdt bevoolen, indien ze jacht op Turken kregen, die naar vermoogen te vervolgen. Zy gingen den tweeden Ga naar margenoot+van Augustus van Toulon gezaamentlyk onder zeil. Naa eenige daagen zeilens zocht de Ruiter op de reede van Majorka te koomen, om by de Majorkyns, die gestaadig op Algiers vaaren, en altydt goede kennis van de roovers hebben, te verneemen, of d'Algiersche Turken ook in zee Ga naar margenoot+waaren, of haast zouden uitkoomen. Doch hy werdt door een Oostnoordtoosten windt met zulk een kracht van 't landt afgedreven, dat hy zyn voorneemen most staaken, en 't liet doorstaan, stellende zyn koers naar Alikante, en van daar naar Malaga. Tusschen de kaap of uithoek Ga naar margenoot+van Molina en Marbella koomende, schoot de windt Westzuidtwest. Hier op besloot hy draagende te houden, en naar de kaap van Molina te zeilen, om zich te verzien van versch waater: want meest al zyn waater Ga naar margenoot+stonk, en veele van zyne matroozen waaren aan de graauwe en roode loop vast. Naa 't haalen van 't waater zeilde hy te rug naar Malaga, om naar brieven uit het vaderlandt te verneemen: doch die niet vindende, zette hy zyn' koers, met de Kapiteinen van der Hulst en van der Zaan, West aan. Hy liet den Kapitein Ooms ontrent Malaga, met last om zich by 't esquadre van Verveen, dat daar verwacht werdt, te voegen, en nevens hem tot naader ordre binnen 't naau der Straat te kruissen. Den twintighsten zeilde de Ruiter door 't naau van Gibralter, en quam noch den zelven dagh buiten de Purkos van Kadix ten anker: dewyl Ga naar margenoot+de windt uit de baay woey, en de eb in 't waater was. Tusschen Rota en Kadix laagen toen zeventien Engelsche scheepen, die hy met Ga naar margenoot+stryken, en negen eerschooten, begroette, daar van d'Engelschen met gelyk getal van schooten op werdt geantwoordt. Hy raakte noch dien zelven avondt naa 't ondergaan der zonne voor de stadt op de reede. Hier leggende heeft hy terstondt alle vlyt aangewendt, om, volgens d'ordre der Heeren Staaten, 't Fransche schip de Koningin, dat, gelyk meer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maalen Ga naar margenoot+gemeldt is, van de Spaanschen was gekocht weêr maghtig te worden: Ga naar margenoot+en braght door den Hartogh van Medina Celi, en den Onderadmiraal van Spanje, dien hy daar over aansprak, zoo veel te weeg, dat men 't eindelyk afstondt en wederleverde, mits betaalende de kooppenningen, daar voor gegeven. Maar toen men 't weêr overleverdeGa naar margenoot†, was het uitermaate lek en reddeloos, en men hadt veel werks, met timmeren en toerusten, eer men 't in staat braght om eenighzins zee te houden. Weinig Ga naar margenoot+daagen te vooren hadt de Viceadmiraal kennis gekreegen, hoe de Heeren Raaden ter Admiraaliteit t' Amsterdam meenden, dat hy geen genoeghzaame reeden had gehadt, om dat schip aan de Spanjaarden te verkoopen. Hier op schreef hy een' brief tot zyne verontschuldiging aan hunne Ed. Moog. die hier op uit quam, dat hy de reeden van dat verkoopen den achtsten van April hadt overgeschreeven: dat hem d'ouderdom Ga naar margenoot+en de reddeloosheit van 't schip daar toe hadt geperst: dat al wat'er op of aan was niet docht. Voorts beriep hy zich op 't geen hunne Ed. Moog. uit den Kapitein de la Lande, die 't schip zelf hadt gevoert, desaangaande hadden verstaan; en op het getuigenis van al de Kapiteinen, die eerst by 't schip waaren geweest, en naa dat ze 't bezichtight hadden, oordeelden, dat het onbequaam was om daar eenig volk meê Ga naar margenoot+te waagen: dat hy 't derhalve hadt verkocht ten voordeele van 't Landt, en op een' hoogen prys: dewyl 't in Hollandt geen twee duizendt stukken van achten zou waardig zyn: dat hy daar in d'ordre van hunne Ed. Moog. hadt gevolgt, die in 't negende punt van zyn berichtschriftGa naar margenoot† hadden bevoolen, dat zoo wanneer de veroverde scheepen zoo reddeloos moghten zyn, dat ze zonder groote kosten, boven de waardy, daar aan te doen, niet in 't vaderlandt zouden konnen gebraght worden, men dan, naa overneeming van 't geschut, de hollen, en 't geen men daar voorts by zou laaten, aan den meestbiedende voor gereedt geldt, ten overstaan van den Konsul der Nederlanderen, indien 'er een waare, en van twee of drie Kapteinen, daar toe te maghtigenGa naar margenoot‡, zou verkoopen. Dit had hy gedaan: zoo dat zyns bedunkens hunne Ed. Moog. geen reeden hadden Ga naar margenoot+om daar over misnoeght te zyn. Korts daarna quam de Kommandeur de Wildt, met den Kapitein Jan van Kampen, en een koopvaarder, in de baay van Kadix, zonder eenige roovers gezien te hebben. Ga naar margenoot+Ontrent deezen tydt vertoonden zich zes Engelsche oorlogsscheepen dicht by Kadix, en daarna quam de Kommandeur Stooks met dertien zeilen voor de baay ten anker. Doch hy ondernam niet tot naadeel der Nederlandtsche koopvaarders, die daar af en aan voeren. Ondertusschen waaren de Hollanders hier neerstig doende met het schip de Koningin: ook maakten ze hun eigen scheepen schoon en klaar, en naamen de leeftoght in, die ze te Kadix hadden gelaaten, en ook 't geen verder, t'hunnen Ga naar margenoot+behoeve, uit Hollandt was aangekoomen. Den tienden van September ontfing de Viceadmiraal tyding, dat de Kapiteinen Jan Gideonszoon Verburg, Gillis Kampen, en Pieter Salomonszoon, die onder 't bevel van den Kapitein Pieter van Braakel op de roovers kruisten, ontrent Tetuan een Turks roofschip met tien stukken hadden verovert en te Malaga opgebraght: en dat ze noch een Turks fregat in den grondt Ga naar margenoot+hadden geschooten en verbrandt: doch dat het volk aan landt vluchtte, zoo dat ze maar twee Mooren en zes Christe slaaven hadden bekoomen. Ga naar margenoot+Den volgenden morgen deed de Ruiter sein om onder zeil te gaan, en elk lichtte zyn anker. Maar de Kommandeur de Wildt raakte Ga naar margenoot+in 't uitlaveeren op den Diamant, een steenklip onder waater, daar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+met halve vloedt maar drie vaadem waater is, aan den grondt vast, met groot gevaar van 't schip te verliezen: want het stiet wel een half uur op den grondt, en zyn roer af: doch dat werdt, toen 't los raakte, straks weêr aangehangen. Daar quaamen eenige stukken houdt van de kiel en van den vuuren huidt opdryven, jaa stukken van een vaadem langte. De Ruiter voer terstondt naar zyn boordt, en beval dat het schip straks inwaart tot achter 't Puntaal zou zeilen, daar men beschut leit voor alle winden, en een schip bequaamlyk kan zetten om schoon te maaken. Hy zondt daarna eenige barken t'zyner hulp aanboordt, met een Spaanschen duiker, om onder waater te bezichtigen of te voelen, of 't van noode Ga naar margenoot+was te kielhaalen, of niet. De Spaansche duiker ging eenige reizen onder waater, en bevondt dat alleen de looze kiel, en de voering van den vasten kiel was afgestooten, zonder dat de kiel of huidt eenige schaade hadt geleeden. Door dit ongemak werden de Hollandtsche scheepen Ga naar margenoot+dien dagh opgehouden. Ook liep de windt tegen, en stak 's naamiddaghs zoo hardt op, dat men most blyven leggen. Des anderendaaghsGa naar margenoot* ging de Ruiter weêr 't zeil: doch hy liet den Kapitein Jan van Kampen by de Wildt, om hem in 't kort te volgen. Op den avondt most hy door Ga naar margenoot+den sterken Westen windt weêr ten anker koomen. Met den dagh maakte hy weêr zeil, en laveerde naar d'Engelsche vloot, die noch ontrent de baay ten anker lag. Doch de Kapitein Ga naar margenoot+van der Zaan verloor zyn anker Ga naar margenoot+in 't lichten. Naa den middagh quam de Ruiter, nevens den Kapitein van der Hulst, by den Engelschen Admiraal of Kommandeur: maar Ga naar margenoot+van der Zaan, en 't Fransche schip de Koningin, konden hen niet volgen, en mosten weêr ten anker koomen. Men bevondt nu hoe langs hoe meer dat het Fransche schip niet in staat was om by storm en onweêr zee te bouwen. D'Engelsche Admiraal Johan Stooks lagh hier nu met twintig zeilen, en liet zomwyle eenige scheepen af en aan zeilen, Ga naar margenoot+om op de Spaanschen te kruissen. De Ruiter zondt, na de gewoonlyke scheepsbegroetingen van 't stryken met eerschooten, (daar beleefdelyk op werdt geantwoordt) zynen Kapitein Berchem, met den Fiskaal Viane, aan zyn boordt, om hem mondeling te groeten. Ook geschiedde deeze bezending ten verzoeke van eenige Nederlandtsche Schippers, die te Kadix laagen, en, naar sint Lukar willende zeilen, om daar wol te laaden, door de Ruiters voorspraak zochten verzekert te zyn, dat hun d'Engelschen dat niet zouden verhinderen. De Kapitein en de Ga naar margenoot+Fiskaal werden van den Engelschen Admiraal Stooks, die ziekelyk was, heusch bejegent en vriendelyk onthaalt. Daar op zondt hy drie Kapiteinen aan de Ruiters boordt, te weeten Jan Smit, Fonk, en Lopyn, die hem bewelkoomden: en met eene tekennen gaven, dat d'Admiraal Stooks ten hooghsten wenschte om hem te zien en te spreeken: en op het vriendelykst verzocht, dat hy ten dien einde aan zyn boordt zou koomen: daar Berchem en Viane noch byvoegden, dat hun Stooks hadt gezeit, dat hy gaarne zelf by den Viceadmiraal de Ruiter zou koomen, indien 't hem zyne ziekelykheit en zwakheit niet belette. De Ruiter, die hem lang hadt gekent, en staat maakte op zyne vriendschap en gunst, was gerust in zyne oprechtigheit, en besloot hem te wil te zyn. Hy wist wel dat een Viceadmiraal niet licht uit zyn schip moght gaan, doch hy verstondt, dat die ordre zagh op vyandtlyke, of twyffelachtige en bedenkelyke tyden, als'er reedenen waaren van wantrou, achterdenken, of quaadt vermoeden; en steunde nu op de vreede, die den Engelschen en Nederlandtschen Staat aan elkandere hadt verbonden. Hy begaf zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dan (vertrouwende, dat de Heeren Staaten, noch de Raaden ter Admiraaliteit niet quaalyk zouden neemen, dat hy zynen ouden, bekenden, Ga naar margenoot+en ziekelyken vriendt eens ter loops in zyn schip bezocht) naar zyn boordt, vergezelschapt met den Kapitein van der Hulst, den Fiskaal Viane, en Jakob van Meeuwen van Dordrecht, die toen op zyn schip voer, in welker byzyn hy een half uure met hem sprak. Zy bejegenden elkander als oude en trouwe hartvrienden, die, naa lang afweezen, elkander onverziens ontmoeten, met betuiging van hertelyke Ga naar margenoot+genegentheit, en onderlinge blydtschap. Hun gesprek raakte de vryheit van de zeevaart en koophandel. De Ruiter verzocht, dat Stooks die niet zou hinderen, maar handthaven. Ook vondt zyne reede zoo veel ingang, dat Stooks, in 't byzyn van eenige zyner Kapiteinen, aan de Ruiter beloofde, dat hy de Hollandtsche koopvaardyscheepen zoo veel gunst en vriendtschap zou bewyzen, als zyn eer en eedt zou toelaaten: dat hy ze zou laaten zeilen werwaart dat zy wilden, indien ze slechts geen verboode goederen in hadden. Hy zeide, dat meest al de Hollandtsche scheepen zulke goederen binnen Kadix braghten: dat hy dat ongaarne hoorde; dat hy zeekre en naauwe kennis hadt van 't geen in die stadt omging, en wat daar werdt gelaaden en ontlaaden. Daarna ontsloegh hy, op de Ruiters voorspraak, vier Spanjaarden, die by hem gevangen waaren, en to onde met allerlei heusheit en goedt onthaal hoe hoogh hy zynen vriendt achtte; die wel voldaan van zyn boordt scheidde, en 's nachts ontrent d'Engelschen ten anker bleef leggen, om naar van der Ga naar margenoot+Zaan en 't Fransche schip te wachten. Zy quaamen met den morgen, en toen stelde hy, nevens hen, zynen koers naar 't naau van de Straat, om d'andere scheepen, onder zyne vlag behoorende, op te zoekenGa naar margenoot†. Ontrent drie mylen door 't naau geraaktGa naar margenoot*, achterhaalden hem de Kommandeur de Wildt en Kapitein Jan van Kampen: en ontrent Fuengirola, tusschen Marbella en Malaga koomende, zyn hem de Kapiteinen Dirk Schey, Jan Ooms en Adriaan van den Bosch ontmoet; die met hem Ga naar margenoot+'s avondts voor Malaga ter reede quaamen, daar hy ook den Kapitein Pieter van Braakel vondt. Hier werdt beslooten, het Fransche schip de Ga naar margenoot+Koningin, onder 't geleide van de Kapiteinen Jan van Kampen en Dirk Schey, naar Toulon te zenden, met last om 't aldaar, volgens d'ordre van hunne Hoogmoogentheeden, aan den Gemaghtigde van den Koning van Ga naar margenoot+Vrankryk overteleveren. DaarnaGa naar margenoot‡ quaamen ook de Kapiteinen Jan Gideonszoon Verburg, Gillis Matthyszoon Kampen, en Pieter Salomonszoon Ga naar margenoot+te Malaga op de reede. Te deezen tyde ontsing de Viceadmiraal de Ruiter brieven van de Heeren Staaten en de Raaden ter Admiraaliteit, den tweeden van Augustus geteekent, met last en ordre, dat hy zyne onderhebbende 's Landts scheepen voor zoo lang als moogelyk was met Ga naar margenoot+waater zou voorzien, en dan op de kusten van Portugaal gaan kruissen, om zich te vervoegen by de vloot, die, sterk veertíen scheepen, onder Ga naar margenoot+de vlagge van den Heer van Wassenaar naar Portugaal zou gezonden worden: of om tusschen de Barlings of Barlengas (dit zyn kleene eilanden ten Noordtwesten van Lisbon gelegen) en den hoek van sint Ubes, of Setuval kruissende, de komst van den Heer van Wassenaar, of des zelfs ordre, te verwachten. De L. Admiraal, te vooren Ga naar margenoot+bekent door den naam van Opdam, voerde nu den tytel van Heere van Wassenaar; om dat hy niet lang te vooren die Heerlykheit hadt bekoomen. De Prins van Ligne hadt de gemelde Heerlykheit, die, meer dan hondert jaaren geleeden, door het trouwen van vrou Ma- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
riaGa naar margenoot†, Ga naar margenoot+oudtste dochter van Johan den tweeden, Heer van Wassenaar, met Jakob, Graaf van Ligne en Fauquenberg, aan dat huis was gekoomen, aan den Heer Pieter Nooms, Ambachtsheer van Arlanderveen, verkocht. Maar de Heer van Opdam vertoonde by geschrift aan de Heeren Staaren van Hollandt, dat de gemelde Heerlykheit het stamgoedt was van het oudt en adelyk geslaght van Wassenaar, waar uit hy in wettige manlyke afkomste was gesprootenGa naar margenoot*: met verder verzoek, dat hunne Ed Groot. Moog. de zelve Heerlykheit zouden gelieven te naaderen, of te doen naaderen, en aan hem te gunnen en overtegeven; mits dat hy de penningen, daar voor in den koop uitgelooft, zou opbrengen: Waar op by de gemel de Staaten werdt goedtgevonden en verstaan, dat de Heeren Raaden en Meesters van de Rekeningen over hunne Ed. Groot. Moog. middelenGa naar margenoot† de Heerlykheit van Wassenaar, 't zy by naasting, 't zy by overlaating van koop, of andersins, aan den vertoonder zouden doen hebben, en den zelven daar mede verleyen, mits dat het gemeene Landt dienaangaande buiten lasten en kosten zou werden gehoudenGa naar margenoot‡. Dus quam de L. Admiraal tot het bezit van deeze Heerlykheit, die in Hollandt in oudtheit uitsteekt. Want men plagh van oudts van de drie doorluchtighste stamhuizen der Hollandtsche Ridderschap met een gemeen spreekwoordt te zeggen, Wassenaar is d'oudtste, Brederoode d'edelste, en Egmondt de ryksteGa naar margenoot*. De toerusting ter zee, die hunne Hooghmoogentheden de Heeren Staaten, geduurende d'onlusten met Vrankryk, genoodtzaakt waaren te doen, wilden ze niet vergeefs of om niet gedaan hebben: derhalven vondt men geraaden, zich van de zeemaght, boven gemeldt, te dienen, om den Koning en 't ryk van Portugaal tot reden te brengen, en Ga naar margenoot+de vergoeding van 't ongelyk en der schaade, die men verstondt dat de Portugeezen den Staat en des zelfs ingezetenen in Brazil en elders hadden aangedaan, gewaapender handt te eischen en te bevorderen. Men hadt nu beslooten de Portugeezen de voorwaardenGa naar margenoot† van vreede, die men hunnen Gezant in den Haage weleer hadt aangebooden, en nu naar de gelegentheit der tyden en zaaken waaren verandert, te doen aanneemen, of hun den oorlogh aan te zeggen. Ten dien einde werden de Heeren Michiel ten Hove en Gysbert de Wit nevens de vloot, onder Ga naar margenoot+den Heer van Wassenaar, derwaart gezonden. Men liet ook den Viceadmiraal de Ruiter by naarder aanschryving weeten: dat, indien, voor en aleer zich de L. Admiraal Wassenaar by hem hadt gevoeght, de Portugeesche vloot, die uit Brazil verwacht werdt, moght aankoomen, of eenig ander rykgelaade uitgaande of inkoomende schip of scheepen, de Portugeezen toebehoorende, hy dan zoodaanige vloot, schip of scheepen, zou trachten op en aantehouden, of te verzeekeren; om daar door d'aantestellen onderhandelinge tusschen de Gemaghtigden van den Staat (die hunne Hoog. Moog. derwaart zonden) en de Portugeezen te beter voort te zettenGa naar margenoot†, en tot een goedt einde te brengen: en ingevalle de gemelde vloot, schip, of scheepen, zich zouden willen verweeren, dat hy ze dan met geweldt zou aantasten, bevechten, en veroveren: daar zoodaanige kloekmoedigheit, voorzichtigheit, en soldaatschap in pleegende, als naar gelegentheit van zaaken zou konnen geschieden. Dit schryven was den twintighsten van Augustus geteekent, en 't quam den Viceadmiraal eerst den achtienden Oktober voor Kadix Ga naar margenoot+ter handen. De vloot onder den Heer van Wassenaar, L. Admiraal van Hollandt, liep den vyfden van September, sterk twaalfoorlogscheepen, een advysjacht en een behoeftfluit, uit de Maaze in zee, voeren- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Ga naar margenoot+het schip d'Eendraght, met zesentseventig metaale stukken, en driehondertvyfentwintig Ga naar margenoot+mannen. Hy quam den vyfentwintigsten voor Kaskais, Ga naar margenoot+aan de mondt van de riviere van Lisbon ten anker. De Heeren Ten Hoove en de Wit, GemaghtigdenGa naar margenoot† der Heeren Staaten, voeren ten zelven daage met een jacht de rivier op, en, naa dat men hun hadt toegelaaten in de stadt te komen, deeden ze daar hunne intreede met koetsenGa naar margenoot‡ Den tweeden dagh daar aan werden ze, op hun verzoek, by de Koninginne moeder, die 't ryk met eenige Grooten, by de minderjaarigheit van den Koning haaren zoon, regeerde, ten gehoore ontfangen. Ga naar margenoot+Zy deeden hun voorstel en eisch: te weeten, dat men al wat men den Nederlanderen in Brazil en elders hadt benoomen, zou wedergeven, en al hunne schaade vergoeden. Doch in 't eerste gesprek, dat ze met drie BewindtsluidenGa naar margenoot† van staat, over hun voorstel, hadden, konden ze Ga naar margenoot+genoeg bemerken, dat men tot geen wederlevering, noch vergoeding zou verstaan: en naa verscheide t'zaamenspreekingen en onderhandelingen, Ga naar margenoot+zeiden de Portugeezen rondt uit, dat ze beslooten hadden niet een voet landts wederom te geven. Hier op werdt de handeling afgebrooken. Maar eenige daagen te vooren hadt men al de Nederlandtsche koopvaardyscheepen, Ga naar margenoot+die te Lisbon, en te sint Ubes laagen, verbooden te vertrekken, tot nader ordre. De Gemaghtigden der Heeren Staaten lieten door den Nederlandtschen Konsul, Wouter van der Hoeve, by 't Hof alles aanwenden, op dat de koophandel zonder verhindering hunnen loop moght hebben; dewyl door de Hollandtsche vloot de minste daadt van vyandtschap niet werdt gepleeght. Hy vertoonde met eene, dat door dit ontydig beslag eerst oorzaak tot verwydering werdt gegeven. Doch hy kon niet verwerven, en werdt met goede beloften opgehouden. Daarna verzochten de Nederlandtsche Gemaghtigden, dat ze hun afscheidt van haare Majesteit moghten neemen, om hunnen last te voltrekken. Doch men zeide, dat de Koningin onpasselyk was, en hun Ga naar margenoot+geen gehoor kon geven. Hier op hebben ze een beslooten brief aan den Geheimschryver van staat, Pedro Vierra de Silva, ter handt gestelt; zeggende, dat het hun leedtwas, dat ze, vermits d'onpasselykheit van de Koninginne, d'eere niet konden genieten om een behoorlyk afscheidt van haar te neemen, en daarom verzochten, dat hy dien brief uit hunnen naame, aan haare Majesteit in eige handen geliefde te leveren: 't geen hy beloofde te zullen doen. De brief gaf te kennen, al wat ze hadden aangeboden, en gedaan, om de geschillen met vriendtschap by te leggen: en dat ze, dewyl alles vergeefs was, gelast waaren den oorlogh aantekundigen, Ga naar margenoot+gelyk zy deeden. Hier op gingen de Heeren Ten Hoove en de Wit, kort daaraan, t'scheep, en quaamen den drieëntwintighsten van Oktober in de Hollandtsche vloot; den Heer van Wassenaar bekent maakende, dat de vreedehandel was afgebrooken, en d'oorlog aangekundight. Ga naar margenoot+Daarna vertrokken ze met twee pakketboots, onder 't geleide van Ga naar margenoot+den Kapitein Hek, naar 't vaderlandt. Eenige daagen te vooren werdt 's Landts vloot versterkt met vier oorlogscheepen van de Ruiters esquadre, Ga naar margenoot+onder den Kapitein Verveen. De Ruiter quam den zesentwintigsten van Oktober met tien scheepen van oorlog, en een waterfluit, onder de vlagge; hebbende noch twee scheepen te Kadix gelaaten, die met den eersten zouden volgen. Met deeze hulp was 's Landts vloot nu sterk zeven of achtentwintig zeilen. Geduurende hun verblyf op en ontrent de kust van Lisbon werden verscheide Portugeesche scheepen, ofscheepen die Portugeesche goederen inhadden, verovert, en ook eenige voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Ruiters aankomft. Men onthieldt zich eenigen tydt ontrent de rivier van Lisbon, daar men, af-en aanzeilende, meer met stormen dan met Ga naar margenoot+vyanden hadt te worstelen. Den dertighsten der maandt quaamen de Viceadmiraalen de Ruiter en Pieter Floriszoon aan 't boordt van den Heer van Wassenaar, daar het punt van zyn berichtschrift, dat van de t'huisreize Ga naar margenoot+sprak, werdt overwoogen, en voort beslooten, dat men noch tot Ga naar margenoot+den twaalfden van November zou blyven kruissen, tusschen de Barlengas en den hoek van sint Ubes, dertig of veertig mylen van den wal, en dan met het eerste quartier der maane opduwen, en naar 't vaderlandt Ga naar margenoot+zeilen. Korts daarna werdt de vloot in drie esquadres of hoopen verdeelt: het eerste onder 't gebiedt van den L. Admiraal Wassenaar, het tweede onder den Viceadmiraal de Ruiter, en 't derde onder den Viceadmiraal Pieter Floriszoon. Men giste toen dat de vloot ontrent den middag op de hooghte van Roxent was, niet veel min dan veertigh mylen van 't landt. 'S avondts ley men Westnoordtwest aan, tot ontrent middernacht: toen werden zommige der Hollandtsche scheepen, en onder anderen de Ruiter, een vreemdt vuur gewaar, en etlyke scheepen zonder vuur: daar elk, die 't zagh, straks naar toe wendde, maakende met Ga naar margenoot+schieten en vuuren veel geruchts, en omziens. 'T was een gedeelte der Portugeesche suikervloot, ontrent veertig zeilen sterk, die, uit Brazil koomende, onder de Hollanders vervielen. Toen deed elk zyn best: d'een om t'achterhaalen en te neemen, d'ander om te vluchten en zich te bergen. De Viceadmiraal de Ruiter veroverde 's nachts ten twee Ga naar margenoot+uuren het fluitschip de Fortuin, gelaaden met zeshondertenvierentwintig Ga naar margenoot+kisten suiker, en duizendt huiden. Hy was toen, nevens etlyke andere Hollandtsche scheepen, in 't midde van de Portugeesche vloot, en Ga naar margenoot+hoorde hier en daar schieten: maar 't werdt zoo donker, met dichten reegen, dat men quaalyk van achter tot voor in 't schip kon zien. Evenwel werden in dien nacht, in den volgenden morgenstondt, en daarna, noch Ga naar margenoot+verscheide Portugeesche scheepen bezeilt en genoomen. De Kommandeur de Wildt veroverde twee scheepen: de Kapiteinen Aart van Nes en Abraham van der Hulst elk desgelyks twee: de Kapiteinen Jan de Liefde, Christiaan Eldertszoon, Pieter van Braakel, Willem van der Zaan, Jan Ooms, Jan Adelaar, Gillis Matthyszoon Kampen, en Gillis Janszoon, elk een, t'zaamen vyftien scheepen. Doch eenigen melden, dat 'er noch zes werden verovert, daar my geen zeeker bescheidt van is voorgekoomen. De Heer van Wassenaar hadt des nachts, door de duisterheit, geen kennis van d'aankomste der Portugeesche suikerscheepen. Hy hoorde dat'er in d'eerste wacht achter in de Hollandtsche vloot werdt geschooten; doch hy meende, dat het naar een van 's Landts scheepen was. Daarna zagh hy eenige seinen, en schoot ook een seinschoot, waar op hy 't over staag wendde, en liep ontrent een myl Oostnoordtoost op: maar de donkerheit vermeerde, zonder dat hy iet kon verneemen. Toen smeet hy 't om de Zuidt, en nam zyne marszeilen in. Dus liet hy 't dry ven tot dat de dagh aanbrak, met mist en reegen, zoc dat hy slechts Ga naar margenoot+drie van 's Landts scheepen kon zien: dewyl de scheepen, door de jacht, in 't donker waaren verspreit en verstrooit; die nu weer allengs by de vlagh quaamen. De Kapitein Verveen riep hem eerst toe, dat een deel Portugeesche scheepen onder de vloot waaren geraakt, en eenige daar van genoomen. De Viceadmiraal de Ruiter quam tegens den avondt aan zyn boordt: verhaalende, hoe hy een fluitschip hadt verovert, en uit de Ga naar margenoot+gevangenen verstaan, dat 'er noch vierenveertig scheepen zouden volgen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+die, twaalf daagen geleden, op de Noorder breedtte van negenentwintig en eenendertig graaden, door onweêr van d'andere waaren afgeraakt: dat de vloot van de Brazielsche kust zeilende, uit vierentachtigh scheepen bestondt, hebbende zeven oorlogsscheepen tot geley by zich; daar ze niet van wisten of zy voor of achter waaren. Op dit bericht wendde de vloot Zuidtwest aan; op hoope van de volgende Portugeesche scheepen t'ontmoeten. Ga naar margenoot+Midlerwyl mosten eenige Kapiteinen met hunne suykerpryzen, die door hunne lekheit niet langer zee konden houden, van de vlag scheiden: zeilende naar Vigo, in Gallicie, een van de naaste havens die ze konden bekoomen. Uit andere pryzen liet men eenige suikerkisten lichten, om ze te beter te redden. Naa vier daagen zeilens en kruissens, zonder Ga naar margenoot+iet aan te treffen, riep de Heer van Wassenaar de Viceadmiraalen de Ruiter en Pieter Floriszoon te raade, om t'overleggen wat men verder diende te doen. Hier werdt aangemerkt, dat zommige der Portugeesche pryzen, om hunne lekheit, gevaar liepen van zinken, en niet lang konden gaande houden: dat naa alle waarschynlykheit d'overige scheepen der Brazielsche vloote alreedts binnen Lisbon, en elders, daar zy t'huis hoorden, waaren aangekoomen; dewyl men sedert den vyfden daar niet van hadt vernoomen: voorts dat 's Landts vloot zoo schaars van versch water was verzien, dat men moeite zou hebben om het tot de t'huiskomst te Ga naar margenoot+doen strekken. Derhalve werdt, om de gemelde reedenen, en om de lekke pryzen in behoude haven te brengen, beslooten, den koers noch den zelven avondt naar 't vaderlandt te zetten: doch met eenen werdt goedt gevonden, dat de Kapitein Verburg, met de Kapiteinen van den Bosch, Jan Matthyszoon en Bakker, tot den veertienden der maandt op de kust van Portugaal, zoo dicht onder de wal als zonder gevaar kon geschieden, zouden blyven; om aldaar zoo lang te kruissen, en een galjoot op te zoeken, dat men wist dat met brieven van de Heeren Staaten was afgezonden. Daarna vorderde de vloot reis, maar eer men op de kust van Engelandt quam waaren veele scheepen genoeghzaam ten Ga naar margenoot+einde van water: zoo dat de Heer van Wassenaar zich genoodtzaakt vondt achter Poortlandt, voor de stadt Waymouth met eenige scheepen Ga naar margenoot+op de reede te loopen: daar men zich uit een kleene stroom, die van 't dorp Sutton, voorby Preston, in zee loopt, met water verzagh. Eenige andere scheepen en pryzen mosten zich naar Plimout, of Pleimuiden, en andre Engelsche havens, door storm en gebrek van water, begeven. Ga naar margenoot+De Ruiter hadt veel sukkeling met zyn prys, het schip de Fortuin, dat zyn roer door storm verloor, en door hem, dewyl hy met dat roerloos schip de vlagh niet kon volgen, naar Torbaay werdt gesleept; daar hy met zwaar weêr en groot gevaar ten anker quamGa naar margenoot*, en wel tien daagen, door 't vernieuwen en aanhangen van 't roer, en door storm, werdt opgehouden. De windt en zee was even straf: ook begost de koude Ga naar margenoot+te nypen, en de bergen laagen vol sneeu. Den derden van December ging hy, nevens de prys, weêr onder zeil, en quam den zesten met het ondergaan der zonne in 't gat van Texel: daar hy, tot driemaalen toe, op den dorpel stiet, met geen kleen gevaar van schip en leven: tot dat hy eindelyk met den donker binnen raakte, en tot voor den Helder, en van daar onder 't Schildt zeilde. De Heer van Wassenaar quam den zevenden binnen de haven van Hellevoetsluis. Ook raakten d'andere scheepen, weinig vroeger of laater, in behouden haven. |
|