Het lelijkste land ter wereld
(1968)–Renaat Braem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
heid van de stad, de auto een meer en meer onmisbaar levensinstrument geworden is. De ontoereikendheid van de kollektieve verkeersmiddelen maakt de wagen tot een noodzakelijke verlenging van de benen, naast zijn verheffing, door de reklame, tot essentieel status-symbool. Daar echter de besturen door honderd banden met de industrie verbonden zijn, wordt die auto het ware centrum van alle inspanningen. Het is niet het wonen, noch de arbeid, noch kultuur of ontspanning die het voorwerp der bekommernissen vormen, maar het verkeer. Het is alsof de stilstaande mens minder interessant zou zijn dan de mens in beweging! Het scheppen van verkeersfaciliteiten wordt verward met het scheppen van de ekonomische substruktuur van het land. De auto's moeten namelijk kunnen rijden, anders geraken ze niet versleten - hoewel de fabrikanten wel hun uiterste best doen opdat de auto's zo gauw mogelijk zouden verslijten en qua stijl uit de mode geraken. We zien dus over de wereld enorme inspanningen verrichten om het verkeer te vergemakkelijken. Dat in 1966 België 0,0 km autoweg klaar kreeg, wil niet zeggen dat er niets gedaan wordt. Zaak is dat de energie die aan positief menselijke doeleinden, verbetering van het levensmilieu, opvoeding, kultuur, inrichten van een degelijk equipement en produktieapparaat zou dienen besteed, gaat naar ersatzen, nl. de auto, het middel tol evasie, de verkeersweg, het middel tot verbruiken van de auto. In 't groot gezien, zijn de werkkracht en materiaalaanwending een zinloos bewegen, juist gelijk aan wat men niet heeft verricht aan essentieel sociaal noodzakelijk werk. | |
[pagina 30]
| |
De dagelijkse kruistocht.
|
|