Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het leven van den heere Michiel de Ruiter,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dapper bedryf te kost te leggen: met voornemen van in dit werk, daar Ga naar margenoot+Godt zynen zeegen toe geve, my op 't naauwste te houden binnen de paalen van d'opperste wet der Historischryveren, en, de waarheit alleen ten dienst staande, zoo wel de misslagen der vrienden als den lof der vyanden te melden: altydt gedenkende dat ik schryf niet van oude tyden, daar de geheughenis duyster is, maar van zaaken meest onlangs voorgevallen, en als onder d'oogen van veelen, die 'er deel aan hadden, die ze holpen verrichten, of daar by waaren, vrienden en vremden, en die my ongetwyffelt, indien ik in deeze wyde zee van veelerhande voorvallen, door gunst of haat, van den koers der waarheit afdwaalde, zouden bestraffen en beschaamen. Ook zal ik, naar den raadt van een' Schryver, die zich dit stuk grondig verstondt, my zelven in deezen arbeidt altydt voor oogen stellen, dat ik niet alleen schryf voor de tegenwoordige, maar meest voor de volgende tyden, en voor naakomelingen, die zonder zucht van de verhaalde zaaken zullen oordeelen. Om hier te minder te missen, ben ik voorneemens my tot dit werk te dienen van de zeekerste bescheiden, dagh -en gedenkschriften, en de bondighste bewyzen van oogh-en oorgetuigen, die ik kon bekoomen; niet willende dat men my verder geloof geve dan de waarheit verdient. Voorts zal ik de zaaken met dit onderscheidt verhaalen: d'eerste jaaren van zyn leven en toen hy buiten dienst van 't Landt de zee boude, daar ik 't minste bescheidt van vondt, kortelyk overlopen: maar 't vervolgh, naar 't gewicht der stoffe, en naar de kennis die ik daar van bequam, breeder ontvouwen: inzonderheit de zaaken onder zyn eigen bevel en beleidt, als Admiraal, tegens Turken, Engelschen, Franschen, en Zweeden, op verscheide tyden en plaatzen, uitgevoert. Kleene en geringe dingen zal ik niet aanroeren, ten waare dat eenige byzondere reden, of aanmerkenswaardige omstandigheit, anders vereischte. Ik ga een werk aan dat ryk is van stoffe, en vol van allerley veranderinge, van voor-en tegenspoedt. Want al vindt men hier niet dan de Historie van een mans leven, daar zullen zich nochtans geschiedenissen in mengen van verscheide volken, die hy bestreedt of beschermde, en getuigen waaren van zyne daaden en deughden. Hier zal men nu dien Zeeheldt, door dit verhaal, zoo veel doenlyk is, in alle de deelen en staaten zyns levens, te voorschyn brengen: en hem zien opwassen tot een' heldren Heldenspiegel, daar allerley straalen van hooge deughden uit glinsterden, die byna alle zeen des aardtryks met zynen glans verlichtte, en d'oogen van de grootste Monarchen en Koningen der Christenheit naar zich trok. Hier zullen Spanje en Portugaal, Denemarken en Sweden, Engelandt en Vrankryk, ja gantsch Europe, Afrika en Amerika tot tooneelen van zyne doorluchtigheit verstrekken: verplichte Koningen hem vereeren, verloste slaven hem danken, en verdeedigde volken, ryken en staaten hem erkennen voor den Verlosser, die hen in d'uiterste verlegenheit, door de hulpe des Almagtigen, meer dan eens heeft geredt, hunne havens ontslooten, en hunne zeen gevrydt. Doch onder al wat hier wonderlyk en lofwaardig was, zal dit het grootste wonder zyn, en den meesten lof verdienen, dat hy, die by anderen zoo groot werdt geacht, by zich zelven zoo kleen was: achtende dat hem de minste eere niet toequam van al d'overwinningen, onder zyne vlagh bevochten: en Gode alleen en in't geheel d'eere toeschryvende van al zyn bedryf en geluk. Ga naar margenoot+DE RUITER dan, op dat dit verhaal van zyne afkomste een' aanvang neeme, is van geringe, doch eerlyke en onbesprooke voorouderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesprooten, herkomstigh van Bergen op Zoom, die Brabantsche stadt, in onze oorlogen zoo vermaardt door het uitstaan van twee strenge belegeringen. Ga naar margenoot+Zyn grootvader, Michiel genoemt, hadt den Lande eenigen tydt in den oorlogh gedient, en begaf zich, dat leven moede, met zyn vrou, kindt, en een dienstmaaght, daar zyn gantsche gezin uit bestondt, op een landthoeve buiten Bergen op Zoom, de Goot genaamt, om zich daar met den akkerbou te geneeren. Terwyl hy hier met twee paarden, die zyn' meesten rykdom uitmaakten, zich in den arbeidt van 't landt oeffende, en met naarstigheit zyn huisgezin bezorgde, quam hem, door de moedtwil der soldaaten, groot leet over. Noch de geringheit zyner slechte gelegentheit, die gemeenlyk verachting of mededoogentheit baardt, noch het voorrecht van zyn' voorgaanden staat, als die voordeezen onder de zelve vaandelen hadt gedient, konden hem, noch zyn vee, van geweldenarye bevryden. Eenige ruiters roofden zyn twee paarden, en braghten ze naar 't Hollandtsch leeger. Die schade kon hy niet verzetten, want hy zagh 'er zich zelven en zyn gezin door bedorven. Derhalven besloot hy, hebbende te vergeefs aan d'Oversten over den overlast geklaagt, zich zelven te helpen. Hy vernam waar zyn paarden graasden, nam zyn slagh waar, en voerde ze heimelyk wegh, die brengende op een veilige plaats wat ver van zyne wooninge, om die voor eerst voor d'oogen der roveren te verbergen. De soldaaten hunnen roof missende, gisten wie ze hun hadt ontvoert, en trokken terstondt naar zyn huis, meenende daar de paarden te vinden: doch ziende dat zyne voorzichtigheit hen hadt verkloekt, dreef hen de spyt en toorn tot booze wraak. Sy staaken, om hunnen moedt te koelen, het vuur in 't dak van zyne armelyke wooninge, dat terstondt d'overhandt nam. In d'onsteltenisse van dit onverwacht voorval, terwyl man, vrou, en dienstmaagt, door een'trek, alle schepselen tot hunne behoudenis ingeschapen, gedreven, om zich zelfs te redden, vol schriks door de vlam Ga naar margenoot+buitens huis liepen, lagh hun onnoozel kindt, een zoon, Adriaan geheeten, te Bergen op Zoom gebooren, op zolder, in een wiege gebaakert, in een' vasten slaap. Maar de vlam der ouderlyke liefde tot hun eenigh kindt, veel heftiger brandende dan 't ander vuur, ontstak terstondt het moederlyk hart, door den indruk der vreeze, en 't gevaar van haaren zoon, zoo dat ze, zich met een meer dan mannelyken moedt weêr in 't huis wierp, voorneemens met haar kindt te leven of te sterven. Dus Ga naar margenoot+vloogh ze, niet aan 't lichaam hebbende dan haar onderrok, door rook en vlam naar de zolder, rukte haaren zoon uit de wiege, die, van boven nedergeworpen, van den vader en dienstmaagdt in een deeken werdt ontfangen. Daarna sprongh de moeder, hebbende haar liefste pandt uit den vuure geberght, door een venster of opening op der aarde, zonder zich te bezeeren. Dit was de wonderbaare behoudenis van dien Adriaan Michielszoon, dien de goddelyke voorzienigheit uit het vuur wou trekken, om door hem den zeeheldt Michiel de Ruiter ter werelt te brengen. D'Engelsche Schryver, die een kort verhaal van des Heldts Leven in 't licht braght, verhaalt, dat de Ruiter zelf dus werdt geberght, doch hy werdt door verkeert bericht misleidt, den zoone toeschryvende 't geen den vader was bejegent. Michiel, de vader van 't gebergde kindt, het geweldt van 't woedende vuur met de zynen dus ontvlooden, van alles ontbloot, en zoo naakt als de waarheit deezer historie, vondt zich in d'uiterste verlegentheit, en niet gereeder dan naar Bergen op Zoom te trekken. Hier des morgens vroegh aengekoomen, verstrekte hy met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyn gezin een deerlyk schouspel van ellende voor zyne meedoogende landtsluiden, die hem volgens den Nederlandtschen aardt met deernisse Ga naar margenoot+bejegenden, bystonden, en middelen verschaften om door zynen arbeidt te bestaan. Zyn gebergde zoon, Adriaan Michielszoon, tot zyn jaaren gekoomen, onthieldt zich te Vlissingen, en troude aldaar in den jaare mdxcviiiGa naar margenoot† met Alida Jans, die in 't volgende jaar, korts naa 't baaren van een dochter, overleedt. In den jaare mdciGa naar margenoot‡ is hy te Vlissigen ten tweeden maale getrout met een maaghdt van den zelven naam als zyn eerste vrou, Alida Jans van Middelburgh, die den by naam van de Ruiter voerde. Eenigen zeggen dat haar vader den Lande voor Ruiter hadt gedient, en dat ze dien naam daar van ontleende. Doch zeker Deensch Geslachtreekenaar zocht onlangs te toonen, dat deeze Alida Jans uit het oudt en zeer edel geslaght van Reuther, dat in Denemarken en andre Noordtsche landen zyn verblyf hadt, was gesprooten, en dat de L. Admiraal Marten Harpertszoon Tromp, nevens den Deenschen Admiraal Koert Adelaar, van moeders zyde uit den zelven stamme waaren afgekomen. Maar van zyn gevoelen, en den gestachtboom by hem opgestelt, is my geen bewys, hier toe noodig, gebleeken. Dies houde ik my aan dien anderen oorsprongh, gelovende dat haar vader ruiter was geweest. Adriaan Michielszoon met haar in echt getreeden, voer eerst ter zee, en werdt naamaals een Bierdraager te Vlissingen; die sich altydts vroomelyk droeg, en naar zyne kleene gelegentheit goedt arms Ga naar margenoot+en mildaadigh was. Hy teelde by zyn tweede huisvrou vyf zoonen en zes dochters, en onder die elf was d'Admiraal, wiens leven ons staat te beschryven, het vierde kindt, naar zyn' vaderlyken grootvaader Michiel genoemt, en naar zyne moeder, (of gelyk anderen meenen naar zyn moeders broeder, die te paardt hadt gedient) De Ruiter: hebbende noch een zuster uit halven bedde van 's vaders weegen, boven gemeldt. Uit dat groot getal van twaalef kinderen kan men afneemen den geringen staat der ouderen, door het daagelyks vermeerderen van den last der huishoudinge, die uit kleene winst most bestaan. Van zulke ouderen Ga naar margenoot+voortgekoomen, kon hy geen aanzienlykheit noch luister van zyn geslachte ontleenen: maar was in dien deele veel groote mannen gelyk, die van laagen stamme door deught of geluk tot de hooghste trap van eere opsteegen. Themistokles, de beschermer der Grieksche vryheit, die Ga naar margenoot+d'oorlogsvloot van Xerxes by Salamis verwon, was de zoon van een gering burger: Demosthenes werdt van een zwaardtveeger, of messemaaker, Ga naar margenoot+geteelt. De vader van Koning Ptolomeus, naar wien al de Koningen Ga naar margenoot+van Egipte, zyn' naazaaten, Ptolomeen werden geheeten, was Lagus Ga naar margenoot+een gering soldaat: en Agathokles, Koning van Sicilie, van een pottebakker voortgekoomen. Zoo dat de Ruiter en de zynen, ziende op zulke voorgangers en lotgenooten, zich zyner afkomste niet hebben te schaamen, maar het strekt hem tot roem, dat hy zyn adeldom, door Godts genade en zegen, van zich zelven hadt, en geenen voorouderen behoefde Ga naar margenoot+dank te weeten. 'T is ook by alle verstandigen de grootste en pryswaardighste adel, die, van geenen anderen, maar van zich zelven beginnende, door eige deughdt en heldendaaden werdt verworven. Ook leeren zulke voorbeelden, dat den wegh tot eere en vermaardtheit, hooghe ampten en waardigheden, voor niemant geslooten is: dat de palm en laurier in 't midden hanght, en dat zelf de geringste van aanzien en afkomst in 't worstelperk der deught de hooghste pryzen kan winnen. En nooit wordt een Staat beter gedient, dan daar men ziet dat ook de diensten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der kleensten beloont worden; en dat de geringhsten, by trappen door de steilte der gevaarlykheden opstygende, den hooghsten top der glorie bereiken. Ga naar margenoot+Zyn vaderlandt was Zeelandt, of 't eilandt Walcheren, zyn geboortestadt Vlissingen: de vermaarde zeehaven, die haar weêrgaâ naaulyks vindt in de gantsche werelt: daar Keiser Karel de vyfde, die naaukeurige onderzoeker der gelegentheit van landen, steden en kusten; van plag te zeggen, dat ze de sleutel der zee was. 'T is ook de stadt, die ruim honderdt jaaren geleden, het uitheemsch juk afwerpende, den eersten steen holp leggen tot het gebou van den vryen Staat: die weleer Ewout Pieterzoon Worst, Joost de Moor, de Bankers, d'Evertzoons; en veel andre Zeehelden voortbraght. Hier werdt de Ruiter den vierentwintigsten Ga naar margenoot+van Maart, 's morgens ten acht uuren, in den jaare mdcvii gebooren. Dit was het jaar in 't welk de handeling van het twaalfjaarig bestandt haaren aanvang nam, toen d'Aartshartogen, Albertus en Isabelle, weinig daagen te vooren, verklaarden, te vrede te zyn met de Staaten van de vereenighde Nederlanden te handelen, als de zelve houdende voor vrye Landen en Staaten, daar op haare Hoogheden niet hadden te zeggen. Toen quam onze Zeeheldt, die tot bevestiging van 's Landts vryheit (in die verklaaring van de vyanden voor d'eerstemaal erkent) zoo meenighmaal en zoo gelukkelyk heeft gestreeden, tot heil des vaderlandts ter werelt. Dat zelve jaar is ook in onze Historie aanmerkelyk door den vermaarden scheepstrydt voor Gibralter, daar d'Amsterdamsche zeeheldt Jakob van Heemskerk in zyne overwinning, ontrent een maandt naa deezen Ga naar margenoot+geboortedagh, zyn leven liet. In d'eerste kindtsheit, die de Ruiter te Vlissingen doorbraght, zagh men terstondt klaare blyken van zyn' stouten inborst: ook dat hy zeer levendig, woelende en werkzaam was, toonende zyn moedigheit, en wakkerheit. Naaulyks tien jaaren oudt geworden, was hy, op een tyd dat men aan den hooghen kerktooren te Ga naar margenoot+Vlissingen iet hermaakte, boven het paalwerk der stellaadje, tot op den ronden kloot der toorenspitze geklautert: daar hem de luiden, om laagh staande, met verwonderinge en schrik zaagen zitten, (te meer om dat het arbeidtsvolk de ladders, die tot afklimmen kosten dienen, onverziens hadden weghgenoomen) vreezende dat hy in 't afdaalen te pletter zou vallen: maar hy diende zich van de hielen zyner schoenen, en brak 'er etlyke leyen meê, om iet te hebben daar hy zich aan hieldt, en quam met behulp zyner gezwinde leden, armen en beenen, weêr gelukkelyk beneeden. Zoo hoogh klom in zyne kindtsheit, en met zoo veel gevaars, die in zyne manlyke jaaren, langs de trappen van alle scheepsdiensten, en alle de gevaarlykheden der zee en der vyanden, tot de hooghste zeeampten zoude opklimmen. In de schoolen, daar zyne ouders hem bestelden, om te leeren leezen en schryven, kon hy niet duuren, en rechte zoo veel ranken van kinderlyke losheit aan, met vechten en smyten, dat de Schoolmeesters hem ter schoole uitjoegen. In de gevechten der jongens, die in de Zeeuwsche en andere Nederlandtsche steden dikwils voorvallen, was hy gemeenlyk de voorste, en droegh zich als Kapitein, en daar hy voorging en vocht, hadt men gemeenlyk d'overhandt. Zoo dat men in die kinderstryden de voorteekens zagh van zyn volgende leven, en daaden. In die jonge jaaren was zyn eerste werk te Vlissingen in de lynbaan der Heeren Lampsens te gaan, en hy won daar zes stuivers 's weeks: 't welk hy naamaals, L. Admiraal van Hollandt geworden, dikmaal plagh te verhaalen. Doch de lynbaan kon het knechtken, dat een zeeman most worden, niet lang houden. Hy had geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+behaagen in dat leven, noch handtwerk, en paste zoo weinig op, (in, zyne voorgaande kinderlyke uitspoorigheden voortgaande) dat men hem haast moede werdt, en niet langer met hem te doen wou hebben. Dies verstondt men dat hy most vaaren, daar zyn hart naar jookte. Ook plag hy sedert te zeggen, dat hy in zyne jonkheit nergens toe dogt dan om ter zee te vaaren. Hy quam zoo haast niet t'scheep of men zagh in hem een geheele verandering. Straks was hy zoo stil, zoo naarstigh, en gehoorzaam in 't scheepwerk, dat men in hem met reden niet kon Ga naar margenoot+verwenschen. In den jaare mdcxviii, in 't elfde jaar zyns ouderdoms, op Sint Stevensdagh, raakte hy voor d'eerste maal in zee, en voer eerst voor Hooghbootsmans jongen, daarna voor matroos, tot dat hy, door alle scheepsbedieningen opklimmende, Stuurman en daarna Schipper werdt. Op het schip, daar hy voor Hooghbootsmans jongen voer, was te dier tydt een Neger, weleer voor slaaf verkocht, maar toen vry, en te Vlissingen, naa 't aanneemen van den Christelyken godtsdienst, gedoopt, en Jan Kompany geheeten, die zyn speelgezel werdt, en dien hy, by verloop van tydt weêr in zyn vaderlandt geraakt, lang daarna in een' anderen staat wonderlyk ontmoette, in 't vervolgh te melden. In den jaare Ga naar margenoot+mdcxxii diende de Ruiter, naaulyks vyftien jaaren oudt geworden, te lande, nevens etlyke andere matroozen, voor Konstapel, of Busschieter: eerst in 't landt van Kleef, in 't leger der Heeren Staaten, ten tyde dat Prins Maurits, die beroemde Krygsoverste, daar d'aanslaagen van de Spaanschen zocht te stuiten. Dees hadden toen veel Ga naar margenoot+volks in 't landt van Kleef by Xanten, Wezel en andere plaatzen, by een: en veinsden, daar ontrent heen en weêr trekkende, als of zy iet voorhadden op eenige grensvesting van den Staat, in Gelderlandt of Overeyssel, tot dat eenige van hunne andre legerbenden, door bevel van den grooten Veldtheer Spinola, Steenbergen bemaghtigden, en voor Ga naar margenoot+Bergen op Zoom rukten. Hier werdt in der yl veel volks te waater binnen gezonden, ook veel Busschieters, en onder de zelve de Ruiter, die toen, zoo jong als hy was, mans soldy begon te trekken, en zich in dat beleg manlyk droeg. Hy kocht daar een paardt, waar van hy zich stoutelyk diende, en in d'uitvallen verscheide maalen buit op Ga naar margenoot+de Spaanschen haalde. In 't zelve jaar begost hy ten oorlogh te vaaren, en werdt eerlang voor Hooghbootsmans maat aangenoomen: ook toonde hy zyne kloekmoedigheit in verscheide tochten. Eens onder d'eerste matroozen enterende, en in een vyandtlyk schip overspringende, werdt hy Ga naar margenoot+met een halve piek in 't hooft gequetst, doch niet doodelyk: en meenen eenigen dat dit d'eerste en eenige wonde was, die hy den gantschen tydt zyns levens, in ontelbaare gevaarlyke toghten ontfing, tot den lesten schoot toe, die hem in zyn' hoogen ouderdom 't leven koste. Doch anderen verhaalen, dat hy op een anderen tydt, noch voor matroos vaarende, toen eenige Biskaaische of andre Spaansche scheepen zyn schip naamen, ook in zyn slinker arm, of handt, werdt bezeert, en nevens Ga naar margenoot+al 't scheepsvolk geplondert en gevangen. Maar aan landt koomende, ontsprong hy zyn bewaarders, en ontliep het. Doch toen vondt hy zich in geen kleene verlegenheit, van alles ontbloot en in een vremdt landt: dies most hy, in 't gezelschap van noch twee matroozen, door Vrankryk, meest te voet, naar 't vaderlandt keeren. Ook perste hen de noodt met hun drien by beurten, onder 't reizen, hunnen noodruft langs den wegh aan de huizen van bermhertige menschen te zoeken: tot een klaar bewys dat de godlyke voorzienigheit somtydts mannen, die ze boven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veele anderen wil verheffen in d'allergrootste ongelegenheit en armoede laat vervallen: op dat ze, tot beteren staat gekoomen, en hun tegenspoedt gedenkende, te meer meêdoogen zouden hebben met d'ellenden van anderen. Daarna voer hy etlyke jaaren meest ter koopvaardy, in dienst van de Heeren Kornelis en Adriaan Lampsens, boven gemeldt. Deeze Laampsens waaren twee gebroeders, voortreffelyke Koopluiden te Vlissingen, groote lief hebbers des vaderlandts, en d'oudtste werdt meermaalen Burgermeester in zyn vaderlyke stadt verkooren, en daarna wegens Zeelandt gemaghtight ter vergaderinge vande Staaten Generaal. De Ga naar margenoot+Ruiter dus ter zee vaarende, oeffende zich een' geruimen tydt met groote opmerkinge en vlyt in de stuurmanskunst, en al wat noodig was om de strekkingen der landen en kusten te kennen; de breedtte der plaatzen af te meten; de lenghte t'onderzoeken, of naar de regelen der kunst te gissen en uit te vinden; voorts d'afwyking der naalde gaâ te slaan, en daar door goeden koers te zetten, en wat tot het beleidt der zeevaart meer Ga naar margenoot+wordt vereischt. In den jaare mdcxxxi,Ga naar margenoot† het vierentwintighste zyns ouderdoms, verbondt hy zich in echt met zyne eerste huis vrouwe, Maria Velters van Grypskerke, die tien maanden daarna in 't kraambedde van 't eerste kindt, een dochter Alida genoemt, met het kindt overleedt. Ontrent Ga naar margenoot+dien tydt Stuurman geworden, heeft hy zich in dien dienst zorgvuldigh gequeeten, en verscheide reizen gedaan: onder andere met het schip den Groenen Leeu, en den Schipper Jochem Janszoon naar Groenlandt, in den jaare mdcxxxiii: en in den jaare mdcxxxv naar 't landt Mauritius, het Oostersche gedeelte van 't eilandt Magellanica, by de Ga naar margenoot+Straat van le Maire. Hier werden op zeekeren nacht verscheide scheepen, daar 't zyne onder was, ontrent de vyf klippen met zulk een' zwaaren Ga naar margenoot+storm, uit den Zuidtzuidtwesten, beloopen, dat ze zich in den uitersten noodt vonden, en daar alle meenden te blyven. Eenige vervielen tegens het ys: andere kreegen 't landt met verlies van ankers en touwen. Een van de scheepen verloor zyn zeil met drie ankers, en liep tusschen een klip en d'ysbergen. Het schip van de Ruiter, met noch een ander, raakte noch in een baay zonder schaade. Weinig tydts daarna, Ga naar margenoot+op den derden Pinxterdagh, woey de windt zoo hardt uit de wal, dat de touwen braaken, en 't schip met het ys in zee dreef, op Godts genade. Eerst dreven ze noordelyk heenen tot by den middagh, toen schoot de windt West. Zy maakten de fok klaar, en boorden zoo door 't ys met een' vreesselyken storm. De fok woey tot tweemaal uit de lyke. Dus quaamen ze ter middernacht met een zeil benoorden de ysbergen, met groot gevaar van schip en lyf; want hoe kleen zy het zeil maakten 't woey aan stukken, en zy zagen geen andere uitkomst dan in het ys of tegens de wal te dryven. In deeze benaautheit meenden ze 't ys te kiezen, maar ziende een hoek afsteeken, liepen ze derwaarts, kreegen grondt, lieten 't anker vallen op zes of zeven vadem waters, en braghten daatelyk hunne kabels aan landt, daar ze die aan de klippen vast maakten. Hier vonden ze goedt weder onder 't hooge landt, Godt dankende voor de verlossing Ga naar margenoot+uit zoo grooten noodt. In 't volgende jaar mdcxxxvi begaf hy zich ten tweeden maale in den huwelyken staat, en troude met Kornelia Engels van Vlissingen, met wie hy ruim veertien jaaren in groote eendraght leefde, en verscheide kinders teelde. In den jaare mdcxxxvii Ga naar margenoot+voer hy voor Kommandeur op een van de kruissersGa naar voetnoot†, die door zommige koopluiden en anderen werden toegerust, om op de Duinkerkers te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kruissen, verzelt met noch een schip onder 't bevel van Joost van Sluis. Op deezen toght heeft hy een schip, dat naar Oostende wou, genoomen, en opgezonden, en daarna noch een Hamburger lorrendrajer verovert. Toen viel 'er geschil onder de matroozen van de twee kruissers Ga naar margenoot+om den buit, het scheepsvolk van de Ruiter begost te muiten. Zy wilden alle naar huis. Dus scheidden de twee scheepen van elkandere, en d'onwilligheit van de Ruiters boodtsvolk nam zoo toe, dat hy zich genoodtzaakt vondt binnen te loopen. Maar eer hy in quam, kreegh hy Ga naar margenoot+ontrent Blankenberg een vloot van dertien Duinkerkers in 't gezicht, die recht op hem afquaamen: maar hy zette al zyn zeilen by om 't gevaar t'ontgaan, en ontdonkerde hun op den avondt: want hy verstondt dat het geen dapperheit, maar vermetele reukeloosheit zou zyn, zich, buiten noodt, met een enkel schip te willen waagen tegens zoo ongelyke maght, en bewaarde zich zelven tot beterkans. In wat gewesten hy in de jaaren mdcxxxviii en mdcxxxix heeft gevaaren, is my, by gebrek van aanteekeningen, niet gebleeken: maar in den jaare mdcxl, Ga naar margenoot+ten dienst van de Heeren Lampsens, Schipper geworden, deedt hy met het schip Vlissingen een reis naar Pernambuk of Fernambuk, in Brazilie. Doch naar huis keerende, en ontrent Kalis in Vrankryk koomende, Ga naar margenoot+zagh hy twee Duinkerksche fregatten, en dat d'eene een prys by zich hadde, dien hy hem ontjoeg, zonder dat de Duinkerker eenige teegenweer boodt om zynen roof te behouden. Die reize gelukkelyk volbraght hebbende, voer hy in 't lest van November weêr naar Fernambuk, en quam den zevenden van Januarius, des jaars mdcxli binnen 't Recif. Daarna liep hy ook in zyn herwaartsreize naar Westindie, en de Karibische eilanden, de Barbados, Sint Christoffel en Sint Eustatius; daar hy zynen handel dreef, en verscheide waaren verruilde. In al die reizen toonde hy zich zelven zeer vlytig in 't gaâslaan en waarneemen van zaaken, die tot het opdoen der kusten konden dienen, en bevondt verscheide misslagen in de gemeene zeekaarten: welke ondervindingen hy zorghvuldig in zyn journaalen of daghregisters aanteekende; weetende dat een kloek zeeman op zulke dingen moet acht geven, om zich van die waarneemingen te dienen, en goeden koers te zetten. Onder anderen was by hem in twee toghten, als hy van Braziel naar de Karibische eilanden over stak, gemerkt, dat de gemelde eilanden wel hondertdertigh mylen meer Oostwaart lagen, dan Ga naar margenoot+de kaarten aanweezen. In 't begin van May van zyne leste Brazielsche reize weêr te Vlissingen gekoomen, raakte hy korts daarna, in de maandt Ga naar margenoot+van Junius, d'eerstemaal, als Kapitein ter zee, in dienst van den Staat. De Portugeezen hadden den Koning van Spanje en zyn juk den eersten van December in den jaare zestienhondertenveertigh verworpen, en den Hartogh van Bragance, onder den naam van Don Johan den vierden, tot Koning verklaart. Waar op de Heeren Staaten der vereenigde Nederlanden, poogende hunnen vyandt in dat geweste werk te geeven en optehouden, korts daarna beslootenGa naar margenoot† een vloot van twintig scheepen, Ga naar margenoot+wel gemant, en verzien naar behooren, onder een goedt en ervaaren Hooft, in zee te brengen: om op en langs de kusten van Spanje, en de ryken daar onder behoorende, tot af breuk der vyanden, en aanmoediging van den nieuwen Koning, Don Johan den vierden, gebruikt te worden. Deeze by standt werdt daarnaGa naar margenoot‡ wegens den Staat ook belooft, in 't verdragh Ga naar margenoot+tusschen hunne Hooghmoogentheden en den Gezant van Portugaal, Tristan de Mendoça Furtado, in den Haage geslooten. De Heeren Staaten zouden vyftien oorlogsscheepen en vyf fregatten naar Por- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tugaal zenden: en weegens den Koning van Portugaal werdt belooft, dat hy op zyn eigen kosten gelyk getal van scheepen en fregatten zou koopen of inhuuren, om met de vloote van deezen Staat tot afbreuk van den Koning van Spanje, den gemeenen vyandt, zee te kiezen: voorts dat hy in Portugaal noch tien of meer galjoenen zoude toerusten, en die voegen by de gemelde vloot, ten zelven einde. Zyn Hoogheit, den Prinse van Oranje, werdt by de Heeren Staaten maght gegeven, de vloot, die men van hier derwaarts zou zenden, met bequaame Kapiteinen te voorzien. By die gelegentheit werdt ook op de Ruiter De Ruiter wordt Ga naar margenoot+gelet, die nu zoo veel proeven van kloekmoedigheit hadt gegeven, en zoo veel naams verworven, dat zyn Hoogheit, op 't goede getuighenisse zyner landtsluiden, hem niet alleen tot Kapitein stelde, op 't schip de Haaze, maar met eenen tot Schoutbynacht over de geheele vloote. Dit geschiedde den twintighsten van Junius in 't Leger voor 't Huis te Gennip tot Offelen, en de lastbrief tot het Kapiteinschap, hem toen gegeven, luidde als volght. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[20 Juni 1641]Ga naar margenoot+FREDRIK HENDRIK, by der gratie Godes Prins van Orange, Grave van Nassau, Katzenelebogen, Vyanden, Dietz, Lingen, Meurs, Buuren, Leerdam, Marquis van der Veere en Vlissingen, Heere en Baron van Breda, der stadt Grave, en den Lande van Kuik, Diest, Grimbergen, Herstal, Kranendonk, Warneston, Arlay, Noseroy, St. Vyt, Daasburch, Polanen, Willemstadt, Niervaart, Yssestein, St. Maartensdyk, Geertruydenberge, Chasteau Regnard, de Hooge en laage Swaluwe, Naaldwyk, Erfburchgrave van Antwerpen en Bezançon, Erfmaarschalk van Hollandt, Gouverneur van Gelderlandt, Hollandt, Zeelandt, en Westvrieslandt, Zutphen, Vitrecht, Overyssel, stadt Groeningen, en d'Ommelanden, Kapitein Generaal en Admiraal der vereenighde Nederlanden. &c. Allen den geenen die dezen jegenwoordigen zullen zien ofte booren lezen, salut. Naadien de Hooge enae Moogende Heeren Staten Generaal der vereenichde Nederlanden voor goedt en raadtzaam aangezien hebben eene vloote van twintig schepen tot secours van den Koning van Portugaal t' equiperen en naar Portugaal te zenden, onder 't beleidt van den E. Arnout Gysels, als Admiraal van de voorschreeve vloote, en dat het overzulx haar Hooge en Moogende belieft heeft ons t' auhorizeren, omme de voornoemde schepen met bequaame en ervaare Kapiteinen te verzien, doen te weten, dat wy geinformeert zynde van de vromigheit, experientie, en getrouwigheit van Michiel Adriaanszoon de Ruiter, den zelven tot Kapitein van een der voorschreve schepen, genoemt de Haze, gestelt en gecommitteert hebben, stellen en committeren mitsdeezen, hem maght en bevel gevende van zich by ordre van den voorschreeven Admiraal te laten gebruyken tegen de Spanjaarden haare adherenten en andere vyanden van de vereenighde Nederlanden, en den zelven zoo te waater als te lande allen mogelyken afbreuk te doen: welverstaande dat hy onder 't pretext van dezen niet en zal mogen beschadigen eenige koopluiden ofte ingezetenen van de voor schreve vereenighde Nederlanden, nochte hunne vrunden, ofte de geenen daar mede zy in eenige alliantie ofte neutraliteit staan, inzonderheit niet den onderzaat des heyligen Ryks, der Koningkryken van Vrankryk, Grootbritanje, Portugaal, Denemarken, Zweden, Polen, item van de Republyke van Venetie, den grooten Hertoge van Tuskanen, nochte van anderen, die met de vyanden der voorschreven Nederlanden geene gemeenschap hebben: tot welken einde hy gehouden werdt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich te reguleren naar den ArtykelbriefGa naar margenoot† en ordonnantie hem voor te houden, gelyk mede alle de buiten ofte prinzen die hy zoude mogen verooveren, behoorlyk te leveren in de handen van de genen, die hem aangewezen zullen worden, omme by de zelve wettelyke kennis genomen te worden van de deugdelykheit of ondeughdelykheit van dien, en behoorlyke verdeelinge daar van gemaakt te werden, volgende d'ordonnantie daar op gemaakt, ofte als noch te maaken. Verzoekende dienvolgens allen Koningen, Potentaten, Prinsen, Republyken en andere personen, van wat staat, digniteit, ampt en conditie de zelve zonden mogen wezen, eenen yegelyke naar eisch van zyne hoogheit, staat en qualiteit, ordonnerende en bevelende daar benevens wel expresselyk allen Oversten, Kolonellen, Viceadmiraalen, Kapiteinen, Bevelhebberen, en voorts allen anderen in dienst van de voorschreve vereenighde Nederlanden, en onder onzen gebiede wezende, den voornoemden Michiel Adriaansz de Ruiter voor onzen bestelden Kapitein te houden en t' erkennen, en overzulks hem met zyne Officieren, scheepsvolk en goederen niet alleen vry en vrank te laten varen, keeren, stil leggen, en afzeylen, allomme daar 't hem van nooden zal weezen, maar hem ook alle genade, gunst, en bevorderinge te betoonen: 't welk wy jegens eenen yegelyke, gelyk dat naar elks hoogheit, staat, ampt ende conditie behoort, bereits zyn te verschuldigen, en 't erkennen. Ende doen die geene die in der voorschreeve Nederlanden dienst, en onder onzen gebiede zyn daar aan onze ernstige meyninge. Des ten oirkonde hebben wy dezen met onzen naame onderteekent, en onzen zegel daar onder doen aanhangen. Actum in 't leger tot Offel, den zo Juny 1641. was ondertekent, F.H. DE NASSAU. Met een ashangend zegel in rooden wassche.
En wat lager
Ter ordonnatie van zyn Hoogheit J. JUNIUS.
Op de rugge stondt gescheven,
Compareerde op huiden den 6 Julius 1641 inden Raade ter Admiraliteyt in Zeelandt de Kapitein Michiel Adriaansz. de Ruiter, en heeft gedaan den behoorlyken eedt van zich wel en getrouwelyk in deze zyne commissie te quyten.
was geteekent J. STEENGRACHT.
De Lastbrief van 't Schoutbynachtschap was ten zelven daage tot Offelen geteekent, en van deezen inhoudt:
Ga naar margenoot+Alzo de Hooge ende Moogende Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden goedtgevonden hebben eene vloote van twintigh schepen te zenden tot secours van den Koning van Portugaal, onder 't beleit van den E. Arnout Gysels, als Admiraal van de zelve vloote, en derhalven nodig is dat een gequalificeert persoon daar over gestelt werde tot Schoutbynacht; zoo is 't dat zyn Hoogheit, geinformeert zynde van de bequaamheit en ervarentheit van Michiel Adriaansz de Ruiter in 't stuk van de ordre en oorloge te water, hem gestelt en gecommitteert heeft, stelt en, committeert dezen tot Schoutbynacht over de voorschreven vloote, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hem authorizeer ende 't zelve ampt naar zynen eisch te bedienen, den voornoemden Admiraal in allen voor vallende zaaken behoorlyk te respecteren, ook met hem alle goede correspondentie te houden, en voorts alles te doen, wat een getrouw Schoutbynacht schuldig is en behoort te doen. Kapiteinen, Officieren, ook kryghs-ende bootsvolk, ende allen, dien 't aangaan mooge, ordonnerende den voor schreven Michiel Adriaansz. de Ruiter voor haaren Schoutbynacht 't erkennen, en hem in 't gene hy in de voor schreve qualiteit haar ten dienst van den lande belasten zal, t' obedieren. Actum in 't leger tot Offelen, den 20 Juny 1641. was ondertekent F.H. DE NASSAU. Insgelyks met een zegel en rooden wassche.
En wat lager
Ter ordonnantie van zyn Hoogheit J. JUNIUS.
Zyn Hoogheit de Prins van Oranje, van wien de Ruiter deeze lastbrieven ontfing, verstondt te dier tydt, naar zyne hooge wysheit, dat men geen beter Zeekapiteinen kon kiezen, dan mannen van moedt, die van kindtsbeen de zee hadden bevaaren, en zich 't zeemanschap grondig verstonden, en vondt zich derhalve in de keur van de Ruiter niet bedroogen. Dees' ging den achtentwintighsten van Julius van Vlissingen met zyn schip in zee. Maar 't liep noch aan tot ontrent het midden van Augustus, eer d'Admiraal, Viceadmiraal, en d'andere scheepen der vloote Ga naar margenoot+by een quaamen. Zy hadden op deezen toght veeltydts ongestadig weder, met regen, harde winden en storm, zoo dat ze eerst den tienden van September boven de kaap van Montego, een uithoek van Portugaal, raakten. Den volgenden dagh verstonden ze uit een visscher, dat de Spaansche vloot uit Westindie noch niet over was: dat een gedeelte van de Spaansche oorloghsvloot, met de Duinkerkers, zich tot Kadix onthieldt: en dat de Portugeesche en Fransche vlooten te Lisbon klaar laagen. Op dit bericht werdt alle vlyt aangewendt om op het spoedighste Ga naar margenoot+derwaarts te zeilen. Den zelven dagh, omtrent den avondt, quaamen ze voor Kaskais ten anker. Hier werdt hun bericht, dat de Portugeesche vloot, met de Fransche hulpscheepen, twee dagen te vooren van daar waaren t'zeil gegaan. Van daar zeilden de Nederlanders voorby het Ga naar margenoot+kaasteel sint Juliaan, tot een vierendeel myls van de stadt Lisbon, daar ze water, en andre behoefte, van landt haalden. De Koning liet den Admiraal der Nederlandtsche vloote door zynen Geheimschreyver vriendelyk vermaanen, met den eersten weêr onder zeil te gaan, en zyn' plicht Ga naar margenoot+te betrachten. Weinig daagen daarna liep de vloot weêr in zee, en stelde haaren koers naar de kaap van Spichel, en voorts naar de kaap van sint Vincent om de Portugeesche vloot op te zoeken. Toen gingen ze Oostwaart Ga naar margenoot+aan naar de kaap van sinte Maria, en naar Ayamonte, een stadt van Andalusie. Daarna ontrent sint Lucar komende, werdt de Viceadmiraal Ga naar margenoot+en de Schoutbynacht de Ruiter met zes lichte scheepen naar Kadix gezonden, met last om in de baay te loopen, en te bezichtigen wat scheepen daar lagen. D'Admiraal leende zyn sloep aan de Ruiter, om zich in 't bezichtigen daar van te dienen. Zy zeilden dwars van de klippen, de Purkos genoemt, in de baay, daar zy zevenentwintig scheepen Ga naar margenoot+zoo kleen als groot ontrent het Puntaal zaagen; en voor de stadt een gal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
joen en noch vyf andre scheepen, en daar onder twee Engelsche. Naa dat ze alles hadden bezichtight, zeilden ze weêr uit de baay, zonder dat'er van wederzyden een schoot werdt geschooten. Daarna liep de vloot weêr te rugh naar Ayamonte, om naar de Portugeesche oorlogsvloot te verneemen. Dan daar ontrent gekomen kreeg men tyding door een sloep van den Overste van Tavila of Tavira, een stadt van Algarve, afgezonden, Ga naar margenoot+dat de Portugeesche vloot voor Kadix was geweest: dat ze drie Duinkerkers zoude hebben verovert: voorts dat men vreesde, dat ze door den westen windt binnen de straat van Gibraltar was gedreven. Ten volgenden daghe quam de gemelde Overste, Don de Valasko genoemt, die weleer in 't beleg van Bergen op Zoom de Spaanschen hadt gedient, aan het boordt van den Nederlandtschen Admiraal, om met hem en zynen Krygsraadt t'overleggen, wat men best, tot afbreuk van den Spanjaardt, zou ondernemen. Hy verstondt dat men meer maght van scheepen most hebben om de Spaansche vloot te veroveren of te vernielen, en zondt dien zelven avondt een fregat naar de Straat, om den Bevelhebberen der Portugeesche vloote de komst der Nederlanderen bekent te maaken; ten einde dat ze te rug komende, zich daar by zouden voegen: hen vermaanende dat zy zonder uitstel herwaart zouden komen, al waar 't dat de Franschen, die by hen waaren, dat ontrieden. Ook gaf by aan de Nederlandtsche Bevelhebbers te kennen, dat de Portugeezen geen goedt vertrouwen hadden op de Franschen: zeggende, dat die de Portugeesche scheepen in de Straat hadden gelokt, meer tot hun eigen dienst dan tot voordeel van de kroon van Portugaal. Hier op werdt by den Nederlandtschen Admiraal en zynen Krygsraadt beslooten, dat de scheepen der vloote, Ga naar margenoot+in drie hoopen verdeelt, zouden kruissen, doch in elkanders gezicht blyven, en 's avondts weder naar de vlagh koomen. Dit geschiedde tusschen Ayamonte en de Kaap van Sint Vincent, en zoo Zuidtwaarts in zee; zich zoo verre verspreidende, dat ze wel twaalf mylen in 't ronde van zich konden zien, om, waar 't moogelyk, de Portugeesche vloot t'ontdekken of de Spaansche t'ontmoeten. Den vierden van October verstondt d'Admiraal by de Kaap van Sinte Marie, van een scheepken van Marseilje, Ga naar margenoot+uit Lisbon koomende, dat de Portugeesche vloot aldaar was ingekoomen, vermits de ziekte van haaren Admiraal: doch dat de Koning hadt belast, dat ze weder in der yl in zee zou gaan, naar de kaap van Sint Vincent zeilen, en zich aldaar by de Hollanders voegen. Van de Franschen Ga naar margenoot+wordt gezeit, dat ze zich daar desgelyks onthielden. Toen vondt men goedt alles by te zetten, en zich ten eersten naar Sint Vincent te begeeven. Doch de Nederlanders vonden daar geen vrienden, maar vyanden. Den derden van November, ontrent middernacht, werden ze, niet Ga naar margenoot+verre van die Kaap, twee vuuren gewaar, en bleeven daar by tot den vierden Ga naar margenoot+'s morgens. Toen zaagenze de vyandtlyke vloot, bestaande uit negen galjoenen, tien Duinkerksche Koninghsscheepen, vier fregatten van Duinkerken, met een karveel tot een jacht, t'zaamen vierentwintig zeilen. 'S morgens ten acht uuren raakte de twee vlooten in 't gevecht. Hier hebben eenige weinigen, met naame de Ruiter, hun ecr en eedt Ga naar margenoot+naar behooren betracht. Het schip de Engel Gabriël, een fluit met achtentwintig Ga naar margenoot+stukken, gevoert by den Kapitein Jan Solaas, werdt in 't begin van den strydt zyn groote steng afgeschooten, en, in 't midden van veel Spaansche scheepen, door twee galjoenen aangetast. Waar op de Ruiter met der haast wendde, om Solaas t'ontzetten, Maar eer hy zoo ver kon koomen, werdt hy zoo doornagelt, dat hy wel ses schooten on- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der waater kreeg, en genoodtzaakt was te krengen, om de gaaten te stoppen. Ga naar margenoot+Kapitein Gerret van Lemme, voerende 't schip de Zwaan met tweeendertig stukken, dat ziende, zeilde toen tusschen 't gemelde fluitschip Gabriel, en de twee galjoenen in. Daarna verloor de fluit al zyn masten, en werdt, na lang gevecht, en 't betoonen van manlyke kloekmoedigheit, van de vyanden noch verlaaten. D'Admiraal zondt Kapitein de Liefde met het schip den witten Engel, om ter noodt het volk van de fluit te bergen, maar hy kon'er niet by koomen. Hoe 't verder met dit schip afliep, of het zonk, of in de handen der Spaansche verviel, is my niet gebleeken. Ondertusschen zagh men, dat het meeste deel van de Kapiteinen niet deeden 't geen zy in 't ontfangen van hunnen last hadden belooft. Ga naar margenoot+Maar de Ruiter begaf zich, zoo dra hy 't grootste lek wat gestopt hadde, weêr in 't gevecht, zeilende noch eens door de Spaansche vloot, doch hy werdt weêr zoo gehavent, dat zyn kardoeskist in 't waater stondt. Toen riep hy tot eenige Kapiteinen, dat ze van Lemme, die, om de fluit van Solaas te helpen, in noodt was, en groote schaade leedt, zouden ontzetten: maar hy vondt geen gehoor. Zoo dat het, schreef zeeker ooghgetuigen, te beklaagen was, dat de Heeren Staaten bier zoo weinig Kapiteinen hadden, die zich behoorlyk queeten. De Ruiter nochtans heeft den plicht, daar hy anderen toe vermaande, zelf ten vollen betracht. Zoo haast als het waater in 't ruim van zyn schip begon te minderen, ging hy met onverzaaghden moede om van Lemme te redden, en bereikte Ga naar margenoot+zyn ooghmerk. Het Spaansche galjoen, dat Van Lemme aan boordt lagh; stelde 't op een loopen, en de Duinkerker, die aan hem vast lagh, kon bezwaarlyk los raaken: dan dewyl Van Lemmes kruidt onder water stondt, en hy niet meer schieten kon, raakten zy van elkandere, en de Ruiter spoeide zich naar den Duinkerker, die heel reddeloos was. Ga naar margenoot+Maar ter zelve stonde seinde het volk van Van Lemme zoo zeer met rokken en broeken, dat zich de Ruiter naar hen toe wendde, om ze te helpen: doch eer hy daar by quam zonk het schip, en hy kon slechts tien mannen bergen. Kapitein Pieter van Gorkum bergde noch negen, en noch eenentwintig ontquaamen 't in de kleene boot van 't gezonken schip, zoo dat van vierentnegentig mannen, die 't voerde, alleen veertig afquaamen. Hier mede eindighde 't gevecht, en de wykende Spaanschen Ga naar margenoot+hadden geen lust om meer aan te byten. De Nederlandtsche scheepen Ga naar margenoot+verzaamelden toen by elkandere, en d'Admiraal liet zyn witte vlag wayen. Op dat sein quaamen al de Kapiteinen aan zyn boordt. Men overley wat verder stondt te doen, en besloot eenstemmighlyk, dat men naar Lisbon zoude zeilen: overmits men alreê twee scheepen hadt verlooren, Ga naar margenoot+de meeste scheepen met onervaaren volk waaren bezet, en ook onder zommige groote oneenigheit was. Terwyl de Kapiteinen noch aan des Ga naar margenoot+Admiraals boort waaren, quam de Ruiters schip achter om loopen, en 't volk riep, dat het schip wou zinken: waar op hy zich in der yl derwaarts begaf, en zoodanige ordre stelde dat het voornaamste lek werdt Ga naar margenoot+gestopt. Daarna weer t' zeil gaande, quaamen ze naa 't uitstaan van veel onweder den derden dagh naa 't gevecht op de stroom van Lisbon, behalven vyf of zesscheepen, die, door storm van hun versteeken, in 't kort ook binnen quaamen, en nevens d'andere tot voorde stadt zeilden. De Ruiter vondt zich door 't lek van zyn schip genoodtzaakt voor Restiers ten anker te komen. Doch door 't groot onweder kon hy niet tegens den grondt haalen om dicht te maaken. Hier leggende verstondt hy dat de Fransche vloot naar Vrankryk was vertrokken, en dat de Por- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tugeesche voor Lisbon lag; daarze zich in zee by de Nederlanders hadt moeten voegen, waar toe men daaghlyks met brieven hoop had gegeven. Toen 't weêr wat bedaarde zette het de Ruiter met zyn schip aan Ga naar margenoot+den grondt om het dicht en schoon te maaken. Hier vondt men toen een schoot ontrent den kruidtkamer, en een opening wel twee en een halve voet lang, en anderhalve voet breedt: zoo dat het schip, indien men der met geen kracht waar by gekomen, in 't gevecht hadt moeten zinken, al had men twintig pompen gehadt. Verscheide andre scheepen moesten desgelyks hunne lekken stoppen en eenige hunne stengen en Ga naar margenoot+masten wangen. Ter zelve tydt quam iemandt, van den Koning afgezonden, met den Nederlandtschen Konsul, aan de Ruiters boort, toen d'Admiraal Gysels noch buiten was, hem vragende, waarom de Nederlandtsche vloot was ingekomen. Hy verhaalde, hoe men met de Spaanschen hadt gevochten, en wat noodt hen perste om in te komen, en de Ga naar margenoot+reddelooze scheepen weêr klaar te maaken. Terwyl men hier meê bezich Ga naar margenoot+was zondt de Koning aan yder schip een pyp wyns, twee schaapen en andre verversching, om 't volk te verquikken: Etlyke daagen Ga naar margenoot+daarna verzocht zyn Majesteit, dat men noch eenige tydt naar de Portugeesche vloot zou wachten, om dan gelykerhandt iet t'ondernemen. De Nederlandtsche Bevelhebbers beslooten noch acht dagen te wachten: te meer om dat al hunne scheepen noch niet klaar waaren. Midlerwyl werdt hun veel cier aangedaan, en Don Johan van Mendosa, Admiraal vart Portugaal, noodde hen ter maaltydt, daar hy ze vriendelyk onthaalde. Voorts werdt op een nader verzoek des Konings goedtgevonden noch tot den achtsten December te vertoeven. Hier op volgde den zevende eenige Ga naar margenoot+giften van eere. De Nederlandtsche Konsul, Pieter Korneliszoon, quam toen aan 't boordt van den Admiraal Gyzels, met twintig goude keetenen, die hy, van 's Konings weegen, onder de Bevelhebbers en Kapiteinen verdeelde, elk ontrent tweehondertenvyftig gulden waardig. Dus werden de lafhartigen en de dapperen met gelyke vereeringen beschonken. Aan de keeten hing een gedenkpenning van goudt, daar ter eene zyde des Konings afbeelding op stondt, met dit opschrist, JOHANNES Ga naar margenoot+IV, DEI GRATIA REX PORTUGALLIAE. mdcxli: dat is, Johan de vierde, door Godts genaade Koning van Portugaal. 1641. Aan d'andre zyde zagh men den vogel Fenix, met deeze woorden, VICI MEA FATA SUPERSTES: dat is naar den zin, Ik quam myn noodtlot by myn leven noch te boven. Niet lang daarna hielden de Nederlanders weêr Krygsraadt, en beslooten t'zeil te gaan: maar toen quam weêr verzoek van den Koning om noch vier daagen naar zyne vloot te wachten, 't welk nochmaals werdt ingewillight. Doch naa 't verloop van die tydt werden ze door hardt weder opgehouden. Daarna werdt op nieu in den krygsraadt vast gesteldt met den eersten, Ga naar margenoot+by weêr en windt, zee te kiezen. Ter zelve tydt bequaamen de Nederlanders zeker bescheidt van Kadix, aangaande de Spaansche vloot, daar zy mede slaaghs waaren geweest. Zy verstonden, dat er twee van haare scheepen in den gront waaren geschooten, een Duinkerker en een Spanjaardt, en wel elshondert mannen doodt engequerst: voorts dat ze Ga naar margenoot+weêr met zevenentwintig zeilen in zee waaren. Hier op volgde veele stormen, zoo dat de Nederlandtsche vloot van Lisbon niet t'zeil kon gaan, voor den achtsten van Januarius des jaars mdcxlii. Men stelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den koers naar 't vaderlandt, maar met luttel spoedts, door veel tegenwindts en 't schriklyk onweder dat hen daagelyks overviel, met veel donkre lucht: zoo dat ze somwyl in eenige etmaalen geen hooghte konden nemen, noch by daagh noch by nacht. Eenige van de Ruiters zeilen woejen aan Ga naar margenoot+stukken, zyn fok wel tot tweemaalen toe, ook zyn voormarszeil, en 't schip werdt zoo lek, dat men geduurigh pompen most. De vloot was eindelyk door 't langduurig stormen zoodanig verstrooit, dat zich den negentienden der maandt slechts vyf scheepen ontrent Bevezier by een vonden, Ga naar margenoot+de Viceadmiraal, de drie helden van David, de witte Engel, Sint Jacob, en 't schip de Haaze, 't welk de Ruiter voerde: die, met zoo veel sukkelinge en gevaars, den eenentwintigsten behouden te Vlissingen aanquam. In de jaaren mdcxliii, xliv, xlv, xlvi, xlvii, xlviii, xlix, Ga naar margenoot+l, en li, voer de Ruiter weêr ter koopvaardye voor zyn oude meesters de Heeren Lampsens, en deê in die tydt verscheide reizen naar Yrlandt, Barbarye, Salee, Sint Cruz, Asaphi of Zafi, en de Westindien. In den jaare mdcxlviii, toen de Koning van Spanje, Philips de vierde, met de Heeren Staaten der vereenighde Nederlanden een eeuwige vreede sloot: (verklaarende Ga naar margenoot+de gemelde Staaten, en der zelver Provincien, met alle de Landtschappen aan hun verbonden, en d'aanhoorige Landen, te zyn vrye en souveraine Staaten, Provincien, en Landen, op welke hy niet had te zeggen) was de Ruiter in America, ontrent de Karibische eilanden, als 'er tyding quam dat de Spaanschen Sint Martyn, een van de Noordelykste der gemelde eilanden, met de stadt van dien naam hadden verlaaten. Waarop hy die plaats met eenig volk, in den naame van de Staaten der vereenighde Nederlanden, bezette. Maar ontrent dien zelven tydt begaven zich de Franschen ook naar dat eilandt: beweerende dat ze daar eenig recht op hadden. Doch sedert deelden de Hollanders en de Franschen, by minzaam verdragh, de nieuwe woonplaats: daar yder zyn eige kerk, pakhuizen, landt, en slaven hadt, en de Hollandtsche en Zeeuwsche volkplanting door eenige Zeeuwsche koopluiden werdt bekostight. Geduurende de gemelde tochten, in negen jaaren tydts gedaan, hadt de Ruiter verscheide ontmoetingen, daar men de juiste tydt niet van kan melden: dewyl hy, namaals L. Admiraal geworden, als zeeker uitheemsch Heer, door den roem zyner daaden bewoogen, eenigh schriftelyk berecht van zyn leven begeerde, om tot het schryven eener Historie te dienen, dat verzoek door een wonderbaare zeedigheit niet alleen afsloegh, maar met eenen, om't beschryven van zyn leven te verhinderen, verscheide van zyne dagh-en gedenkschriften scheurde. Hier door zyn veele weetenswaardige zaaken verduistert, die men sedert moest haalen uit het verhaal van anderen, die 't weleer uit zynen mondt hadden, of zelfs ooghgetuigen waaren. Daar nu iet van staat te verhaalen. Op een tydt naar Westindie vaarende, quam hem een groot Spaansch schip in 't gezicht, 't welk hy zocht t'ontwyken. Maar zyne voorzichtigheit werdt aangezien voor vreeze; en de Spanjaardt quam te stouter op Ga naar margenoot+hem af, meenende hem met volle laagen in den grondt te schieten. Doch de Ruiter stelde zich, hoewel maar een kleen koopvaardyschip voerende, zulx ter weer, dat d'ander by hem zonk. Toen toonde hy zich zoo bermhertig als dapper, bergende een gedeelte van 't vyandtlyk volk, met Ga naar margenoot+hunnen Kapitein, tot wien hy zeide, Zoudt gy my en myn volk wel zoo genaadig hebben gehandelt, indien gy myn schip in den grondt hadt geschooten? Daar de Spanjaardt stoutelyk op antwoordde, Myn voorneemen was u altemaal te laaten verdrinken. De Ruiter beval daar op hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alle buiten boordt te werpen, en liet voorbereiding maken. Hier door zonk des Spanjaardts hooghmoedt, en hy en de zynen leerden een andre taal spreeken. Zy baaden om hun leven, dat hun goedertierentlyk werdt geschonken. 'Tis ook geschiedt dat hy naar Saleé in Barbarye willende, gewaar werdt dat d'Admiraal en Onderadmiraal van Algiers, met noch drie roofscheepen, daar ontrent op hem pasten. Hy desonaangezien zyn reize poogende te vervolgen, quam 's avondts met zyn schip den Salmander in hun gezicht. Hier lagh hy den nacht over, en met het krieken van den Ga naar margenoot+dagh, voor hun gereedt en slaghvaardig, wachtte hy niet tot dat ze op hem aanquaamen, maar zette het onvoorziens op den Admiraal aan, en gaf hem de laag. D'ander door zyn onversaaghtheit verschrikkende en te rugh deinzende, raakte met een van de Turksche scheepen onklaar, en bleef zoo verwardt leggen, tot dat ze beide de vlucht naamen. De Ruiter daar op naar den Onderadmiraal wendende, gaf hem d'andere laag, en braght hem desgelyks aan 't wyken. Voorts door d'andre scheepen heen staande, raakte hy gelukkelyk op de reede voor Saleé. Dit gevecht, in 't gezicht der gantsche stadt geschiedt, baarde groote verwondering onder Ga naar margenoot+de Mooren, die den overwinner met alle teekenen van de hooghste achtinge ontfingen, en te paardt in de stadt lieten ryden, als in triomf: daar de Kapiteinen der roofscheepen, onder veele smaadtredenen en verwyt van hunne kleenhartigheit, te voet mosten volgen. Noch heeft hy in die jaaren verscheide andre ontmoetingen van minder belang gehadt, en eenige Portugeesche suikerscheepen en andre pryzen, toen men met die kroone in oorlogh raakte, opgebraght. Zyne voorzichtigheit, dapperheit en geluk, of, om Christelyker te spreeken, de goddelyke bystandt, scheenen altydt t'zaamen te spannen om hem aan goede uitkomsten te helpen, en in de grootste gevaaren te redden. Eens met een weêrloos schip in 't gezelschap van een vloote, die uit Vrankryk quam, naar 't vaderlandt zeilende, verviel hy met etlyke anderescheepen by nacht onder de Duinkerkers, Ga naar margenoot+en elk deê, met alle zeilen by te zetten en vuuren te blussen, zyn best om zich voor de vyanden t'ontdonkeren en t'ontkoomen: maar de Ruiter nam een ander besluit. Hy beval dat men 't met klein zeil zou laaten voortgaan, en de vuuren, als van een oorlogsschip, doen oplichten: op hoope dat de vyandt, zyn schip daar voor aanziende, dat niet zou zoeken, maar laaten vaaren. Dit werdt gedaan, en ontquam hy 't gevaar, daar verscheide andere van zyn gezelschap in den loop bleven, en genoomen werden. In een andre geleegentheit diende hy zich van een' andren en schrandren vondt om 't geweldt der vyanden met een aardige list te leur te stellen. Hy lagh, uit Yrlandt koomende, op een tydt dat de zee van Duinkerksche roofscheepen krielde, nevens verscheide andre koopvaarders, met zyn schip, dat slechts acht of tien stukken voerde, in zeekre haven van 't Kanaal, of gelyk eenigen meenen te Wicht, en overley, toen 'er een goede windt woey, op wat wyze dat hy zyn reize, nadien de winter op handen was, best zou vervorderen, hoewel geen van d'andre scheepen, uit vreeze der vyanden, 't anker dorst lichten. Eindelyk diende hy zich van oude verdorve Yrsche booter, en beval Ga naar margenoot+zyn schip van buiten, en op zommige plaatzen van binnen, ook het wandt, met die booter wel dik te besmeeren, en zoo besmeert t'zeil te gaan. Dat werdt in 't werk geleidt, en niet lang daarna quam 'er een Duinkerker, die hem aan boordt ley en enterde: maar alles was zoo gladt en glibbrigh door de booter, dat de vyanden nergens vat aan vonden, en die over quaamen konden gaan noch staan, maar gleeden, glipten, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vielen, als op een gladt ys, onder en over elkandere heenen: zoo dat hy ze, naa een kort gevecht afsloegh, en zyne reis onverhindert vervolghde. Dus quam hy met zyn besmeert schip tot Vlissingen: daar zyne reeders zyn krygslist met hunne oogen zaagen, en zich over zyne behoude reize verheughden. Ook werdt verhaalt, dat hy op een andre tydt met een schip, dat zich van ver wat groot op deedt, en alleen zeventien manen weinig stukken geschuts voerde, een Duinkerker, die een' Ga naar margenoot+kostelyken prys achteraan sleepte, van verre zoo lang naajoegh, dat hy, hem voor een oorloghsschip aanziende, zyn prys losmaakte en liet dryven. Voorts dat de Ruiter by den prys koomende, en vreezende dat de Duinkerker, die meer dan twintig stukken geschuts, en honderdttwintig mannen op hadt, op zyn schielyk wenden moght keeren, en, hem naaderende, zyne zwakheit moght kennen, eenige van zyne zeilen, als of hy die stukken zeilde, liet vallen: waar door de vyandt zyn' koers vervolgende, noch verder van hem afraakte. Midlerwyl bleef hy eenigen tydt als om zich te redden leggen, en veranderde daarna van koers. Doch korts daarna zagh hy eenige andre Duinkerkers, en vondt zich in groot gevaar: maar ter zelver tydt quam'er een Zeeuwsch oorloghsschip, dat hem, mits de helft van 't loon van den verlosten prys genietende, naar Vlissingen braght. Op een andre reize van Saleé koomende, vondt hy zich van Ga naar margenoot+eenige Fransche scheepen, die onder gezochte voorwendtzels byna alles naamen wat hun in zee voorquam, op de kust van Barbarye zoo bezet, dat hy geen kans zagh om t'ontkoomen. In deeze verlegentheit, daar zyn kracht te kort schoot, diende hy zich van zyne tonge. Hy liet zich aan 't boordt van een der Fransche scheepen brengen. Daar vondt hy den Ga naar margenoot+Kapitein, door zyne roveryen, op d'ingezetenen deezer Landen, genoegh bekent. Deezen zocht hy met goede woorden te beweegen, dat hy zyn schip zou laaten vaaren. D'ander antwoordde met harde woorden, Ga naar margenoot+dat het schip met zyne laading verbeurt was; dewyl 't van een plaats quam, die in vyandtschap stondt met zynen Koning. De Ruiter zeide, daar gehandelt te hebben met verlof van zyne hooge Overhelt, de Heeren Staaten, die zyn Konings vrienden en bontgenooten waaren, met verder verzoek van hem toch in zyne reize niet te verkorten. De Kapitein, met al zyn reedenen lacchende, zeide, dat hy alles voor goeden buit zoude houden. Wat daar tegens ingebraght werdt was vergeefs: zoo dat de Ruiter, naa veel woorden, geen andre reekening maakte, dan om alles te verliezen. Eindelyk vraagde de Kapitein, of hy geen dorst hadt? D'ander zeide, dat hy wel eens zou willen drinken, indien hy wat hadde. De Kapitein daar op, wat wilt gy hebben, waater of wyn? Daar Ga naar margenoot+de Ruiter toen op antwoordde: Ben ik een gevangen, zoo geef my slechts waater: maar ben ik een vry man, zoo schenk my wyn. Deeze rustige Ga naar margenoot+vrymoedigheit en kloekhartigheit was den Franschman zoo aangenaam, dat hy een glas met wyn liet haalen, hem dat toebraght, en, met dien dronk hem geluk op de reize wenschende, vry liet vaaren. Dit was de zelve Kapitein, die, naa verloop van etlyke jaaren, noch de Ruiters gevangen werdt, gelyk daarna verhaalt zal worden. In Barbarye hadt hy op een andre tydt een bejegening, die, een voorbeeldt verschassènde van zyne trouwe, standtvastigheit en gedult, wel verdient hier aangetekent te worden. Met zyne koopmanschap, als Schipper in zekre stadt, (eenigen meenen dat het Saleé was) gekomen, veilde hy daar, onder andre waaren, een stuk Engelsch kastanje bruin laaken, daar de Sant, of Opperste der stadt, behaagen in hadt. Dees liet hem door een' tolk vraagen, wat hy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+'t loofde. Hy stelde het op prys. De Sant boodt hem een stuk geldts verre onder de waarde. De Ruiter zeide, dat hy 't daar voor niet kon geven. D'ander, dat het hem niet meer waardt was. De Ruiter, dan moet het myn blyven. D'ander, Ik wil 't evenwel hebben, en niet meer geven. De Ruiter, ik vermagh myn meesters goedt niet onder de waarde te verkoopen. Hier over reezen hooge en scherpe woorden, waar door de Ruiter te raade werdt hem te laaten aanzeggen, dat hy 't voor zoo kieenen prys niet kon geven, maar bereidt was het hem te schenken. De Sant daar op, hebt gy geen maght om uw meesters goedt voor 't geen ik u biede te geeven, en hebt gy maght om 't wegh te schenken voor niet? De Ruiter antwoordde, Ik magh 't niet geven onder de waarde, om de merkt niet te bederven, maar ik magh het, ter noodt en om erger t'ontgaan, Ga naar margenoot+wegh schenken. De Sant die 't niet te geef begeerde, begost eindelyk te dreigen. Weet gy wel, sprak hy, dat ik u en uw schip, en al wat daar in is, kan neemen en behouden? D'ander, dat weet ik wel: maar zoo gy Ga naar margenoot+dat doet, zal de gantsche werelt zien, dat men op uw woordt niet magh betrouwen. Daar by voegende, ben ik een gevangen zoo stel my op Ga naar margenoot+losgeldt, en ik zal maaken dat men 't betaale. De Sant toen toornig Ga naar margenoot+wordende, verdubbelde zyn dreigementen. Daar d'ander eindelyk op uitborst, was ik in myn schip gy zoudt my niet meer dreigen. Op die Ga naar margenoot+woorden liep de Sant, op zyn tanden bytende, en stampvoetende, naar een andere kamer, zeggende in zyne taale, Is 't niet jammer dat zulk een man een Christen is? De Ruiter, by des Sants broeder, en andre grooten, blyvende staan, klaaghde over 't ongelyk dat hem geschiedde: niet weetende of hy gevangen of vry was, en of hy zou leven of sterven. Ga naar margenoot+Naa een uur of twee wachtens quam de Sant weêr te voorschyn, doch heel bedaart, hem op nieu vragende, of hy 't laaken voor den gebooden prys wou geven? Doch als d'ander by zyne weigering volherde, en het nochmaals hem te schenk aanboodt, zeide de Sant tot d'omstaanders, Ga naar margenoot+Ziet eens hoe trou en kloek die Christen voor zyn meesters is. Zyt gy alle, als 't pas geeft, ook zoo voor my. Daar op rukte hy zyn eigen en de Ruiters boezem open, braght de Ruiters handt op zyn bloote borst, en de zyne op de Ruiters, tot een teeken van liefde, vriendtschap en Ga naar margenoot+trouw, die hy hem beloofde. Voorts beval hy aan al de zynen, dat niemant voortaan dien trouwen man eenige moeilykheit of overlast zoude aandoen, maar alle hulpe en vriendtschap bewyzen. Ook heeft de Ruiter zyne gunst altydt genooten, en was sedert die tydt by de Mooren zoo hoogh geacht, dat ze byna met geen andre Schippers wilden handelen, als ze wisten dat hy in een maandt of twee zou koomen: en als hy quam was hy zyn waaren zoo draa quyt, dat hy somtydts twee reizen kon doen tegens een ander een. In de zelve jaaren op de kusten van Barbarye handelende, Ga naar margenoot+deed hy verscheide reizen diep in 't landt, tot voortzetting van zyn handel, niet zonder merkelyk gevaar, en altydt met geluk. By welke gelegentheit hy een goedt getal Christen slaaven, voor geldt door hunne maagen, vrienden en landtluiden verzamelt, daar hy 't zyne by voegde, van tydt tot tydt wist te losten. In een van die landtreizen most hy op zeekeren dagh te paarde op den hals over een stroom zwemmen, en quam daarna by Messa, in 't ryk van Marokko, en vondt de meeste huizen onder de voet, door een zwaaren regen, die achtentwintig dagen, zonder ophouden, hadt geduurt: waar door ook de stroom Meca eenige voeten was gezwollen: derhalve most hy zich en de zynen met een vlot van Spaansch riedt over 't water laaten haalen; ter- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wyl Ga naar margenoot+de paarden daar door zwommen. Zelf in tegenspoedt en gevaar volgde hem 't geluk. Hebbende voor Saleé zyn schip door storm verlooren, Ga naar margenoot+kocht hy daar een oudt wrak, dat hy liet opbouwen, en men zagh de Mooren de gebergde goederen droogen, en vrywillig aan boordt bren gen, zonder daar eenig geldt voor te begeeren. Ook miste hy niet een huidt van zyne laading, en most bekennen, dat men zulk een trou en behulpzaamheit in Christen lande bezwaarlyk zoude vinden. Dus deê hy, niet tegenstaande 't verlies van zyn schip, een gelukkige reis, en hadt voor zyne reeders meer dan de halve waarde van schip en lading overgewonnen. Op een anderen tydt uit Westindie naar huis keerende, ontging hy een onvoorziens ongeluk. Ontrent drie of vier mylen voorby Bevezier, by Fierley, op de kust van Engelandt gekomen, ontmoette Ga naar margenoot+hy een Engelsch Parlements oorlogsschip, dat hy met eenige eerschooten vereerde: doch het stuk geschuts borst in veele stukken, de geheele bak sprongh boven op, en beneden door den overloop heen. Een man werdtdoor den slagh gedoodt, een ander werden beide de beenen in stukken geslagen, en vyf of zes gequestst, zonder dat het de Ruiter, die daar ontrent was, raakte. Wat tydts daarna uit Barbarye van Zafi of Azaphi komende, verviel hy op d'Engelsche kust in groot gevaar. Hy vondt zich in 't begin van December, 's morgens ten vier uuren, toen 't noch duister was, niet ver van landt, tusschen Montsbaay en 't punt van Lezard, daar hy niet boven kon zeilen. Hy wende toen westnoordtwest over, ontrent vier Ga naar margenoot+glaazen, (de windt woey uit den zuidtwesten) en toen weêr zuitzuidtoost over: zoo dat hy met het aanbreeken van den dagh dicht boven Lezard zeilde, ontrent een kanonschoot boven de klippen, toen 'er geen kans was om te wenden, of anders afteleggen, en dat hy alle ogenblik verwachtte, dat zyn schip aan stukken zou stooten. Ook dankte hy Godt, Ga naar margenoot+die hem en de zynen genaadelyk hadt bewaart. De stormen en orkanen, die hy in zyne reizen meermaalen uitstondt, waaren verschrikkelyk: inzonderheit de drie orkaanen in de Westindien, daar hy, eens van zes-of achtentwintig, en eens van zes- of zeventien, en eens van ses scheepen, met zyn schip alleen overbleef, en op een wonderbaare wyze, door Godts voorzorge, toen al d'andere te gronde gingen, werdt behouden. In een van die orkaanen is 't geschiedt, dat, toen hy aan landt was geraakt, Ga naar margenoot+een boot met twee mannen door 't geweldt der zee tot by hem in 't bosch werdt gesmeeten, en voorts met een dwarrelwindt weêr in zee: maar dat die in een oogenblik noch eens werdt opgelicht en ter zelve plaatze by hem nedergezet: doch slechts met een' man daar in, die in zwym lagh. D'ander was in zee gestort. Waar op hy toeliep, het tou vatte, aan een' boom vast maakte, en den benaauden redde. Ook verhaalt men, dat hy, tweemaal, wat laat in 't jaar, eens met vyf, en eens met zeven scheepen van Vlissingen naar St. Malo, Rochel en Bordeaux was uitgeloopen, en met zyn schip alleen behouden t'huis quam, terwyl al d'andere door winterstormen op klippen en zanden stukken stieten: daar onder anderen ook zyn eige broeder verongelukte. Door al dees' uitgestaane zwaarigheden der zee moede geworden, hadt hy, noch by 't leven van zyn tweede huisvrou, die in den jaare mdcl, geduurende zyn reize naar Sint Cruz in Barbarye, overleedtGa naar margenoot†, voorgenoomen 't Ga naar margenoot+vaaren eerlang te staaken, en 't overige van zyne daagen aan landt in rust door te brengen. In dit voorneemen werdt hy noch meer gesterkt, naa zyn leste reize, als Schipper, in den jaare mdcli, naar de kust van Barbarye, en de Karibische eilanden, gedaan. Want weêr te Vlissingen ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keert, Ga naar margenoot+begaf hy zich in 't begin van 't jaar mdclii ten derden maale in den echten staat met vrou Anna van Gelder, weduw van den Schipper Jan Pauluszoon, en dees echtgenoot, die haaren eersten man, ten dienst van de Heeren Lampsens, zoo wel als de Ruiter, vaarende, in 't eilandt van Matanino, of Martinique, door ziekte hadt verlooren, zocht nu den tweeden aan landt te houden, vreezende voor een gelyk lot. Ook nam hy zyn afscheidt van zyne reders, hun dankende voor de genoote gunste, en besloot, aan landt blyvende, van de middelen, die hy, in zoo veele reizen, zoo zuur als eerlyk hadt gewonnen, gerustelyk te leven. Maar in 't korte bleek aan hem hoe licht dat de menscheiyke voorneemens Ga naar margenoot+door eenig voorval veranderen: want d'eerste Engelsche oorlogh, die in den jaar mdclii zyn aanvang nam, belette zyn opzet. Dan 't zal der moeite wel waardig zyn, dat men hier ter loops aanwyze, welke d'oorzaaken waaren, die Engelandt en de vereenighde Nederlanden, volken van eenen Godtsdienst, eertydts zoo naauw aan elkanderen verbonden, tot zulk een verwydering braghten: en in wat standt de zaaken toen waaren. Engelandt was nu door 't ombrengen van zynen Ga naar margenoot+Koning een nieuwe Staat geworden, en noch geen verbintenis met zyne naabuuren gemaakt hebbende, hadt, niet lang naa 't overlyden van zyn Hoogheit Prins Willem van Oranje, in den jaare duisendt zes hondert eenenvyftig, door een aanzienlyk gezandtschap den Heeren Staaten der vrye Ga naar margenoot+Nederlanden aangezocht, om zich in een naauwer vriendtschap met hun te verbinden, en onder anderen toegestaan, dat men het bekende onderling verdragGa naar margenoot‡, in den jaare mccccxcv tusschen beide de volken gemaakt, naar tydts gelegentheit zou veranderen, en vernieuwen. Door 't aanneemen van die aanbieding zou men de vyandtschap hebben voorgekoomen, en den koophandel ter zee, inzonderheit de vryheit der haaringvisschery, t'eenemaal verzeekert. Maar eenige Regenten oordeelden, dat een naarder vriendtschap met het Parlement van Engelandt en den Generaal Kromwel, te zeer zou strekken tot naadeel van den jongen Prins van Oranje, en 't gantsche Koninglyk huis. Voorts werden d'Engelsche Gezanten door de langhsaamheit der beraadtslaagingen met veel uitstels opgehouden. Ook leeden hunne persoonen veele weerderwaardigheden, zoo dat de Heeren Staaten van Hollandt zich genootzaakt vonden hunne herberg met wacht te verzekeren: tot dat eindelyk de Gezanten met groot misnoegen vertrokken, en een der zelve in zeker gesprek voorzeide, dat het den Heeren Staaten zou berouwen, dat ze de vrindtschap van Engelandt hadden versmaadt: en dat ze binnen weinig tydts door hunne Gezanten te Londen zouden veroeken, 't geen men hun toen in den Haage zoo rustig hadt aangebooden. Dit was, is 't niet d'eenige, ten minste de voornaamste oorzaak van 't verbreeken der vrede, en d'onheilen die daar op volgden. Daar by quaamen noch andere oorzaaken, of liever dekmantels en voorwendtzels, daar men zich van diende om de vyandtschap te billyken. Het werk van Amboina, en 't straffen der Engelschen, Ga naar margenoot+die 't kasteel van dat eilandt den Hollanderen meeoden t'ontweldigen; dat d'Engelschen ontkenden, noemende de straf een Barbarische moordery: ook het strykender vlagge, dat d'Engelschen eischten als een teeken van onderwerping; daar de Heeren Staaten in 't tegendeel verstonden, dat het stryken niet anders was dan een heusche beleeftheit, die men niet kon afeischen, en, alleen vrywillig geschiedende, met gelyke beleestheit most worden ontmoet. Men nam 't ook op het recht der visscherye,Ga naar margenoot† 't welk d'Engelschen meenden dat hun alleen toequam. Doch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+eer men van die dingen sprak, ondernaamen d'Engelschen zaaken, die ten hooghsten tot naadeel en afbreuk van de Nederlandtschen koophandel Ga naar margenoot+strekten. Eerst verboden ze by afkundiging dat geen vreemdelingen eenige andere waaren, dan die van hun eigen landt, in Engelandt en Yrlandt zouden moogen inbrengen. Daarna gaven ze brieven van schaaverhaalingGa naar margenoot† tegens d'ingezetenen van den Staat, en naamen al wat hun in zee ontmoette: zoo dat meer dan hondertvyftig, anderen zeggen tweehondert Ga naar margenoot+scheepen, in hunne handen vielen, (tot onuitspreekelyke schade van 's Landts ingezeetenen, en verderf van al den koophandel) eer de Staat eenigh besluit nam om hun tegen te staan en geweldt met kracht te keeren. Ga naar margenoot+Ook werdt aangemerkt, dat ze de brieven van schaaboetinge † hadden gegeven aan luiden welker zaake te vooren in rechte hadt gedient, Ga naar margenoot+en over welke de Rechters, dien het toequam daar over te oordeelen, hadden gevonnist t'hunnen naadeel. Ook wilden d'Engelschen, als men al in vreede bleef, niet alleen de koopvaardyvaarders, maar zelfs ook d'oorloghscheepen van den Staat, in zee onderzoekenGa naar margenoot‡; om te weeten of ze ook verboode waaren naar hunne vyanden voerden. Daarenbooven Ga naar margenoot+hadden ze de vaart op de Karibische eilanden, voor zoo veel die onder hun gebiedt stonden, verbodenGa naar margenoot†. Midlerwyl lieten de Heeren Staaten door hunne Gezanten alles aanwendenGa naar margenoot↓ om de zaaken in vriendtschap by te leggen. Doch gewaar werdende dat men toen geen vrede begeerde, stelden eindelyk ordre om een oorloghsvloot, tot bescherming van den koophandel, in zee te brengen: maar toen gaven d'Engelschen hunne Ga naar margenoot+meening opentlyk te kennen, zeggende rondt uit tot de Nederlandtsche Gezanten, dat de StaatGa naar margenoot‡ van Engelandt den Hollanderen niet zoude toelaaten een oorloghsvloot in zee te houden, dat zulks te doen een Ga naar margenoot+recht was dat ze boven alle volken hadden verkreeren: dat de heerschappy over de zee hun toequam, en dat d'Engelschen niet zouden gedoogen dat men daar een andre vlagh zou zien vliegen dan die van hunnen Staat. Korts daar aan liep d'oorlogsvloot van den Nederlandtschen Staat onder 't beleit van den L. Admiraal Marten Harpertszoon Tromp in zee. Maar te vooren verzocht de Heer Tromp te weeten, hoe hy zich ten aanzien van d'Engelschen zoude draagen in 't stryken der vlagge. Men vraaghde, hoe hy zich in dat stuk hadt gedraagen ten tyde van den overleden Koning? Hy antwoordde, dat de scheepen deezer Landen, die van den Koning in de Hoofden of op de kusten van Engelandt ontmoetende, gewoon waaren hen te groeten met eenige schooten, ook de vlagh te Ga naar margenoot+stryken; inzonderheit als d'Engelschen de sterkste waaren. Hier op gaf men hem deezen last, dat hy zoude handelen naar zyn bescheidenheitGa naar margenoot‡, en niet zou doen tot naadeel van d'achtbaarheit van den Staat. Voorts werdt hem bevoolen, de scheepen van deeze Landen te beschermen tegens alle onderzoeking in zee, en de zelve te verlossen van ieder een, die ze moght hebben genomen. Ook werdt hem, om d'ontmoeting der Engelschen te myden, belast dat hy de kusten van Engelandt niet zou naaderen. Doch 't harde weder met tegenwindt perste hem dat hy eerst de kust van Hollandt, en daarna die van Vlaanderen, most verlaaten, en zyn veiligheit op de kusten van Engelandt zoeken; daar hy niet lang bleef, maar stak over naar Kalis. Dan tyding krygende dat zeven rykgelade straatvaarders van twaalf Engelsche oorlogsscheepen en eenige fregatten werden onderzocht, en gevaar liepen van genoomen te worden, veranderde hy van koers om hen t'ontzetten: maar ontmoette den achtentwintigsten van May Robert Blaake, Admiraal van 't Parlement van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Engelandt, by Doeveren, met vyftig scheepen. Tromp stelde zich met het inhaalen van zyne marszeilen, en 't aanhaalen van zyn boot (om daar mede iemandt van zyne Bevelhebberen aan 't boordt van Blaake te zenden, en hem te begroeten) in staat om d'Engelsche vlagge eer te bewyzen. Maar Blaake, dat niet afwachtende, gaf hem de laage, daar een heevig gevecht op volgde, 't welk ontrent vier uuren duurde, en met de nacht eindigde. Toen wierpen 't beide d'Admiraals op de ly, om elk zyn vloot te verzaamelen, en te hermaaken 't geen aan stukken was geschooten. De Nederlanders dreeven den ganschen nacht met vuuren op, en misten 's anderendaaghs twee scheepen, die ontrent den avondt van d'Engelschen, by gebrek van ontzet, waaren genomen: doch 't eene, dat zyn groote mast hadt verlooren, hadden ze, uit vreeze dat het zou zinken, verlaaten, Ga naar margenoot+en 't quam noch ten zelven daage in 's Landts vloote. Dit was de vredebreuk, daar elk den andren den schuldt van gaf. Doch al de Nederlandtsche Kapiteinen betuigden en verklaarden, in plaats van eede, dat Blaake de vyandtschap hadt begonnen. Daarna kreeg Tromp last dat hy om de Noordt zou gaan om de haringvisschery te bevryden, met dit gewoonlyk byvoeghsel, dat hy ten dienste van 't landt zoude doen 't geen hy naar soldaat-en zeemanschap zou verstaan te behooren. Maar als de Heer van Heemsteede, met d'andre Nederlantsche Gezanten, uit Engelandt te rug ontboden, Tromp in zee ontmoetende, hem een lyst gaf van d'Engelsche zeemaght, en ook aanwees dat d'Admiraal Georg Askue met eenentwintigh scheepen in Duins lagh, en licht kon geslagen worden, Ga naar margenoot+besloot Tromp zynen raadt te volgen, en Askue, waar 't moogelyk, t'overvallen. Dan 't mislukte, door belet van storm, en om dat d'Engelsche Ga naar margenoot+te dicht onder 't landt waaren geloopen. Ondertusschen verstrooide Blaake de haaringbuizen. Een deel werdt 'er, met etlyke kleene oorlogscheepen, die hun tot geley dienden, genomen, en d'andre liepen hunnes weeghs. Dit was een zwaare slagh voor d'ingezetenen van den Ga naar margenoot+Staat. Want de haaringhvisschery werdt met recht gehouden voor een hooftneering en voornaame goudtmyn der vrye Nederlanden: daar Hollandt Ga naar margenoot+alleen meer dan duizendt Buizen, om ze te vangen, en veel grooter getal van andre scheepen, om ze te verzenden en te verhandelen, toe gebruikte: daar wel hondertduizend menschen van leefden, en veel hondertduizenden guldens jaarlyks door werden gewonnen, en in 't Landt gebraght. Daarna pooghde Tromp, die nu last hadt d'Engelschen aan te tastenGa naar margenoot† en alle afbreuk te doen, Blaake in zee aan te treffen, maar hy werdt door een zwaaren storm overvallen. Meer dan de helft van de vloote dwaalde van hem af, en verscheide scheepen zonken. Na 't onweêr kreeg hy Blaake wel in 't gezicht, en zocht hem in te wachten, maar Ga naar margenoot+vergeefs: ook kon hy door tegenwindt by d'Engelschen niet koomen. Dies zette hy 't naar de Maaze, en zondt een fregat voor uit met brieven aan de Heeren Staaten, die den ellendigen toestandt der vloote te kennen gaven, en ordre verzochten om zich naar te richten. Al deeze tegenspoedt verwekte veel opspraaks. Men oordeelde naar d'uitkomst der Ga naar margenoot+zaake, en gaf Tromp de wyt van 't onheil de haaringvloote en anderen Ga naar margenoot+overgekoomen. Zelfs de Heeren Saaten waaren tegens hem t'onvreede. Men sprak van zyn' lastbrief en d'ordre hem gegeven t'overweegen, en Ga naar margenoot+met zyn daaden te vergelyken; ja van Rechters over hem te stellen. Doch hy, die in voorzichtigheit, beleidt, en dapperheit niemant van alle Zeeoversten zyner tydt behoefden te wyken, zoude misschien, des noodts, stof genoegh gehadt hebben om zich te verantwoorden. Hy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+was van Godts weêr en windt, daar men niet tegens kan stryden, verhindert: en men zoude, indien zyn voorneemens en toeleggen waaren gelukt, hem hebben gepreezen en bedankt. Nu werdt zyn ongeluk hem van zommigen tot misdaadt toegerekent, en eindelyk goedt gevonden, 's Landts oorlogsvloot onder beleidt van anderen in zee te brengen. Ook werdt by de Heeren Staaten beslooten, den oorlogh, die d'Engelschen Ga naar margenoot+zonder voorgaande afkundiging hadden begonnen, niet dan by weege van tegenweerGa naar margenoot†, of op gelyk weêrom, te voeren. Weinig tydts te vooren, terwyl Tromp noch in zee was, en eer hem 't gemelde onweder beliep, hadden de Staaten Generaal beslooten noch een oorlogsvloot, Ga naar margenoot+tot beveiling der zee, en tot beter verzeekering der koopvaardye, in zee te brengen, en in of ontrent de Wielingen te laaten verzaamelen. Dusdaaning was de gesteltenis der zaaken toen de Ruiter in deezen oorlogh werdt getrokken. Men zocht te dier tydt naar iemant dien men 't gebiedt over de zeemaght, straks gemeldt, moght betrouwen, en de Heeren Staaten van Zeelandt wierpen het oogh op de Ruiter, die daar Ga naar margenoot+over van eenige Heeren werdt aangesprooken, met verzoek, dat hy den vaderlande in deeze gelegentheit zou ten dienst staan. Doch hy toonde zich gantsch ongeneegen, en gaf hun zyn voorneemen van voortaan niet meer in zee te gaan, en gerust aan landt te leven, te kennen. De Heeren hielden Ga naar margenoot+echter aan, en beweerden, dat hy, die zoo groote bequaamheit hadt om 't Landt dienst te doen, zich, als een goedt burger en liefhebber des vaderlandts, nu hy daar toe werdt aangezocht, niet behoorde t'zoek te maaken: ook gaf men voor dat het maar om een' toght zou te doen zyn. Eindelyk liet hy zich, naar eenig beraadt en overleg, door 't hardt aanstaan der Heeren, beweegen. Maar met groote tegenheit en bekommernisse: Ga naar margenoot+want hy zagh in deezen oorlogh veele zwaarigheden te gemoet, van buiten en van binnen. Van buiten hadt men met een' maghtigen Ga naar margenoot+vyandt te doen, wiens scheepen veel grooter waaren, en meer volks en geschuts voerden, dan die van den Staat. Van binnen zagh men de beginselenGa naar margenoot+van tweedraght en oproer. Veele ingezeetenen morden tegens de regeering. De vereenigde Nederlanden waaren 't niet eens. Eenigen drongen op het aanstellen van een Kapitein Generaal, en van een' Stadthouder. Zy hadden 't oogh op den Prins van Oranje, hoewel toen noch geen twee jaaren oudt. De meeste Leedenvan Hollandt, gedachtig 't geen in den jaare mdcl by 's Prinsen vader was ondernoomen, zochten den zoon uit alle bewindt te houden: en al wat niet Prinsgezint was werdt van d'andre party den naam van Loevesteinsche factieGa naar margenoot† gegeven. Dit zagh op de geenen die 't voeren van eenige Heeren, Leeden van de Staaten van Hollandt, naar Loevestein, over twee jaaren geschiedt, voor quaadt keurden, en met hun een' lyn toogen. Dees oneenigheit vertraaghde de toerustingh ter zee, en deê den staat meer afbreuks dan d'Engelschen met al 't aanhaalen en neemen der scheepen. Uit deeze oorzaaken ontstondt het dat men de Ruiter zoo zwaarlyk kon bewegen om in 's Landts dienst te treeden. Maar toen hy daar toe hadt bewillight, werdt hem den volgenden lastbrief gegeven. Ga naar margenoot+De Staaten Generaal der vereenighde Nederlande, allen den geenen die dezen zullen zien ofte hooren lezen, saluit: doen te weten, alzoo wy hooghnoodigh hebben geacht, tot nader beveilinge van de zee, en betere conservatie van de navigatie en de commercie deser landen, noch een vloote van scheepen van oorlogh te doen equipeeren en verzamelen, ook de zelve te zenden naar het rendevous voor ofte ontrent de Wielingen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+en overzulks van nooden is, dat over de voor schreve vloote een bequaam en geexperimenteert persoon gestelt werde tot Vice-kommandeur, zoo is 't dat, om de goede kennisse die wy hebben van den erntfesten, manhaften, vroomen, onzen lieven getrouwen Kapitein Michiel de Ruiter, mitsgaders van zyne goede qualiteiten en bewezene preuven van getrouwigheit, manhaftigheit, beleit en ervarentheit in 't stuk van den oorlogh te water, den zelven gestelt en gecommitteert hebben, stellen en committeren hem mitsdezen, tot Vice-kommandeur over de voor schreve vloote, gevende hem volkomen maght, authoriteit en zonderling bevel, om by provisie en tot onze nadere ordre, over de zelve vloote in de voor schreve qualiteit, gelyk dat van oudts gebruykelyk is, te kommanderen: lastende en bevelende den Kapiteinen, Officieren, soldaten en matroozen, daar op dienende, den voornoemden Michiel de Ruiter niet alleen voor haaren Vice-kommandeur te erkennen en respecteren, nemaar ook zyne te geven ordres ende beveelen te pareeren, en preciselyk naar te koomem; op peene van anders doende, daar over aangezien, en als wederhoorige gestraft te worden, naar exigentie van zaaken, want wy zulks voor den dienst van den Lande en bevordering van goede ordre onder opgemelte vloote bevonden hebben te behooren. Gegeven in den Hage, onder onzen cachette, paraphure, en de signature van onzen Griffier, op den negenentwintigsten July, sestienhondert twee-envyftig.
Onderstont
JOHAN van REEDE. vt.
Ter ordonnantie van de hooghgemelte Heeren Staaten Generaal. N. RUYSCH.
De Heer de Ruiter ging op het schip genoemt Neptunus, verzien met achtentwintig stukken, en bemant met hondertvierendartig koppen. Maar de zeemaght die ontrent de Wielingen vergaderde, most eenigen tydt naa etlyke oorloghsscheepen, die in Texel en andre zeegaaten laagen, wachten. Ga naar margenoot+Doch de Ruiter quam den tienden van Augustus voor Oostende by de vloot, die toen sterk was vyftien scheepen van oorlogh, en twee branders. Twee andre branders waaren, onder eenigh voorwendtsel, tegens ordre naar huis gezeilt, en in Zeelandt gekomen. Eenige daagen daarna Ga naar margenoot+begaf hy zich door last der Heeren Staaten naar de Hoofden, nu sterk geworden twee-entwintig oorlogsscheepen en ses branders, (doch onbequaam en lek) wachtende voor Kalis naar de scheepen uit Texel. Korts daarna quam de Kapitein Gabriel Antonisz, met het schip genoemt het kasteel van Medenblik, voerende zesentwintig stukken geschuts, en hondert Ga naar margenoot+eeters, onder zyn vlagh. De Heeren Staaten hadden hem last gegeven, dat hy de koopvaardyscheepen, die in Texel zeilreede laagen, om naar de West te gaan, zoude geleiden tot door 't Kanaal: en dan in 't Kanaal kruissen, om te passen op de scheepen, die men uit Spanje, en andre landen om de West, verwachtte; en die wederom herwaarts te brengen. Ten dien einde hadt men de vloot koopvaardyscheepen; in Texel leggende, gelast, zich voor eerst naar de Wielingen te begeven, om te zien of zy daar d'oorlogsvloot konden aantreffen, en zoo niet, die dan op te zoeken in de Hoofden, of in 't Kanaal. Middlerwyl werdt den Kommandeur de Ruiter, uit twee scheepkens, koomende van Londen met Nederlandtsche gevangenen, (die van de genoome scheepen waaren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+gekoomen, en door 't Parlement ontslaagen) bericht, dat ze by een Engelsche oorlogsvloot waaren geweest, zich onthoudende tusschen Wicht en Poortlandt, sterk veertig oorlogsscheepen, en daar onder twaalf die zeer groot waaren. Dit liet de Ruiter door een brief aan de Raaden ter Admiraliteit in Zeelandt weeten, klaagende over de slechte gesteltenisse zyner scheepen, en hunne Ed. Moog. vertoonende dat hy meerder maght by zich diende te hebben, om den vyandt aan te tasten, en afbreuk te doen, volgens den last hem gegeven. Hy onthieldt zich eenigen tydt onder Swartenesse, voorts kruissende in de Hoofden, en Westwaart, tot aan de Ga naar margenoot+Cingels: daar den achtienden een kleen Engelsch scheepken, met oly, lamoenen en suiker geladen, dicht onder de wal ten anker leggende, door de boot van Kapitein Pensier werdt genoomen, na dat het scheepsvolk aan landt was gevlucht. Weinig daagen te vooren zondt hy de Kapiteinen Boukhorst, Leendert de Haan, en den Luitenant Jan van Nes, gebiedende op het schip Gelderlandt, naar de Riviere de Somme in Pikardie, om zeeker schip, door ordre van de Raaden ter Admiraliteit in Zeelandt, derwaarts te geleiden. Doch in 't wederkeeren zeilden Boukhorst en van Nes elkandere zoo hardt in den boeg, dat Boukhorst zonk en veel volks verdronk. Van Nes werdt door de Haan masteloos naar Havre de Grace, in Normandie, gesleept. Door dit ongeluk miste de Kommandeur de Ruiter toen drie scheepen, en wenschte (in zeekren brief aan de Heeren Staaten Generaal afgezonden) dat hy voor de twintig zeilen, die hy toen by zich had, slechts tien goede of kloeke scheepen moght hebben: oordeelende, dat hy daar door veel meer zou konnen uitvoeren. Geduurende dit kruissen zondt hy van dagh tot dagh eenige scheepen op kundtschap van d'Engelschen, en om de vloot uit Texel op te zoeken. Ga naar margenoot+Dit duurde tot den eenentwintighsten van Augustus, toen quam de Kommandeur Jan Gideonsz Verburgh met acht oorlogsscheepen, envyftig Ga naar margenoot+koopvaarders, uit Texel en andre zeegaaten, ontrent de West van Grevelingen by de Ruiter; die ten zelven daage weêr aan de Staaten Generaal schryvende, nochmaals verzocht, dat hunne Hoogmoogentheden hem met kloeker scheepen wilden voorzien: dewyl de zynen te weinig geschut voerden, en geen volk genoegh hadden; inzonderheit de scheepen uit Vrieslandt. Een der zelve genoemt Hector van Troye, dat gevoert werdt by den Kapitein Sekema, was bemant met t'zeventig koppen, en hy betuigde, dat hy in elk quartier niet meer dan vier of vyf mannen hadt die te roer konden gaan. Waar uit men kon afneemen, hoe 't in de vloot Ga naar margenoot+was gestelt. In de volgende dagen zeilde hy met de koopvaarders door de Hoofden, en voort door 't Kanaal, tot ontrent de lenghte van Pleymuiden, doch de Fransche kust naast, daar hy, op den sesentwintigh sten van Augustus, ontrent twee uuren naa den middagh, den windt Ga naar margenoot+Noordtoost, vyfenveertig zeilen aan den Noordt van de Neêrlandtsche vloot in 't gezicht kreegh. De Ruiter, wel denkende dat het d'Engelsche Ga naar margenoot+zeemaght was, die, onder 't beleidt van den Admiraal Georg Askue, in 't Kanaal op de voorbyzeilende Hollandtsche schepen paste, zette het terstondt op hem aan. D'Engelsche vloot bestondt toen in veertigh oorlogsssheepen, en daar onder, gelyk boven gemeldt is, twaalf van de grootste soorte: twee die sestigh stukken geschuts, en acht die zesendertig en meer stukken, tot in de veertig toe, voerden. Daar by waaren noch vyf branders. De Ruiter was toen sterk ontrent dertigh lichte oorlogsscheepen en zes branders, voerende de grootste zyner scheepen niet meer dan dertig stukken geschuts, (behalven twee die veer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tig Ga naar margenoot+stukken hadden) en voorts slecht gemant, gelyk boven is aangeweezen, en uit de volgende lyste nader blykt.
Hier by waaren noch drie galjoots, onder de Schippers Frans de Roys, Jeroen Kornelisz en Jan van Akere. Te vooren was 's Landts vloot ontrent drie-endertig scheepen sterk geweest: maar men miste noch drie scheepen: het schip sint Niklaas; het schip Gelderlandt, uit de Maaze; en een ander Gelderlandt, dat gevoert werdt door den Kapitein Degelkamp. Het eerste was, gelyk verhaalt is, gezonken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De Hr. Michiel de Ruiter
2. De Engelsche ViceAdtm. Georg Ascue. 3. Een Engels sinckendt Schip 4. Kapt. loost Bankert de Ionge. 5. Kapt. Douwe Aukes voerende het Schip de Vogel struis schiet 2 Schepen 6. en 7. van de Engelsche inde Grondt. 8. Kapt. Andries Fortuyn. 9. Kapt. Leendert de Haen. 10. Kapt. Iacob Sichels. 11. Kapt. Frans Krynsz Mangelaer. 12. De Nr. Ioris van den Broek vice Comdr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. Kapt. Klaas Iansz Sanger.
14. Kapt. Isaak Sweers. 15. Kapt. Kornelis Kuiper 16. Kapt. Ian Gideonsz Verburgh. 17. De Hr. Schout by Nacht Ian verhaaf. 18. Kapt. Pieter Salomonsz. 19. Kapt. Rombout vander Parre. 20. Kapt. Laurens Pensier. 21. De Koopvaardy Scheepen. 22. Kapt. Iacob Visscher werende een Brander. 23. De Vyf andere Branders. 24. Engelsche oorloghs Scheepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+het tweede beschadight naar Havre gesleept, en het derde elders verzonden. Hier uit kan men afneemen dat de Nederlandtsche zeemaght by d'Engelsche, ten aanzien van de grootte der scheepen, en menighte van geschut en volk, op ver naa niet kon haalen. Daarenboven vondt zich de Kommandeur de Ruiter belemmert met ontrent tsestig koopvaarders, daar 't d'Engelschen meest om te doen was. Hy hadt eenige daagen te Ga naar margenoot+vooren op alles goede ordre gestelt, en zyn vloot in drie esquadres verdeelt. Over 't eerste geboodt hy zelf als Kommandeur: over het tweede hadt de Kapitein Joris Pieterszoon van den Broek, als Vicekommandeur, bevel: en het derde stondt onder den Kapitein Jan Aartszoon Verhaaf, als Schoutbynacht. By elk esquadre stelde hy twee branders, met last van zich altydt vaardig te houden, en, by de vyanden koomende, hun uiterste best te doen om een van hunne grootste scheepen aan boordt te leggen, en in den brandt te steeken. Den Schipper Frans Roys was bevolen, dat hy, indien 't gebeurde dat eenig Nederlandtsch schip in den grondt, of in brandt werdt geschooten, dan alle vlyt zoude aanwenden om met zyn boot of galjoot het volk te bergen. De weerlooste koopvaarders hadt men verdeelt, en by elk esquadre gevoeght: en d'andere, die weêr konden bieden, werden gestelt om d'onweerbaare, by onverhoopte toeval van noodt, te helpen. Ontrent ten vier uuren naa den middagh raakten de krygsvlooten aan elkander. De Kommandeur de Ruiter hadt de zynen in tydts moedt ingesprooken, en met ernstige woorden vermandt, dat ze als mannen voor 't vaderlandt en de vryheit der zee zouden stryden, en vocht nu zelfs met zyn esquadre in 't midde, de Vicekommandeur van den Broek aan de rechter zyde, en de Schoutbynachr Verhaaf aan de slinker. 'T gevecht was uitermaaten hevig en scherp. Tot Ga naar margenoot+tweemaalen toe sloeg de Ruiter door de vloot der Engelschen, en hadt hy den windt van hun konnen krygen, zoo wel als zy dien van hem hadden, daar waare, naar 't oordeel der geenen die zich des verstonden, kans Ga naar margenoot+geweest om hen geheel te slaan: inzonderheit indien de Nederlandtsche branders, die alle in ly waaren, hadden konnen bykoomen. De Ruiter was alleen met ses of zeven scheepen ten halven in hunne vloote geraakt, en lagh eenigen tydt tusschen hunnen Admiraal en Viceadmiraal. De Schoutbynacht Verhaaf was dicht onder hunne ly met de rest der Staatsche scheepen: en eenige lieten 't slecht leggen. Maar d'andere queeten zich treffelyk, en vochten met d'uiterste manhaftigheid het zy in 't aanvallen, of weerbieden, naar eisch van zaaken. De Kapitein Andries Fortuin van Sierixzee was met het schip d'Eendraght onder de voorste, en in 't midden der vyanden, daar 't heet afliep, zoo dat hy t'eenemaal reddeloos werdt geschooten, doch echter zyn schip beschermde en behieldt. Een der Engelsche scheepen werdt in den brandt geschooten. Onder anderen zagh men hier de heldthaftigheit van een' Vries, dien ik, door 't zwygen van zyn dapper bedryf, zyn verdiende lof niet kan Ga naar margenoot+onthouden. Dees' was Douwe Aukes, die een' Oostindischvaarder, den Struisvogel genoemt, voerde, welk schip men ten oorlogh hadt toegerust. Dees' raakte geduurende den slagh wel diep onder de vyanden, en werdt zoo fel bevochten, dat zyn matroozen, geen ontzet voorhanden ziende, eerst de moedt lieten vallen, en daarna door hunne vrees zoo stoutwierden, dat ze hunnen Kapitein pooghden te dwingen om zich over te geven; maar toen liep hem zyn moedt over. Hy begaf zich naar de kruidtkaamer met den londtstok in de handt, en riep luidtskeels, Schept moedt myn kinders, schept moedt. Ik zal u den wegh wyzen, en als wy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+de vyanden niet langer konnen wederstaan, dan zal ik u alle van de gevangkenisse bevryden, door middel van den stok, dien ik in de handt hebbe. Voorts zwoer hy het londt in 't kruidt te zullen steeken, indien men wyder sprak van 't schip over tegeven. Dees kloekmoedigheit, of liever de vreeze van een zeekre doodt, verschrikte de vyanden, en gaf den zynen zoo veel harts, dat ze een besluit namen van zich tot het uiterste en den lesten bloedtdruppel te verweeren. Ook wisten ze zich van hun geschut zoo wel te dienen, dat ze twee Engelsche scheepen in den grondt schooten, daar ontrent acht hondert menschen verdronken: en een derde werdt zoo gehavent, dat het most krengen, en genoeg te doen hadt om zich in de naaste haven van Engelandt te bergen. Doch anderen schryven, dat zich twee Engelsche Kapiteinen met hunne zwaare scheepen eerst aan beide de zyden van zyn boordt leiden, met meening om hem zyne stoutheit te verleeren. Maar dat Douwe hun dicht by zich liet komen, zonder te schieten, en daarna eerst den eenen, en daarna den anderen de volle laag gaf, met zulk een uitkomst, dat d'eene by hem zonk, en d'ander de vlucht nam. Dat daar op een derde hem onvoorziens aan boordt klampte, enterde, en zoo veel volks op zyn schip wierp, dat zyne matroozen de moedt ontzonk, en dat ze 't schip wilden overgeven; voorts dat hy toen den brandt in 't kruidt dreigde te steeken, en hen, gelyk verhaalt is, door zyne hartigheit tot het betrachten van hunnen plicht opwekte. Daarna stondt hem de wegh open om uit den drang te raaken, en zich by 's Landts vloot te voegen. Eindelyk begost d'avondt te vallen, en 't gevecht eindighde tusschen zeven en acht uuren: nadien Ga naar margenoot+d'Engelschen de vlucht naamen naar den Noordt. Zy werden toen te minder vervolght, om dat eenigen der Nederlandtsche scheepen merklyk waaren beschadight: en dat men op de koopvaardyscheepen, voornaamelyk de Straatsvaarders, die zeer verstroit waaren, most passen. Na 't gevecht stondt de Kommandeur de Ruiter, ziende op d'ongelyke maght, zelf verwondert over d'uitkomst, en men hoorde hem sedert zeggen, Als d'almaghtige Godt kloekmoedigheit wil geven, dan verkrygt men d'overwinning. Dit werk is van Godt zoo bestierdt, zonder dat wy daar reeden van konnen geven. Men bevondt toen op de Nederlandtsche vloot, die niet een schip hadt verlooren, ontrent vyftig of sestig dooden, en veertig of vyftig gequetsten. Het schip van den Kapitein Andries Fortuin, van Sierixzee, was door 's vyandts geschut schendig getroffen: beide de pompen waaren ten halven afgeschooten: de masten op drie of vier plaatzen doorschooten: 't hadt ook zeven of acht schooten onder waater, zoo dat men 't daarna met veel volks en timmerluiden te hulp most komen, om het noodighste te herstellen, en 't schip by de vloot te houden. Voorts dreef de Ruiter met de zynen den gantschen nacht (die besteedt werdt met de masten te wangen, en de zeilen en 't wandt te hermaaken) met kleen zeil: ook met dry vuuren achter op, en een in de marsse; op dat de koopvaarders hen in 't duister moghten kennen, en de vyanden, indien 't hun goedt dacht, by hen blyven. Maar des morgens zagen de Nederlanders dat d'Engelschen wel derd half myl in den windt van hun waaren. De Kommandeur de Ruiter riep toen al de Kapiteinen aan boordt, en men besloot, de vyanden tot den middagh toe te vervolgen, en, indien ze geen standt hielden, dan de Straatsvaarders voort te zenden. Daar op zocht 's Landts vloot de vyanden te naderen, met hun tot na den naamiddagh zuidtwaarts overloopende, ten einde dat ze zouden afkoomen: doch niet koomende, liet men de koopvaarders op den avondt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+met twee oorlogsscheepen, door hunne Hooghmogentheden geschikt tot hun geley, vertrekken; dewyl men wist dat'er geen meer vyanden aan de West waaren. Dien zelven avondt overleedt de Vicekommandeur, Kapitein Van den Broek, door ziekte, in wiens plaats des anderendaaghs, den achtentwintighsten der maandt, de Kapitein Jan Aartszoon Verhaaf werdt gestelt, en Kapitein Jan Gideonszoon Verburg tot Schout by nacht. Verhaaf was in 't gevecht gequetst: doch zyn zoon, de Luitenant van 't schip, een kloek jongman, nam alles vlytig waar, tot zyne volkoome genezing toe. Op den zelven dagh liet de Kommandeur de Ruiter alle de Kapiteinen aan zyn boordt seinen, die hy met deeze reede Ga naar margenoot+aansprak. 'T is, myn heeren, zeer waarschynlyk dat Askue met zyne vloote, naa 't gevecht, naar Pleymuiden zal zyn geweeken, om de geleede schaade te herstellen: dies meen ik dat het raadtzaam zy, dat men d'Engelschen daar bezoeke, en hun onverwacht op 't lyf valle. 'T is te vermoeden dat ze op onze komste niet verdacht zullen zyn, en dat hunne Hoofden veellicht zorgeloos aan landt zyn gegaan. Wy zullen, met Godt de voorsten, hunne vloot konnen slaan en vernielen, eer zy meerder bystandt krygen om ons te zoeken, en aan te tasten. Vit het voorgaande gevecht heeft men hunne lafhertigheit konnen merken. Daar uit kan men lichtelyk afneemen, dat men hun op nieu aantastende, nu alles in onordre is, te meer kans tegens hen heeft. Wy hebben, met zoo veele koopvaardyscheepen belemmert, en zonder hulp der brandtscheepen, de vyanden, die veel sterker waaren dan wy, en den windt van ons hadden, in de vlucht gedreeven; hoewel eenige Kapiteinen uit kleenhertigheit hunne plicht vergaaten. Die zich hier aan schuldig kennen, zullen hier goede gelegentheit vinden, om hunne schande met nieuwe dapperheit uit te wisschen. 'T zal voor 't vaderlandt eerlyk, en de glorie der overwinning grooter zyn, als wy de vyanden te Plymuiden bezoeken, en op hunne eige kust bevechten. Zulke slaagen zullen ze best voelen. De rechtvaardigheit van de zaake daar wy om stryden, daar ook deeze vloot om is uitgerust, en de dapperheit van al die hier tegenwoordig zyn, belooven my den zegen, en dat de vyanden het overschot van hunne schipbreuke welhaast op hunne Ga naar margenoot+eige oevers zullen zien aan stukken geslaagen. De Kapiteinen toonden zich op deze aanspraak willig tot dien aanslagh, en de Krygsraadt besloot, dat menze in 't werk zou stellen. Maar als men dat voorneemen den dertighsten meende uit te voeren, quam de windt 's nachts te vooren uit het Zuidtzuidtoosten, en voorts uit het zuiden, met styve koelte, toen de vloot ontrent twee mylen zuidtwaarts van Goudtstart was: zoo dat men den toelegh most laaten vaaren; dewyl 't ongeraaden was zich op een laager wal te begeven. Toen heeft men 't zuidtwest overgewendt, om de zwaarste scheepen en traage zeilders buiten gevaar te houden, en op de Straatsvaarders en andre aankoomende scheepen te kruissen. D'uitkomst van den scheepsstrydt, straks verhaalt, leerde d'Engelschen dat de waapenen van 't Parlement niet onverwinnelyk waaren. Want Askue, die in deezen strydt drie van zyn beste scheepen, en meer dan dertienhondert mannen, zoo soldaaten als matroozen, verloor, hadt genoegh te doen om zich binnen Pleymuiden te bergen: daar de Ruiter, tot een klaar bewys zyner overwinning, zee hieldt. Het eenig voordeel dat d'Engelsche hadden, was datze, de windt hebbende, konden wyken, en dat het onmoogelyk was hun den wegh af te snyden, en 't ontkoomen te beletten. Van dees tydt af nam de Kommandeur, door wiens beleidt en dapperheit, onder de goddelyke hulpe, deeze zeegen was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+verworven, meenig zeemans hart in, en de naam van de Ruiter hadt Ga naar margenoot+hier door in deezen oorlogh een' doorluchtigen opgangk. Niet langh daarna werdt ter vergadering van hunne Hooghmoogentheden (op het ontfangen van zekeren brief, by de Heeren Raaden ter Admiraliteit te Amsterdam, ten verzoeke van een goedt aantal Koopluiden der zelve stadt, geschreven) beslooten, den Kommandeur van 's Landts vloote, kruissende in 't Kanaal, te beveelen, dat hy, in deeze gesteltenisse van tyden, niet alleen de Nederlandtsche scheepen, die met zilver uit Spanje werden verwacht, maar zelfs ook d'Oostendische en Hamburghsche scheepen, die hem, met zilver gelaaden, moghten ontmoeten, zoude geleiden, Ga naar margenoot+zelfs al waar 't dat ze zyn geley afsloegen: te weeten d'Oostendische tot op de kusten van Vlaanderen, en d'andere tot in een der Nederlandtsche zeegaaten. Dees last werdt den Kommandeur de Ruiter terstondt toegezonden. Ontrent dien zelven tydt of weinig laater bequam hy van verscheide kanten tyding, dat d'Admiraal Blaake den dertighsten van Augustus by Bevezier was geweest, sterk twee-entseventig seilen, en zyn best deed om westwaarts heenen te koomen. Derhalven vondt hy zich genootzaakt alle vlyt aan te wenden om aan de West van hem te blyven: zich te zwak vindende om met zulk een overmaght te slaan. Ook schreef Ga naar margenoot+hy aan de Heeren Staaten Generaal, in wat staat de zaaken toen waaren: dat hy voor den slagh zeer slecht was verzien van scheepen, en volk, en dienvolgens nu noch veel slechter: dat'er ook gebrek was van WondheelersGa naar margenoot†, kruidt en loot: hunne Hooghmoogentheden derhalve biddende, dat men hem op't spoedighste alle bystandt zoude toezenden. Dees brief Ga naar margenoot+was den achtsten van September geschreven. Niet lang daarnaa werdt door de boot van den Kapitein de Haan een kleen Engelsch bootken genoomen, daar men twee oude mannen en een jongeling in vondt, die geen ander eeten noch drinken hadden, dan een enkel broodt en een weinig Ga naar margenoot+water. Men braght ze aan de Ruiters boordt, die straks medelyden met hun hadde, en hun niet alleen onbeschadight liet vaaren, maar met eenen Ga naar margenoot+van broodt en kaas verzien. Den volgenden dagh vonden de Nederlanders Ga naar margenoot+een kleen Engelsch scheepken, met zout geladen, in zee dryven, daar geen levendt mensch, en niet dan een hondt in was. Zy gisten dat het rovers of Turken hadden genomen, geplondert, en 't volk daar uit gelicht en wegh gevoert. Men haalde toen eenige zakken zout uit dit scheepken, nam 'er de zeilen af, en hakte het voorts in den grondt. Ontrent de zelve tydt hadt de Ruiter al zyn Kapiteinen aan boordt, om t'onderzoeken wat levens behoefte, en hoe veel bier en water elk noch by zich hadt. Zommige scheepen waaren noch voorzien voor drie, anderen voor twee maanden, en eenige voor een maandt, of voor weinige Ga naar margenoot+weeken. Hier uit stondt te wachten, dat de meeste scheepen in 't kort zonder lyftoght zouden zyn, en d'andere overvloedt hebben, daar nochtans de vloot gezaamentlyk en gelykelyk diende t'huis te koomen. Dies werdt beslooten, dat men de lyftoght onder elkanderen zoo zou deelen, Ga naar margenoot+dat d'een zoo lang als d'ander zou konnen zee houden. Dit werdt in 'twerk gestelt. Daarna voortvaarende met kruissen, overviel hem den twee-entwintighsten, dicht by de Sorles, een zwaare storm, die drie daagen duurde. Maar den vyfentwintighsten kreeg hy, met goedt weder, de windt Westnoordtwest, jacht op vyfentwintig Engelsche Parlements scheepen, en vondt zich 's avondts met eenige scheepen tot op een myl ontrent Goudtstart by d'Engelschen: maar zyn kloekste scheepen waaren noch verre achter en wydt en zydt verspreit. Dies most hy | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+'t met den donker zuidtoost overwenden. Toen quam 'er 's nachts een harde storm uit den Zuidtzuidtwesten, die de Hollandtsche vloot weêr verstrooide, en de Ruiter belette de gemelde Parlements scheepen aan te tasten. Korts daarna werdt hy van een der Vriesche oorlogsscheepen verlaaten. Ga naar margenoot+De Kapitein was zonder ordre, en buiten zyn kennis, door gezeilt. Ook hadt hy, geduurende zyn verblyf in 't Kanaal, groote moeite om zyn scheepen by een te houden: nadien ze zyne ordre niet wel volgden. Op zeekeren morgen vondt hy de vloot zoo verstroit, dat veele scheepen wel drie mylen van elkandere en van hem waaren versteeken: en te dier tydt gaf hy te kennen, hoe 't hem verdroot dat hy met zulke moetwillige, (ik verhaal dit met zyne eige woorden) of ten minsten domme Bevelhebberen, die als onbevaare luiden te werk gingen, zonder op bevel of ordre te passen, op de vyandtlyke kusten most kruissen. Midlerwyl nam 't gebrek in verscheide van zyne scheepen toe, en men zagh van dagh tot dagh de vyandtlyke zeemaght te gemoet. Hier op riep hy eindelyk den Krygsraadt en zyne Kapiteinen by een: daar overleit werdt wat men best zou doen, en voorts beslooten, dat men, dewyl de vyandt aan de Oost en de West hun veel te sterk was, en, buiten twyffel kennisse hebbende van hunnen toestandt, hen t'eeniger tydt zou trachten te bespringen Ga naar margenoot+of t'overvallen, alle vlyt zou doen om met de vloot door de Hoofden te loopen, om zich by meerder maght te voegen; die, onder 't beleidt van den Viceadmiraal Witte Korneliszoon de Wit, voorhanden was. Ga naar margenoot+Men hadt den achtentwintighsten der maandt tyding van zyne komste ontfangen, en den tweeden van October quamen beide de vlooten ontrent Duinkerken en Nieupoort by elkander. De Heeren Staaten hadden goedt gevonden de L. Admiraal Tromp aan landt te laaten, en de vloot, die te vooren onder zyn gebiedt stondt, voor zoo veel men die naar Ga naar margenoot+'t onweer, boven gemeldt, hadt konnen verzaamelen, in zee te zenden onder den Viceadmiraal de Wit; verhoopende dat hy meer zoude uitrechten, dan Tromp in zyn voorgaande tochten hadt gedaan. Doch hy was weinig bemindt onder 't bootsvolk, ter oorzaake van zyn hardt gebiedt: maar dit gebrek, berispelyk en schadelyk in een' Overste, werdt eenighzins verbeetert door zyn onvertsaaghtheit en dapperheit, die ontrent al zyn daaden bleek. Hem werdt van de Heeren Staaten belast zich by de Ruiter te voegen: gelyk ook het Parlement van Engelandt, naa dat Askue binnen Pleymuiden most wyken, aan Blaake ordre hadt gezonden, dat hy zich naar Askue zou begeven. Doch derwaart zeilende, liep hem de windt zoo tegen, dat hy 't byeenkoomenGa naar margenoot† van de Wit met de Ruiter niet kon beletten. De vloot onder de Wit was sterk, toen ze zich by de Ruiter voegde, vyfenveertigh scheepen van oorlogh. Te dier tydt begaf zich de Ruiter terstondt naar zyn boordt, daar beslooten werdt, dat men alle vlyt zou aanwenden om West aan te gaan. Voorts liet de Viceadmiraal de Wit, die nu 't oppergebiedt hadt, al de Kapiteinen van de Ruiters vloot aan boordt koomen, hun ondervraagende aangaande de lyftoght en de gesteltenisse hunner scheepen. Men bevondt toen dat'er' tien in getal waaren, die gantsch niet verzien, of door 't leste gevecht t'eenemaal reddeloos waaren: eenige waaren zoo lek, of zoodaanig beschaadight Ga naar margenoot+aan masten, stengen en touwen, dat men ze t'eenemaal onbequaam oordeelde om zee te houden, en dienst te doen. Dies werdt goedtgevonden dat de gemelde tien scheepen, nevens vyf branders, die, door lekheit en gebrek van zeilen, insgelyks onnut waaren, naar het vaderlandt zouden zeilen: met verzoek, dat men ze ten eersten weêr zou klaar maa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken, Ga naar margenoot+en dan weêr naar de vlagh zenden. Onder dit getal was het schip de Neptunus, daar de Ruiter op hadt gevochten: voorts de scheepen van den Schoutbynacht Verhaaf, en de Kapiteinen Andries Fortuin, Kornelis Eversz de Jonge, Joost Bankert, Jakob Sichels, Klaas Jansz Zanger, (daar Jan Jansz van der Eyk op geboodt)...... Wagenaar, Rombout van Ga naar margenoot+der Parre en Aldert Pietersz Quaboer. De Kommandeur de Ruiter ging toen met zyn volk over op 't schip Louise, dat gevoert werdt by den Kapitein Pieter Markusz. Naa 't vertrek der tien scheepen bestondt 's Landts vloot, onder de Wit, in vierentsestigh oorloghsscheepen. Maar d'Engelsche zeemaght, onder den Admiraal Blaake, was nu sterk ontrent achtensestig scheepen, doch veel grooter en kloeker dan de Nederlandtsche, en met zwaarder en meer geschuts voorzien, en ook veel sterker bemant. Zoo dat de Kommandeur de Ruiter, overweegende de gesteltenis van 's Landts scheepen, en de sterkte der vyanden, groote zwaarigheit maakte om iet van gewicht t'onderneemen, en de vloot tegens zoo ongelyke maght in merkelyk gevaar te stellen. Maar de Viceadmiraal de Wit, was van ander verstandt. Dees toonde zich, toen hy in zee liep, zeer moedig, en nam een opzet om iet groots te bestaan. Hy was van meening d'Engelschen in Duins aan te tasten, daar de Kommandeur de Ruiter de voortoght zou hebben gehadt: maar zy waar en voor hem reedt, en quamen den achsten van October voor de windt op hem af: zoo onvoorziens, dat hy geen tydt hadt om krygsraadt te houden, ook werdt hy door 't rouwe weder belet; daar noch byquam, dat zyne scheepen door den storm, die hen den voorgaanden dagh overviel, noch vry verstroit waaren: dies liet hy alle de Kapiteinen door Ga naar margenoot+een galjoot tot hunnen plicht vermaanen. Daar op volgde 't gevecht, dat in 't begin der Hoofden geschiedde, en ten drie uuren naa den middagh zyn aanvang nam. Hier hadt de Kommandeur de Ruiter den voortoghtGa naar margenoot*, de Viceadmiraal de Wit den middeltoghtGa naar margenoot†, en de Kommandeur de Wilde d'achterhoedeGa naar margenoot‡. De Kommandeur Kornelis Evertszoon hadt last, de geenen, die 't meest van noode zouden hebben, te helpen. Men ging toen elkanderen met zwaar en licht geschut fel te keer, tot groote fchade van beide de vlooten. Doch d'Engelschen hadden 't grootste verlies onder 't volk, en de Nederlanders ontrent hunne zeilen, en het staande en loopende wandt, of touwerk. De Wit en de Ruiter queeten zich dapper, maar werden in 't kort zeer beschaadight, zoo dat ze quaalyk konden wenden. De Ruiter hadt veel dooden en gequetsten, en vier schooten onder waater. De nok werdt van zyn groote raa of ree, en daarna de groote ree aan bakboort afgeschooten, voorts het marszeil aan flenteren, en het groot zeil t'eenemaal aan stukken, gelyk ook zyn draaireeps, en meeste touwerk. Eenige Kapiteinen volgden zyn voorbeelt, en vochten met onbevreesden moede, maar werden van anderen quaalyk ingevolght. Sommige hielden zich vry achterlyk, tot dat de duisternis der nacht het gevecht eindigde, en beide de vlooten noodtzaakte van een te scheiden, met meening om den strydt, zoo haast als het de dagh en windt zouden toelaaten, te hervatten. Maar d'Engelschen werden ondertusschen, gelyk zommigen melden, met etlyke versche scheepen versterkt. Ga naar margenoot+Doch de Hollandtsche vloot was daarentegen ontrent twintig scheepen zwakker geworden, door de laf hartigheit van zoo veel Kapiteinen, die in 't duister van den nacht afdroopen en doorgingen. Doch de Wit Ga naar margenoot+wou desniettemin d'Engelschen wederom aantasten, en wendde het naar hen toe: maar werdt van zommige scheepen niet gevolght naar be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hooren. Ga naar margenoot+Daar op werdt het stil, en hy seinde d'Opperhoofden der vloote ten dry uuren naar den middagh aan boodt, om t'overleggen wat 'er verder stondt te doen. De Kommandeur de Ruiter, en Kornelis Evertszoon, die naast by hem waaren, op zyn schip koomende, rieden voorzichtelyk, dat men 's Landts vloot niet verder zou in gevaar stellen. De Heer de Ruiter, dien 't nooit aan moedt ontbrak, oordeelde toen, dat een Zeeoverste den Staat, dien hy dient, zomwyle meer dienst kan doen met zwichten en wyken, dan met vechten, en voerde den Viceadmiraal Ga naar margenoot+de Wit de volgende reede te gemoet, Onze scheepen zyn wel een myle van den andren verspreidt: en 't zou door de stilte wel vier uuren, of half vyven zyn, eer de voorste, en wel avondt eer d'achterste by 's vyandts gros zouden koomen. Ook zyn de vyanden ons nu veel te maghtig. Zy zyn merkelyk versterkt, wy verzwakt. Zy hebben groot voordeel door hunne branders, en d'onze zyn niet bequaam om dienst te doen. Onze vloot is slecht verzien van volk. Wy hebben veel gequetsten en zieken, die aan 't scheurbuik leggen. Twee van onze scheepen zyn zonder boeghspriet: de groote mast van 't schip Prins Willem is onbruikbaar, en veel andre scheepen zyn merkelyk beschaadight. Hoe zou men 't dan konnen verantwoorden, indien men den staat van 't vaderlandt, met het waagen van deeze vloote, in meer gevaar stelde? Door deeze redenen, liet zich de Wit beweegen om dien dagh tegen d'Engelschen niet t'ondernemen. Doch ontrent den avondt hielden zes of zeven scheepen, die in ly waaren, met den Engelschen Admiraal en zyne loefwaartste scheepen noch eenigh schutgevecht, doch van weinigh belang: en op den avondt deeden veele van de Hollandtsche scheepen hun best om de loef te houden. Maar als men d'Engelschen daarna met den donker Westnoordtwest zagh overwenden, hebben de Hollanders Oost over gewendt, en dreven dien nacht met stilte tot den tienden 's morgens. Toen hieldt de Wit, die van een' vechtgraagen aardt was, krygsraadt, en verzocht dat men 't onder de windt zou smakken. Maar alle de Kapiteinen, zyn voorneemen merkende, verstonden eenpaarighlyk, dat men d'Engelschen niet zoude inwachten: dewyl men te zwak was, en te veel zou waagen: maar dat men meerder maght most opzoeken, en ten dien eynde naar Goereê zeilen, om daar d'ordre van hunne Hoogmoogentheden af te wachten. De Wit hadt weinig stof om deezen raadt, met redenen bekleedt, tegen te spreeken. Hy zagh ook dat eenige Kapiteinen, die by hem waaren gebleeven, zich met hunne scheepen zeer achterlyk hielden, om wellicht aanschouwers te zyn van een' strydt daarze geen deel in wilden hebben: ook kon hy zich niet verzeekeren van trouwlyk bygestaan te worden, dan alleen van vyftien scheepen, op 't meest: zoo dat 'er niet overig was, dan den raadt van wyken te volgen, 't geen hy deê; raazende van spyt, om dat hy zich zoo verlaaten vondt: en dat in zulk een gelegentheit, daar hy een eeuwige glorie dacht te verkrygen voor zich Ga naar margenoot+zelven, en een groote zeege voor zyn vaderlandt. De vloot dan den koers naar de Hollandtsche kust stellende, dreef door de stilte met kleen zeil, en d'Engelschen volgden op gelyke wyze, tot op den middagh, toen lieten zy 't dryven, en keerden te rugh. Des avondts zaagen de Neêrlanders het eilandt van Schouwen, en quaamen eerst den derden dagh, den dertienden der maandt, voor Hellevoetsluis. De schande der Kapiteinen, die de vlucht hadden genoomen, was zoo veel te grooter, om dat 'er in den gantschen slagh niet een eenigh schip aan de zyde der Staaten was vergaan, noch verlooren. Want zeker schip dat reddeloos werdt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+geschooten, en zyn masten in den strydt verloor, raakte niet te min noch behouden in de Maaze, gelyk ook d'andre beschaadigde scheepen werden geberght. Doch anderen verhaalen, dat 'er twee scheepen, die masteloos waaren, van d'Engelschen vechtenderhandt werden verovert, maar dat Ga naar margenoot+ze die, de Kapiteinen daar uit lichtende en naar Engelandt voerende, weêr hadden verlaaten, in voege dat ze noch met de vloot binnen quaamen. By de Staaten werdt daarna beslooten, dat men, naa onderzoek van zaaken, de schuldige vluchtelingen zou straffen: ook werdt het onderzoek aangevangen, zonder dat 'er iet op volghde: het zy dat het getal te groot was, of dat de meestschuldigen te veel voorspraaks hadden, Ga naar margenoot+en dat men daarom den eenen om den anderen verschoonde. De Ruiter quam den zeventienden van de maandt te Vlissingen by zyn vrou en kinderen: Godt dankende voor zyne bewaaring in d'uitgestaane gevaaren: Ga naar margenoot+en nam op nieu een voorneemen van niet meer in zee te gaan, en zich den dienst van 't Landt t'ontrekken. Hy hadt noch de zelve redenen en zwaarigheden, die boven zyn aangeroert, en die men, zyns oordeels, zwaarlyk zou te boven koomen. Daar quam noch by, dat hy d'afgunst Ga naar margenoot+en de nydt, de schaduw van groote mannen en hooge deughden, niet kon ontgaan. Eenige Kapiteinen, die onlangs hem gelyk waaren, zwollen van spyt, om dat hy hun boven 't hooft werdt gestelt, en poogden zyne Ga naar margenoot+heldre faam met achterklap te bevlekken. Dit vermeerde zyn onlust, en hy zocht hun afgunst, met zich stil aan landt te houden, t'ontwyken. Doch eenige voornaame Heeren, dien 't heil des vaderlandts ter harten ging, en hem kenden, braghten zoo veel gewichtige redenen by, en hielden zoo ernstelyk en zoo lang aan, dat hy zich eindelyk liet beweegen Ga naar margenoot+om noch een tocht te doen. Ter zelver tydt begost men 't oogh weêr te werpen op den L. Admiraal Tromp, die van 't bootsvolk zoo zeer was bemindt, dan de Wit gehaat: die ook geoordeelt werdt de meeste bequaamheit te hebben om overeen groote oorlogsvloot te gebieden. Eenigen hielden zich ter zaake van zyn voorgaande tochten niet voldaan, maar Ga naar margenoot+de meesten oordeelden dat men zyn dienst niet kon ontbeeren. Dies werdt in 't begin van November by de Heeren Staaten goedtgevonden, de vloot van oorlogsscheepen, die men in 't Goereesche gat en elders verzaamelde en toeruste, onder zyn bevel te laaten in zee gaan. Ook werden nevens of onder hem noch eenige Opperhoofden der vloote gesteltGa naar margenoot†: te weten de Viceadmiraalen Jan Evertszoon, en Witte Korneliszoon de Wit, de Kommandeur de Ruiter, en de Schoutbynacht Pieter Floriszoon. Ontrent Ga naar margenoot+deezen tydt hebben de Staaaten Generaal met een plakkaat, dat den achtsten van November was geteekent, bekent gemaakt, hoe zy hoe langs hoe meer bevonden, dat de Regeering in Engelandt veele van 's Landts ingezetenen in hunne zeevaart en koophandel verhinderde, en der zelver scheepen en goederen vyandelyk in zee liet aanransen, bevechten, in den grondt schieten, of in de havenen van Engelandt opbrengen: en dat zy, Ga naar margenoot+daar tegens willende voorzien, hadden goedtgevonden, aan alle Schippers van koopvaardyscheepen te verbieden, dat zy uit deeze Landen niet zoudenvermoogen uit te zeilen, buiten, en zonder het groot geleyGa naar margenoot†, by de Heeren Staaten geschikt naar d'een of d'andre plaatzen: ook zich niet te begeven van de verzaamelplaatsGa naar margenoot‡ voor Sint Martyn in Vrankryk, zonder Ga naar margenoot+van daar met behoorlyk geley afgehaalt te worden, op verbeurte van 't schip, of de waarde van dien. Niet lang daarna werdt den Heeren Staaten Generaal aangedient, dat den Kommandeur de Ruiter verscheide moeylykheden uit wangunst waaren aangedaan, die zoo verre gingen, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+hy door iemandt van 's Landts Kapiteinen in duel, of tot een tweegevecht, zoude zyn gevordert. Op dit bericht werdt ter vergaderinge van hunne Hooghmoogentheeden den negentienden van November goedtgevonden, Ga naar margenoot+aan de Heeren Raaden ter Admiraliteyt in Zeelandt door een' brief te verzoeken, dat ze ten spoedighste kennis van die zaake zouden neemen, en den Kommandeur de Ruiter in zyn aanzien, gezagh, achting en eere handthaven; en voorts daar inne ordre stellen naar behooren. Men zondt ook een afschrift van dit besluit aan den Heere de Ruiter, om tot zyn naarrichting te strekken. Daarna werdt by de gemelde Raaden ter Admiraliteit aan hunne Hooghmoogentheden met een' briefGa naar margenoot† bekent gemaakt, dat wel eenige moeilykheit tusschen den Kommandeur de Ruiter, en een' van 's Landts Kapiteinen was voorgevallen, dan dat korts Ga naar margenoot+daaraan alles ter neder was geleit, Weinig daagen te vooren, den twee-entwintighsten der maandt, hebben hunne Hooghmoogentheden beslooten den L. Admiraal Tromp te beveelen, dat hy den Kommandeur de Ruiter bevel zoude geven over een Esquadre der vloote. Dit werdt korts daarna, toen de vloot in zee was geloopen, naagekoomen, gelyk te zien is uit den volgenden lastbrief, aan de Ruiter gegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[6 December 1652]Ga naar margenoot+Marten Harpertszoon Tromp, Ridder, en L. Admiraal over Hollandt en Westvrieslandt. Alzoo haare Hoogh. Moogh. de Heeren Staten Geneneraal, my, byresolutie van den twee-entwintighste December laatstleden, hebben gelieven te gelasten: ik wilde den Kommandeur Michiel de Ruiter met een Esquadre onder onze vloote voorzien, zoo is 't dat wy den zelven Kommandeur de Ruiter (achtervolgens de voorgemelde resolutie) by dezen verzoeken, en lasten, over het Esquadre van den Viceadmiraal Witte Korneliszoon de Wit, als Opperhooft te kommanderen, alzoo de dienst van den Lande 't zelve ten hoogsten is vereischende.
Gegeven onder onze handt en zegel in 'tschip Brederode, dezen vi. December 1652. M.H. TROMP.
De Viceadmiraal de Wit, in wiens plaats de Ruiter gestelt werdt, was door ziekte, aan landt gebleven. D'oorloghsvloot onder den Heer Tromp bevondt men sterk te zyn ontrent tseventig oorlogsscheepen van den Staat, en drie van d'Oostindische maatschappye, behalven de branders en 't ander kleen vaartuig. Doch van zommigen wordt aangemerkt, dat de vloot meest bestondt uit gehuurde scheepen, Spaans-en Straatsvaarders, en eenige fluiten, meer dienstig tot de koopmanschap dan tot den oorlogh, en tot verweering dan om afbreuk te doen. Ook begost men om deeze reeden eerlang te dringen op het bouwen van dertig nieuwe en kloeker oorlogsscheepenGa naar margenoot†. By deeze vloot hadden zich ontrent drie hondert koopvaardyscheepen gevoeght, die Tromp, volgens zyn last, most geleiden tot de kaap van Lezard, en Engelandts einde. Maar den tienden van December zagh hy d'Engelsche oorlogsvloot, onder 't gebiedt van Ga naar margenoot+den Admiraal Blaake, in de Hoofden, tusschen Doeveren en Folston, dicht onder 't landt, leggen, en begost naa den middagh met hun schutgevecht te houden. In 'tschieten liepen beide devlooten.Westwaart over tot by de Singels, daar d'Engelschen niet boven konden komen. Waar op de Nederlanders, tegens hen aanwendende, ten drie uuren naa middagh met hun in een scherp gevecht raakten. Doch een groot gedeelte der Hollandtsche vloot kon by den strydt niet koomen. Dies quam al de last op den Viceadmiraal Jan Evertszoon, den Kommandeur de Ruiter, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+weinige anderen, die by hen waaren, aan. Doch Tromp stondt hun trouwlyk by, en ley een Parlements schip met vierenveertig stukken aan boordt, dat hy veroverde, en Jan Evertszoon nam een schip met zesendertig stukken. Aan de zyde der Staaten raakte Kapitein Juinbol, door zyn eigen vuur, meent men, aan brandt, en verdronk met een deel van zyn volk. Doch dat geschiedde naa den slagh tegens den donker. Weinig tydts te vooren nam Blaake de vlucht met zyn gantsche vloot naar den Teems. De Ruiter, voerende toen het schip genoemt het Lam, met vierendertig stukken, droegh zich in dit gevecht, naar zyn gewoonte, dapper, en holp, nevens den Viceadmiraal Jan Evertszoon, den Admiraal Blaake naar den Teems dryven. Ook plagh de Ruiter sedert te verhaalen, dat d'Engelschen toen der maate waaren beschadigt, dat de L. Admiraal Tromp, indien hem noch tien of twaalf van 's Landts scheepen hadden geholpen, naar alle waarschynlykheit de gantsche vyandtlyke vloot zoude hebben geslaagen. 'S daags naa 't gevecht veroverde Kapitein Bastiaan Senten van Vlissingen een Parlements schip van Pleimuiden, dat zesendertig stukken geschuts voerde, en de Kapitein Joris van der Zaan nam ter zelve tydt een Engelsch koopvaardyschip, koomende van de Kondaat, met vygen gelaaden, met veertien stukken en twee-entwintig mannen. De L. Admiraal was toen, naa 't wyken van Blaake, meester in zee, en de koopvaardyscheepen hadden nu een vrye vaart naar Vrankryk, en om de West. Hy braght hen daarna in den bocht van Vrankryk, en voorts by 't eilandt Ree: daar veele scheepen uit de Middelandtsche zee, en van elders, ook de wyn-en zoutscheepen, die in Hollandt t' huis hoorden, zich, door ordre van den Staat, onder de sterkte van sint Martyn verzaamelden; om met den eersten, onder de vlagge en 't geley van den L. Admiraal, door de Hoofden te zeilen, en naar 't vaderlandt te keeren Ga naar margenoot+Ontrent deezen tydt waaren de Regeerders van den Staat in eenige bekommeringe ter zaake van zeekeren toeleg der Engelschen, hun ontdekt. Zeker persoon, hier niet te noemen, die den Staat gunstig was, had den negentienden van October, door den Heer Jakob Veth, te dier tydt wegens Zeelandt in de vergadering van hunne Hooghmoogentheden voorzittende, den Heeren Staaten by geschrift in 't heimelyk bekent gemaakt, dat d'Engelschen voorneemens waaren de scheepen, havens, en zeesteeden der vereenighde Provincien met zekre vuurtuigen, daar hy d'afteekeninge van voortbraght, te verbranden en te vernielen. Men zoude door die vuurtuigen, in Hollandtsche en Hamburghsche scheepen Ga naar margenoot+gemetselt, mynen laaten springen, die in de voortydt, als de vlooten uit der zee zouden zyn, en in de havens leggen, hunne werking zouden doen: waar door de brandtstichtersvoor hadden, niet alleen de scheepen, havens, en een groot getal der inwoonderen te verbranden en te verdelgen, Ga naar margenoot+maar ook d'overlevenden tegens hunne hooge Overheden te verbitteren. De Heeren Staaten, dit verstaan hebbende, naamen d'ontdekking in zoodaanige achting, dat ze beslooten, de Provincien, die ter zee handelden, daar van kennis te geven; met verzoek, dat men't ook de zeesteden, tot hunne waarschouwing en naarichting, zou bekent maaken. Ook werdt goedtgevonden, dat daar van mede kennis zou worden gegeven aan alle de Raaden ter Admiraliteit, en aan de BestierdersGa naar margenoot† der scheepsuitrustinge, mitsgaaders aan den L. Admiraal Tromp, den Viceadmiraalen of Kommandeuren, en den andren Opperhoofden van 's Landts vlooten: met last en ordre, dat zy alle aankoomende scheepen, ontrent de havenen, reeden, zeegaaten, vlooten en scheepen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+den Staat, met naauwe opmerking en naar behooren zouden laaten onderzoekenGa naar margenoot‡; schoon dat de zelve met hout of andre waaren, geene uitgezondert, moghten gelaaden zyn: en daarenboven, dat men de vlooten, zoo van koopvaardy-als oorlogsscheepen, in de havenen, in de zeegaaten, en op de reeden, ook in de zee leggende, zoo verre van elkandere zoude afscheiden, en doen afscheiden, als eenighzins doenlyk en dienstig zou zyn. Voorts is goedtgevonden, dat men alles geheim zou houden, en dat de schriften van den ontdekker (wiens naam men op alle wyzen zou verborgen houden) in de geheime kasse van hunne Hooghmoogentheeden zouden worden bewaart. Men zondt ook een afschrift van 't gemelde besluit aan den Kommandeur de Ruiter; daar verder, myns weetens, niet op volgde: het zy dat d'aanleggers van deezen aanslagh van voorneemen veranderden; of dat ze, gewaar wordende wat ordre daar tegen werdt beraamt, lucht kreegen van 't ontdekken, en zich ontzaagen dien gevaarlyken toeleg in 't werk te stellen. |
|