Leven en bedryf van den heere Michiel de Ruiter
(1988)–Geeraardt Brandt de jonge– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina XII]
| |
Beschreven door den heer Geraart Brandt, Remonstrantsch Leeraar te Amsterdam.
O Vaderlanders, ô oprechte Bataviers,
Die RUITER noch betreurt, de geessel van Algiers,
Den Zeeuwschen Zeeschrik, Zon van Neerlands Waterhelden,
Niet zonder diep ontzag van Oost en West te melden,
's Landts Oorlogsblixem, die wel viermaal met 's Landts vloot,
Twee Koningsvlooten tot haar ramp het voorhooft boodt;
Alcides weêrga, door geen' arbeid afgevochten;
's Landts Perseus; temmer van ontelbre roofgedrochten,
Hanthaver in 's Landts dienst van Kroonen, in beleit
Laërtes Zoon gelyk, Achil in dapperheit,
Maar Stix ontwassen, door geen voetwonde ooit bedorven,
En beter dan Achil voor 't Vaderlandt gestorven.
Ziet hier den Zeehelt noch en wenscht het Vaderlandt
Met zulke Zoonen heil, als RUITER en als Brandt,
Behaalden ze van ouds veel lofs, die vroom bedreven,
't Geen schryvens waardig was, of groot bedryf beschreven,
Zy winnen beiden na hun doot onsterflyke eer,
Dees met syn veder, die door kracht van krygsgeweer.
Wat voert de veder uit ten dienst van d'oorlogsdaden?
Zy reiktze aan eeuw op eeuw in onvergangbre bladen;
Waar door de RUITER nu op ieders tong nog leeft,
En Brandt, het graf ten trots, met hem ten hemel streeft.
J: VOLLENHOVE. |
|