op dit moment gevoerd worden - in zich de fataliteit van de oorlog draagt,‘zoals de onweerswolk de bliksem’, als Jaurès nog eens vrij mag geciteerd worden.
Nochtans heeft het gevaar waarmede wij te kampen hebben, veel meer diepgang dan een oorlog, zelfs een atoomoorlog, en overschrijdt het volkomen de grenzen van een sociale aktie, die zich met geleidelijke hervormingen zou vergenoegen en de opvatting zou huldigen dat ook stad en land door aanpassingen zouden kunnen bewoonbaar gemaakt worden.
Ik meen namelijk dat de mens als dusdanig in gevaar is geraakt en ijverig bezig is de evolutie, welke hem van het dier tot zijn huidige plaats in de natuur heeft gebracht, om te buigen naar een terugkeer naar het dierlijke door een geleidelijk versnellend rottingsproces.
Het aanwenden van de atoombom zou in die orde van gedachten slechts een etappe zijn naar een volkomen ondergang, een teken, maar niet de ondergang zelf. Misschien zouden de moeilijke vraagstukken, gesteld door de grondspekulatie, de lintbebouwing en de opmars der lelijkheid, dan ineens opgelost zijn maar, Einstein parodiërend, zouden we na de bom niet meer aan stedebouw moeten doen met bull-dozers, maar met schoppen en houwelen, t.t.z. opnieuw beginnen van nul.
Hebben daarvoor de lange reeks van heiligen, geleerden en zieners geleefd en geleden?
We naderen een tijd van ernstige belissingen voor ieder van ons.
Die beslissingen gaan veel dieper dan de keuze van een vakantiedoel, de keuze van een bouwgrond voor ons De Taeye-huisje. Het gaat over zijn of niet zijn, kristen zijn of medeplichtig zijn aan misdaad, mens zijn of medeplichtig aan teruggang naar dierlijkheid.
Het is dus noodzakelijk achter het bouwen en wonen, achter de modewoorden urbanisme en ruimtelijke ordening de eigenlijke basiswaarden na te speuren waarom het in feite gaat.