Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied
(1997)–Willy L. Braekman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||
Deel I
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk I
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||
hun doel, te klasseren, meer bepaald naar de gemakshalve alfabetisch geordende ziekten die ze ‘aflezen’. Elke classificering heeft echter voor- en nadelen, elke indeling brengt onvermijdelijk ook een deel herhaling met zich mee. Bij elke systematische ordening of indeling wordt men tevens geconfronteerd met een zekere subjectiviteit. Zal men zegens om een geboorte of bevalling te bespoedigen klasseren onder geboorte of onder bevalling? Beide lijken verantwoord. In het hiernavolgende overzicht werd gekozen voor geboorte, omdat men er gemakkelijk nageboorte mee kan verbinden en als één ‘hoofdstuk’ beschouwen. Onder ‘bloedstelpen’ worden bloedingen in verschillende lichaamsdelen samen behandeld, ook menstruale bloeding. Het had natuurlijk ook anders gekund. Toch maak ik mij sterk dat de lezer met enige verbeelding gemakkelijk in de voorgestelde groepering zijn weg zal vinden. | |||||||||||||||||||||||
1. AambeienSlechts één enkele zegen is uit de door ons behandelde periode bekend. Hij is overgeleverd in twee varianten in hetzelfde laatmiddeleeuwse handschrift. Zegens voor aambeien of ‘spenen’ zijn trouwens bij ons in alle tijden zeer zeldzaamGa naar voetnoot1. [3] [Jeghen de spenen in den ers]Ga naar voetnoot1 De ‘wissen’ waarmee Christus was gebonden, worden hier voorgesteld alsof ze langzaam verschrompelden, iets wat natuurlijk niet uit de evangelies blijkt. Het lijkt een straf te zijn voor het leed dat ze aan het lichaam van ‘onsen lieven Heere’ berokkend hebben. J. Verdam schreef hieroverGa naar voetnoot2: ‘De touwen waarmee Christus gebonden was, worden hier genomen als voorbeeld van iets dat vergaan of verslijten zal; zo zal ook, dit was het punt van vergelijking, eene kwaal geleidelijk verminderen of uitslijten...’. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||
Een wat uitvoeriger variant luidt als volgt: [4] Jeghen de spene. De gedeeltelijk berijmde zegen moet hier driemaal herhaald worden en terwijl men ze reciteert maakt men een kruisteken op de ‘spene’ en ook op de aarde. De bedoeling hiervan is wel de aambeien de weg te tonen: weg van het lichaam, naar de grond toe. Een paar vergelijkbare zegens uit Duitsland beklemtonen eveneens dit detail uit de kruisiging van Christus, nl. ‘das Binden mit der “Wied”, einer als Band gedrehten Rute’Ga naar voetnoot3. Tegen geelzucht b.v. spreekt men de ziekte toe: Du sollst vergehen wie die Weth (= Wied),
Da man den lieben Jesum mit band.
of tegen dikke hals: Was ich greif, das verschwind,
Wie jener Mann verschwand,
Der die Wiede wand,
Der Christus den Herrn band am Kreuz!
Uit het laatste citaat blijkt dat Christus met banden gemaakt uit gevlochten wissen door de Joden aan het kruis werd gebonden. Dit is trouwens eveneens in de eerste Mnl. tekst het geval, waar sprake was van ‘ghecruust’. In onze tweede Mnl. tekst is dit ‘God staerf’ geworden en is er verder sprake van het ‘haut der calumnien’. Van HaverGa naar voetnoot4 interpreteert deze laatste woorden echter als de geselpaal. Deze was echter van marmer, zodat ‘haut’ van de kolom een onmogelijke combinatie is. De betekenis van ‘haut der calumnien’ is het schandhout, d.i. het kruis. Deze verklaring is in overeenstemming met het vermelden van het kruis bij het begin van de zegen (in de eerste versie). Dat ‘calumnie’ niet in het Mnl. Wdb. voorkomt, is geen valabel bezwaar, aangezien het algemeen bekend is dat in dit werk veel woorden niet opgenomen zijn. ‘Calumnie’ is ontleend aan Fr. calomnie, schandeGa naar voetnoot5. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||
Volgens de middeleeuwse traditie werd Christus ofwel aan het kruishout genageld of gebonden. Zo beschrijft de invloedrijke Meditationes vitae Christi van pseudo-Bonaventura beide manierenGa naar voetnoot6, en het beroemde Romanusbüchlein schrijft: ‘Als man dem Herrn Jesu Christo seine rechte Hand an des Kreuzes Holz band...’Ga naar voetnoot7. De epische inleiding bij deze zegen verwijst dus naar de dood van Christus op het kruis, het schandhout waaraan hij gebonden werd met wissen banden die verschrompelden. Op dezelfde wijze moeten ook de aambeien verschrompelen en verdwijnen. | |||||||||||||||||||||||
2. BloedstelpenIncantamenta om bloedingen te stelpen zijn in de door ons behandelde periode relatief zeer goed vertegenwoordigd. De bloedingen zijn gelocaliseerd in verschillende plaatsen, wonden uiteraardGa naar voetnoot8, maar ook neus, vrouwelijke geslachtsdelen, enz. Meestal echter wordt de plaats niet expliciet vermeld. Qua inhoud kan men een tiental verschillende zegens of amuletten onderscheiden. Zowel de volkse als de ‘geleerde’ formulieren zijn hierbij vertegenwoordigd. [5] Om bloet te stempenGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||
Dit incantamentum is een composiet waarin we drie verschillende, kortere zegens kunnen onderscheiden. Die komen ook elders voor, afzonderlijk of ook in combinatie met nog andere zegens. Het eerste deel is een bijzonder merkwaardig amulet dat men om de hals moet dragen. Een parallelle tekst treft men aan in een Oudengels handschrift (Lacnunga) uit de late tiende eeuw. Het wordt er een hemelbrief genoemd die de engel, d.i. naar alle waarschijnlijkheid de aartsengel Michaël, naar Rome bij de paus zou gebracht hebben toen daar een epidemie van dysenterie was uitgebrokenGa naar voetnoot9. De brief moet op een lange strook perkament geschreven worden, zo lang dat hij over het hoofd kan gestoken en als een stijve halsboord om de nek kan gedragen worden. Dit amulet bestaat uit een aantal gedeeltelijk onverstaanbare woorden, die zogoed als geheel overeenkomen met de woorden in het eerste deel van de hierboven gedrukte Mnl. tekst: Ranmigan, adonai, eltheos, mur. O ineffabileGa naar voetnoot10. Omiginan . midanmiam . misane . dimas . mode . mida . memagartem . Orta min . sigmone . beronice . irritas . venas. quasi dulap . fervor . fruxantis . sanguinis . siccatur . fla . fracta . frigula . mirgui . etsihdon . segulta . frautantur . in arno . midoninis . abar vetho . sydone multo . saccula . pp pppp sother sother . Miserere mei deus deus mini deus mi A Ω N Y Alleluiah . Alleluiah. Er is ook een tweede Mnl. zegen waarin deze brief voorkomt. Hij lijkt bedoeld te zijn om de pest te bedwingen en zou er ‘in eene grote steerfte’ aan de paus gebracht zijn door ‘dinghel van hemelricke’. We komen er verder nog op terugGa naar voetnoot11. Vermelden we hier alleen nog dat deze hemelbriefGa naar voetnoot12 ons buiten de drie zoëven vermelde vindplaatsen niet bekend is. Of hij oorspronkelijk voor dysenterie, voor pest of voor bloedstelping bedoeld was, is niet meer te achterhalen. Alleen zou het best kunnen dat het genezen van dysenterie (bloederige stoelgang) of bloedingen in het algemeen oorspronkelijk de bedoeling geweest is. Dat zou men althans kunnen afleiden uit woorden als berusor (corrupt voor Beronice?), venas (Lat. aders), sangnens (in de andere Mnl. versie sanguine, Lat. bloed), siccatur (Lat. verdroogt, stelpt), enz. Het feit dat dit amulet met vijf eeuwen verschil alleen in een Engelse en een Mnl. versie bekend is, wijst op de langdurige en intense relaties tussen de Nederlanden en Engeland die ook blijken uit de magische teksten van beideGa naar voetnoot13. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||
Het tweede deel in het bovenstaande Mnl. incantamentum is de zg. Longinuszegen, die in gans Eutopa eeuwenlang wordt aangetroffenGa naar voetnoot14. Een volledig Nederlandstalige en drie Latijnse, nauw verwante teksten komen voor in handschriften die in de Nederlanden ontstaan zijn. De Nederlandstalige luidt: [6] Item dat bloet te bespreecken.
Longin[u]s, die ridder,
Die stack onss[e]n Heere,
Ende die heere Jhesus bloede seere.
Nu en bloet nijet meer,
Doer des bloets eer.
Dat sij waer in Goidts namen. Amen.
Gr. 3, 118r
Twee van de Latijnse hebben wel instructies in de volkstaal: [7] Jeghen bloen ter nesen. In een tweede tekst is dit eveneens het geval, waarbij het woord restet (sta) een belangrijke rol speelt, zoals dat ook in andere bloedzegen het geval is: [8] Bloet stempen. Nauw verwant is ook de derde, volledig Latijnse tekst: [9] Longinus miles latus Domini lancia perforavit et continuo exuit sanguis et aqua. Sanguis est redempcionis et aqua baptismatis. In nomine Patris cessat sanguis, in nomine Filij cessat sanguis, in nomine Spiritus sancti cessat sanguis et non exeat amplius gutta. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||
In het evangelie van Johannes wordt verhaald hoe één van de soldaten de zijde van Christus aan het kruis met zijn lans doorboorde. De naam van deze miles treffen we voor het eerst aan in het apocriefe evangelie van NicodemusGa naar voetnoot15. De verschillende versies van dit in de middeleeuwen bijzonder populair evangelie doen ons echter inzien dat toen reeds een verwarring voorkwam tussen Longinus, de soldaat van de lanssteek, en de gelijknamige honderdman van de Romeinse groep soldaten die bij het kruis de wacht hielden. Toch zal in de Westerse traditie de soldaat Longinus het halen op de honderdman. Hij werd als heilige vereerd (op 15 maart), omdat hij als martelaar voor het geloof zou omgebracht zijn. Wanneer Longinus in de hierboven geciteerde Mnl. tekst een ‘hebreuschen ridder’ wordt genoemd, is dit een typisch middeleeuws anachronisme dat we b.v. bij Jacob van Maerlant terugvinden. Belangrijk is ook een voorstelling die in de latere theologie algemene bekendheid zal krijgen en waarvan de oorsprong bij Tertullianus te zoeken isGa naar voetnoot16. In diens De Baptismo plaatst hij naast het doopsel met water het doopsel met bloed, het martelaarschap. Voor hem zijn het water en het bloed die bij de lanssteek uit de zijdewonde van Christus liepen, de voorafbeelding van dit tweevoudig doopsel. Het is wel merkwaardig te noemen dat in twee van de drie Latijnse Longinuszegens een gelijkaardige interpretatie van de lanssteek, samen met de interpretatie van het water en het bloed expliciet vermeld worden: sanguis est redempcionis et aqua baptismatis, het bloed symboliseert de vrijkoop van het mensdom door de kruisdood, en het water de vrijkoop van de duivel en de erfzonde door het doopsel. Tenslotte is er nog het derde deel van de zegen. Hier moet men twee (eigenlijk drie) Latijnse woorden op het hoofd van de zieke schrijven met zijn eigen bloed. Deze woorden consummatum est en agla zullen we ook hierna in andere bloedzegens aantreffen. Voor consummatum est is de symbolische betekenis alvast duidelijk. Zoals de woorden bij Christus ‘het is volbracht, het is gedaan, het is voorbij’ betekenen, zo moet ook het bloeden gedaan, voorbij zijn en dus ophouden. Een heel ongewoon procédé om een bloeding te stelpen doet dit van op afstand. Wanneer de genezer van een boodschapper verneemt dat iemand ‘te sere’ bloedt, zendt hij zijn bode om water zonder te spreken. Dit wordt door hem op speciale wijze krachtig gemaakt. Hij geeft het de boodschapper te drinken en de (niet-aanwezige) patiënt wordt daardoor genezen: genezing op afstand. Van dit of een gelijkaardig middel heb ik nergens anders een spoor kunnen vinden: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||
[10] Van den blodenden menschen. De naam ysmahelice komt ook in een zegen voor om te doen slapenGa naar voetnoot17. Wijzen we er ook op dat de vraag een handeling stilzwijgend uit te voeren, in magische teksten wel meer voorkomtGa naar voetnoot18. Twee Latijnse zegens uit Mnl. handschriften lijken hun kracht te putten uit het werkwoord staan. Het bloed wordt bezworen te staan, d.i. op te houden met vloeien, zoals Christus stond, d.i. standvastig was in zijn lijden of meer bepaald bij zijn kruisdood. De eerste werd in het handschrift gedeeltelijk door wegkrassing onleesbaar gemaakt. Ze is speciaal bedoeld tegen neusbloeding, zoals blijkt uit het recept dat erop volgt, en eindigt met een gebruiksaanwijzing in het Nederlands: [11] Jesus Christus d[...] pace + Deus homo naetus est + Sanguis mane in tua vena + sicut stetit Christus in sua pena + In nomine Patris + et Filij et Spiritus sancti. Amen + De zegen wordt op een stukje papier geschreven dat dan in stukken gescheurd en met drank gemengd door de zieke gedronken wordt. Men vergelijke de volgende uit Engeland afkomstige zegen ‘to stanch blode’Ga naar voetnoot19: Sanguis mane in te, sicut fecit Christus in se
Sanguis mane in tua vena, sicut Christus in sua pena
Sanguis mane fixus, sicut Christus quando fuit crucifixus.
De hiernavolgende tekst vertoont enige verwantschap met de voorgaande Nederlandse, maar heeft slechts een minimale gebruiksaanwijzingGa naar voetnoot20: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||
[12] Om bloet te stempen daerin datet is. De vermelding van Petrus of Paulus is ongewoon en het verband van beiden met het ‘staan’ van het bloed is onduidelijkGa naar voetnoot21. Dit type bloedzegen komt in essentie overeen met Nederlandse zegens uit latere eeuwenGa naar voetnoot22, zoals b.v.: En staet niet te los, staet vast bloed, in den ader, alzoo Jezus vaste stond aen het hout des kruis gebenedijd: en met teksten uit de ons omringende landen, soms heel letterlijkGa naar voetnoot23: Sta sanguis in te +
sicut Jhesus stetit in se +
Sta sanguis in tua [vena] +
sicut Jhesus stetit in sua [poena] +
Sta sa[n]guis infixus +
sicut Jhesus stetit crucifixus +
Ook de woorden van Jezus ‘Consummatum est’ wijzen, zoals reeds gezegd, op een stoppen, een einde nemen, wat impliceert dat ook de bloedvloeiing moet stoppen. Een enkel voorbeeld hiervan dateert uit de vijftiende eeuw: [13] Contra fluxum sanguinis de naribus. Ook in latere Nederlandse zegens komen de woorden (corrupt) nog voorGa naar voetnoot24: Om bloet te stelpen uijt de neus, nemt een drooch hauten ofte stecken ende schrijft voor tvoorhooft met sijn bloet: Appellum ofte consumativi est. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||
Twee voorbeelden van wat we het beronix-beronixa-amulet zouden kunnen noemen, dateren uit de vijftiende eeuw. In latere magische middelen om bloed te stelpen, komt dit type niet meer voorGa naar voetnoot25. [14] Om bloet te stelpen. Het krachtig woord moet wellicht met het eigen bloed van de patiënt geschreven worden. Dit blijkt uit een variant: [15] Die sere bloet. Het uitgangspunt van het gebruik van ‘beronix(a)’ in bloedzegens is de legende van Abgar, de koning van Edessa (nu Urfa) in het oude Mesopotamië. Eusebius vermeldt dat deze koning een gezant aan Jezus van Nazareth zond met een brief om zijn hulp in te roepen tegen een ziekte waaraan hij leed. De gezant kreeg van Jezus, die als geneesheer voorgesteld wordt, de toestemming om zijn portret te schilderen, dat door Abgar in zijn paleis werd opgehangen. Deze oorspronkelijke vorm van de legende wijzigde zich in de loop der eeuwen, en met één van de latere vormen geraakte de geschiedenis van de heilige Veronica vermengd. Hierbij is het niet Abgar, maar een prinses met name Beronice, die het portret van Jezus in ontvangst neemt. Geleidelijk ging men deze prinses ook vereenzelvigen met de vrouw met de bloedvloeiing (Mat. 9,20-22; Mark. 5,25; Luk. 8,43) die door Jezus genezen werd en aan wie men reeds vanaf de vierde eeuw deze naam had gegevenGa naar voetnoot26. In de apocriefe Handelingen van Pilatus wordt de vrouw vermeld in de volgende passageGa naar voetnoot27: And a certain woman named Bernice (Beronice Copt., Veronica Lat.) crying out from afar off said: I had an issue of blood and I touched the hem of his garment, and the flowing of my blood was stayed which I had twelve years. Het is dan ook niet te verwonderen dat de H. Veronica als Berenice verschijnt in bezweringen tegen bloedvloeiing. Zo leest men b.v. + Beronice | |||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||
libera me de sanguinibus deus deus salutis meae ... in een Engels handschriftGa naar voetnoot28 of ‘O Beronice, gij irriteert de aders gelijk een brandende koorts. De bloedvloeiing is opgedroogd. Stop’, zoals we een Oudengelse ‘charm’ kunnen vertalenGa naar voetnoot29. Ook met de mannelijke en vrouwelijke vorm (Beronix(a)) van het woord treft men het aan, zo b.v. in een Engels manuscript van het einde van de 16de eeuw: Si vis refraenare sanguinem alicuius fac + in fronte et scribe Beronix et si faemina Beronixa. In de eerste van de Mnl. teksten schrijft men bij een man op de rechter-, bij een vrouw op de linkerhand. De associatie rechts met mannelijk, links met vrouwelijk is oeroud. Zo geloofde het Liber Trotula, een gynaecologisch traktaat, dat mannelijke kinderen in de moederschoot in de derde van de zeven kamers van de baarmoeder ‘ter rechter siden’ liggen, de vrouwelijke ‘in dander side’Ga naar voetnoot30. Ook uiterlijk manifesteert zich dit verband bij zwangere vrouwen, nl. in de grootte van haar borsten: ‘Is de rechter burste de meeste so ist een knechtken, is die slincke, so ist een meesken’Ga naar voetnoot31. Een zegen afkomstig uit het veertiende-eeuwse Brugge, is de enige in haar soort die ik heb kunnen vinden. Ze komt in hetzelfde handschrift voor in een Nederlandse versie, gevolgd door een Latijnse vertaling: [16] Heer Jhesu Christe ende reine moeder ende maghet Marie, alsoe leet moet u wesen dat dese mensche .N.Ga naar voetnoot1 bloet als hemGa naar voetnoot2 es dat men den rechte[n] coepman tsine nemet. Pater noster. De vertaling volgt er onmiddellijk opGa naar voetnoot32: Domine Ihesu Christe fili dei vivi et Maria virgo et mater domini nostri Christi in tantum displiceat vobis et cedeat emissio cruoris huius hominis, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||
viri vel mulieris .N., quantum vobis displicet violentia et rapinia facta iusto et vero mercatori. Ista oratio ter dicatur flexis genibus cum tribus pater noster in loco secreto cum devotione. De ‘rechte’, d.i. rechtvaardige koopman waarvan hier sprake is, wordt slechts als vergelijking of Präzedenzfall gebruiktGa naar voetnoot33. Mogelijk is dat de koopman die ‘tsine’ genomen wordt, het slachtoffer van een onrechtvaardige rechter wordt. Deze laatste komt inderdaad in bloedzegens geregeld voorGa naar voetnoot34, zo b.v. in: Blut stang - vergiss den Gang,
Wie unser Herr Gott des Manns
der im Rechten sitzt
und ein falsches Urteil spricht...
Hierna volgt een heel interessante maar jammer genoeg onvolledig tot ons gekomen zegenGa naar voetnoot35. We drukken ze met behoud van de originele regellengte af en met tentatieve toevoeging van enkele gedeelten die men uit de context kan reconstrueren: [17] Een zegen daer [men m]et g[e] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||
Het eten van een stuk brood, waaraan een aantal woorden die erop geschreven zijn, bijzondere krachten blijken te hebben verleendGa naar voetnoot36, en het drinken van wijn waarover een psalm werd gebeden, herinneren aan de consecratie van brood en wijn in de eucharistieviering. Een gelijkaardige tekst is mij niet van elders bekend. Een zegen die in twee handschriften opduikt - de ene is volledig, de andere niet - bestaat uit drie delen. De eerste met Longinus als epische inzet is zeker de belangrijkste. [18] Off du wilt doen stemmen bloet oft ter nosen off ter wonden. Het tweede deel bestaat uit het gewone aantal (drie) onzevaders en weesgegroeten. Het derde is van een gans andere aard en bestaat zelf uit drie minideeltjes: het eerste vraagt het heilig woord agla, één van de vele namen van God, op het (voor)hoofd te schrijven; het tweede wil het ons reeds bekende consummatum est op dezelfde plaats doen schrijven; en in het derde komt hetzelfde agla op de hand aan de tegenovergestelde kant van die waar de bloeding plaats heeft. Om neusbloeding te stoppen zal men, volgens een Latijns experiment [19] (G. 4, 142v), de volgende tekens op een stuk perkament schrijven en dat op het hart van de patiënt leggen: p . n . p̲ . a . s . 5 . x . a . es . a' . a . n' . z . e . ey'. Een gelijkaardige reeks letters of tekens vindt men ook in een amulet tegen de vloed bij vrouwenGa naar voetnoot37: [20] Item om noch te verdrivene de vloet. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||
Bij de Latijnse versie volgt op het eigenlijke amulet nog een ‘bewijs’ van de betrouwbaarheid van dit middel. Als men de aangegeven letters op het hecht van een mes schrijft, zo heet het daar, en daarmee een varken de hals afsteekt, zal men met eigen ogen kunnen vaststellen dat het beest niet bloedt! Ook deze proef is van elders bekend. Hij komt voor o.m. in een Nederlands 17de-eeuwsGa naar voetnoot38 en in een Duitstalig amulet uit Hongarije (begin 20ste eeuw)Ga naar voetnoot39: Wann einem das Blut nicht gestehen will, oder eine Aderwunde ist, so lege den Brief darauf, so steht das Blut von Stund an; wer es aber nicht glauben will, der schreibe die Buchstaben auf ein Messer, so st[e]che ein unvernünftig Thier, es wird nicht bluten...: J . m . J . k . J . B . J . P . s . a . v . st . St . vas . J . P . Q unaq. In een Latijns, vijftiende-eeuws formulier vinden we een gelijkaardig middel om een vrouw te doen bevallenGa naar voetnoot40: Ut mulier concipiat. Suspende circa collum has caracteres: 77 c t a n e a e g c x + x + c t h' ne anne p. Quod si volueris probare, suspende super arborem que numquam producit fructum, et germinabit. De kracht van de reeks zinloze letters en tekens kan men afleiden uit het ‘feit’ dat een boom plots vruchten gaat dragen als ze erboven gehangen wordt. Een andere zegen is gericht tegen neusbloeding: [21] Jegent bloeden ter nesenGa naar voetnoot1. Deze magische tekst is zonderling en uitzonderlijk. Hij lijkt corrupt overgeleverd te zijn. Alhoewel de afgebeelde figuur een zeshoek is, is er in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||
de tekst sprake van een vijfhoek en dit is wellicht ook wat in feite bedoeld wordtGa naar voetnoot41. Aan de vijfhoek, het pentakel, werd een grote magische kracht toegeschreven. Volgens sommigenGa naar voetnoot42 moet deze figuur op een woensdag gemaakt worden, wanneer de maan zich in het eerste kwartier bevindt, in het derde uur van de morgen. De ceremoniële magie wil dat men deze figuur echter niet met twee driehoeken maakt, maar met drie cirkels, de ene binnen de andere en in drie verschillende kleuren. Men spreekt hierover bezweringen uit, zuivert en parfumeert met wierook. Pas dan wordt in de binnenste cirkel een vijfhoek getekend, waarbinnen men agla schrijft. Door dit zegel (Lat. sigillum) wordt het ook mogelijk geesten op te roepen. Naast neusbloeding zou de zegen ook ‘den tantsweer’ doen verdwijnenGa naar voetnoot43. Ik vermoed dat na het woord ‘greffien’ een deel van de oorspronkelijke tekst door de scribent werd overgeslagen. Die voegde er de laatste woorden aan toe van een zegen tegen de tandpijn die er in zijn legger op volgde. Aldus werd het begin van een bloedzegen verenigd met het slot van een tandpijnzegen. Vermelden we terloops een zeer vroege Noordnederrijnse tekst (11de E.) tegen hoofdverkoudheid. Het vloeien uit de neus van bloed of slijm werd hier als één en dezelfde kwaal opgevat. Zoals uit de verwijzing in de tekst naar ‘bluod’ blijkt, was dit wel degelijk een bloedzegen: [22] Ad catarrum. Zoals in een paar reeds besproken zegens speelt ook hier het werkwoord ‘staan’ een symbolische en belangrijke rol, evenals de epische kern met Christus die na gewond te zijn weer gezond wordt. Zo moet het vloeiende bloed (of neusslijm) staan, d.i. ophouden en de neus weer gezond worden. We besluiten dit overzicht met één of eigenlijk twee zegens tegen te overvloedige menstruatiebloeding. Beide steunen op de kracht van een psalm. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||
[23] Item waert oec dat sake dat j wijf te seere vloeyde. Het nu volgende magisch middel is eveneens gericht tegen overvloedig menstruaal bloed of tegen maandstonden die zich niet op de gepaste tijd voordoen. Het is de enige vertegenwoordiger van een middel dat - zij het voor een andere kwaal - in Middelengelse manuscripten veelvuldig voorkomt. [24] De vrouwe de ersGa naar voetnoot1 sichdomosGa naar voetnoot2 to vele hevet oft unrechte wandelingeGa naar voetnoot3 hevet. Wat met de hosties verder moet gebeuren, wordt niet gezegd. Uit parallelle teksten uit het middeleeuwse Engeland blijkt dat de patiënt die diende op te eten. Gewoonlijk zijn er slechts drie en niet negen hosties, maar ook in de Mnl. tekst blijft de drieledigheid behouden: drie groepen van elk drie hosties krijgen hetzelfde inschrift. De inneming kan drie of negen dagen geduurd hebben: drie dagen lang telkens drie hosties tegelijk of negen dagen lang telkens één hostie. Bij de Engelse hostieteksten treft men een tiental varianten aan, maar steeds worden ze er gebruikt tegen koortsen. De meest voorkomende is de volgendeGa naar voetnoot44: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||
Pro febribus. Het grootste verschil tussen de Engelse versies is te vinden in de woorden die op de hosties geschreven worden. Nergens wordt gezegd of deze hosties geconsacreerd moeten zijn, maar men mag aannemen dat dit wel het geval is. Nog een voorbeeld van een Latijnse versie: Inter alia [= contra febres]. Nadat alle hosties zijn ingeslikt, moet de koortslijder een drank innemen samengesteld uit het sap van vijftien kruidenGa naar voetnoot45. In een Anglo-Normandische versie, ten slotte, is het procédé het volgendeGa naar voetnoot46: Pernez .iij. oblez et en le permer festes un croix, si escrives Pater est Alpha et Omega; en loe seconde festes .ij. croitz et escrivez: Filius est veritas; en lo tirce: Spiritus Sanctus est remedium, et jetez desuz cire beneyte et le donez li malade a manger le premier jour ceo que fust primer escrit et issi les autres par ordre. | |||||||||||||||||||||||
3. BrandMet de term ‘brand’ wordt een veelheid van huidziekten bij mens en bij dierGa naar voetnoot47 aangeduid. Wat ze gemeenschappelijk hebben is de rode kleur van de huid of van de puisten. Zoals Van Haver heeft opgemerktGa naar voetnoot48 is het moeilijk de formules tegen huiduitslag te scheiden van die tegen rode huidskleur als gevolg van verbranding, of van die tegen brandwondenGa naar voetnoot49. Dit is zelfs | |||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||
merkbaar bij het klein handvol zegens dat we i.v.m. brand(wonden) bezitten binnen de door ons behandelde periode. [25] Die vorseide secheninghe dient toot neghenderande brande van santen. Deze tekst die in het handschrift als proza geschreven staat, bestaat in feite uit twee afzonderlijke formules. In de titel is ‘vorseide’ te lezen als ‘navolgende’Ga naar voetnoot50. Tegen allerlei ‘brand’, de ‘brande van santen’, werden vele heiligen aanroepen, b.v. St.-Jan, St.-Hubertus, St.-Job, St.-Laurentius, St.-Christoffel, St.-Antonius, St.-Vincentius, St.-Petrus, enz.Ga naar voetnoot51. De vermelding van ‘zwellen en zweren’ komt ook in latere incantamenta voorGa naar voetnoot52 en reeds met de 12de-eeuwse Bamberger bloedzegen zijn er gelijkenissenGa naar voetnoot53: Christ wart hien erden wnt
daz wart da ze himele chunt, enz.
De laatste twee alinea's van de Mnl. zegen zijn het begin van een onvolledig uitgeschreven zegen van het ontmoetingstype. Christus en Sint-Kristoffel (Christophorus) zijn samen onderweg. Ze vinden een mens (die met zijn voornaam (.N.) genoemd wordt) met brand geplaagd. Door vergelijking met andere zegens van dit typeGa naar voetnoot54 mag men aannemen dat de tekst ongeveer als volgt dient vervolledigd te worden: ‘Ons heer zei tegen sente Kerstoffel: legt daarop uw rechterhand dat het niet verder en brandt’. Volledigheidshalve vermelden we een zegen tegen ‘dat helsche vur’, die echter wel erg kerkelijk aandoet en veeleer een gebed lijkt: [26] Ene segenynge vor dat helsche vur. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||
Met ‘helsche vur’ is wel helich vur, d.i. ignis sacer bedoeld, een roodachtige huidaandoening met branderig en gezwollen weefsel. Het wordt dikwijls Sint-Antoniusvuur genoemd. | |||||||||||||||||||||||
4. BrandwondenDe hiernavolgende zegens zijn duidelijk van de voorgaande te onderscheiden, daar ze zich expliciet tot doel stellen om brandwonden te genezen veroorzaakt door vuur of door kokend water. We hebben drie zegens die in feite, min of meer volledig, varianten zijn van eenzelfde zegen. Deze is een composiet die het resultaat is van het aaneenrijgen - in de uitvoerigste vorm - van drie afzonderlijke, kortere zegens die voor hetzelfde doel in omloop moeten geweest zijn, zij het dan veel minder in onze streken dan in de ons omringende landenGa naar voetnoot55. De eerste zegen luidt als volgt: [27] Dits eene seninghe daer men den brant mede afleest dat bescoutGa naar voetnoot1 of verberrentGa naar voetnoot2 es in viere of in waetre sonder licteeken te bliveneGa naar voetnoot3. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||
Dit sal men seggen .xii. morghenstonde nuchtren ende .iij. pater noster ende ave marien telken dat ment seghet. De tweede is een veel kortere variant, wat niet noodzakelijk betekent dat die uit de langere versie werd verkort en dus later zou zijn. Het is evengoed denkbaar en zelfs waarschijnlijker dat de kortste vorm de oudste is en dat die geleidelijk door toevoeging werd uitgebreid. Het is niet mogelijk te bepalen welke van de drie bekende versies de oorspronkelijke is, te meer daar ze alle drie uit dezelfde tijd dateren. [28] Om alle verberrenthede af te lesen. De derde, tot nu toe ongepubliceerde versie is de uitvoerigste; ze is echter jammer genoeg in sterk gehavende staat tot ons gekomen: [29] Een segening voer den b[rant] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||
De bovenstaande tekst werd gedrukt met behoud van de regellengte uit het handschrift. Een deel van het blad (en van de tekst) is door waterschade verdwenen, maar door vergelijking met andere zegens kon de tekst bijna geheel worden aangevuld. In deze tekst kan men duidelijk drie delen onderscheiden, voorafgegaan door een inleiding en, in één geval, ook gevolgd door enkele instructies:
In de eerste versie komt het derde onderdeel slechts onvolledig voor; in de tweede helemaal niet; de derde versie heeft de drie delen in hun vermoedelijk volledige vorm. We bespreken elk van deze delen afzonderlijk. Het eerste verhaalt hoe God, Christus, Maria of een heilige onderweg zijn en daarbij een brand of een verbrand persoon tegenkomen. Ze genezen hem door een zegenend gebaar met hun handGa naar voetnoot56: Unser lieber herr Jesus Christus gieng uber land
und er fand einen riechenden prant,
den hueb er uf mit seinen gotlichen hant
und gesegent diesen riechenden prant
das er nimer weiter kum.
of nog: Unser Herr Christus ging übers Land
Und sah von fern einen Feuerbrand.
Er hob auf seine rechte Hand
Und segnete den Feuerbrand.
Het is dus duidelijk dat ‘sente Kristiaen’ Christus is of de ‘heleghe Kerst’, zoals hij in het derde deel genoemd wordt. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||
Ook uit de zeldzame, veel latere Nederlandse voorbeelden blijkt dit duidelijkGa naar voetnoot57: Ons Here kwam aldaer gegaen,
en hij vond een kind in brande staen,
en hij nam het in zijn gebenedijde hand
en hij bluste den maledijden brand.
't En blaasde noch 't en verzwoor niet medal,
ik hope dat 't in Gods name ook niet doen en zal.
In de voorlaatste regel duikt hier trouwens een echo op van het derde deel van onze zegen. Met ‘sente Kerstiaen’ is, zoals gezegd, zeker Jezus Kerst of Christus bedoeld. De vorm ‘kerstiaen’ voor ‘kerst’ is ontstaan als rijmwoord met ‘gegaen’. Een poging om deze heilige te vereenzelvigen met Sente Kerstine, de H. Christina de WonderbareGa naar voetnoot58 dient hier volledigheidshalve besproken te worden. De auteur van deze stelling verklaart de gelijkstelling Kerstiaen en Christus niet te kunnen aanvaarden. Hij vervolgt: Om aan het geheel [bedoeld is de zegen] een aanvaardbare verklaring te geven, wou ik de aangehaalde naam [= Kerstiaen] als korrupt beschouwen en door de volgende konjektuur gezond maken: in de plaats van ‘die goede sente kerstiaen’ wou ik lezen ‘die goede sente kerstine/kerstina’ (of hoe dan ook gespeld)Ga naar voetnoot59. Dat daartoe nog enkele andere wijzigingen in de tekst nodig zijn, is een detail, want, zo heet het, ‘alleen de vervanging van “kerstiaen” door “kerstine” is belangrijk’! Dat alle woorden in de zegen die in de tekst op een mannelijk persoon wijzen (b.v. ‘hi hief up sijn hant, sire seninghen’) moeten veranderd worden, zijn wijzigingen die uit de eerste konjectuur voortvloeien: dus onbelangrijk! De auteur is - geheel ten onrechte - van één zaak stellig overtuigd: zo in het leven van een ‘goede sente kerstine’ een of meer plaatsen zouden kunnen gevonden worden, waar op ondubbelzinnige wijze geschreven wordt over ‘verberrent in viere of in waetre sonder licteeken te blivene’, zou de konjektuur m.i. op genoegzame wijze gesteund zijnGa naar voetnoot60. En ... natuurlijk vindt hij die. Wat hij blijkbaar over het hoofd heeft gezien, is dat dit soort vuurproef helemaal niet eigen is aan de vita van de H. Christina de Wonderbare, maar in talloze heiligenlevens voorkomt. Zo vermeldt Loomis er niet minder dan zeventig, waarin ‘astounding proof against heat in any form is evidenced’Ga naar voetnoot61. Kortom: sente kerstiaen is Jezus Christus. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||
Het tweede deel met de verwijzing naar de ‘eersten dach’ refereert wellicht aan het zg. gute-Stunde-formulier. Hier wordt een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de heilsgeschiedenis als episch referentiepunt genomen, de geboorte van Christus. Dikwijls treffen we die samen aan met de dood en de verrijzenisGa naar voetnoot62: Es sind 3 heiligen Stunden.
Die erste Stund, dass Jesus geboren,
Die zweite Stund, dass Jesus gestorben,
Die dritte Stund, da Jesus auferstanden ist.
Da sind die drei heiligen Stunden
Die heilen alle Wunden,
Und b'stellen das Blut.
Het stelpen van wonden is meestal het doel van dit type zegen. Zo ook b.v. in: Fürs Blutstillen.
Heilige Wunde,
Heilige Stunde,
Heiliger Tag,
an welchem Jesus Christus geboren ward.
Het derde deel van de zegen komt ook voor in de reeds vermelde Bambergse bloedzegen uit de twaalfde eeuw. Ook daar vindt men het als laatste deel van een uit drie delen bestaand formulier. Dit derde deel luidt als volgtGa naar voetnoot63: Crist wart hien erden wnt,
daz wart da ze himele chunt.
iz nebluote noch nesvar.
noch nechein eiter nebar.
taz war ein file guote stunte.
heil sis tu wnte!
De kern van deze formule is de opsomming van wat met de wonden van Christus niet gebeurd is. Dit werd oorspronkelijk in allitererende, paarsgewijze rijmende vormen gegoten, waarvan de woorden ‘zwellen en zweren’ steeds deel uitmaken. Deze zegen bleef eeuwenlang in gebruikGa naar voetnoot64. Een voorbeeld: Unser lieber herr Jhesus Cristus wardt wundt.
Das ward in dem hiemell kundt.
Mit den hailigen fünff wunden gesegen ich die sechst.
Die weder schwollen noch schwuren;
also müs die auch thun in dem namen...
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||
Dit derde deel komt ook afzonderlijk voor en dient er - we zagen het hierboven - ‘toot neghenderande brande van santen’, wat ons nogmaals herinnert aan de moeilijkheid zegens tegen huiduitslag van allerlei aard (brand) te scheiden van die tegen verbrande of verschroeide ledematen. | |||||||||||||||||||||||
5. BuikloopUit meestal orale overlevering, niet ouder dan de negentiende eeuw, zijn uit ons taalgebied een tiental zegens tegen buikpijn bekend. Hieronder dient men - zoniet uitsluitend, dan toch overwegend - buikloop te verstaanGa naar voetnoot65. In de meeste van deze zegens vindt men als epische aanzet de vlucht naar Egypte. De ezel waarop Jezus en Maria zitten, heeft balgpijn. Bij het aanroepen van de H. Drievuldigheid verdwijnt die. Soms komt Johannes en de os uit de kerststal het reisgezelschap nog versterken. Een middel in de trant van het hiernavolgende treft men daarbij niet aan: [30] Jeghen den verdighen. Met ‘den verdighen’ wordt buikloop aangeduidGa naar voetnoot66. Verdam heeft de titel aangevuld tot ‘verdighen lichame’Ga naar voetnoot67, maar ‘verdighen’ kan als gesubstantiveerd adjectief beschouwd worden waarbij lichame wel onderverstaan is maar niet hoeft te volgen. De magische invloed die in een maatschappij van overwegend ongeletterden aan het schrift werd toegekend, is in het amulet nog versterkt door de geheimzinnigheid van bepaalde tekens. is het gewone alchemistische symbool voor mensis (maand) en voor sal gemmae (steenzout)Ga naar voetnoot68; ‘parag’ is misschien een afkorting van paragrafum en ‘cp’ is de gewone afkorting voor caput of capitulum (hoofd of hoofdstuk). Of het echter wel zinvol is te proberen aan alle ‘caracteren’ ergens een bepaalde zin of betekenis te hechten, blijft een open vraag. Het is niet ondenkbaar dat het precies de onverstaanbaarheid of geheimzinnigheid van deze tekens was, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||
die de scribent ertoe gebracht heeft ze op te nemen, in de mening dat ze daardoor wel geheime kracht zouden hebben. De proef waardoor men zich van de werkzaamheid van het amulet kan overtuigen, vindt men bij gelegenheid ook in een amulet tegen bloedstelpen (zie hierboven). Een eigenaardig recept dat grote gelijkenis vertoont met het onze komt voor in een Frans handschrift. Omgezet in hedendaags Frans luidt het als volgtGa naar voetnoot69: Ecrivez ces lettres sur du parchemin en deux endroits et liez-les sur les deux cuisses de celui ou de celle qui aura une hémorragie, et le sang s'arrêtera: h, b, c, v, o, x, a, g. Et si vous voulez en faire l'épreuve, écrivez-les sur le couteau dont vous vous servirez pour tuer un porc; il n'en sortira pas de sang. Het is opvallend dat de proef met het varken gewoonlijk met bloed te maken heeft. Het lijkt daarom waarschijnlijk dat ‘den verdighen’ in feite betrekking heeft op de bloederige stoelgang. Volgens de bekende veertiende-eeuwse chirurg Jan Yperman zijn ‘alle die camergange’ die men ‘menisoen’ heet, ‘geminct met bloede. & dat sonderlinge dissenterie die epatica heet’Ga naar voetnoot70. | |||||||||||||||||||||||
6. Eksteroog[31] O[m]me aexteroeghen te doene verdwinen. Dit medico-magisch middel bestaat uit twee delen, waarvan de respectieve werking als complementair te beschouwen is. Het gebruik van ‘witten donderbaer’, een soort huislook, wordt door Dodoens tegen puisten en gezwellen aanbevolenGa naar voetnoot71: Daer is noch een ander soorte van donderbairt; wiens bladeren uyt den groenen witachtigh zyn. De soorten van ... donderbaert worden seer krachtigh gehouden om de vierige puysten ende geswillen ... te genesen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||
Hij zet hiermee een traditioneel gebruik voort dat teruggaat op de OudheidGa naar voetnoot72, in de Middeleeuwen bekend bleefGa naar voetnoot73 en tot op onze dagen in gebruik is als weekmiddel voor de likdoorn, na het wegsnijden van de hoornlaagGa naar voetnoot74. Het resultaat dat door de stukjes huislook op het eksteroog teweeggebracht wordt, is volgens onze tekst gelijkaardig: de likdoorn gaat uitpuilen. Nadat het pijnpunt aldus beter bereikbaar is geworden, treedt het magisch middel in actie. Het aanraken van het eksteroog met een doods-beentje hebben we in geen andere formule aangetroffen. Toch is de onder-liggende gedachte duidelijk: door aanraking van de likdoorn met iets dat dood is, verdwijnt die zoals het vlees van het been verdwenen isGa naar voetnoot75! Gelijkaardig is het gebruik om er de worm in een pijnlijke tand mee te doden. Als middel tegen tandpijn is het aanraken van de kies met een doodsbeentje over gans Europa verspreid geweest. Reeds Plinius (Hist. nat. XXVIII, 1.2) kende het middeltje. Het terugbrengen van het beentje naar het kerkhof impliceert het begraven van de kwaal. Vergelijkbaar hiermee is een middel tegen likdoorn uit Duitsland: daar streek men over het eksteroog met een zwoerd van spek, die dan bij een begrafenis in het open graf werd gegooid, terwijl men een onzevader badGa naar voetnoot76. | |||||||||||||||||||||||
7. EpilepsieDe kwaal die met namen als ‘epilencie’, ‘tfallende fledersyn’, het ‘groote evel’ of het ‘groot ongemac’ werd aangeduid, heeft de middeleeuwse geneeskunde bijzonder geïntrigeerd. Noch de oorzaak noch een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||
afdoende remedie was bekend. Dit laatste blijkt uit de veelheid aan middelen allerhande die er in een soort moeilijk gecontroleerde wanhoop werden voor bedacht, het ene al even ineffectief als het andere. Daar zijn heel bizarre remedies bij. Zo leest men dat men de kwaal moet behandelen met pulver van een jonge roek, die nog nooit met de aarde in aanraking is geweest; dit moet men de patiënt te drinken geven met wijwaterGa naar voetnoot77. Een andere ‘autoriteit’ beveelt het volgende aan: men neme de ingewanden van een ‘groenen puud’, gewikkeld in een rood koolblad. Dit verbrandt men tot pulver in een nieuwen pot en geeft dit gemengd met water aan de zieke. Kan men het vel van een wolf bemachtigen, dan omgordt men de zieke daarmee. Aldus meester Jan Yperman, een groot Vlaams chirurg en geneesheer uit de veertiende eeuwGa naar voetnoot78. Reeds vanaf de oudheid was men ervan overtuigd dat de wortel van de pioen (Paeonia officinalis L.) als amulet gedragen een epilepsielijder van zijn mysterieuze kwaal kon afhelpen. Zo schreef Platearius: ‘Tgheghen epylencie hevet pyonea heymelike macht den zieken dese wortel an synen hals ghehanghen’Ga naar voetnoot79. Middeltjes zowel op basis van dierlijke als plantaardige ingrediënten samengesteldGa naar voetnoot80, vermochten slechts matig vertrouwen te wekken, zodanig dat men de helende kracht ervan door gebeden en allerlei religieuze praktijken zocht te versterken. Het valt daarbij dan ook wel sterk op dat eigenlijke zegens en bezweringen voor deze kwaal, op één enkele uitzondering na, niet voorkomenGa naar voetnoot81. Wel zijn er een paar magisch-religieuze kerkelijke ceremoniën en een paar amulettenGa naar voetnoot82. Beroemd was ook het poleikruid, ook vlooienkruid genoemd (Mentha pulegium L.), van het klooster van de H. Bibiana te Rome. Van alle streken kwamen de zieken erheen. Ze biechtten er hun zonden, lieten drie missen lezen ter ere van de H. Drievuldigheid en offerden bij elke mis drie kaarsen. In deze missen werd door de celebrant de collecte van de H. Bibiana ingelast. De zieke moest gedurende elke mis zeven paternosters en zeven | |||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||
weesgegroeten bidden en hij communiceerde in de eerste mis. Aan het slot van elke mis gaf de priester hem het plantenpulver met wat wijwater te drinken. Ook zonder uitdeling van geneeskrachtig pulver werden religieuze heil-kuren door middel van de mis uitgevoerd. Zo vermeldt FranzGa naar voetnoot83 dat men in Frankrijk als een probaat middel voor epilepsie drie missen liet lezen, respectievelijk ter ere van de H. Stephanus, de H. Nicolaas en de H. Johannes de Doper. In de verzameling Mnl. recepten die door Willem de Vreese werd uitgegevenGa naar voetnoot84, komen een paar tekstjes voor die magico-religieus van inhoud zijn. Dit is het geval voor nr. 519 en 523 in die verzameling. Deze twee vormen in feite één geheel, dat de unieke vertegenwoordiger in het Mnl. blijkt te zijn van een geneeswijze voor epilepsie, die in de Europese middeleeuwen een sterke verspreiding heeft gekend. De twee genoemde nummers in De Vreeses uitgave maken deel uit van een reeks korte teksten uit een omstreeks 1305 geschreven manuscriptGa naar voetnoot85. Zijn nr. 519 luidt als volgt: Jeghen tvledersijn siet hier medicine vraie ende gheproeft, scrijft in percamente van ascrieGa naar voetnoot1 deze arisonGa naar voetnoot2: communicantes et memoriam venerantes, ende daerna biechte hem die zieke van alle sinen sonden; ende danne singhe die pape .i. messe vander triniteit, ende doe setten .viii. stallichte of kersen op den outaer. Uit deze tekst blijkt niet wat met de ‘arison’ op het perkament verder dient te gebeuren. Het geheel lijkt een aanwijzing voor een votiefmis te zijn, waarbij acht kaarsen door de zieke dienen geofferd te worden. Alhoewel de tekst dus met enige goede wil als een afgerond en op zichzelf staand volledig geheel zou kunnen beschouwd worden, is dit in feite helemaal niet het geval, zoals dadelijk blijkt als we, onmiddellijk hierbij aansluitend, De Vreeses nr. 523 laten volgen: Salve precieuse tallen vledersine ende tallen vernoye, nem even vele van desen cruden: van den wortele van minder netele, nem waterkerse, catarena, van kervelen van den bladen, smere van den buckinen roete, wit was, ende pec, ende oude botere, ende honech, geminghet al te ghader, ende siet in ene panne, ende nuchtens scrive den sondach in den heersten stallicht ende in den anderen den maendach ende alsoe voert, ende dan ontfa den lichame | |||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||
ons heren; ende alse langhe alse die messe gheduurt si die brief op den outaer met den vorseiden orisoene, na die messe neme alse vele stallichte alse hi wille, ende de dach diere in es ghescreven vaste al sijn leven alse in de vastene, ende emmermeer oude hem eerlike ende suver; ende doe den pape den brief den zieken anden als hanghen ende hi draghe alse langhe alse hi levet. De beschrijving van de ‘salve precieuse’ breekt blijkbaar midden in de tekst af na ‘... siet in ene panne, ende nuchtens’. Wat daarna volgt, sluit immers niet bij het voorgaande aan en bevat allerlei eigenaardigheden die in nr. 523 geen verklaring vinden. Vernoemen we slechts het plots opduiken van ‘den heersten stallicht’, alhoewel er te voren nog geen sprake was van ‘stal-lichten’, d.i. ‘stalkersen’, stalkaarsen, grote waskaarsen van verscheidene afmetingen die op een kandelaar of iets anders geplaatst werden, vooral op het altaar, bij kerkelijke plechtigheden. Plots wordt ook melding gemaakt van ‘die brief’, en van ‘den vorseiden orisoene’ die echter niet ‘vorseit’ blijkt te zijn. Al deze eigenaardigheden verdwijnen als we op nr. 519 het laatste deel van nr. 523 laten volgen en het geheel als volgt samenvoegen en editeren: [32] Jeghen tvledersijn siet hier medicine vraieGa naar voetnoot1 ende gheproeft. Het blijkt dat in de loop van de handschriftelijke overlevering één enkele tekst gesplitst is geraakt over twee nu niet langer bij elkaar horende recepten. Het ligt voor de hand dat het feit dat beide ‘vledersine’, d.i. ‘flerecijn’, jicht, als gemeenschappelijk toepassingsgebied schijnen te hebben, tot die opsplitsing heeft bijgedragen. Het gebed dat in de tekst met de beginwoorden communicantes et memoriam venerantes aangeduid is, wordt in de mis gebeden, onmiddellijk na de gedachtenis der levenden. Het verband met de verwachte heilwerking van het ganse kerkelijk ritueel, zoals dat in de Mnl. tekst beschreven wordt, blijkt uit de volgende woorden van het gebed: ... quorum meritis precibusque concedas, ut in omnibus protectionis tuae muniamur auxilio. Dit zal men | |||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||
dan wel geïnterpreteerd hebben als niet alleen op geestelijke, maar evenzeer op lichamelijke hulp betrekking te hebben. Nadat dit gebed op het perkament geschreven is, biecht de zieke zijn zonden en woont hij de mis van de H. Drievuldigheid bij. Gedurende deze mis laat hij zeven grote kaarsen op het altaar plaatsen, blijkbaar een offergave van de zieke. Deze kaarsen symboliseren ook de zeven dagen van de week. Op elk ervan wordt de naam van een dag van de week geschreven en na de mis neemt de zieke zoveel kaarsen als hij wil. Op de dagen die op de door hem lukraak gekozen kaarsen vermeld staan, moet hij nu gans zijn leven vasten ‘alse in de vastene’ en voortaan ook eerlijk en zuiver leven. Dit laatste slaat waarschijnlijk op onthouding van geslachtsverkeer. Het perkament met het gebed erop draagt de zieke zijn leven lang om de hals. In dit ganse ritueel spelen de mis, de kerk en de priester een overwegende rol. In de middeleeuwen stond alles wat met het misoffer in aanraking kwam of in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van het offer, het altaar, lag, in hoog aanzien, en verwierf door dit contact met het heilige, een geheimzinnige kracht. Wilde men daarom bepaalde dingen als heil-middelen of voor magische doeleinden gebruiken, dan legde men ze op het altaar of eronder en liet er een mis over lezenGa naar voetnoot86. De zeven kaarsen op het altaar krijgen door de nabijheid van het gecelebreerde offer, de kracht om een aanduiding te verstrekken over de dagen van de week waarop de zieke moet vasten. Een ander voorbeeld van het gebruik van kaarsen als prognosemiddel stamt uit een laat-vijftiende-eeuws handschrift, dat gedeeltelijk door Sudhoff werd gedruktGa naar voetnoot87 en handelt over de genezing van ‘alten Schäden’, d.i. oude kwalen. In dit handschrift komt een passage voor waarin staat hoe men kan weten tot welke heilige men op bedevaart dient te gaan tegen een bepaalde ziekte: Nun sint ain teil lut, die versuchen mit wachs liechtern, von welchem heiligen es sy, vnd nemment iij wyliechterGa naar voetnoot1 gelich lang und gros und enzundent sie gelich an in der erGa naar voetnoot2 sant KürinGa naar voetnoot3 und sant Johannß by ZabernGa naar voetnoot4 und sant Johannß by PasselGa naar voetnoot5 und zeichent die, daß man sie bekennet, welches da denn aller lengest brinnet, den selben heilgen sol man suchen und an ruffen und sin buß enphahen und dar zu tun, das alda [im] empfohlen würt, do er die buß enpfahet, und das auch mit ganczem flyß halten... | |||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||
De mis die voor de zieke gecelebreerd dient te worden is De Trinitate. Deze was in de Middeleeuwen de eerste van de zeven Gregoriaanse missen die voor een afgestorvene gebeden werden, althans in de oudere reeks van deze missenGa naar voetnoot88. Nu gebeurde het ook dat levenden reeds bij voorbaat voor hun eigen zieleheil dergelijke Septenaria lieten celebreren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een handschrift uit de l4de-15de eeuw. Hier wordt bij deze reeks niet alleen vermeld dat ze dient pro anima liberanda, maar ook per tribulacione siue angustia hominisGa naar voetnoot89. Bij het celebreren van deze missen waren allerlei vrome gebruiken in zwang, zoals blijkt uit de volgende aanwijzing: Et ad quamlibet missam debet accendre luminaria septem ad reveranciam dominice passionis, resurrectionis et assumptionis virginis gloriose. Et huiusmodi persone debent eciam illis diebus quibus leguntur omni dare septem elemosinas. Et cum hoc etiam orare xv Pater Noster cum totidem Ave Maria et Credo in similem memoriam...Ga naar voetnoot90. Bij deze missen kwamen dus offergaven te pas: zeven kaarsen en zeven aalmoezen. In aansluiting met het voorgaande is het misschien ook niet toevallig dat in de Middelnederlandse tekst gesproken wordt van ‘stallichte of kersen’, vermits ‘stallichte’ ook de specifieke betekenis heeft van een grote kaars zoals die vooral bij de uitvaart gebruikt werd. De eigenaardige magisch-religieuze procedure die in onze Middelnederlandse epilepsietekst is overgeleverd, blijkt te wortelen in een West-Europese middeleeuwse traditie die met allerlei varianten voorkomt in handschriften die dateren van de elfde tot de vijftiende eeuw. De oudste tekst, waarin een enigszins gelijkende procedure, gecombineerd met een onderdompeling in water, beschreven staat, dateert uit de elfde eeuwGa naar voetnoot91: Contra caducum morbum. Tolle illum aut illam, qui hanc infirmitatem patitur, in festivitate Sancti stephani protomartyris et ducat illum quidam laicus ad fluentem aquam et vertens eum ad orientem dimergatGa naar voetnoot92 tertio dicens: ‘In nomine patris et filij et spiritus sancti’ et eductus de aqua non se vestiat prioribus vestimentis, sed aliis; et si possibilitas est illi det pauperibus; sin autem, vel calciamenta tribuat. Ipsa vestimenta non induat, nisi lota sint et sic eat ad ecclesiam portans candelam suae longitudinis et cantetur illi cursus totus a parato presbytero et facta benedicta aqua illum totum aspergat et postea illi missam decantet et eucharistia communicet et postea per viiii dies quidquid manducet et bibat cum exorcisato sale et benedicta aqua decoquatur et misceatur et semper per viiii dies cursum et missam | |||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||
eucharistiam habeat in ultima venere cum habet missam de die, decantetur illi missa de sancta cruce et imponentur vi candelae super altare feriis inscriptae excepto dominico die et finita missa accipiat eam quae primitus ad manum venerit et promittat sanctae cruci illum diem se absque redemptione super usque ad extremum ieiunare de carne et pinguedine. Haec sunt verba sancti SigismundiGa naar voetnoot93. Opvallend in deze tekst is dat de ganse procedure begint met een zuivering van de patiënt door indompeling in stromend water, het aantrekken van andere kleren, het wegschenken van de oude, en het dragen van een kaars van de lengte van het eigen lichaam als men zich daarop naar de kerk begeeft. Wijwater en duiveluitdrijvend zout spelen verder een rol in een dieet dat om de negen dagen herhaald wordt. Wat de eigenlijke mis en het gebruik van de kaarsen als prognosemiddel betreft, dient aangestipt te worden dat er slechts zes kaarsen - geen zeven - zijn, daar de zondag als eventuele vastendag uitgesloten wordt. De mis moet volgens de tekst ter ere van het H. Kruis gecelebreerd worden. Een andere Latijnse versie, die uit de vijftiende eeuw stamt, komt voor in een handschrift dat mogelijks van Franse oorsprong isGa naar voetnoot94. Volgens deze moet de zieke één enkele kaars nemen die de grootte heeft van zijn eigen lichaamGa naar voetnoot95; hij verdeelt ze in zeven delen, zes gelijke en een wat groter. Op elk van de zes gelijke delen schrijft hij de naam van een dag van de week; | |||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||
op de ietwat langere de naam van de zondag. Hierna biecht de zieke zijn zonden en na de absolutie gekregen te hebben, laat hij de priester een mis opdragen ter ere van de H. Drievuldigheid. De aangestoken kaarsstukken houdt de zieke in de handen tot aan de offerande, waarna hij ze aan de priester geeft, die ze van dan af moet vasthouden. Na dit offer, legt de zieke zich op de grond zodanig dat zijn hoofd tussen de benen van de celebrant ligt. Wanneer het Agnus Dei gebeden wordt, staat de zieke recht, krijgt de Pax en neemt de kaarsen weer aan. Hierop gaat hij opnieuw op de grond liggen zoals te voren. Wanneer de mis ten einde is, bidt de priester vijf evangelieteksten over de ziekeGa naar voetnoot96. Hierna neemt hij alle kaarsstukken weer in de hand en geeft het stuk waarop de zondag (dominici diem) geschreven staat aan de zieke. Wellicht is de tekst echter op dit punt corrupt en was het de bedoeling dat de zieke gelijk welke kaars kiest en dan vast op de dag die op de gekozene vermeld staat, zoals dit ook in de andere versies het geval is. Is de zieke echter een kind, dan moet zijn moeder, zijn vader of wie voor hem de ceremonie meemaakt, deze vastendag onderhouden tot wanneer het kind zelf daartoe in staat is. Verder moet de zieke (of zijn plaatsvervanger) zich onthouden van ‘bedorven’ voedsel (pestiferis cibis), van rundsvlees en andere indigestibilia, en van hoofdvlees van alle dieren. Alhoewel het in de tekst, zoals hij tot ons gekomen is, niet bepaald duidelijk is hoe de dag waarop de zieke moet vasten aan enige aanwijzing van het lot kan onderhevig zijn, is deze versie toch een merkwaardige variant, waarbij vooral het dieet opvalt. Een andere versie van hetzelfde religieuze gebruik vinden we in een Middelengelse tekst tegen de fallynge ewyll (de vallende ziekte)Ga naar voetnoot97. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||
Opvallend is dat de mis hier niet ter ere van de H. Drievuldigheid, maar wel ter ere van de H. Geest moet gelezen worden. In dit verband krijgen de zeven kaarsen nog een andere betekenis dan als symbolen van de week-dagen. Het was inderdaad de gewoonte dat bij een mis ter ere van de H. Geest zeven kaarsen geofferd werden, één voor elk van de gaven van de H. GeestGa naar voetnoot98. De eerste alinea van de Middelengelse tekst komt nauwkeurig overeen met de Middelnederlandse. Vader of moeder mogen slechts de plaats van de zieke innemen wanneer deze laatste nog een kind is en slechts tot wanneer het zelf of age wordt. Het drinken van het water van de vingerablutie na de mis, doet hier dienst als een middel om te voorspellen of de zieke zal genezen of niet. Aan de prognostische kracht van de kaarsen om een vastendag te bepalen, wordt hier dus ook een prognose over de goede of slechte afloop van de ziekte toegevoegd. Dit is een merkwaardig verschijnsel, aangezien het aantoont dat de scribent geen absoluut vertrouwen meer stelde in het vasten op een bepaalde, door de gekozen kaars aangeduide dag, om van zijn kwaal verlost te worden. Aangezien die laatste prognose onmiskenbaar wijst op een geschokt vertrouwen in de ganse procedure, hoeft het niet te verwonderen dat ze gewoonlijk in de parallelle versies ontbreektGa naar voetnoot99. Nog een andere versie van dezelfde praktijk komt voor in een Latijns hs. uit de 15de eeuw. Volgens deze tekstGa naar voetnoot100 moet de epilepticus, na een goede biecht, zeven kaarsen van elk een voet lang naar de kerk brengen en ze daar aan de priester overhandigen. Deze schrijft op één van de kaarsen de letters, a, b, c, enz. tot g, zeven letters dus die elk een dag in de week voorstellenGa naar voetnoot101. Nadat deze offergave aldus gemerkt werd, leest de priester de mis De Trinitate, waarin de kollekte Pro infirmisGa naar voetnoot102 ingelast werd. De zeven kaarsen staan de hele tijd brandend op het altaar. De zieke woont de mis bij, waarna de priester zeven uittreksels uit het evangelie leestGa naar voetnoot103. Dan reikt hij de zeven kaarsen aan de zieke opdat deze twee letters zou kiezen, of - zoals ik meen dat het de bedoeling was - of twee van de zeven kaarsen. Op de twee aldus door hem gekozen dagen moet hij net zo streng vasten als in de veertigdaagse vasten gebruikelijk is. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||
Opmerkelijk is dat er de nadruk op gelegd wordt dat de zondag zich niet onder de twee gekozen dagen mag bevinden, en dat, wanneer de zieke onder de mis een aanval van de kwaal zou krijgen, de ganse ceremonie moet overgedaan worden. In deze laatste bepaling is misschien een herinnering bewaard aan het gebruik van de Romeinen dat, wanneer iemand op een vergadering der Commitiën een epileptische aanval kreeg, de vergadering uiteenging om op een later ogenblik opnieuw samen te komenGa naar voetnoot104. Een eenvoudiger gebruik bestond erin dat de ouders of de vrienden van de epilepticus drie dagen vastten, daarna samen met de patiënt een mis hoorden, op het einde waarvan de priester een reeds hierboven vermelde passage uit het evangelie (Marc. 9,16-28) las. Deze tekst werd dan op een blad perkament of papier geschreven en de zieke als een amulet om de hals gehangen. Dit laatste gebruik is ook opgetekend in een Latijnse tekst uit het begin van de l4de eeuw. Opvallend is hierbij dat de in deze tekst beschreven ceremonie voor een geesteszieke plaats heeft en dat de mis ter ere van de H. Geest moet worden opgedragenGa naar voetnoot105. Het gebed dat samen met een evangelieuittreksel op een stuk perkament of papier geschreven moet worden, wijst er duidelijk op dat de ganse ceremonie een soort duivelsuitdrijving was. Dit is trouwens niet te verwonderen gezien het geloof dat geestesziekten aan duivels dienden toegeschreven te worden, algemeen verspreid en zeer oud wasGa naar voetnoot106. Er worden hier ook morele leefregels opgelegd - zich onthouden van valse getuigenis en valse eed - gepaard met een precies aangegeven dieet, waarbij paling en rauwe melk verboden worden. Dit is een aspect dat we in geen andere tekst aangetroffen hebben, maar herinnert aan de levensvoorschriften die ook bij sommige bedevaarten ter genezing van een kwaal werden opgelegdGa naar voetnoot107. In het bekende Liber de diversis medicinis, een Middelengels werk dat voorkomt in een 15de-eeuws manuscriptGa naar voetnoot108, vinden we een uitvoerig Latijns formulier tegen de vallende ziekte, dat zeer nauw verwant is met de Middelnederlandse tekstGa naar voetnoot109. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||
Nog een andere tekst geeft weer hetzelfde procédé met enige variatie. Hij komt voor in een Engels Horae-handschriftGa naar voetnoot110: Pro Morbo caduco. Opmerkelijk in deze variant is dat niet de gewone zeven kaarsen gebruikt worden, met op elke kaars de naam van een dag van de week, maar twaalf kaarsen van elk de lengte van de ‘cheyfe joynt’, het belangrijkste gewricht van de hand, met een dertiende driemaal langer dan de andere. Op elk van de twaalf kaarsen komt de naam van een apostel en op de ietwat langere de naam van Jezus in het midden, rechts ervan Petrus en links Paulus. De zes kaarsen met de namen van de apostelen worden links (op het altaar?) geplaatst, de zes andere rechts. Wat met de langere kaars moet gebeuren, wordt niet gezegd, misschien hield de zieke die zelf in de hand. Wanneer de kaarsen ontstoken zijn, leest de priester een mis ter ere van de H. Geest. De zieke moet voor het altaar plaatsnemen en zorge ervoor vooraf een goede biecht gesproken te hebben. Hij moet ook een geldstuk offeren (een drachme?). De twaalf brandende kaarsen worden aandachtig gadegeslagen om te zien welke het eerst opgebrand zal zijn. Immers de eerste, totaal opgebrande kaars, zal aanwijzen op welke dag de epilepticus moet vasten. De aangeduide dag is die vóór het feest van de apostel wiens naam op de kaars geschreven staat. Elk jaar moet hij dezelfde ceremonie laten herhalen. Wanneer de zieke nog een kind is, moeten zijn vrienden het voor hem doen tot hijzelf groot genoeg is. Bovendien zal het middel, om probaat te zijn, gepaard gaan met het volgen van een dieet: geen hoofdvlees eten en een soort poeder in ‘posett ale’ | |||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||
drinken. De zieke moet vertrouwen hebben in de gratie Gods en in de medicijn. Welk poeder met bier ingenomen wordt, is niet nader gepreciseerd, maar de vergelijking dringt zich op met de reeds vermelde heilmethode in het klooster van de H. Bibiana te Rome. Zoals men zich herinnert werd daar poeder van poleikruid met wijwater aan de zieke te drinken gegeven. We kunnen dan ook vermoeden dat ook hier hetzelfde poleipoeder bedoeld wordt. Tot besluit van dit overzicht moet nog een passage vermeld worden die voorkomt in de Rosa anglica van John van GaddesdenGa naar voetnoot111. Ook hier moet de epilepticus biechten en een mis bijwonen. Deze laatste dient echter niet opgedragen te worden ter ere van de H. Geest, van de H. Drievuldigheid, of van het H. Kruis, zoals elders, maar is hier gewoon de missa de die. De zaterdag of zondag daarop leest dan een priester, die bovendien een bonus religiosus moet zijn, over het hoofd van de zieke de evangeliepassage die in september, na het feest van het H. Kruis, gebeden wordt, d.i. Respondens unus de turba, waarin de uitdrijving van een boze geest verhaald wordt. Uit deze interessante passage bij John van Gaddesden blijkt ook dat deze remedie tegen de vallende ziekte het eerst voorkomt in de Practica of Pantegni van Constantinus Africanus (+ 1087), de arts die in 1072 naar Salerno kwam, kort nadien in het Benedictijnenklooster van Monte Cassino trad en daar verscheidene geneeskundige werken schreef, die hem gans de Middeleeuwen door grote faam bezorgdenGa naar voetnoot112. Het lijkt dus best mogelijk dat het heilmiddel uit het kloostermidden van de Benedictijnen in Italië afkomstig zou zijn, of althans in de elfde eeuw reeds aldaar bekend was. De opmerkelijke constante van alle versies van de procedure, die we hierboven besproken hebben, is dat het doel ervan in alle geval blijkt te zijn de hemel in een soort ‘godsoordeel’ te laten bepalen welke dag de zieke moet vasten. Dit vasten is in alle teksten het uiteindelijk doel en de ganse ceremonie helpt die dag vaststellen. Waarom meende men dat een epilepticus moest vasten om te genezen? De idee vindt blijkbaar haar oorsprong in het zoëven reeds vermelde evangelieverhaal Respondens de turba waar Jezus leert dat een demon - de epilepsie werd aan een kwelling van een boze geest toegeschreven - slechts door gebed en vasten worden uitgedrevenGa naar voetnoot113. Het is duidelijk dat deze heilmethode voor epilepsie in gans Europa en in de Nederlanden gedurende de Middeleeuwen bekend was. Lang nadat deze procedure uit de officiële kerkelijke praktijk verdwenen was, leefde ze nog voort in populaire medicijnboeken en werd allicht nog door de clerus toegepast op vraag van kapitaalkrachtige gelovigen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||
In een ander formulier waarvoor ik nu de aandacht wil vragen, wordt grote kracht toegeschreven aan wijwater en ook hier is de geestelijkheid wel van heel nabij bij de ceremonie betrokken geweest: [33] So wanneer eenen mensche dat vallende evel bestaetGa naar voetnoot1. Een sterk verwante tekst komt voor in een medisch traktaat dat door Albrecht van Borgunnien, afkomstig uit de heerlijkheid Borgoenien te Zonnebeke (West-Vl.)Ga naar voetnoot114, werd gecompileerdGa naar voetnoot115. Het is bewaard in een Nederduits laat-15de-eeuws handschriftGa naar voetnoot116. Hierin vindt men de volgende tekst waarin het Middelnederlands nog sterk merkbaar is: [34] Wedder dat vallende euvell. Noch een ander. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||
Ik richte dy up in den namen unses heren Jhesu Christi dede upstunt van deme dode. Zoals men ziet, is deze versie wat uitgebreider. Naast wijwater dient hier ook gewijd zout (‘wyet salt’) over de op de grond gevallen epilepsielijder geworpen te worden. De volgorde van de lichaamsdelen en de telkens erbijhorende zegens zijn echter wel dezelfde. Op het einde wordt hier aan de zieke de verplichting opgelegd elke weekdag mis te horen en dit tot ze goed en wel gedaan is. Hij zal ook aan de celebrant vragen om na de eucharistieviering over hem het deel van het Marcusevangelie (9,16-28) te bidden, waarin Jezus het heeft, we zagen het reeds hierboven, over duivels die alleen door het gebed kunnen uitgedreven worden. Hieruit blijkt dat deze ceremonie - zoals de voorgaande - eigenlijk een duivelsuitdrijving is. Ook in een ander middeleeuws traktaat, het Gothaer Arzneibuch, komt deze epilepsiebehandeling voorGa naar voetnoot117. Hier wordt echter wel bepaald dat men de mis alleen op maandag, woensdag, vrijdag en zondag dient te horen, alleen op de onpare weekdagen dus. Men moet de priester vragen om het ‘sunte Johannes ewangelium’ over de zieke te bidden. Vermelden we ook nog dat een wellicht oorspronkelijkere, Latijnse versie sterk verspreid was in middeleeuws West-Europa, zij het dan weer met enkele kleine varianten. Dit kan men opmaken uit het begin van een dgl. formulierGa naar voetnoot118: Contra caducum morbum Daarop volgt een Duitse bezwering, waarna de tekst besluit met: et tange terram utraque manu. et dic pater noster. Post hec transilias ad dextram et dextro pede dextrum latus eius tange et dic: stant uf was dir got der gebot dir ez. hoc ter fac et mox videbis infirmum surgere sanum. Ook in andere Duitse handschriften is dit zonderling procédé bewaardGa naar voetnoot119: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||
Contra morbum caducum. Wens eyn mensch dy fallende crangheit ankommes ader bestet, wer denne bussin wil, der sal stan czu den fussen unde heyschen em brengen geweith wasser unde gissen uf des sycken lincke hant unde sprechen alzo: ‘Ich gisse das wasser in dem namen unsers herren Jhesus Cristi, den entphangen wart in Nazareth’. denne sal her gissen in dy rechte hant und sprechen alzo: ‘Ich gisse das wasser in dem namen unsers herren Jhesu Cristi, der geboren wart zu Bethlehem’, enz. Naast de pseudo-religieuze middelen vindt men ook een paar amuletten om epilepsie te genezen of aanvallen te voorkomen. [35] ItemGa naar voetnoot1 Het dragen van een ring met daarin gegraveerd allerlei letters die ook samen geen zin opleverenGa naar voetnoot120, lijkt sterk verspreid geweest te zijn. Ook bij andere kwalen komt een amulet met letters voor, zoals we hierboven reeds gezien hebbenGa naar voetnoot121. Ook epilepsieringen zijn bewaard gebleven. Op een ervan komt precies dezelfde serie letters voorGa naar voetnoot122, bij andere is dat niet het geval. Dat er inderdaad ook andere letterreeksen in gebruik waren, bewijst een zestiende-eeuwse Latijnse tekst uit onze gewesten. Daar wordt aanbevolen de volgende tekens op een ring aan te brengen (G. 4, l45r): ε . v . 6 . 6 . v . b . a . f . r . b . a . n . + alpha et +Meestal werden amuletten rond de hals van de zieke gehangen, zoals uit het volgende voorbeeld moge blijken. [36] Item jeghen dat evel. Dit is wellicht ook voor de volgende tekst het geval: [37] + Jasper + fert + mirram + Melchior + thus + Baltasar + aurum + Hec + tria + qui + secum portaverit + nomina + regum + Solvitur + a morbo | |||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||
+ ihesu + christ + pietate + caduco + Messias + sother + emmanuel + athanatos + alpha + et + Oo + principium + et finis. Amen. Deze tekstGa naar voetnoot123 vormt in het handschrift een geheel met twee Mnl. berijmde ‘bedinghe toot onsen heere’ waarin gevraagd wordt om te beschermen ‘mine ziele van sviands handen’. Op het einde van het tweede gebed werd de bovenstaande Latijnse zegen tegen het morbus caducus, de vallende ziekte, toegevoegd. Het driekoningenmotief komt geregeld bij epilepsiezegens voorGa naar voetnoot124. Hoe diepgeworteld het geloof in hun macht was, moge blijken uit het volgende. De reeds hierboven vermelde 14de-eeuwse Vlaamse dokter en chirurg Jan Yperman, een man met ideeën die hun tijd ver vooruit waren, stond wantrouwig en kritisch tegenover ‘niet-natuurlijke experimenten’ en bijgelovige praktijken in de heel- en geneeskunde. Zo schrijft hij: ‘Ic soude u scriven vele wonders dat ic vinde bescreven in boeken, maer ic en gelover niet ane, want experimente die niet naturlyc syn die en prisic niet, want het syn vele toverien’Ga naar voetnoot125. Toch heeft ook hij niet nagelaten in zijn Medicina bij de bespreking van ‘den groten evele’ het volgende middel te vermelden: [38] Noch Alleen in het evangelie volgens Mattheus worden de magi of wijzen uit het Oosten vermeld (II,1,2,9). Bij de Meden en de Perzen waren dat leden van een kaste van wijze en vrome priesters. Het waren dus zeker geen koningen. Die status werd hun, geheel ten onrechte, verleend op basis van een psalmvers (Ps. 72,10) dat echter helemaal geen betrekking heeft op de gebeurtenis in BetlehemGa naar voetnoot126. Hun aantal varieert in oude teksten van twee tot twaalf en ook hun namen verschillen. In een apocrief evangelieGa naar voetnoot127 heten ze Melkon, koning van Perzië, Gaspar van Indië en Balthasar van Arabië; in een handschrift uit de zevende eeuw Bithisaréa, Melchior en Gathaspa. Sommigen beweren dat ze met drie waren en elk één van de drie rassen vertegenwoordigden die uit Noë ontstaan zijn: Balthasar de afstammelingen van Sem die Chaldea bevolkten, Melchior de in Egypte en Ethiopië levende kinderen van Cham, en Gaspar de aan de oevers van de Kaspische Zee levende nazaten van Japhet. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||
Het is echter pas vanaf de twaalfde eeuw dat de eredienst van de inmiddels tot heiligen verheven koningen in West-Europa op gang komt. Toen werden hun vermeende relikwieën door Rainald van Dassel van Milaan naar Keulen overgebracht dat geleidelijk een beroemd bedevaartsoordGa naar voetnoot128 werd. De pelgrims brachten van daar kleine strookjes papier mee die de hoofden van de Driekoningen hadden aangeraakt en, als amulet gedragen, tegen allerlei kwalen beschutting beloofden: reisongelukken, hoofdpijn, koortsen, hekserij, schielijke dood en vooral toch, de vallende ziekteGa naar voetnoot129. Hun vermeende macht tegen epilepsie danken de Wijzen aan hun bezoek aan het kind Jezus, waar ze in aanbidding neervielen, welk werkwoord dan aan het vallen van epileptici deed denkenGa naar voetnoot130. Reeds vanaf de 13de eeuw zou paus Johannes XXII (1276-1277) de hiernavolgende aanroeping tegen epilepsie aanbevolen hebben: Caspar fert mirram, thus Melchior, Balthasar aurum.
Hec tria qui secum portabit nomina regum
Solvitur a morbo domini pietate caduco.
Talrijke magische teksten brengen de Driekoningen in verband met epilepsie. Zo b.v. de volgende Middelengelse, waar de reeds hierboven op gezag van Platearius vermelde pioenwortel weer opduiktGa naar voetnoot131: For the fallyng evyl. We eindigen ons overzicht van epilepsieteksten met twee die niet helemaal duidelijk zijn, de ene wegens een referentie aan een mysterieuze sint, de tweede door de zwaar verminkte staat waarin hij de eeuwen heeft getrotseerd en de daaruit voorvloeiende problemen wat betreft het doel en de inhoud ervan. [39] Die hevet dat selve evelGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||
Met dat ‘selve evel’ wordt tfallende fledersijn bedoeld, zoals blijkt uit het recept dat er in beide handschriften onmiddellijk aan voorafgaat. Onduidelijk blijft de passage met de mij onbekende ‘sinte Aza’, de vier eropvolgende woorden en hun onderling verband. Niet zonder enige aarzeling voeg ik hier nog een ‘fraye bedinghe’ aan toe, die echter zodanig gehavend is dat het doel ervan niet meer met zekerheid te achterhalen isGa naar voetnoot132. Het is een amulet dat aan de hals van de zieke moet gehangen worden. Ik vermoed dat het een beschutting is tegen de vallende ziekte. Dit steunt op het opduiken van de H. Sigismund. Deze overigens in zegens uiterst zeldzaam voorkomende heiligeGa naar voetnoot133 duikt op in een vroeg-middeleeuwse tekst ‘contra caducem passionem’Ga naar voetnoot134, die we hierboven hebben vermeld. Het is het enige argument om hem hier onder te brengen: [40] Een fraeye b[edingheGa naar voetnoot1...] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||
[...................] tu fili sa | |||||||||||||||||||||||
8. FijtMet fijt (Mnl. fyc, vijc, vike) wordt een etterige, pijnlijke ontsteking aangeduid, een zweerGa naar voetnoot135 gelocaliseerd in de vingertop. Het eindstadium is het afsterven van het kootje, soms het verlies van een of meer vingerledenGa naar voetnoot136. De kwaal (Lat. panaritium) werd in de volksgeneeskunst algemeen toegeschreven aan een worm die aan de vinger vreet. Bij de volkse remedies ertegen vindt men pleisters van groene zeep of gedroogde weegbreewortel, een geplet preiblad, een gebraden ui, enz.Ga naar voetnoot137. Uit het Nederlandse taalgebied zijn binnen de door ons behandelde periode slechts twee zegens bekend. Beide hebben een sterk verwante inhoud, en alle twee zijn ze samengesteld uit twee kortere zegens die er - om het beoogde effect nog te versterken - gewoon bij elkaar zijn gevoegd, zonder overgang. De worm wordt als de oorzaak van de kwaal gezien zoals dat eeuwenlang het geval is geweest. Uit latere tijden zijn maar drie formulieren bekend. Ze zijn afkomstig uit orale overlevering en dateren uit de negentiende en de twintigste eeuw. Opvallend is dat geen van deze drieGa naar voetnoot138 ook maar enige verwantschap vertoont met de hiernavolgendeGa naar voetnoot139. [41] Om den f[yck ................] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||
vermaen dy by der mach[t] Als men aanneemt dat het einde van de zegen gemarkeerd wordt door het afsluitende ‘In de naam des Vaders, enz.’, dan bestaat het voorgaande formulier uit twee aan elkaar gevoegde afzonderlijke zegens. Beide zijn goed uit andere formulieren bekend. De eerste met Job en de wormen in drie kleuren is één van de twee gewone Jobformulieren, zoals we zo dadelijk zullen zienGa naar voetnoot140. De tweede is rechtstreeks gericht tot de worm, de oorzaak van van de ‘fyck’: hij wordt ‘gemaand’ noch het bloed van de patiënt te drinken noch zijn vlees te eten. [42] Dits om den vyc te slaen in den vinger of elder. Het geloof aan negen wormen was blijkbaar sterk verspreid, althans in de Germaanse wereld. Zo vinden we hun equivalent, de negen ‘flying venoms’ reeds rond het jaar duizend in EngelandGa naar voetnoot141. Deze triade van drie wormen is ook niet beperkt tot vijtzegens. Ook tandpijnGa naar voetnoot142 wordt dikwijls aan wormen toegeschrevenGa naar voetnoot143: Der Herr Jezus warne die Zahnwütigen, darin waren Würmen, 3 weisse, 3 schwarze, 3 rothe; er nam die andern 2 und schlug sie todt. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||
Ook de bovenstaande Mnl. zegen is een composiet van twee kortere teksten. De eerste behoort tot het eerste type JobzegenGa naar voetnoot144 met de epische aanloop. Deze inzet met Job ‘in de woude’ is mij echter niet van elders bekend. Het tweede deel met de rechtstreekse bemaning vertoont sterke overeenkomst met de eerstvermelde Mnl. zegen. | |||||||||||||||||||||||
9. Geboorte en nageboorteEeuwenlang bleef alles wat te maken heeft met specifieke vrouwelijke functies, maandstonden, genitale kwalen, bevalling, geboorte en nageboorte, omringd door een sterke taboesfeer. Een voorbeeld moge dit illustreren. Volgens de wijze koning Salomon, zo lezen we in een volksboekGa naar voetnoot145, is menstruaal bloed een bijzonder gevaarlijke substantie. Als een hond het oplikt, ‘hi wort rasende, spreyt ment op groen cruyden, si sullen verdorren, gheeft ment eenen persoon teeten, hy wordt sodt, ende het maket hem lazarus’! Wie het waagde - zeker als man - over vrouwenongemakken en -ziekten te schrijven, begon meestal met zich bij de vrouwen te verontschuldigen: ‘hem biddic’, zo lezen we bij het begin van een Mnl. traktaat, ‘dat si my niet ne vloucken, want ic ne hebbe hem dit niet ghescreven te scaeden’Ga naar voetnoot146. De gynaecologisch-obstetrische literatuur in de volkstaal is in de periode die ons hier bezighoudt, goed vertegenwoordigdGa naar voetnoot147. Zo zijn er drie handschriften met versies van het welbekende pseudo-Trotulatraktaat. Deze Trotula is een geheimzinnige figuur. Lang heeft men gemeend dat het de naam is van een vrouwelijke Salernitaanse artsGa naar voetnoot148. Nu is men veeleer geneigd het woord te beschouwen als de naam van het aldus genoemde traktaatGa naar voetnoot149, maar overtuigende, doorslaggevende argumenten voor één van beide stellingen zijn niet voorhanden. Twee van de drie Mnl. versies werden uitgegeven, zij het in bijzonder slordige en onnauwkeurige vormGa naar voetnoot150; de derde bevindt zich in een handschrift te Hamburg. Naast deze drie dient Der Vrouwen Heimelycheit vermeld te wordenGa naar voetnoot151, een berijmde, vrije bewerking van het Latijnse De Secretis mulierum, dat | |||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||
voor her eerst in 1475 te Keulen gedrukt werd en, te recht of ten onrechte, aan Albertus Magnus werd toegeschreven. Gedeeltelijk gynaecologisch en obstetrisch zijn de anonieme rijmwerken Van Smeinscen LedeGa naar voetnoot152 en de Heimelyckheden van Mannen ende van VrouwenGa naar voetnoot153. Instructies voor vroedvrouwen zijn ons uit de zestiende eeuw bewaardGa naar voetnoot154, en kleinere teksten in verband met de gynaecologie vindt men verspreid in een tiental manuscriptenGa naar voetnoot155. Het oudste gedrukte en tevens één van de meest populaire, is het oorspronkelijk in het Duits gestelde boekje van Eucharius Rösslin, de stadsarts van Frankfurt a.M. en van Worms. Kort na de oorspronkelijke uitgave werd het in 1516 in het Nederlands vertaald, wellicht door de Brusselse drukker ervan, Thomas van der NootGa naar voetnoot156. Deze Rosenghaert vanden bevruchten vrouwen, werd dertienmaal herdrukt vóór het einde van de zestiende eeuw. Het tweede boekje, getiteld Der Vrouwen Natuere ende Complexie (Utrecht, 1531), werd in de loop van de 16de eeuw zevenmaal herdruktGa naar voetnoot157. Het is de vertaling van de eerste twee delen van het Liber physionomiae, ook wel De secretis naturae of De secretis mulierum genoemd, dat de leidinggevende intellectueel Michael Scotus in de 13de eeuw schreefGa naar voetnoot158. Het is zonder twijfel het succes van dgl. boekjes met hun vermoede pikante inhoud, dat aan de basis ligt van een anoniem boekje dat Tprofyt der Vrouwen heet. Het zou van ca. 1550 dateren. In feite bestaat het uit niets anders dan excerpten uit Braunschweigs werk over gedistilleerde waterenGa naar voetnoot159 en uit Den Groten HerbariusGa naar voetnoot160. Het laatste werk dat hier moet vermeld worden is Jakob Rüffs Ein schön lustig Trostbüchle (1554) dat in 1580 door Martinus Everaert in het Nederlands werd vertaald: Tboeck van de vroetwyfs. Hoe talrijk en verscheiden de relevante literatuur ook is en hoe geheimzinnig en taboe de behandelde materie, roch zijn het aantal toverpraktijken of zegens weinig talrijk. Zegens en amuletten komen slechts in één enkel pseudo-Trotulamanuscript voor. De weinige die we hebbenGa naar voetnoot161 zijn bovendien meestal in het Latijn, een opvallend verschijnsel voor incantamenta in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||
verband met vrouwenmateries, dat ook in andere landen reeds werd opgemerktGa naar voetnoot162. Toch bezitten we er ook enkele in de volkstaal die echter, zoals ook de Latijnse trouwens, sterk kerkelijk bepaald lijken. Echt volkse zegens zijn uitzonderlijk. De volgende komt er toch dicht bij: [43] Oft segghe devotelic dese bedinghe haer segghenendeGa naar voetnoot1: Meestal is dat echter helemaal niet het geval, zoals uit de volgende formulieren duidelijk blijkt: [44] Of seght der vrouwen in haer rechte ore: Of ook het volgende: [45] Oft seght: Bijzonder geliefd zijn de amuletten: Latijnse teksten of losse letters die soms rechtstreeks op het lichaam geschreven worden: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||
[46] Oft scrijft op den naghele metten bloede vander vrouwen: y . b . a Of nog: [47] Oft bindet dese letteren aen hare rechter dieGa naar voetnoot1: k . m . g . c . t . o . p . o . a . q . p . p . q . jGa naar voetnoot2 Naast de losse, onverstaanbare reeksen lettersGa naar voetnoot163, zijn er ook Latijnse zinnen die dienen opgeschreven om dan op het lichaam van de vrouw gelegd te worden: [48] Oft scrijft in pampier oft in francijnGa naar voetnoot1: Zoals ook nog uit andere zegens zal blijken, is de min of meer uitvoerige stamboom van Jezus één van de meest voorkomende delen van dit soort zegensGa naar voetnoot164. Hier is de reeks nog uitgebreid met Cilinia of Cilima, die de moeder van de H. Remigius, de bisschop van Reims, genoemd wordt. We zullen deze vrouw ook nog in een andere gelijkaardige zegen ontmoeten als Silima. Daar wordt ze de moeder van een mij verder onbekende heilige Femeyn genoemd. De even bekende als geheimzinnige satorformule duikt hier geheel onverwacht op, zoals ze dat wel eens meer doet, zo bijvoorbeeld in een magisch middel om ‘te makene minne tusschen manne ende wiif’. Voor een bespreking van de formule verwijzen we naar de minnemagieGa naar voetnoot165. De zegens bij barensweeën lijken vooral van kerkelijke oorsprong. Het feit dat ze meestal in het Latijn gesteld zijn en de erin voorkomende bijbelse allusies doen vermoeden dat ze aan geestelijken moeten toegeschreven worden. Ze zouden in de eerste eeuwen van onze tijdrekening nog door hen over de aanstaande moeders uitgesproken zijn. In de late Middeleeuwen echter werd het meer en meer als inhonestum beschouwd dat een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||
geestelijke bij de bevalling aanwezig zou zijn. Daardoor kwam geleidelijk het gebruik in voege letters of woorden(reeksen) op stukjes papier of perkament te schrijven en die op het lichaam van de vrouw te leggen, vast te binden of te schrijven, in drank op te lossen en aan de vrouw te drinken te geven. Soms ook werden woorden op een stuk brood of een vrucht geschreven en de vrouw te eten gegeven. Vanaf de 13de eeuw verdwenen deze formulieren uit de liturgische handschriften waar ze dikwijls waren opgetekend. Van dan af vinden we ze nog slechts sporadisch in manuscripten van profane herkomstGa naar voetnoot166, zoals in gynaecologische traktaten. Het hiernavolgende Latijnse formulier voor een moeilijke bevalling is met de kerkelijke zegens nauw verwant: [49] Ad partum durum. De tekst geeft eerst de aanwijzing wat met het stukje maagdeperkament moet gedaan worden. Niet expliciet wordt gezegd dat de namen van de vier evangelisten erop moeten worden neergepend, zoals op de bijgaande afbeelding te zien is. Daaronder (of op de achterkant) komt dan de ‘brief’ die begint met de namen van de Drie Koningen die we ook reeds in een andere context hebben ontmoetGa naar voetnoot167. Wellicht heeft hier de gedachte meegespeeld dat, zoals de Koningen voor het Jezuskind neervielen, het kind hier uit het lichaam van de moeder zal ‘vallen’. Daarop volgt de afstamming van Jezus. De bedoeling is ook hier wel de analogie te laten werken: zoals al deze geboorten zonder gevaar of complicaties zijn verlopen, zo moge het ook bij deze vrouw geschieden: sic ista mulier pariat sine periculo instantem. Het hele gebeuren culmineert in het directe bevel tot het nog ongeboren kind: Christus te vocat ut nascaris. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||
Ter vergelijking een voorbeeld uit de dertiende eeuwGa naar voetnoot168: Elizabeth genuit Johannem; Anna genuit Mariam; Maria genuit Christum ... Sancta Maria peperit salvatorem, peperit sine dolore. Christus natus est de virgine. Christus te vocat, ut nascaris. Reeds in de vroege Middeleeuwen was een gelijkaardige zegen in gebruikGa naar voetnoot169: Ad difficultatem pariendi probatum. De driedelige formule Christus vincit ... komt eveneens veelvuldig in zegens voor. Dit is ook het geval voor het krachtige letterwoord agla, één van de vele namen van GodGa naar voetnoot170, samengesteld uit de beginletters van de Hebreeuwse woorden uit de zin: Atlah Gabor Leolam, Adonay, d.i. ‘Gij zijt machtig in eeuwigheid, Heer’. Uit een Duits handschrift uit de veertiende eeuw moge hier nog een versie van hetzelfde formulier volgenGa naar voetnoot171: So daz wiep des kindes zu kemenate sal ge so sal man disen brief schrieben und sal in den lege uffe den liep. de viro vir virgo de virgine vicit. Leo de tribu Juda. Maria virgo peperit Christum. Elyzabeth Johannem Baptisstam. adiuro te infans per p. et f. et s.s. si masculus es aut femina ut exeas de vulva ista. Exinamte . exinamte . also daz kint geborn sie, so loese den brief balde ab dem wiebe. Gelijkaardige Latijnse formulieren uit handschriften uit de Nederlanden vertonen allerlei variaties (en corruptelen!) op hetzelfde thema: [50] Oft scrijft in enen brief ende leghten op haren lichame: [51] Oft bindet desen brief aen haer lendenen: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||
[52] Oft scrijft in enen planen napGa naar voetnoot1 met incte pater noster al ute; dan dwaet weder af met witten wine ende dat drinct ende segghe: in nomine Patris Jesu et Filij Marie Nazareni et Spiritus sancti rex judeorum: pariet sine periculo. [53] Oft drinke dese woerde in water: Als een van de veertien noodhelpers behoedt Margareta van Antiochië zwangere vrouwen bij de bevalling. Vóór de Sint-Annaverering zich verspreidde, gold de H. Margareta als helpster van vrouwen in noodGa naar voetnoot172. Ze komt in geen enkele andere Nederlandse zegen voor. Of nog: [54] Scrift dese woerden yn broet of yn eyn appel ende gevetse der vrouwen te eten, tsel hoer helpen: Mentem sanctam spontaneam honorem deo et huic partui liberacionem. Dit magisch middel maakt deel uit van een groep recepten, voorafgegaan door de titel: ‘Vander vrouwen gebreken dy myt kynde ys ende nyet ghenesen en mach’, d.i. verlost worden kan, ‘als haer tyt commen ys van barynck’. Het werkwoord ‘helpen’ in de tekst betekent dus helpen om verlost te worden. De sterke band tussen de geboorteformulieren en de kerkelijke rituelen, waarop we reeds hierboven hebben gewezen, brengt bepaalde incantamenta heel dicht bij de gebeden. Toch moge het - al ware het maar ter vergelijking - interessant zijn nog een voorbeeld van een dgl. tekst hier te laten volgen: [55] Dit ghebet is jeghen der vrouwen arbeyt. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||
+ Cristus is gheboetschapt. + Cristus is vleysch worden. + Cristus is ontfanghen. + Cristus is gheboren. + Cristus is in doukerenGa naar voetnoot5 ghewonden. + Cristus is besneden + Cristus is inder crebben gheleyt + Cristus is gheoffert. + Cristus is versmaetGa naar voetnoot6 mit versmaeden woerden. + Cristus is ghecroent mit doerne. + Cristus is ghecruust. + Cristus is doerslaghen mit naghelen. + Cristus is drinken ghegheven asijn met gallen ghemenget. + Cristus is ghestorven. + Cristus is gheteekent mit eenen spere. + Cristus is opverresent. + Cristus is opghevaren. + In der doecht der waerheit der sacramenten salstu, wijf, verlost worden ende ontbonden vander bedrucheden dijnre drachten mitGa naar voetnoot7 welken du bedruct sijst ende brenc voert dine dracht. Of et si een knapelkijn of het si een maechdekijn op dat die gracie des kerstendoms hem navolghe. Hoe talrijk de zegens, amuletten en (pseudo-)gebeden zijn om het kind ter wereld te helpen, zo schaars zijn die om nadien de nageboorte of secundina uit het lichaam te verwijderenGa naar voetnoot173. Het enige en ook inhoudelijk bijzonder interessante voorbeeld ervan is het volgende: [56] Item oft men sal dit segghen achter de vrouw sittende oft staende alst tkint gheboren es: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||
Het lijkt waarschijnlijk dat deze tekst door de vroedvrouw moet gezegd worden. Zoals bekend nam die bij de bevalling om het kind te ‘halen’ plaats vóór de barende vrouw, tussen haar gespreide benen. De vrouw zat op een speciale baarstoel waarvan de zit vooraan open wasGa naar voetnoot174. De ‘achtervoerde moeder’ is wellicht te lezen als ‘achterwerde moeder’, de achterwaartse, d.i. na de geboorte komende moederkoek, de nageboorte of secundina dusGa naar voetnoot175. In een direct tot deze nageboorte gericht bevel wordt die gemaand het kind te volgen dat reeds naar buiten is gekomen. Zoals de vroedvrouw vóór de bevalling vóór de barende vrouw op een laag stoeltje zat, zo moet ze, analoog daarmee, volgens de instructie bij de bovenstaande zegen, voor het naar buiten brengen van de secundina, de achter-moeder, àchter de vrouw gaan zitten of staan. Als toemaatje moge hier ten slotte ook een amulet tegen de pijnlijke ‘moeder’, d.i. de baarmoeder, een onderkomen vinden: [56bis] Als u die moeder opcoompt. Een paternoster met bolletjes uit koraal verbindt de kracht van het religieuze met de bloedstollende eigenschap van het rode koraalGa naar voetnoot176. | |||||||||||||||||||||||
10. HertegespanHoewel het ‘hertegespan’ in de volksgeneeskunde welbekend is, zijn zegens ervoor zeldzaamGa naar voetnoot177. Gewoonlijk wordt het in één adem genoemd met ‘de koeke’Ga naar voetnoot178 en ‘den ouden man’Ga naar voetnoot179. Het ‘hertegespan’ (Fr. carreau, atropie mésenterique) is een vorm van rachitis, de Engelse ziekte. Het is een stoornis in de kalkstofwisseling en in de verbening van het kraakbeen bij kinderen, en leidde soms tot tuberculose. Het gezicht van het kind krijgt daarbij het uitzicht van dat van een oude man, vandaar de alternatieve | |||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||
naam ‘den ouden man’Ga naar voetnoot180. Naast het hart kan deze kwaal ook in de buurt van de lever (‘levergespan’) of bij de longen gelokaliseerd zijn (‘longengespan’). Vermoedelijk gaat het daarbij echter om een en dezelfde kwaal. De term ‘hertegespan’ is volgens de Meyer alleen bekend in het zuidelijk deel van West-Vlaanderen, Frans-Vlaanderen en de zuidelijke WesthoekGa naar voetnoot181, maar ook in Oost-Vlaanderen is hij niet geheel onbekend. De H. Machutus werd vereerd tegen de kwaal o.m. te Wannegem-Lede, te Wolvertem en te ZwijndrechtGa naar voetnoot182. Uit de door ons behandelde periode hebben we slechts één zegen die in twee manuscripten tot ons gekomen is: [57] Jeghen thertegespan. De voorkeur voor drieledigheid, het heilige getal drie, is uit zegens algemeen bekend. Hier wordt echter niet alleen gevraagd de zegen driemaal te herhalen - wat zeer gewoon is - maar wordt de ziekte ook tot een trits omgevormd: naast het ‘hertegespan’ is er ook het ‘lever-’ en het ‘longengespan’. Alhoewel zegens ervoor - zoals gezegd - weinig talrijk zijn, waren ze in Duitsland reeds in de zestiende eeuw bekend. Maarten Luther ging er in zijn ‘Tischreden’ al tegen te keerGa naar voetnoot183. De enige andere Nederlandse zegen dateert uit de 17de eeuw en is opgenomen in het toverboek van Ludovicus GampensGa naar voetnoot184: Ic boete u, buycke en therte ghespan
Ende het leverghespan en longherghespan,
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||
En al dat ick niet helpen en can,
Godt wilt mij helpen en mijn heere sint Jan
In den naeme des Vaders + ende des Sons ende des H. Gheest Amen.
Jesus, Maria, Anna, wilt ons bewaren.
Ter vergelijking ten slotte moge nog deze Duitse zegen volgenGa naar voetnoot185: Herzgespann und Anwachs,
Du hast bei diesem Kind, kein Platz.
Weich aus dem Kind seiner Rippe.
Wie unser Herr Jesus Christus aus der Krippe.
| |||||||||||||||||||||||
11. HoofdpijnHet is moeilijk te verklaren, maar wel een feit dat zegens tegen ‘hoeftsweer’ of hoofdpijn in ons taalgebied tot op heden geheel ontbrekenGa naar voetnoot186. Uit de late Middeleeuwen is nochtans het hiernavolgende formulier bewaard, zij het dan in geschonden staatGa naar voetnoot187. Het is niet alleen voor hoofdpijn maar ook tegen een paar andere kwalen goed: één tegen tandpijn en één voor iets dat met de hersenen te maken heeft. Op de instructies bij het begin, het midden en het einde na, is het formulier geheel in het Latijn geschreven. Het bestaat uit drie delen: [58] [Een segen v]oer het hoeftsweer, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||
Jhesus Christus sedebat super marmorem et sanctus Petrus cum eum sedebat, et ait ei Dominus: cur tristis es Petre? Domine, dentes mei dolent. Et ait illi dominus deus: conguttaGa naar voetnoot6 per Patrem, per Filium et Spiritum sanctum ut non habeas potestatem inGa naar voetnoot7 capite vel dentibus famuli dei .N. nec in ullo loco [...] ille te sanat et liberat qui iudicat totum mundum. In nomine Patris et Fily et Spiritus sancti. Amen. In het eerste deel wordt de pijn gepersonifieerd en toegesproken: ‘o pijn, in naam van de Vader heb ik je gezocht, in naam van de Zoon heb ik je gevonden en in naam van de H. Geest zal ik je vernietigen. De Zoon omvatte je, de Geest omvatte je, de Vader vernietige je, de Geest vernietige je’. In het tweede wordt alle kwaad, omne malignum, in de naam van de ongeschapen, de onmetelijke Drie-eenheid en in naam van het teken van het Kruis bezworen op de vlucht te slaan. De eerste helft is overgenomen uit het Symbolum Athanasianum, het zg. Quicumque vult salvus esseGa naar voetnoot188. Dit is een in zegens wel meer voorkomende tekstGa naar voetnoot189. Het derde heeft - dit in tegenstelling tot de twee voorgaande - een uitgesproken epische aanloop, een ontmoetings-motief, in dit geval de zg. Petrus-zegenGa naar voetnoot190. Het verschilt ook van de twee voorgaande door het met name aangeven van de kwaal die het wil bezweren: de tandpijn. Het is mogelijk dat de driedelige opbouw van de zegen zich achtereenvolgens richt tot de drie kwalen die in het opschrift vermeld worden: hoofdpijn, een hersenkwaal en tandpijn. Maar gezien het weinig specifieke karakter van de eerste twee delen kan men dit niet bewijzen, te meer daar vergelijkingsmateriaal uit andere zegens tegen dezelfde kwalen geheel ontbreekt. De derde alinea verhaalt een blijkbaar toevallige ontmoeting: Christus zit op een marmerblok en de H. Petrus komt bij hem. Deze ziet er terneergeslagen uit en op de vraag van Christus wat hem scheelt, zegt hij dat hij tandpijn heeft. Daarop richt Christus zich direct tot de kwaal, hier congutta genoemd, en verbiedt die de met name te noemen patiënt nog ooit te kwellen. Dit ontmoetingsmotief komt in buitenlandse zegens geregeld voor. Een sterk verwante, eveneens in het Latijn gestelde tekst vindt men bij Van Haver, samen met een bespreking van het motief. Hier wordt de bezworen kwaal emigranea vel gutta maligna genoemdGa naar voetnoot191. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||
Een voorbeeld uit Duitsland (14de E.)Ga naar voetnoot192: | |||||||||||||||||||||||
12. HuigzwellingJ. Verdam die in het begin van deze eeuw een belangrijke bijdrage tot de studie van de Middelnederlandse zegens en bezweringen heeft geleverd, verwijst naar de hiernavolgende zegen. Hij noemt het een formulier ‘om de huig te lichten’Ga naar voetnoot193. Als gevolg van allerlei oorzaken gaat de huig zwellen en bij het slikken heeft men dan keelpijn. Zo lezen we in de Medicina van Johan YpermanGa naar voetnoot194: [Die huuf] hanget vore tgat daer die adem uut ende in gaet. ende heeft .2. gaetkine. een boven ende dat es ruumst ende .1. in sijn nederste ende dats nauwe. Ende als dit verstopt, dan swillet die huuf. ende dan dunct dien lieden dat hen enege dinc stect in die kele. ende dan so raexenen si dicken omdat si dat wanen uutspuwen. ende temeer dat sijs plegen. so die huuf te meer swillet. Verder heeft Yperman het over ‘die swillinge of verlanginge’ van de huig, en in Duitsland zegt men bij een ontstoken keel ‘das Zäpfchen ist herabgefallen’ en dat moet dan ‘wieder aufgezogen werden’Ga naar voetnoot195. De huig moet dan - zo geloofde men - inderdaad ‘gelicht’ worden, zoals Verdam het uitdrukte. Uit de door ons behandelde periode is slechts één enkele zegen bekend: [59] Jeghen den huufGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||
Deze tekst, die in het handschrift als proza geschreven staat maar duidelijk sporen van rijm vertoont, bestaat uit twee delen. Het eerste (vv. 1-5) is een direct bevel gericht tot de ‘nuuf’ om te verdwijnen door de macht van Sint-Jan en Sint-Flerijn. De eerstgenoemde is de volksheilige Johannes de Doper, vooral vereerd tegen de stuipen bij mens en dierGa naar voetnoot196. Of met de laatstgenoemde de belijder Florinus bedoeld is, blijft onduidelijk. Het tweede deel (v. 6 e.v.), dat nogal abrupt aan het eerste werd toegevoegd, beveelt de gepersonifieerde keelpijn te verdwijnen, zoals de ‘wissen’ deden waarmee de Joden Christus hebben vastgebonden. Dit tweede deel hebben we in een andere context hierboven reeds besprokenGa naar voetnoot197. Aan de eigenlijke zegen gaat een instructie vooraf die sterk herinnert aan de manier waarop een dokter bij keelpijn zijn diagnose stelde (en stelt): ‘duwet hem die tonge neder metten stele van .i. lepele of doetse hem selven neer duwen metten vingere . also mogedijt kennen’Ga naar voetnoot198. Dat men volgens de bovenstaande zegen daarbij een ‘overjaereghen’ lepel, d.i. een lepel die meer dan een jaar oud is, moet gebruiken, houdt vermoedelijk verband met de kwaliteit van de lepel. Als de houten lepel reeds meer dan een jaar in gebruik is, moet hij wel van goede kwaliteit zijn. Uit latere tijden is uit het Nederlandse taalgebied slechts één enkele zegen bekend en die is ‘dan nog onbegrijpelijk’Ga naar voetnoot199. Dat het wel degelijk om een gezwollen of herabgefallen huig gaat, moge blijken uit de woorden ‘schiet niet te hoog of niet te laag’ en uit het houden van de rechterduim op de zere plek. Dit laatste treffen we immers ook aan in een Duitse zegenGa naar voetnoot200: Man streicht den Hals met den Daumen, die man mit Speichel anfeuchtet oder in Fett getaucht hat und spricht dreimal: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||
13. KankerEen gelijkstelling van het huidige begrip kanker en dezelfde benaming zoals die in middeleeuwse recepten en zegens gehanteerd wordt, zou totaal onverantwoord zijn. De middeleeuwse benaming dekt een veel ruimer en veel minder precies begrip. De naam ‘kanker’ zou volgens Avicenna zijn oorsprong vinden ofwel in het feit dat hij, d.i. de gepersonifieerde kwaal, ‘zo vaste houdt aen tlit daer hi in is, ghelijc eenen kreeft oft crevitse’, Lat. cancer, ‘vast houdt tghene datse vanghet’. Deze etymologische verklaring wordt overgenomen door Guido de Chauliac in zijn ChirurgiaGa naar voetnoot201, die er nog een tweede aan toevoegt, nl. de vorm die de kwaal aanneemt. Ze is rond en heeft ‘rondomme hem ghespreidt aderen ghelijc de beenen van een crevitse’, en ze kruipt voort als een kreeft! Een zweer die ettert, ‘gruwelic van aenziene ende stinckende’Ga naar voetnoot202, die dikke, knobbelige, blauwachtige of donkere randen heeft en het vlees errond lijkt in te vreten, werd ook kanker genoemd. Treedt de kwaal op in het aangezicht, dan heet men het noli me tangere, in de vrouwenborsten mastitis, in de dijen lupus en op de buik of rug cingulus; is het een diepliggende zweer met een holle buis die naar de oppervlakte leidt, dan is het fistel (fistula). Is een wonde of zweer kwaadaardig en weerstaat ze aan de gewone behandeling, dan spreekt men al vlug van kankerGa naar voetnoot203. Het zal dan ook de lezer niet verwonderen dat we hierbij dan ook moeten verwijzen naar verwante trefwoordenGa naar voetnoot204. De vaagheid van het begrip blijkt ook uit de soorten kanker die in de hiernavolgende zegens en in andere die uit latere eeuwen daterenGa naar voetnoot205, worden opgesomd en veelal heel moeilijk te duiden zijn. [60] + Kanker, ic beswere dij, in so wat manieren dattu bestGa naar voetnoot1, dattu uut desen kerstinnen mensche gaet, uute sinen margheGa naar voetnoot2 ende uut sinen benen ende uut sinen bloede ende uut sinen vleesche: gaet, brun cankere ende roet kanker, scierkanker, waterkanker ende stekende kanker, sciercankerGa naar voetnoot3 rennendeGa naar voetnoot4 kanker ende stoelkanker. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||
in sijn maerch, no in sijn bloet, no in sijn vlie[s]ch niet langher in en gheduert, no in en blijft, in den zelven name dat God sette sijnen rechtren voet in de flume Jordane ende soGa naar voetnoot10 wederstaet jeghen sijn helich vleesch ende jeghen sijn helich bloet. Ende also moete die kanker wederstaen jeghen sijn maerch ende jeghen sijn vleesch ende jeghen sijn bloet ende jeghen sijn been in den name sVaders ende SonsGa naar voetnoot11 ende sche[lichs Gheest]. Amen. Tot de verpersoonlijkte kanker, in zijn vele verschijningsvormen - ‘so wat manieren dattu best’ - waarvan er hier zeven staan opgesomd, wordt hier rechtstreeks het woord gericht. Deze kanker wordt gemaand het lichaam te verlaten, waar hij er zich ook mag ophouden. In een tweede alinea wordt dezelfde zegen nog eens herhaald, waarbij de belezer echter niet meer uit eigen naam spreekt, maar nu de hulp inroept van de elementen, maar ook van christelijke gegevens. Hij bezweert nu bij de zon, de maan, de wind, maar ook bij de mis die de priester zingt, de klokken die men bij bepaalde gelegenheden luidt en bij de talrijke schare van Gods heiligen in de hemel zowel als op aarde. In verband met het klokgelui moge hier worden aangestipt dat dit algemeen werd beschouwd als een krachtig wapen tegen boze geesten, waartoe ook de ziektedemonen werden gerekend. Zo getuigt J. Toussaert: ‘Le chant des cloches avait une emprise mystérieuse ... Cette arme secrète, pendue dans les tours, avait le pouvoir de chasser les ennemis, les démons, et le terrible “Hellewagen”’Ga naar voetnoot206. Ook de opschriften die de klokken dragen, getuigen van deze kracht. Een voorbeeldGa naar voetnoot207: Dum turbor, procul cedant ignis, grando, tonitrua Het luiden van de klokken behoorde tot de activiteiten van de jongeliedengezelschappenGa naar voetnoot208. Op Allerzielendag mocht elke parochiaan de kerkklok luidenGa naar voetnoot209. Wat de precieze betekenis daarvan was, is niet bekend, maar staat natuurlijk wel in verband met de zielen van de afgestorvenen. Die konden tijdens het luiden in Duitsland het vagevuur verlaten en hun oude woonplaatsen weer opzoeken. 's Anderendaags moesten ze die bij het eerste klokgelui weer verlatenGa naar voetnoot210. Het tweede deel van de bovenstaande zegen eindigt met een beroep te doen op een episch verhaal: het water van de Jordaan zou stilgestaan hebben toen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||
Christus er zijn rechtervoet in zette. Deze bijzonderheid wordt niet in de evangeliën vermeld, maar zou afkomstig zijn uit ‘een apocriefe mededeling’Ga naar voetnoot211. Dit is de bekende Jordaanzegen die oorspronkelijk alleen gebruikt werd om bloed te stelpen. Geleidelijk ging men hem echter ook aanwenden voor allerlei kwalen die men wilde tot stilstand brengen en tot ophouden dwingen. De oudste Jordaanzegen is in het Latijn en zou uit de negende of de tiende eeuw daterenGa naar voetnoot212. Hij kende een grote verspreiding en bleef eeuwenlang populair: Christus et sanctus Johannes ambelans ad flumen Jordane, dixit Christus ad sancto Johanne: ‘restans flumen Jordane’. Commode restans flumen Jordane: sic restet vena ista in homine isto. Volgens F. Ohrt had men reeds in vroegchristelijke tijd aan het doopsel van Christus in de Jordaan de legende verbonden dat de stroom bij die gelegenheid stilstondGa naar voetnoot213. Het motief gaat wellicht terug op het Oude Testament (Jos. 3, 14-17) waar verhaald wordt hoe het volk van Israël onder leiding van Jozua droogvoets door de Jordaan trok. Naar analogie hiermee en in verbinding met Ps. 113,3 (nl. mare vidit et fugit; Jordanis conversus est retrorsum) werd dit stilstaan van de stroom in verband gebracht met de doop van Christus. Reeds in de zesde eeuw was deze legende in ruime kring bekendGa naar voetnoot214. Alhoewel het doopsel van Jezus door Johannes aan de Jordaanzegen basiselementen schonk, komt het wel meer voor dat in zegens van een stilstaan van de Jordaan een Präzedenzfall gemaakt wordt, zonder dat daarbij Johannes de Doper vermeld wordtGa naar voetnoot215. Zo mogelijk nog populairder dan de Jordaanzegen was het Jobmotief, dat eveneens in zegens tegen verscheidene kwalen een rol speelt. Zo ook in de volgende kankerzegen: [61] Om den kanker af te lesene met worden. De Jobzegen komt in handschriften, gedrukte werken en mondelinge overlevering voor in verschillende versies, waarbij men gewoonlijk toch twee types onderscheidtGa naar voetnoot216. Het eerste is de zg. Begegnungstyp, het ontmoe- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||
tingstype, afgeleid uit de Petrus-zegen tegen de tandpijn. In een epische inleiding wordt de ontmoeting verhaald tussen Christus en Job, zoals dat in de hierboven medegedeelde zegen het geval is. De andere verschijningsvorm treffen we aan in een zegen tegen fijt en tegen nagelgaten, waarnaar we hier verwijzen. Het ontmoetingstype bestaat gewoonlijk uit drie delen:
De tweede alinea met de rechterhand die slaat, herinnert aan de zegens tegen brand en brandwonden die we hierboven besproken hebbenGa naar voetnoot217. Reeds in de vorige zegens tegen kanker werden bij de kwaal verschillende kleuren vermeld. Ook in de tweede alinea is dit het geval. Gecombineerd met de bizarre idee dat de kwaal, zoals een echtpaar, uit een mannelijk en een vrouwelijk wezen bestaat, dat bovendien met een alarmerend groot aantal kinderen gezegend is, vinden we door kleur onderscheiden kankers ook terug in een laatste zegen: [62] Hier boetic den svarte canker, de groene canker, den roode canker, de blaue canker en de witte canker, de watercanker ende den etende canker, scietende canker ende wlieghende canker en de canker ende cankerinne ende .xc. arer kindren, ende eeser meer, so boeticker meer. Inden name sVaders, Soens ende helig Gheest. Amen. Het ligt voor de hand bij de kleuraanduidingenGa naar voetnoot218 te vermoeden dat gerefereerd wordt aan het uitzicht van de kwaal of van de huid. Bij ‘watercanker’ kan men denken aan waterophoping in de wonde, bij ‘etende canker’ aan het uitvreten ervan door de ziekte, bij ‘scietende’ en ‘wlieghende’ kanker aan een zich snel uitbreidende vorm. Ook in later opgetekende zegens komen lange opsommingen van soorten kankers voorGa naar voetnoot219. Voor het als echtpaar voorgestelde ‘canker ende cankerinne’ met hun kroost, denkt men aan gelijkaardige zegens tegen koorts. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||
14. KoortsDe middeleeuwse geneeskunde onderscheidde vele soorten koorts. Die indeling steunde op drie criteria. Het ene was de vermeende oorzaak. Naargelang men oordeelde dat één enkel of meer dan één van de vier lichaamsvochten er aan de basis van lag, onderscheidde men simpele of enkelvoudige, en gemengde of samengestelde koortsenGa naar voetnoot220. Het tweede criterium was het constante of wisselende karakter van de kwaal; het derde, of één lichaamsvocht of ‘humeur’, of verscheidene vochten de koorts veroorzaakten en dit ofwel binnen of buiten de aders. Het is natuurlijk niet de bedoeling hier een volledig overzicht te geven van alle mogelijke soorten koorts. We beperken ons tot het klein aantal dat ook voor de zegens relevant is. De simpele koortsen die veroorzaakt worden door één van de vier levenssappen buiten de aders, d.w.z. in een orgaan als de maag, de lever, de nieren of de longen, zijn de volgende:
Vermelden we nog even dat er ook vier andere soorten simpele koortsen zijn die ook door slechts één ‘humeur’ veroorzaakt zijn, maar nu echter van in de aderen hun schadelijke invloed doen gelden: b.v. cynocus (febris synachalis) ontstaat door rottend bloed, causon door rottende gal, enz. Daarnaast zijn er, om de zaak nog ingewikkelder te maken, ook de soorten die het gevolg zijn van de gecombineerde invloed van meer dan één ‘humeur’, de zg. samengestelde koortsen. Bij de bewaarde zegens tegen koorts wordt ofwel de soort niet gepreciseerd, ofwel gaat het om één van de hierboven genoemde simpele koortsen: cotidiana, terciana en quartana. Bij het hiernavolgende magisch procédé wordt de soort niet nader bepaald: [63] Tsegen alderhande cortssen seer geproeft. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||
allen daeghe + smorgens van dijnGa naar voetnoot2 nuchteren een teeten, ende daer op gevast [op broot]Ga naar voetnoot3 ende wijn. Ende naer den derden dach sal hij met hulpe van Godt genesen. Probatum est. Dit is evenmin het geval bij de volgende tekst: [64] De febribus. Hiermee kan men een duidelijk corrupte versie vergelijken die tegen de cotidiana-koorts gericht is: [65] Om te genesen den daghelicxsen corts. Men neme drie bladeren van een plant die ‘eelsavie’ heet, schrijft daarop drie woorden of woordgroepen, en geeft ze de koortslijder te eten. In het Nederlandse taalgebied zijn dit de enige voorbeelden van een magisch anti-koortsmiddel dat ook uit de ons omringende landen goed bekend is. Het derde voorbeeld uit Evan. is uit het Frans vertaald, wat wijst op de bekendheid van het gebruik bij onze Zuiderburen. Met ‘eelsavie’ is wel de echte salie (Salvia officinalis L.) bedoeld, die ‘edel’ genoemd werd om ze te onderscheiden van de veldsalie (Salvia pratensis L.). Deze sterkriekende lipbloemige moet in de middeleeuwen in hoog aanzien hebben gestaan. Volgens de Schola Salernitana, een verzameling didactische verzen waarin de krachten van de helende kruiden samengevat worden, is de medische kracht ervan zo hoog en universeel dat men zich afvraagtGa naar voetnoot222: Cur moriatur homo, cui Salvia crescit in horto?, d.i. waarom | |||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||
sterft een mens die salie in zijn tuin staan heeft? Alleen omdat contra vim mortis non est medicamen in hortis (d.i. tegen de kracht van de dood is geen kruid uit de kruin opgewassen), is dat mogelijk. Volgens een Duits kruidenboek uit de zestiende eeuw behoedt het eten van drie salieblaadjes met zout op een nuchtere maag iemand de ganse dag voor gif en ongezonde lucht. In Engeland kent men het gezegde: ‘He that would live for aye / Must eat sage in May’. In de Zaubermedizin is het eten van salieblaadjes met magische woorden erop welbekend. In een l6de-eeuws handschrift leest men: für das Kalt [Fieber]. Sprich + Ortus + Mortuus + Cristus + Surrexit. Diese Wordte schreib uff neun Salbenbletter. Wan dan ein mensch das kalt hodt soll er der bletter alle morgen drew essen, drei tage nach einander... Een ouder voorbeeld uit Duitsland (15de E.)Ga naar voetnoot223: Ad quartanam. In Middelengelse handschriften komt een gelijkaardig middel veelvuldig voor. Een paar voorbeelden: For the FeveresGa naar voetnoot224. In een verwante Latijnse versie spreekt men ook tot de plant telkens men een blaadje aftrekt: de eerste dag In nomine Patris quesivi te, de tweede in nomine Filij inveni te en de derde in nomine Spiritus sancti colligo te. Op de bladen schrijft men hetzelfde als hierboven, maar van drie missen is geen sprakeGa naar voetnoot225. Nog een ander voorbeeldGa naar voetnoot226: A medecyn for the feveres. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||
or els to the prest that syngeth the messe, wether thou wylt. Also the secunde day tak a nother sauge lef and writ theron: Johannes predicat, and her a messe of seynt John Baptiste, and when the prest useth, ete the lef and gif a penny for gode sake or elles to the prest that synge the messe, whether thou wylt. Also the thridde day tak a nother sauge lef and writ ther on: angelus nunciat et her a messe of the angelys, and whenne the prest uses etc that lef and gyf a penny for godes sake or elles to the prest that synges the messe whether you wylt. Opvallend in de Engelse versies is de combinatie van het eten van de drie bladeren (telkens wanneer de priester de hostie nuttigt) met een aantal missen en/of aalmoezen. De ceremonie had er plaats in de kerk in het bijzijn van een priester. In het enige Middelnederlandse voorbeeld is dit niet (meer?) het geval. Tegen koorts in het algemeen hebben we een Latijns formulier: [66] Contra febres. De eerste twee woorden zijn een corrupte referentie aan de abracadabraformule, waarover we het hierna bij de vierde-dagkoortsen nog zullen hebben. De overige zijn Latijnse heilige woorden met op het einde de vraag aan God om zich over zijn koortslijdende dienaar te ontfermen. De patiënt krijgt tenslotte de raad mee deze woorden - wellicht op een stuk perkament geschreven - als een amulet bij zich te dragen. Soms worden magische woorden op drie stukken van een in vieren gesneden appel geschreven en aan de zieke te eten gegeven: [67] Jegen den redeGa naar voetnoot1. De appel wordt in vier stukken gesneden. Eén stuk wordt niet gebruikt maar weggeworpen. Dit blijkt uit gelijkaardige teksten uit het buitenlandGa naar voetnoot227: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||
For hym yat has ye jawndyce. Het gebruik van een appel die in stukken gesneden wordt, met ‘krachtige’ woorden beschreven en te eten gegeven, komt vooral in de minnemagie voor, zoals we verder zullen zienGa naar voetnoot228, maar wordt ook tegen terciane koorts gebruikt (zie verder). Men vergelijke ook een Latijnse tekst uit een Engels handschrift: Ad febres occidendas. Naast salieblaadjes of appels gebruikt men - heel uitzonderlijk weliswaar - ook een hostie of een snede brood. Mij is alleen een uit WaalsBrabant afkomstig en in het Frans gesteld voorbeeld bekend, dat uit de zeventiende eeuw dateertGa naar voetnoot230: Remede pour guerrir la fiebvre. Zeldzaam zijn de koortszegens waarin een incantamentum gecombineerd wordt met een medisch recept, zoals we dat reeds bij eksterogen hierboven zagen: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||
[68] Jeghen den corts, eer hi versondaecht esGa naar voetnoot1. De ‘driacle’ is de tyriak of theriak, een beroemd wondermiddel dat door Galenus de koningin van alle geneesmiddelen genoemd werd. Het zou gevonden zijn door Andromachus, de lijfarts van keizer Nero. Die stelde het samen naar het voorbeeld van het enige tot dan toe bekende tegengif, het metridaat, met toevoeging van het vlees van een slang, tyr of thur gehetenGa naar voetnoot231. De naam Tyriaca zou volgens Galenus gegeven zijn door Crito, één van de vele bewonderaars en navolgers van Andromachus, naar het actieve element, het vlees van de slang. Het ingewikkelde recept vindt men in het Antidotarium NicolaiGa naar voetnoot232. Voor het gebruik van mosterd in de volksgeneeskunde verwijzen we de belangstellende lezer naar J. Van BeverwijckGa naar voetnoot233. Het berijden van de patiënt door de gepersonifieerde koorts, zoals men 's nachts ook van de mare bereden kan worden, zullen we ook nog in een andere zegen aantreffen (zie verder). In een Brussels handschrift werd een blad gedeeltelijk uitgescheurd, wellicht omdat er magische teksten op voorkwamen. Wat bewaard is, is een lange Latijnse bezwering van de koorts-demonen: [69] [Contra febres.] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||
in regnum tuum. Ayt illi Deus: Amen dico tibi hodie mecum eris in paradiso ita te domine exoro ut permaneam ibi colloquio. De eerste alinea eindigt met een opsomming van een groot aantal koortsen, veel meer dan er in de middeleeuwse geneeskunde werden onderscheiden. De tweede alinea refereert aan een voorval dat in de vallei van Josaphat ten tijde van Mozes gesitueerd wordt, maar dat ik niet heb kunnen terugvinden. De derde bezweert bij de woorden die Jezus sprak tot de goede moordenaar die met hem gekruisigd werd. Daarop volgen twee korte alinea's waarin de koortsen gemaand worden in de naam van hemel, aarde, zee en alle afgronden, bij de zon, de maan en de sterren. De laatste alinea begint met een referentie aan het doopsel van Jezus in de Jordaan en eindigt met het ontmoetingsmotief en het gesprek aan de poort van Jeruzalem tussen Petrus en de daar voorbijkomende Jezus. Dit laatste motief dat ons ook uit andere zegens bekend isGa naar voetnoot234, was heel populairGa naar voetnoot235. Deze Petruszegen komt trouwens veelal als afzonderlijke tekst voor, en niet - zoals in het bovenstaande voorbeeld - als aanhangsel bij een serie andere motieven: [70] Ad portam Gali[l]ee jacebat sanctus Petrus dominus infirmante laborans. Tunc venit dominus ad eum et dixit: quid jacetis, Petre? Et Petrus dixit: jam sum plenus magnus febribus. Dominus eum tangebat et Petrus surgebat et dixit Petrus: non sequar me nisi dixeris quis qui hec verba super se portaverit febres ei non nocebunt. Petrus ligt in deze zegen, die bijna altijd in het Latijn overgeleverd is, ofwel vóór de Latijnse poort, vóór de poort van Jeruzalem of aan de poort van Galilea. Dikwijls zit hij er ook op een blok marmer. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||
In geheel Europa was deze zegen bekend. Dit moge blijken uit een voorbeeld in het Provencaals uit de late MiddeleeuwenGa naar voetnoot236: A febres escrieu aiso e pois lia al col: Beatus Petrus l'apostol jazia davan la porta del Galilea, e venc nostre seiner Jhesu Crist e dis a lui: ‘O Peire, per que tu jazes aisi?’ Sain Peire respon a lui: ‘Seiner, car plens so de febres’. Nostre seiner toquet lui, e de mantenant sain Peire tornet sans, e Nostre Seiner dieis a lui: ‘Peire, qual causa tu vols de me?’ Sains Peire dis ad el: ‘Seiner, qui aura aquesta qaruala o la porta escricha non deu aver febres’. Nostre Seiner dis a lui: ‘Peire, sia fag aisi com tu vols +’. Nog een voorbeeld uit een Engels handschrift (15de E.)Ga naar voetnoot237: Here is a charme for all maner of feveres. De volgende zegen is blijkbaar een unicum. Noch in het Nederlandse taalgebied noch in de ons omringende landen heb ik hem teruggevonden. Wel valt er enige vage verwantschap te noteren met een Nederlandse uit latere mondelinge overlevering opgetekende zegenGa naar voetnoot238: [71] Doe Jhesus in de passie trac, doe bevede al datter was. Doe sprach Pilatus: ‘waeromme en bevestu niet?’ Jhesus doe antwoorde: ‘waeromme zoudich beven? Ic en hebbe noch caweGa naar voetnoot1 noch rede noch negheen ongemach. Zo en moete nemmermeer wijf noch man die dese woorden hoort of spreken can. In Gods namen. Amen.’ | |||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||
vrawe .v. theere der werdichedeGa naar voetnoot3 hy sal bidden gracie ons Heere daer by boeteGa naar voetnoot4 hebben van dat hem mach deeren. Die jonneGa naar voetnoot5 ons die Vader, die Sone ende die heleg GheestGa naar voetnoot6. Amen. J. Fiat. Een amulet bestaande uit een loden kruis dat om de hals van de zieke gehangen wordt, is eveneens enig in zijn soort. [72] Item noch ten zelven. Voor zover men uit de niet helemaal intact overgeleverde tekst kan opmaken, was het de bedoeling op het loden kruis, dat de koortslijder om de hals gehangen werd, vijf woorden te schrijven. Bovenaan, wellicht op het bovenste deel van het vertikale been, komt het mij overigens niet duidelijke woord arde. Onderaan, d.i. op het onderste deel van het vertikale been, een tweede woord dat in de tekst ontbreekt. Dit ontbreken wordt duidelijk wanneer de scribent van ‘int eerste’ overgaat naar ‘int derde’. Op de derde plaats d.w.z. vermoedelijk links (of rechts) op de dwarsbalk van het kruis, komt het woord fugyto, wellicht corrupt voor Lat. fugite, vlucht, gaat heen. Op de vierde plaats, d.i. op het andere uiteinde van de dwarsbalk, komt het weer corrupte woord sencyo. Ten laatste dient men in het midden van het kruis, d.i. op het kruispunt van de vertikale en de horizontale balk, het woord eemanuel, één van de vele heilige namen van God, aan te brengen. De vijf woorden op het kruis staan vermoedelijk in verband met de verering van de vijf bloedige wonden. Zij zijn het die aan het loden kruis een bijzondere macht verlenen. Ook in andere koortszegens vinden we de vijf wonden vermeldGa naar voetnoot239. Een loden plaatje met krachtige woorden erop vindt men geregeld in buitenlandse zegens terug. Zo wordt in een Franse ‘charme pur feistre, felun et playe’ gevraagd een vierkantig loden plaatje te snijden, waarop vijf kruisen gekrast worden, één in elk van de hoeken en één in het midden. Bij het aanbrengen van elk kruis dient men telkens een pater noster te bidden. Dan volgt een zegen en nadien legt men het plaatje op de zieke plek met de kruisen naar de huid toe gekeerd. Als het stuk lood met de aarde in | |||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||
aanraking geweest is, zo wordt nog aangestipt, verliest het zijn krachtige werkingGa naar voetnoot240. Een gelijkaardige geneeswijze - zij het dan steeds voor wonden - komt in buitenlandse manuscripten wel meer voor. Zo leest men b.v. in een 15de-eeuws handschriftGa naar voetnoot241: Take a plate of leede and make hit even square and in elke cornere make a cros in this manere [hier volgt een afbeelding, een vierkant met 5 kruisjes erop, één in elke hoek en één in het midden]. And whan thou makeste and draweste the firste draugte of the cros, saye devoutely a pater noster and an ave unto thou come to this poynte: panem nostrum cotidianum. Daarna volgt nog een lang gebed in het Frans, waarin de vijf wonden nogmaals ter sprake komen. Het begint als volgt: Doulce Jhesu auxi verrrament come vous suffrastez chinque plays en vostre saint corps pour toutz peches aux verrament gardez cest home .N. de cest maladie, etc. Het opmerkelijke is dat steeds een vierkant loden plaatje, nooit een plaatje in kruisvorm, zoals in de Middelnederlandse zegen, gebruikt wordt. De enige uitzondering is een Latijnse zegen tegen ‘dysiaticum’ (?)Ga naar voetnoot242: Ad dysiaticum. In het volgende magisch procédé wordt aan de zieke water te drinken gegeven, waarmee krachtige, op de hand geschreven woorden zijn afgewassen: [73] Contra febres. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||
Secunda die scribe: on aries + on [...]en agnus +. Et siliterGa naar voetnoot4 ablutum bibat. Deze tekst werd zwaar toegetakeld, maar bleef toch leesbaar omdat hij tweemaal in het handschrift voorkomt: wat in de ene versie door wegkrassing onleesbaar is, is het wel in de andere, en omgekeerd. Beide versies zijn zogoed als identiek. Verscheidene motieven die in kortere teksten afzonderlijk voorkomen, zijn in de volgende uitvoerige zegen tot een uitzonderlijk geheel samengevoegd: [74] Ic bezwer hu ende ic bemaen di, reede ende redinneGa naar voetnoot1, ende .xcix. huwer kinder, bi der sonnen ende bi der manen, ende bi den waetere ende bi den winde ende bi der lucht, hoe ghi .N. aenquaemt, waest huten noerden of huten oesten of huten zuden oft huten westen of huut wat houke van der werelt, wast bi daghe, wast bi nachte, slaepende oft wakende, ghaende of staende, lichendeGa naar voetnoot2 of sittende, etende ofte drinckende, oft in wat manieren, alleene of met andre ghemeene. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||
Niet te meer so ne moeti macht hebben te ridene .N. dan sente Martijn niet meer daer af ghequelt en was, als mijn vrauwe, sente Marie, sente Martijn afghelesen adde met desen zelven worden. Uit deze uitvoerige opsomming blijkt de angstvallige zorg waarmee de aflezer alle mogelijke vormen van de ziekte opsomt, in de overtuiging dat enige slordigheid hierin juist aan de vergeten koortssoort een kans zou bieden om te ontsnappen en het hele formulier te ontkrachten. Een ander opvallend verschijnsel is de verpersoonlijking van de kwaal, de ‘rede’. Reeds bij de Romeinen werd de koorts als een godin aanroepenGa naar voetnoot243. In Engeland treft men Latijnse koortszegens aan waar de koortsen als zeven zusters worden voorgesteld en zelfs bij name genoemdGa naar voetnoot244: Coniuro vos febres qui estis septem sorores, prima vocatur Elia, secunda Sicilia, tercia Vellea, quarta Suffocalia, quinta Commonia, sexta Genia, septima Eema. Coniuro vos febres et vos immundus spiritus visibiles et invisibiles, de quacumque modo estis vel de quacumque nacione estis, per Patrum et Filium etc. De koorts wordt in het Mnl. lange formulier voorgesteld als een echtpaar met een groot aantal nakomelingen. Deze voorstelling is het gevolg van de grote diversiteit in de soorten koorts, die men meende te moeten onderscheiden. Deze personifiëring met gezin en kinderen incluis, treft men niet alleen aan bij koorts, maar ook bij kankerGa naar voetnoot245 en brandGa naar voetnoot246: ‘canker ende cankerinne ende xc arer kinderen’ en ‘den brant ende de brandinne ende xc harer kinderen’. Opvallend is dat al deze zegens uit de Middeleeuwen dateren. In de latere, mondelinge overlevering, komen dgl. verpersoonlijkingen niet meer voor. Een familie (ouders en kinderen) van ziektesymptomen vindt men reeds in de negende eeuw: Nesso en zijn negen kinderen (nessiklinon) worden in een bezwering tegen deze ziektedemonen gemaand te vertrekken van het merg naar het been, van het been naar het vlees, van het vlees naar de huid ... om | |||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||
zo het lichaam van de patiënt te verlatenGa naar voetnoot247. Deze negen zijn de kwade en destructieve krachten die door de lucht gedragen worden door de vier winden. Ze vallen het lichaam van de mensen aan met hun ziektebrengende adem. Deze doctrine is afgeleid van de Germaanse mythe waarin Wodan het kwaadaardige serpent in negen stukken hakte, die elk de hoofdoorzaak werden van ziektesGa naar voetnoot248. Nesso is de ziekteduivel die in andere gelijkaardige bezweringen vergezeld is door zes demonen met min of meer vaststaande namen als Nagedo, Stechedo, Troppho, Crampho, Gigihte en Paralisis. Men heeft gesuggereerd dat christelijke invloed verantwoordelijk is voor de verandering van negen in zesGa naar voetnoot249. Anderen zijn van meningGa naar voetnoot250 dat de oorspronkelijk zes ‘kinderen’ achteraf in negen veranderd werden. De oorsprong zou te zoeken zijn in het apocriefe Koptische evangelie, het Boek van de Verrijzenis dat door de apostel Bartholomeus zou geschreven zijn. De Dood, Abaddon, daalt er af in de hel met zijn zes zonen. Ze willen het lijk van Christus bemachtigen, maar worden verslagen en wriemelen als wormen. De zes zonen zijn de zes dodende krachten die verantwoordelijk zijn voor alle soorten ziekten. Hier zou de oorsprong liggen van Nesso-Nessia en hun zes kinderen, de zeven ‘wormen’ of de septem sorores uit de hierboven geciteerde conjuratio uit Engeland. Dit zevental werd later in het andere heilige getal negen veranderd. Longinus, de Romeinse soldaat, die reeds hierboven ter sprake kwamGa naar voetnoot251, werd in middeleeuwse legenden als een middeleeuws ridder voorgesteld. Men verhaalt ook dat hij op het punt stond blind te worden, maar van zijn kwaal genas, toen hij toevallig zijn ogen aanraakte met zijn handen die met het bloed van Christus bevlekt geweest warenGa naar voetnoot252. De vermelding van ‘sente Martijn’, de H. Martinus van Tours, die volgens onze tekst door Maria van de ‘rede’ verlost werd, heb ik nergens anders aangetroffen. Het is niet onmogelijk dat de analogie tussen de ruiter Martinus en het ‘rijden’ door de koorts, hier een zekere rol heeft gespeeld. De idee dat een koortslijder door de als levend wezen voorgestelde kwaal ‘bereden’ wordt, zoals iemand 's nachts door de mare bereden wordt, hebben we reeds hierboven in een andere koortszegen ontmoet. Uit Duitsland is reeds uit de late dertiende eeuw een zegen bekend waar de ‘Alp’ of elf en zijn geslacht, die zoals de mare bij ons, de mens 's nachts opzoeken en hem pijnigen, in direkte rede als volgt wordt bemaandGa naar voetnoot253: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||
Alb unde elbelin,
ir sult nich lenger bliden hin;
albes svestir und vatir,
ir sult uz varen obir den gatir.
albes mutter, trute und mar,
ir sult uz den vïrste varen
enz.
De mannelijke en de vrouwelijke koorts, ditmaal evenwel zonder voorzaten of nageslacht, vindt men ook in de volgende zegen: [75] Ic vermaneGa naar voetnoot1 hu, reden ende redine, De tekst staat vol zonderlinge gegevens: b.v. ‘de .liiii. wonden ende .lx.’, de 72 takken van de kroon, de bijzonder grote hoeveelheid ‘leden’ waaruit lichaam en ziel van de aflezer bestaan zouden hebben. [76] Tsegen allehande cortssen een excellente ende beproeffde saeck. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||
+ Adabra + drabra + rabra + abra + bra + ra + a Het lezen ‘int walsch’ of in een andere vreemde taal bevordert de geheimzinnigheid en - naar men hoopt - de efficaciteit. Met het toverwoord ‘[ac]adabra’ lopen we vooruit op de vierdendaagse koorts, waarbij dit woord meestal voorkomt (zie hierna). De idee is natuurlijk dat, zoals het woord na adabra letter per letter slinkt tot a, ook de koorts geleidelijk zal afnemen en tenslotte geheel verdwijnen. Hetzelfde principe komt eveneens voor in een gelijkaardig koortsamulet: [77] Noch een ander maniere tsegen die cortse. Naast deze zegens en amuletten tegen koorts in het algemeen zijn er ook die speciaal geschikt zijn om een bepaalde soort te genezen. Voor de dagelijkse en de driedaagse zijn die zeldzaam: [78] Item ad cotidianum. [79] Ad tertianam. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||
Het eten van stukken van een appel met machtige woorden erop vindt men ook in een reeds hierboven aangehaalde tekst tegen koorts in het algemeen ([67]). Veel talrijker zijn de magische middelen tegen de vierdedaagse koorts of quartana. [80] Jeghen quarteineGa naar voetnoot1. Wat er op ‘desen brief’ diende geschreven te worden, vernemen we hier niet, wel in een paar andere amuletten. [81] Die vierde [dach] corts. Deze formule vertoont gelijkenis met de volgende ‘medicina contra febres’ in een 12de-eeuws Engels handschriftGa naar voetnoot254: In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti. Amen. Of nog: [82] Jeghen de vierde dach corts. Het gebruik de ziekte af te tellen is zeer verspreid en dikwijls wordt daartoe het woord abracadabra gebruikt. Dit woord duikt voor het eerst op bij Serenus Sammonicus en zou kunnen ontstaan zijn uit corrupt overgeleverde Arabische woorden, zoals abrakha dabir dat ‘het is genezen’ of ‘de zaak staat goed’ zou betekenenGa naar voetnoot255. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||
Bij het gebruik van abracadabra schreef men meestal, we zagen er hierboven reeds een voorbeeld van, dit woord steeds opnieuw, maar telkens met weglating van de laatste letterGa naar voetnoot256: A B R A C A D A B R A In het amulet is een blijkbaar onvolledige en corrupte vorm van dit beroemde toverwoord overgeleverd. Ook hier wordt de koorts ‘afgeschreven’, zij het niet volledig op de gewone manier. Toch duiken naast dit ene bijzonder geliefde woord ook andere, gelijkaardige op, zij het veel minder frequent en niet alleen in koortszegens. Ik maak mij sterk dat de lezer in dit verband graag even voor een korte excursie begrip zal opbrengen. Hierbij kijken we even over het muurtje van de gekozen chronologische en linguïstische afperking. De directe aanleiding daartoe is een heel bijzondere, in het Frans gestelde zegen tegen hoofdpijn met een uniek begeleidend ritueel. Hij is bewaard in een zeventiende-eeuws handschrift met bijna uitsluitend Nederlandse geneeskundige recepten voor allerlei doeleindenGa naar voetnoot257. Het unieke ervan is dat hier verscheidene procédé's van analogische overdracht tot één geheel worden verstrengeld. Eén ervan is een variant op de afbouw met het abacadabra-toverwoord:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||
Cestes parolles vous fault il dire en faisant la croix au front bellement [sic; lees: tellement] que on ne les oye point. In deze tekst kan men zonder moeite de volgende technieken van magische transpositie onderscheiden:
Vermelden we bij deze merkwaardige tekst ook nog het mes dat ongebruikt moet zijn, de geheimhouding (que on ne les oye point) van de zegen (Jhesus Christ la ou il pendit ... malade) en het gebruik van het heilige getal zeven.
Maar keren we nog even naar onze koortszegens terug. Nog een ander amulet dat eveneens om de hals dient gedragen te worden: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||
[83] Ad quartanam. Deze tekst is gedeeltelijk onverstaanbaar door de gebruikte afkortingen. Bij de beroemde formule sator-arepo-tenet-opera-rotas die hier ook onvolledig overgeleverd is, zullen we later nog blijven stilstaanGa naar voetnoot258.
Heel ongewoon is het volgende koortsmiddel: op drie eieren schrijft men een aantal krachtige woorden. Ze worden in het vuur hard gebraden en dan vermoedelijk aan de patiënt te eten gegeven. Het einde van de oorspronkelijke tekst is, jammer genoeg, nu verdwenen: [84] Contra quartanam. De volgende 15de-eeuwse tekst is door een latere bezitter van het handschrift waarin hij voorkomt, zodanig met inkt doorstreept dat nog slechts een paar woorden leesbaar zijnGa naar voetnoot259: [85] Contra febres [...]. Het volgende magisch middel is een amulet van een geheel andere aard: [86] Omme den vierden dach corts te verdrivene. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||
Zeer veel toverhandelingen moeten nuchter en zwijgend volbracht worden: ‘Das Schweigen drückt zugleich das Geheimnisvolle aus; und selbst die Besprechungen geschehen nur in dumphem Murmeln’Ga naar voetnoot260. Volgens De CockGa naar voetnoot261 verzekert Albertus Magnus dat een ‘doodsbeentje, als amulet gebezigd, de vierdedaagse koorts verdrijft’. Ook bij de bestrijding van wratten en tandpijnGa naar voetnoot262 werd een doodsbeentje gebruikt: ‘Andere, om de vratten te verdryven, en de tandpyne te stillen, stryken de zelve met een doodsbeen van een kerkhof’Ga naar voetnoot263. De kwaal wordt door aanraking met het dode been ook gedood. We besluiten dit overzicht met een zegen met een ontmoetingsmotief: [87] OmmeGa naar voetnoot1 af te lesene den vierden dach rede. De ontmoeting tussen Jezus en Petrus, niet bij een poort, maar terwijl Jezus ‘ghinc ten crucen waert’, is een heel ongewone versie van de PetruszegenGa naar voetnoot264. Daar Jezus hier met zijn kruis onderweg is naar de galgenberg, is er duidelijk verwantschap met de volgende versie uit Luik en FrankrijkGa naar voetnoot265: Quand Jésus porta sa croix, il survint un juif, nommé Marc-Antoine, qui lui dit: ‘Jésus, tu trembles’. Jésus lui dit: ‘Je ne tremble ni ne frissonne. Et celui qui dans son coeur ces paroles prononcera, jamais fièvre ni frisson n'aura’. en een bij ons eeuwen later opgetekende variantGa naar voetnoot266: Toen Jezus zijn kruys droeg kwam hem een Jood tegen met name Marce Anterm die zegde, Jezus gij beeft; Jezus antwoorde, ik beef noch schrik en vloede deze woorden uit zijn hart, sprekende, nooit zal hij koorsen nog schrik hebben, God gebied van de koorsen van zich uyt te gaen van de persoon te verwijderen. Jezus, Maria en Jozef. vijf o.v. Het is duidelijk dat in onze koortszegen de naam Marc-Antoine werd vervangen door Petrus, zodat door deze vermenging een nieuwe zegen ontstond die echter niets meer dan de naam Petrus met de echte Petruszegen gemeen heeft. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||
15. KrampMet de term kramp kunnen allerlei ziektebeelden worden aangeduid. Veelal is er enig verband met jicht en ook met koorts wegens het bevend, schuddend of ‘kramp’-achtig aanvoelen van het aangetaste lichaamsdeel of het ganse lichaam. Incantaties tegen kramp zijn in het Nederlands taalgebied geheel onbekendGa naar voetnoot267, met uitzondering van de éne hiernavolgende zegen uit de Oostelijke randzone: [88] Weder den kam. Voor kam in het opschrift leze men kram, kramp. Men vgl. ram(m), ramp(f) en krampf (kram, ram) die we alle als aanduiding aantreffenGa naar voetnoot268 van wat nu algemeen kramp genoemd wordt. De zegen bestaat uit twee delen: ze begint met een Präzedenzfall, een episch gedeelte met wat Van Haver het ontmoetingsmotief noemt. Hier zijn ‘unse herre’ en Sint-Pieter onderweg over een dam, een dijk of een straat. Dit woord is wel gekozen wegens de mogelijkheid er ‘kam’ uit het volgende vers mee te laten rijmen. In andere zegens met een gelijkaardige aanloop komt ‘dam’ als plaats waar de handeling plaatsvindt, nergens voorGa naar voetnoot269. Wat ‘unse herre’ precies doet met zijn ‘vorderen dumen’ blijft ons onthouden. Men kan alleen vermoeden dat hij op het lichaamsdeel met de kramp één (of meer?) kruistekens maakt. Het tweede deel is een direct bevel aan de ‘kam’ om de plaats waarin de gepersonifieerde ziekte zich bevindt, op staande voet te ontruimen. God beveelt er in de naam van God, d.i. in zijn eigen naam. Of dient men te verstaan dat Jezus in de naam van de Vader het bevel uitspreekt? Alhoewel uit de ons omringende landen - vooral uit Duitsland - zegens tegen de kramp welbekend zijnGa naar voetnoot270, komt het type dat hierboven aangehaald wordt daar niet bij voor. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||
Naast zegens werden ook allerlei andere middelen gebruikt. In Duitsland bond men een rode draad rond het lichaam van de zieke, in bepaalde streken echter een blauwe doek. Als amulet raadt het zesde en zevende Boek Mozes aan een verpulverde witte rabarberwortel in een linnen zakje op het lichaam te dragen. Zeer bekend zijn ook de zg. krampringen. Die werden aan de rechterhand gedragen en gesmeed uit ijzeren onderdelen van een lijkkist, een gevonden hoefijzer of een galgketting. Soms werd bepaald dat die ringen op Goede Vrijdag dienden gesmeed te zijn. Ook bij epilepsie werden ringen gedragen, maar - we zagen het hierboven - die waren van zilver en dienden aan de wijsvinger van de rechterhand gestoken te worden. | |||||||||||||||||||||||
16. MastitisOntsteking van vrouwenborsten kan allerlei oorzaken hebben, maar komt dikwijls voor bij vrouwen die hun kinderen de borst geven. Tegen deze zg. mastitis pueralis zijn enkele zegens bewaard, die op één na, een uitgesproken voorkeur te zien geven voor de Präzedenzfall van de bijbelse kuise Suzanna. Ook in latere tijd zijn uit ons taalgebied een paar zegens tegen mastitis bekend die uit mondelinge overlevering werden opgetekendGa naar voetnoot271, maar geen enkele gelijkenis vertonen met de nu volgende. [89] Eene secheninghe ter borstzweere. Deze zegen begint met een verwijzing naar ‘alrande venijn’, wat in tegenspraak lijkt met de er juist bovenstaande titel. Dit zou er kunnen op wijzen dat deze eerste zin niet bij de mastitiszegen behoort. Toch wordt deze hypothese weer afgezwakt door de laatste alinea die met ‘alrande evel’ lijkt aan te sluiten bij het ‘alrande venijn’ uit de eerste zinGa naar voetnoot272. De vraag of | |||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||
hier een mastitiszegen op de ene of de andere manier samengebracht werd met een zegen tegen allerlei ‘venijn’ blijft gesteld. Voor het ‘wissen’-motief verwijzen we naar de rubriek ‘aambeien’ hierboven. Wanneer men zich zou afvragen of met ‘borstzweer’ in de bovenstaande tekst ook geen andere in de borsten gesitueerde kwalen kunnen bedoeld zijn, wordt die mogelijkheid weggenomen door de volgende zegens. Twee ervan komen immers voor in een gynaecologisch-obstetrisch traktaat, zodat het verband met zogende vrouwen hier in alle geval boven elke twijfel verheven is. [90] Item oft leestGa naar voetnoot1 dese secheninghe over die seere borsten. De Präzedenzfall met de H. Susanna komt weliswaar ook in zegens tegen andere kwalen voorGa naar voetnoot273, maar is nadrukkelijk aanwezig in mastitiszegens. Toch wordt de naam van Sinte-Susanna ook in verband gebracht met een buitenlands kerkelijk ritueel om allerlei nood af te werenGa naar voetnoot274. Van de vier zegens tegen mastitis die uit de door ons behandelde periode bekend zijn, zijn er niet minder dan drie met ‘Sente Susanne’. Naast de zoëven aangehaalde zegen zijn er nog twee zo nauwverwante voorbeelden dat men ze eigenlijk varianten van éénzelfde tekst kan noemenGa naar voetnoot275: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||
Teksten [91], [27] en [93] uit hs. G 3
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||
[91] Dits eene seninghe om seere bursten te gheneseneGa naar voetnoot1 die zweren ende langhe ghezworen hebbenGa naar voetnoot2 ende al waerense ghegaet, dese worden soudense bescermen ende ghenesen van kankre, van wonkeleGa naar voetnoot3 ende van al dat den bursten deeren mach: De laatste alinea met instructies komt in G. 7 niet voor. Hier wordt de welbekende Johannes de Doper, helper bij velerhande kwalenGa naar voetnoot276, aangeroepen en ook de heilige Agatha, ‘sente Aechte’. Zij is de bijzondere patrones tegen alle ziekten van de moederborstenGa naar voetnoot277. Deze mooie Romeinse werd door Quintianus het hof gemaakt. Toen ze hem echter afwees en bekende dat ze christen was, sneed men haar de borsten af, maar Sint-Pieter kwam ze genezen. Na nieuwe folteringen stierf ze in het midden van de derde eeuw de marteldood. Haar hulp inroepen tegen ‘seere bursten’ berust dus duidelijk op sympathiegeloof. | |||||||||||||||||||||||
17. MiltUit ons taalgebied zijn een handvol zegens bekend die Van Haver terecht onder de hoofding ‘miltvuur’ heeft samen-gebrachtGa naar voetnoot278. Bijna altijd is er in die zegens sprake van ‘wild vuur’ dat moet bedwongen worden. Een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||
enkele zegen heeft het over ‘klem’ of ‘vijvers’ zodat het niet zo zeker is dat deze rot dezelfde groep als de andere behoort. Naast het miltvuur kent men ook nog een andere kwaal, de harde, gezwollen milt, het gevolg van de opeenhoping van zwarte gal (melancholè) en de oorzaak van melancholie, zo meende menGa naar voetnoot279. Het is waarschijnlijk dat het magisch middel dat hierna volgt tegen deze kwaal gericht is. Deze veronderstelling vindt steun in het ‘ungente’, de zalf die op het einde ervan vermeld wordt. Dit unguentum wordt beschreven in hetzelfde traktaat waarin dit incantamentum voorkomtGa naar voetnoot280. Men moet de zalf bereiden met een hoeveelheid cyclamen die, gezuiverd en geplet, vijftien dagen macereert of rijpt in olie. Na verloop van deze tijd wordt de substantie gezuiverd en gekookt met was en azijn tot ze dik genoeg is. Deze zalf wordt in de tekst een molleficativum genoemd, d.i. een zacht- of weekmakende zalf. Het is uiteraard logisch dat een weekmakende zalf gebruikt wordt op iets dat verhard is. Vandaar de idee dat het hiernavolgend magisch procédé voor een verharde milt bedoeld is. Deze opvatting vindt steun bij Dodoens in wiens Cruydt-Boeck (1644) over cyclamen het volgende gezegd wordt: het sap wordt gevoegd bij ‘medicamenten diemen bereydt om alle gheswillen, klieren, kropsweeren ende andere dierghelycke hardigheden te verteeren...’. Ziehier de tekst: [92] Wive van Salernitane dien lande, nemen ciclamen inden lesten vridage als die mane wanende is, ende legghent op die milte, ende houwent dan mit ere bile in .iij. stucken ende seggen: ‘Wat houwe men hijr?’; die sieke antwort: ‘milte’. Dit incantamentum zou in gebruik geweest zijn bij ‘wive van Salernitane dien lande’. Bedoeld zijn de vrouwelijke artsen van de beroemde medische school die niet in ‘dien lande’, maar in de stad Salerno in Italië reeds vanaf de elfde eeuw gevestigd wasGa naar voetnoot281. Tot deze school werden o.m. gerekend Bartholomeus, Maurus, Nicolaus en Roger Frugardo. Anonieme werken van de school zijn het Liber iste, de Circa instans en het beroemde Regimen sanitatis SalernitanumGa naar voetnoot282. Eeuwenlang werd geloofd dat er te Salerno ook vrouwelijke dokters actief waren. Ze zouden zich vooral met kwalen van hun seksegenoten hebben beziggehouden. De beroemdste was de geheimzinnige Trotula, die men meende de auteur te zijn van een gynaecologisch-obstetrisch traktaat. Nu is | |||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||
men veeleer geneigd aan te nemen dat Trotula niet de naam van de auteur, maar van het traktaat isGa naar voetnoot283. In het Middelnederlands beschikken we ook - we zagen het reeds - over een pseudo-Trotulatraktaat dat in verschillende handschriften bewaard isGa naar voetnoot284. De plant cyclamen, alpenviooltje (Cyclamen europaeum L.) wordt ook varkensbrood en aardnoot genoemd. Ze heeft een vlezige knolwortel die door de varkens zeer gezocht wordt, wat de naam varkensbrood heeft doen ontstaan. Het is deze wortel die, op de milt gelegd, in drie stukken gehakt en in de schoorsteen te drogen gehangen wordt. In het medische traktaat Circa instans, waar het incantamentum voorkomt, wordt van ‘cyclamen’ gezegd: ‘het is erehande appel mer syne wortel heyt eygentlic cyclamen’Ga naar voetnoot285. Door contact met de zieke plaats heeft de wortel de ziekte in zich opgenomen, het in drie stukken hakken symboliseert het verpulveren of zacht maken. Het drogen en krimpen van de drie stukken in de rook van de schoorsteen is de uitdrukking van de similia-similibus-idee: wat in de schoorsteen verdroogt en vergaat zal op gelijke wijze ook de verharde milt doen ontzwellen en zacht maken. De natuurlijke associatie van de in de schoorsteen ontsnappende en tot niets vergaande rook speelt hier wellicht eveneens een rol: zoals de rook vergaat, zo moet ook de kwaal verdwijnenGa naar voetnoot286. | |||||||||||||||||||||||
18. NagelgatenDe H. Eligius of Sint-Elooi (feestdag 1 december) was en is een populaire volksheilige. Vóór hij als geestelijke in dienst van de Kerk trad, was hij vele jaren edelsmid geweest van een paar Merovingische koningen. Op latere leeftijd bracht hij het tot bisschop van Noyon. Hij wordt aangeroepen tegen allerlei paardenziekten en werd patroon van de smeden. Sint-Elooi is in de eerste plaats een paardenheilige. Toch wordt hij ook aangeroepen tegen nagelgaten, een soort zweer of steenpuist (Fr. furoncle), die door stafylococcen wordt veroorzaaktGa naar voetnoot287 en naar deze heilige Sint-Eloois-evel wordt genoemd. Ze vertonen een etterende opening die qua vorm vaag herinnert aan de kop van een hoef- of ‘paardennagel’. Dit is een lange nagel met vierkante kop waarmee de hoefijzers van paarden door de smid werden vastgezet. Voor nagelgaten gaat men op verscheidene plaatsen (Beveren-Waas, Borsbeke, Kieldrecht, Tielrode, Zeveneken, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||
enz.) ‘dienen’. Men offert of verplaatst er ‘paardennagels’ die men bij voorkeur niet gekocht, maar gekregen heeft, en die ongeteld zijn. De hiernavolgende zegen is niet gericht tegen de ‘worm’ als zelfstandige ziekte, zoals Van Haver, misleid door VerdamGa naar voetnoot288, ten onrechte meentGa naar voetnoot289. Men doet er een beroep op de man Job, een andere populaire ‘heilige’ die in vele zegens - vooral tegen zweren - voorkomt. De bijbel levert daartoe het aanknopingspunt (Job 2,7). Daar wordt verhaald hoe Job op de mesthoop, in sterquilinio lag, zijn lichaam overdekt met etterende zweren. Men meende dat die veroorzaakt waren door wormen, zoals dat ook voor enkele andere ziekten algemeen werd aangenomenGa naar voetnoot290. Vooraleer de enige bekende Nederlandse zegen mee te delen, dient er nog op gewezen te worden dat het onderscheid tussen de verschillende soorten zweren niet steeds duidelijk is. Zo is het optreden van Job bij een ‘Elooi-kwaal’ aan de vage scheiding tussen de soorten zweren te wijten. Het is dan ook niet te verwonderen dat de termen Sint-Jobszeer of Sint-KorijnszeerGa naar voetnoot291 (Lat. impetigo) eveneens etterende zweren aanduidenGa naar voetnoot292. [93] Dits eene seninghe van sente Loysevele. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||
niet en verterren dit vleesch + noch dit been + noch dit bloet + noch dit lijf + doe sterven die worme alle doot + dor den hongher + ende door den noot + In den name tsVaders + ende tSoens + ende tselichs Geest + Amen. Op de zesde alinea na is het bovenstaande samengeteld uit twee verschillende zegens die, meestal gescheiden, steeds weer worden aangetroffenGa naar voetnoot293. Het eerste type is Job op de mesthoop. Het komt in het Duits reeds vanaf de twaalfde eeuw voor en is dikwijls gedeeltelijk op rijm (b.v. miste/Christe). Vanaf de veertiende eeuw worden wormen van verschillende kleuren vermeld. Het tweede type vermeldt de mesthoop niet, maar heeft wel drie of negen wormen van verschillende kleuren. Vermeldenswaard in de bovenstaande Jobszegen is wel het begin van de tweede versie. Hier wordt van de negen wormen gezegd dat ‘die waren gheworpen van den hemele’, wat herinnert aan de opstandige engelen die uit de hemel verbannen en duivels werden. Hier schemert de idee door dat de wormen duivels zijn en dat in feite zij de oorzaak van de ziekte zijn. Tussen beide versies van de Jobszegen (alinea 6) is een andere zegen ingelast, het zg. gute-Stunde-formulierGa naar voetnoot294. Het gelukkig ogenblik in de heilsgeschiedenis dat hier bedoeld wordt, is de geboorte van Christus. Soms worden nog twee andere zwaarwichtige momenten toegevoegd (b.v. de dood en opstanding van Christus, of de geboorte van Maria) om het magische drietal te bereiken. De geboorte van Jezus is echter steeds aanwezig, zo b.v. inGa naar voetnoot295: Also guot die wile was,
daz der heilige Christ geboren wart
also guot was auch die wile,
daz geboren ward die Künigin sant Marie;
und wêr de heilige Crist nit geborn,
sô wêre mannige sel verlorn.
Ten slotte dient er nog even te worden op gewezen dat zegens waar naast het Sint-Elooisevel ook nog andere, gelijkaardige zweren ‘afgelezen’ worden, bij de rubriek ‘zweren allerlei’ zijn ondergebracht. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||
19. OogkwalenHet klein bestand van teksten uit de Middeleeuwen en de zestiende eeuw staat in scherp contrast met de enkele tientallen gevarieerde en inhoudelijk zeer interessante teksten die bij ons uit latere tijden zijn opgetekendGa naar voetnoot296. De drie hiernavolgende zijn bovendien zogoed als geheel in het Latijn en de inhoud herinnert sterk aan kerkelijke gebeden. De eerste is trouwens niets anders dan een gebed tegen oogziekten waarvan de precieze aard niet wordt aangegeven: [94] Oratio bona. De zegen eindigt met een extract uit het Symbolum van Athanasius (qualis pater + talis filius, enz.)Ga naar voetnoot297. Hij is van zuiver kerkelijke inspiratie, een combinatie van allerlei elementen die aan andere, gelijkaardige kerkelijke teksten ontleend zijnGa naar voetnoot298. Geheel in dezelfde trant is een andere Latijnse tekst: [95] Dit is een scellebryef. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||
Adiuro te, macula, et omne genus maligni morbi per novem ordines angelorum, et per viginti quatuor seniores, et per centum quadraginta quatuor milia innocentium, et per omnes patriarchas et prophetas apostolos martyres confessores virgines et viduas ut hinc recedas et amplius oculis famule dei non noceas .h. Een ‘scellebryef’ is een ‘brief’, hier wel te verstaan als ‘zegen’, tegen de ‘scelle’ op het oog. In het Middelnederlands komt scelle voor met de betekenis vlies, schilfer, maar de samenstelling scellebrief is mij van nergens anders bekend. De kwaal wordt in het Latijn macula genoemd. De beroemde Vlaamse heelkundige Jan Yperman spreekt van ‘smette’ in het oog die eruit ziet ‘alse .i. vischscelle’Ga naar voetnoot299, een schub van een vis die de hoornlaag bedekt en het gezicht vertroebelt of verhindert. De inhoud van deze ‘brief’ is geheel samengesteld uit elementen die men eveneens in gelijkaardige zegens of kerkelijke gebeden tegen oogkwalen aantreft. Alleen de combinatie van deze bestanddelen en hun volgorde maken de originaliteit uit van de bovenstaande tekst. Zo komt het Ecce crucem domini ... Amen-stuk ook voor in een gebed tegen bliksem en donder uit de 13de eeuw en in zegens tegen stormen uit de 15de eeuwGa naar voetnoot300. Ook het volgende tekstonderdeel (Sanctus deus ... immortalis) komt veel voor in zegens tegen natuurelementen. Volgens de legende zou deze formule een wonderlijke oorsprong hebben. Bij een aardbeving in 446, in de tijd dat Proklos patriarch van Constantinopel was, werd een jonge knaap in de hoogte geworpen en hoorde hij daarboven de serafijnen de zo-even vermelde woorden gebruiken. Aldus - zo verklaart de legende - geraakten deze krachtige woorden op aarde bekend. Toen het volk, de serafijnen nabootsend, dezelfde woorden zong, hield de aardbeving onmiddellijk op. De vreemde lichamen die in het oog macula of scelle veroorzaken, krijgen in kerkelijke zegens verschillende namen. Sedert de 12de eeuw treedt de uitdrukking macula in oculo meer en meer op de voorgrond. De term is dus een collectief, waarmee onreinheden van verschillende aard samengevat worden, lapides et ardores et cuncta obstacula visus vel ex diaboli arte vel ex infirmitate, zoals het heet in een zegen uit de elfde eeuwGa naar voetnoot301. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||
Tekst [95] in hs. E., 39r
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||
In de tweede alinea van de bovenstaande zegen wordt de macula rechtstreeks toegesproken en bemaand. Dit deel is nauw verwant met een Latijnse zegen uit de eerste helft van de 14de eeuwGa naar voetnoot302. Alleen de volgorde van de elementen verschilt: zo komt de vermelding van de evangelisten aldaar helemaal op het einde. De verwijzing naar de blinde Tobias senior die door zijn zoon met de hulp van de aartsengel Raphaël genezen werd (Tob. 11), komt in oogzegens natuurlijk ook geregeld voor. In de laatste alinea wordt gerefereerd aan de genezing van een blindgeborene door Jezus (Joh. 9,1-12). Dit bijbels verhaal vindt men ook in de volgende, onvolledig bewaarde zegen met een gebruiksaanwijzing in het NederlandsGa naar voetnoot303: [96] Een segening om qua[de ogen] te genesen. Zoals men uit de bewaarde gedeelten van de eerste alinea kan opmaken, moet de aflezer van modder (?) en speeksel een mengsel maken om daarmee wellicht een kruisje op de zieke ogen te maken. Deze symbolische handeling refereert natuurlijk aan wat Jezus in het bijbelverhaal doet. Dat het dikwijls een geestelijke was die deze zegen tegen oogkwalen las, blijkt uit een kerkelijke 15de-eeuwse Benedictio super infirmos oculos die ook de volgende aanwijzing geeft: Et expuens in terram facias lutum et linias super oculos ei dicens: Lutum fecit ... In een andere oogzegen uit dezelfde | |||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||
tijd moet de priester met het slijk een kruis op de ogen maken: Hic spuma in terram et fac lutum de pulvere et saliva et cum illa fac crucem super oculosGa naar voetnoot304. De kruisjes in de tekst duiden wellicht het ogenblik aan waarop de belezer kruisjes maakt op de ogen van de patiënt. | |||||||||||||||||||||||
20. PestVan het midden van de 14de tot het midden van de 17de eeuw behoort de pest of zwarte dood tot de geregeld in onze streken opduikende epidemieën. De ziekte kwam trouwens in gans West-Europa voor en bracht overal catastrofale gevolgen met zich mee. Vooral op het einde van de 15de eeuw bereikte deze besmettelijke ziekte een hoogtepunt. De toenmalige geneeskunde stond er gewoon machteloos bij. Die onmacht vertaalde zich in een vloedgolf van geschriften allerlei die toegeschreven werden aan de hoogste medische, wereldlijke en geestelijke gezagsdragers. Uit die toeschrijving putten ze geloofwaardigheid, maar hun aantal en hun vaak tegenstrijdige adviezen illustreren hun speculatief en vooral heel inadequaat karakterGa naar voetnoot305. Het spreekt vanzelf dat bij deze stroom van pesttraktaten de Nederlanden niet ten achter blevenGa naar voetnoot306. Veel van deze pestliteratuur ligt nog in handschriften op exploratie te wachtenGa naar voetnoot307. In de grote steden werden vanaf de 16de eeuw ook gedrukte pestboekjes in omloop gebrachtGa naar voetnoot308. De auteurs van deze kleine drukwerkjes waren dokters in dienst van de steden of verbonden aan de beroemde West-Europese universiteiten van Parijs of Montpellier. Ze schreven adviezen die ze zonden aan koningen, het stadsmagistraat of geestelijke leiders. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||
Aangezien de geneeskunde zo machteloos was, zou men kunnen verwachten dat de quasi-religieuze zegens en magische middelen in het algemeen in deze pestliteratuur goed vertegenwoordigd zouden zijn. Het tegengestelde is echter het geval: geen enkel magisch middel wordt erin aangetroffen. De weinige zegens en magische formulieren die we bezitten, zijn uit niet-medische kringen afkomstig. Op een paar uitzonderingen na, waar een Latijns middel in een receptenverzameling opduikt, zijn ze alle te vinden in een getijdenboek bestemd voor een vroom Brugs echtpaar. Hier komt trouwens ook een berijmd gebed voor tot vijf machtige ‘maerscalken der plaghen’Ga naar voetnoot309. Het waren eigenlijk de geestelijken en de vrome gelovigen die een sterk betrouwen stelden in de bovennatuurlijke hulp, vooral in een materie waar de wereldse wetenschap zo pijnlijk bleef falen. Zij waren het ook die de gedachte ingang deden vinden dat deze vreselijke plaag een uiting was van Gods verbolgenheid over het zondig gedrag van de mensen. Het was een waarschuwing door God gezonden, een ‘gave Gods’ om de mensheid voor verder, nog veel erger onheil te behoeden, nl. de ‘dood’ van de ziel en de eeuwige verdoemenis. Dit verklaart wellicht ook waarom de meeste pestgebeden van duidelijk kerkelijke origine zijnGa naar voetnoot310, zelfs in zo sterke mate dat men dikwijls in de schemerzone tussen gebed en zegen belandt. Deze gebeden kregen meer gewicht en geloofwaardigheid door toeschrijving aan, bij voorbeeld, Sint-BernardusGa naar voetnoot311 of paus ClemensGa naar voetnoot312. In een ander geval werd zelfs de hemel ingeschakeld die de aartsengel Michaël met een krachtig middel naar Rome zou gezonden hebbenGa naar voetnoot313. Door de sterke band met kerkelijke gebeden is het hier soms bijzonder moeilijk te bepalen wat al dan niet voor opneming in ons corpus in aanmerking diende genomen te wordenGa naar voetnoot314. In de regel werd bij twijfel voor niet-opneming geöpteerd. Ga naar margenoot+Het eerste voorbeeld is een Latijnse zegen ‘contra pestem’ in een 15de-eeuws handschrift dat ook Nederlandse teksten bevat. De belezer richt zich rechtstreeks tot de plaag en wel in de naam van de ijzeren nagels die in de ledematen van Christus werden geslagen en in de naam van de lans waarmee Longinus de zijde van Christus doorstak. We laten een extract van de tekst volgen: Coniuro te apostema, glandem seu maculum vel inflammaturam ypidimie, per clavos ferreos quibus illa sanctissima et benedicta membra viz. manus et pedes domini noscri Jhesu Christi ... erat in cruce crucifixi et perforata. Et per lancea Longini militis qua latus domini ... etc. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||
Veel interessanter is het volgende eveneens Latijnse formulier: [98] Leest dit nuchtens jeghen de plaghe. Deze Latijnse zegen is samengesteld uit drie formules, die ook elk afzonderlijk in magische teksten voorkomen. De eerste - en de uitvoerigste - is de sterkverspreide ananizapta-formuleGa naar voetnoot315. Tot verklaring van dit woord is reeds heel wat inkt gevloeid. Eén van de oudste verklaringen is die van Guarini's Vocabularium (1491): ‘Ananizapta mala mors interpretatur et quaelibet littera repraesentat unam dictionem, silicet: Antidotum Nazareni Auferat Necem Intoxicationis Sanctifice Alimenta Pocula Trinitatis Alma’Ga naar voetnoot316. Volgens een andere bron is ananizapta een Grieks werkwoord en betekent het: ‘Die bitterkeit des todes des von Nazaret, der neme von uns daz urteil des ewigen verthamniss durch den gewalt des vaters ummb die allerscherffer vervolgung’Ga naar voetnoot317. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||
Het ananizapta-formulier treft men ook aan tegen de vallende ziekte, zij het alleen in buitenlandse bronnen. Een voorbeeldGa naar voetnoot318: + Ananizapta + for the fallynge evylle. Ook voor andere doeleinden werd ananizapta gebruiktGa naar voetnoot319: For to bewar of poyson. Met het pestformulier komt het volgende gebruik het best overeenGa naar voetnoot320: Iff thow be in jeoperdye of dethe. In een Latijnse zegen tegen de pest komt hetzelfde woord voor als ‘Ananam sapta + Jhesus + Nazarena + Rex + Judeoium’Ga naar voetnoot321. Dezelfde letters vond Köhler op de deur van een sacristie met dezelfde verklaring die hierboven uit Guarini aangehaald werd. De letters staan geschreven op banderollen die doot engelen worden vastgehouden. De betekenis van dit opschrift was dus duidelijk: het gewijd vaatwerk dat in de sacristie bewaard werd en waaruit het lichaam en bloed van Christus werden genuttigd, moet de gelovigen behoeden voor de dood door het vergif van de duivel. Een medisch handschrift bevat een bezwering tegen epilepsie waarin ananizapta eveneens voorkomt, met een andere uitgang evenwel voor een mannelijke patiënt: ‘zeg het woord ananizaptus wanneer hij neergevallen is | |||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||
door de kwaal, en ook in het oor van een vrouw zeg ananizapta, en ze zullen daarna nooit meer last hebben van de ziekte’Ga naar voetnoot322. Op dit ananizapta-deel volgen enkele losse letters en woorden: Alpha et o is een veelvuldig gebruikte aanduiding van God, het begin en het eindpunt, volgens de Apocalyps 21,6: ‘Ego sum A et O, initium et finis’; teton is de Griekse letter tèta, de eerste van het Griekse woord voor God theos; messyas en sother zijn nog twee andere namen voor de Godheid. Dit is eveneens het geval voor emmanuel, d.i. God met ons, naar Isaias 7,14. Het woord adonay, het meervoud van het Semitische adon betekent weer de Heer. Het is een veel voorkomend eufemisme voor de wonderlijke, onuitsprekelijke naam van God. Het komt veelal voor samen met tetragrammaton, de vier medeklinkers van Yahweh. Oorspronkelijk was Adonay een aanspreektitel van God, maar geleidelijk werd het een zelfstandig gebruikte titel. Immers wanneer YHVH aangevoeld werd als te eerbiedig en te heilig om uitgesproken te worden, werd het door adonay vervagen, behalve wanneer dit laatste als een aanspreking erop volgde; in dit geval werd het tetragram als Elohim gelezen, wat meteen nog een andere naam voor God opleverde. Uit het bovenstaande blijkt dat in het tweede deel van de tekst enkele krachtige namen van God als heilmiddel aangevoerd worden. Het aantal van deze woorden is wellicht niet toevallig. Naargelang we het driemaal vermelde adonay voor één of voor drie tellen, komen we respectievelijk op een totaal van zeven of negen namen: twee getallen die - evenals het getal drie van het driemaal voorkomende adonay - een bijzondere betekenis hebben in de magie. Het heilige getal drie komt in zegens herhaaldelijk voor (drie ziektevormen, drie kleuren, drie dagen, drie onzevaders, enz.). Een veelvoud van drie is negen, een Indogermaans heilig getal dat, evenals zeven - dat van bijbelse oorsprong is -, de perfectie uitdrukt. Voor het getal zeven is naast bijbelse ook Pythagorische invloed aanneembaar: zeven is drie plus vier, d.i. de verbinding van God (3) en de wereld (4)Ga naar voetnoot323. Aan de namen van God worden dan die van de Magi toegevoegd (ook zij waren meestal met drie): Jasper, Melchior en Balthasar, over wie we reeds vroeger hebben uitgeweidGa naar voetnoot324. Wijzen we er alleen nog op dat de namen van deze Wijzen uit het Oosten zouden ontleend zijn aan de eredienst van Mithra, de zonnegod, wiens geboorte rond nieuwjaar door de heidenen werd gevierd. De namen Caspar, Melchior en Balthasar of Belshazzar zijn immers drie titels die aan Mithra gegeven werden en betekenen respectievelijk ‘de Blanke’, ‘de Koning van het Licht’ en ‘de Heer der Schatten’Ga naar voetnoot325. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||
In zegens komen deze drie namen voor bij vallende ziekte, in koortsformulieren en voor andere kwalen. Zo komt in het Lilium Medicinae, een medisch traktaat uit de late 13de eeuwGa naar voetnoot326, de volgende passage voor die als het model kan beschouwd worden voor vele andere formulieren: Si aliquis est in paroxismo. Si ponat os supra aurem parientis et dicat ter istos tres versus procul dubio statim surgit: Vooral het eerste van deze drie verzen was sedert de Middeleeuwen zeer populair. In enkele gevallen treffen we ook formulieren aan met een niet-medisch doel, waarin de Magi eveneens opduiken: zo b.v. in een 16de-eeuwse Engelse tekst om een verloren voorwerp terug te vindenGa naar voetnoot327: Take virgine waxe + and write upon yt Jasper + Melchior + Balthazar + and pyt yt under his head to whom the good pertaineth and he shall knowe in his sleape wher the thinge is become. Het derde deel dat we in de bovenstaande anti-pestzegen kunnen onderscheiden, bevat de woorden Jhesus autem transiens, enz. (Luc. 4,30). Dit vers werd in de Middeleeuwen algemeen gebruikt als formulier tegen de talrijke gevaren die bij land- en zeereizen te duchten waren en in het bijzonder ter voorkoming van overvallen door struikroversGa naar voetnoot328. Sir John Mandeville, de schrijver van het bekende, wonderlijke reisverhaal, vermeldt dit gebruik in de volgende passageGa naar voetnoot329: ... and therefore say some men, when they have dread of thieves, this verse that is written here, Jezus autem etc. De Engelse koning Edward III liet het vers aanbrengen op een gouden nobel die geslagen werd om zijn ontsnapping te herdenken uit de zeeslag bij Sluis (1346)Ga naar voetnoot330. Verscheidene bewaarde exemplaren zijn doorboord en afgesleten, wat er op wijst dat ze als amulet aan de hals gedragen werden. In enkele gevallen blijkt dat de magische kracht van het vers voor zo sterk werd gehouden dat het - zoals de naam Jahweh - niet mocht uitgesproken worden: ‘never to be said, but carried about one’ luidt de begeleidende waarschuwingGa naar voetnoot331. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||
[99] Eene seininghe over sieken der pestilencie. Deze zegen bestaat uit twee delen die beide ook in andere formulieren tegen de pest voorkomen. Het eerste komt voor als amulet op een stuk perkament (zie verder). Het tweede duikt op als laatste deel van de hiernavolgende ‘Benedictie’. Vermelden we nog dat de pest, kanker, ‘draoncle’ en ‘felloen’ allemaal termen zijn die in betekenis nauw verwant zijnGa naar voetnoot332. [100] Benedictie. Voor de H. Susanna als epische aanzet van zegens, zie ‘mastitis’ en ‘zweren allerlei’. Nog interessanter is het volgende formulier dat tegelijk ook een amulet is: [101] [Tegen de pest.] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||
Dit syn de woorden: Dit procédé tegen de pest bestaat uit drie verschillende handelingen: het bidden van een paternoster en het credo, het uitspreken van een zegen over de zieke, en het om diens hals hangen van een stuk perkament met een magische tekst erop. Het ganse ritueel, dat een sterk religieuze inslag vertoont, moet alweer uitgevoerd worden ‘nuchtren altos’, een vereiste die dikwijls bij magische handelingen voorkomtGa naar voetnoot333. Het nuchter-zijn beklemtoont de ongewone betekenis van de handeling door ze te onderscheiden van de gewone, dagelijkse handelingen. In vele formulieren is het de patiënt die nuchter moet zijn, hier is het de belezer. De woorden Christus vincit, enz. komen veelvuldig in magische teksten voor; het uitspreken ervan gaat gepaard met het maken van drie kruistekens. De hemelbrief die op de lange strook heel fijn perkament geschreven en dan de zieke om de hals gehangen wordt, is uiterst merkwaardig, niet alleen op zichzelf, maar vooral door zijn zeldzaamheid. De oudste brieven die zogezegd uit de hemel afkomstig zijn, werden in Egypte en Babylonië gebruikt. Verscheidene legenden zijn ontstaan om te verklaren hoe deze brieven in de handen van de mensen terechtgekomen zijn. Naar hun inhoud zijn deze Schützbriefe of Himmelsbriefe, waarvan de magische kracht tegen velerlei kwalen bescherming bood, al dan niet gebaseerd op de ene of de andere voorwaarde, zoals b.v. het heiligen van de zondag of het dagelijks lezen van een epistelGa naar voetnoot334. De brenger van de brief is in de Middeleeuwen dikwijls de aartsengel Michaël en dit is wellicht ook in onze tekst het geval: ‘dinghel van hemelrike’ doelt wel op Michaël, dé engel Gods. Van deze brief bestaan, voor zover mij bekend, nog twee andere versies, één in een Middelnederlandse zegen om bloed te stelpenGa naar voetnoot335, de andere in een Oudengels formulier tegen buikloop. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||
De Oudengelse versie dateert uit de elfde eeuw. Die brief zelf hebben we reeds hierboven geciteerd, de inleiding luidt daar - in vertaling - als volgt: Tegen buikloop: deze brief werd door de engel naar Rome gebracht, toen ze daar erg te lijden hadden van buikloop. Schrijf dit op een perkament dat zo lang is dat het rond het hoofd kanGa naar voetnoot336 en hang het aan de hals van de persoon die het nodig heeft. Het zal vlug beter zijn. Daar de versie in het Angelsaksische handschrift vier eeuwen ouder is dan de Middelnederlandse, hoeft het ons niet te verwonderen dat deze laatste nog veel corrupter is dan de Engelse, die trouwens ook al veel aan verstaanbaarheid te wensen overliet. Zo wordt de lengte van de strook perkament in het Engelse handschrift preciezer aangegeven dan in de Middelnederlandse versies. De vereiste dat de brief moet worden ‘ghenaeit in lijnwade van de zieken’, komt alleen in de hierboven gedrukte Nederlandse versie voor en is wellicht een latere toevoeging. De inhoud van de brief is in alle bekende versies slechts gedeeltelijk verstaanbaar en schijnt een mengsel te zijn van Hebreeuwse, Griekse, Latijnse en (wellicht) Keltische woorden in min of meer corrupte vorm. Zo was Cockayne van mening dat Ran migan adonai el een betrekkelijk goede weergave is van vier Hebreeuwse woorden die betekenen: ‘Roept, mijn schild is de heer God’Ga naar voetnoot337. In de Mnl. versies wordt dat Ka + ay + vinga + adonay sa bij de bloedstelpingzegen, of (hierboven): Kaey vinghan adonay sa. Vermits de Angelsaksische ‘charm’ eeuwen ouder is dan de twee Mnl. versies, ligt het voor de hand aan te nemen dat die later door een Nederlander uit het Engels werd overgenomen. Deze hypothese vindt mogelijks steun in de wooren et siden op het einde van de brief. Et is Latijn voor ende, en siden herinnert aan Middelengels sithen, dat ‘dan, daarna’ betekent. De volgende twee woorden theos mur (in de Mnl. versie hierboven theos mirre) zijn de weergave van de Griekse woorden voor ‘mijn God’. Het Latijnse woord ineffabile betekent ‘de onuitsprekelijke (naam van God)’. Sommigen hebben het vermoeden geuit dat de daarop volgende woorden Iers zouden zijn, maar de betekenis is onzekerGa naar voetnoot338. Alhoewel de Mnl. versies jonger en dus in de regel corrupter zijn, is het niet onmogelijk dat een paar vormen toch dichter bij het origineel aanleunen. Het Latijnse sanguine b.v. kan een corrupteel zijn van sigmone | |||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||
in de Angelsaksische versie, maar ook dichter bij het oorspronkelijke staan. Dit vermoeden lijkt gesteund door de onmiddellijk erop volgende passage - ook in het Latijn! - en waar bovendien eveneens van bloed sprake is: berenisone irritas venas cansi dulis fervor fixcantis sanguines siccatur fla fla. Door vergelijking met de Engelse versie kunnen we de oorspronkelijke tekst als volgt reconstrueren: Berenice, irritas venas quasi dulath fervor: fluxantis sanguinis siccatur sta sta, d.i. ‘O Berenice, gij irriteert de aders gelijk een brandende koorts (Hebreeuws dalak). De stroom bloed is opgedroogd. Stop. Stop.’Ga naar voetnoot339. Na enkele niet verklaarbare woorden eindigen de twee Mnl. versies met benedicite dominus; het einde van de brief zoals die in de elfde-eeuwse versie voorkomt, ontbreekt geheel. Het gebruik van de naam Berenice in magische formulieren tegen bloedvloeiing berust op sympathie. In de apocriefe Gesta Pilati wordt Veronica, de vrouw die met een doek het gelaat van Christus afdroogt, vereenzelvigd met de vrouw die door hem van jarenlange bloedvloeiing genezen werd. Berenice, een prinses uit het koninkrijk Edessa, werd volgens een vroege legende met Veronica vereenzelvigdGa naar voetnoot340. Het opduiken van de naam Berenice in de brief zou er eveneens kunnen op wijzen dat die oorspronkelijk tegen bloeding, bloederige dysenterie en dgl. gebruikt werd, zoals dat in de Angelsaksische en in één van beide Mnl. versies inderdaad ook het geval is. In het bovenstaande formulier tegen de pest moet ook nog een korte versie van de goede-stonde-zegen toegevoegd wordenGa naar voetnoot341. En om dit overzicht van pestzegens en gelijkaardige teksten te besluiten, nog het volgende: Ga naar margenoot+Een Latijnse ‘modus conficiendi aquam qua onne genus vulnerum curari possit’ leert hoe men een wondenwater zal bereiden (Gr. 3, 139r-140r). Drie dagen lang zal men zich onthouden van seksuele omgang. Dan doet men fonteinwater in een glazen of aarden kruik. Daarop valt men op zijn knieën en bidt het Credo, het Confiteor, drie onzevaders en evenveel weesgegroeten. Na deze voorbereiding zegt de belezer over dit water een aantal zegens: Zoals door de vijf wonden van Jezus de mensen van zonden gereinigd werden, zo zullen allen die met dit water in lijfelijk contact komen, ‘ab omnibus infirmitatibus suis liberentur et sani fiant’. Daarop volgt een verwijzing naar de wonden van Christus die zonder rilling, pijn, koorts of bloed en zonder ‘aliquo morbo’ gebleven zijn. De implicatie is duidelijk: zo moet het ook de wonden van de patiënt vergaan. Na verwijzingen naar het water dat Jezus in wijn veranderde, naar dat waarover Hij wandelde en naar dat waarmee Hij gedoopt werd in de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||
Jordaan, wordt Longinus in herinnering gebracht. Zoals die de zijde van Jezus doorboorde en de ontstane wonde niet verzweerde, zo moeten de wonden waarbij dit water gebruikt zal worden, dat evenmin doen. En dat door de bekende zeven woorden die Jezus op het kruis sprak. En daarmee is men de gelukkige bezitter van een tot krachtige medicijn veranderd water. Men zal het als volgt gebruiken: Men slaat drie kruisen en neemt ‘viri non mulieris indusium bene lotum’, een goed gewassen bovenkleed, niet van een vrouw maar van een man. Dit verdeelt men in stukjes zonder daarbij een mes te gebruiken, neemt er één van, drenkt het in het wonderwater, sprenkelt het over en legt het daarna op de wonde. Quo facto duas alijas eiusdem indusij partes accipe quas, postquam in ea aqua madide facte fuerint, in modum crucis ipsi vulneri adpone. Men legt dus nog twee in hetzelfde water gedrenkte lapjes in kruisvorm op de wonde. Men dient daarbij ‘submissa voce’ het water als volgt toe te spreken: Precipio tibi, aqua, per nativitatem, per mortem, per resurrectionem domini nostri Jesu Christi ut ista vulnera sint bene sanata, hoc imperat Christus et beata virgo Maria, in nomine Patris et Filij + et Spiritus sancti + Amen. De lapjes stof drenkt men elke dag één of tweemaal in het water en dit zolang de toestand (dispositio) van de wonde dit vereist. Het gebruik van liturgisch gewijd wondenwater voor ziektebehandeling en deze duiveluitdrijving speelde zowel in de oosterse als de westerse kerk van oudsher een grote rolGa naar voetnoot342. In vele heiligenlevens treft men het aan, voor allerlei kwalen wordt het aangewend, maar voor de pest is het gebruik ervan nergens speciaal vermeld. Met de zegens van het water die in elk Manule Pastorum voorkomen, vertoont de bovenstaande tekst dan ook geen noemenswaardige overeenkomst. | |||||||||||||||||||||||
21. De ‘plane’Het ongemak waarvoor het hiernavolgende middel bestemd is, wordt in het opschrift van het enig magisch middel dat ervoor bekend is, de ‘plane’ genoemd. We hebben deze ziekteaanduiding overgenomen omdat ‘plane’ naar twee geheel verschillende ziekten kan verwijzen zonder dat het mogelijk is gebleken te bepalen welke van beide in onze tekst bedoeld is: De twee betekenissen zijnGa naar voetnoot343:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||
Bij vroegere uitgevers van de hiernavolgende tekst zijn de meningen verdeeld: VerdamGa naar voetnoot345 verklaart ‘plane’ als een soort zweer; De KeyserGa naar voetnoot346 houdt het bij blauwzucht. In een handvol plaatsen in het zuiden van West-Vlaanderen kan men gaan ‘dienen’ tegen de laatsgenoemde kwaalGa naar voetnoot347. [103] Jeghen de plane. Het schrijven op een houten of tinnen ‘scotele’ van letters die daarna afgewassen worden met water of wijn, berust op het geloof dat de magische kracht van de woorden in de drank overgaat en eens in het lichaam van de zieke opgenomen, ook in die vorm zijn heilzame werking zal uitoefenen. Een gelijkaardig middel vindt men in een Franse tekst tegen barensweeënGa naar voetnoot348: ... écrivez le pater-noster en un vase de marbre que vous laverez avec du vin blanc; puis fakes boire à la femme qui alors enfantera sans danger. | |||||||||||||||||||||||
22. RabiesRabies of hondsdolheid, genoemd naar het dier dat er het meest door aangetast wordt, is een vreselijke kwaal die andere dieren als wolven en vossen, maar ook de mens kan besmetten. In Middelnederlandse receptaria krijgt deze ziekte relatief weinig aandacht: het aantal recepten ertegen is klein en weinig verscheiden. Onder de opvallendste middelen vermelden we het leggen op de wonden van haar van de hond, of het eten van de lever van het aangetaste dierGa naar voetnoot349. De beroemde Vlaamse chirurg Jan Yperman vermeldt rabies, maar verwijst voor de symptomen naar een ander medisch | |||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||
werk en zijn behandeling van de kwaal is vrij summier. Zelfs voor een leek is het duidelijk dat hij met deze kwaal problemen hadGa naar voetnoot350. En dat is natuurlijk niet verwonderlijk, daar deze vreselijke ziekte gewoon ongeneeslijk was. Gelukkig was er de H. Hubertus die zich over de slachtoffers eeuwenlang heeft ontfermd, vooral maar niet alleen te Saint-Hubert in de ArdennenGa naar voetnoot351. De bedevaart daarheen werd door vele zieken zelfs uit verafgelegen gebieden ondernomen. Op die bedevaart werd een drievoudige tussenkomst van de heilige afgesmeekt en georganiseerd. Vooreerst waren er de schietgebeden (formulettes) als preventief middel. Op de tweede plaats komen twee middelen die bedoeld waren om mensen te helpen die effectief reeds met een dolle hond in aanraking waren gekomen. Was de patiënt daarbij tot bloedens toe gebeten, dan kreeg hij een insnijding (la taille) in het voorhoofd. Daarin werd dan een draadje van de H. Stool onder de huid ingebracht. Het moest er de duur van de opgelegde novene in blijvenGa naar voetnoot352. Aan de niet tot bloedens toe gebeten pelgrim gaf de aalmoezenier van de Hubertuskapel uitstel (le répit) voor een termijn die tot levenslang kon gaan. De insnijding echter beschermde slechts voor veertien dagen, met mogelijkheid tot verlenging met eenzelfde periode. De bedevaarders die de insnijding gekregen hadden verwierven daardoor ook de toestemming om zelf uitstel te verlenen aan anderen en ook om dieren te immuniseren tegen razernij. Daartoe gebruikten ze een brandijzer waarop een sleutel was afgebeeld, die te Saint-Hubert gewijd was en de H. Stool had aangeraaktGa naar voetnoot353. Magische middelen tegen rabies heb ik in de hier behandelde periode niet kunnen vinden, op twee korte teksten na. De eerste is ongewoon vroeg (midden 14de E.), maar vertoont qua inhoud grote gelijkenis met de tweede: [104] Dit is ghoet ghescrevene up broet ende dat gheghevene tetene den lieden ende de beesten ghebeten van quaden honden: Of het brood dat moet gegeten worden al dan niet het gevolg is van de beïnvloeding van het Sint-Hubertusbrood, zoals Van Haver heeft gesuggereerdGa naar voetnoot354, kan niet met zekerheid worden achterhaald. In vergelijking met de latere, volkse formulesGa naar voetnoot355 valt het inderdaad op hoe ‘dor, gezocht en | |||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||
gekunsteld de geïmporteerde, geleerde formules zijn’, zoals dezelfde auteur het heeft uitgedrukt naar aanleiding van de bovenstaande formuleGa naar voetnoot356. De tweede tekst werd in het 15de-eeuwse handschrift waarin hij voorkomt door een latere bezitter met zwarte inkt zwaar doorstreept, zodanig dat vooral de ‘krachtige’ woorden hierna alleen onder voorbehoud gegeven worden: [105] Contra morsum rabidi canis vel lupi. Woorden geschreven op brood dat daarna opgegeten wordt, komen ook als middel tot bloedstelpen en tegen tandpijn voorGa naar voetnoot357. | |||||||||||||||||||||||
23. SlapenHuismiddeltjes allerlei om een goede nachtrust te genieten zijn ons allen welbekend. Lekker slapen is een bekommernis die trouwens sinds onheuglijke tijden de mens heeft beziggehouden. Ook op dit gebied is er niets nieuws onder de zon. Sommige middeltjes hebben al vele eeuwen getrotseerd, wat nog niet wil zeggen dat ze daardoor ook hun efficiëntie hebben bewezen. Hier blijkt het geloof nogmaals bergen te verzetten. Uitzonderlijk vindt men eens een middeltje om het slapen te beletten. Zo leest men dat wanneer iemand de pennen van de rechtervleugel van een ‘maerle’ of merel ‘hangt int middel vanden huyse, met eenen rooden siden draet dye noyt gebesicht en is gheweest’, niemand in dat huis zal kunnen slapen ‘tot dat het selve wech ghedaen wordt’ (Secr.). Dergelijke middeltjes zijn echter zeer zeldzaam. Veruit het grootste aantal al dan niet werkzame, populaire recepten zijn erop gericht iemand te doen inslapen. Ze zijn zeer talrijk, uiterst verscheiden van inhoud, van manieren van toediening en ... van resultaat. Waarom men iemand wil doen slapen wordt nooit expliciet vermeld. Men mag aannemen dat dit meestal om medische redenen, de bezorgdheid om de genezing van de patiënt gebeurt. Toch is dit niet steeds even evident. Het kan niet uitgesloten worden dat het doel wel eens minder nobel kan geweest zijn. Zo hebben dieven evenveel baat bij middelen om de honden van een te beroven huis het blaffen te beletten als om de bewoners in een vaste slaap te dompelen. Ook zij kunnen met sommige middelen om te doen slapen hun profijt gedaan hebben. Het is niet te bedoeling hier een overzicht te geven van een omvangrijk bestand aan teksten allerlei die uit de door ons behandelde periode bewaard | |||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||
zijnGa naar voetnoot358. Om echter toch, bij wijze van inleiding bij de incantamenta, enig idee te geven van de verscheidenheid en het soms bizarre karakter van deze middelen, moge hier een handvol lukraak gekozen voorbeelden worden vermeldGa naar voetnoot359. Men kan onder het hoofdkussen van iemand agrimonie of leverkruid leggenGa naar voetnoot360. Verpulverd wit ‘macopisaet’ of papaverzaadGa naar voetnoot361, gemengd met ‘belsaet’, d.i. het zaad van bilzekruidGa naar voetnoot362 en hennepzaadGa naar voetnoot363, was wel degelijk een efficiënt middelGa naar voetnoot364, wat dan weer niet gezegd kan worden van de raad om het sap van de wortel van de zwarte nachtschade te drinkenGa naar voetnoot365. Naast deze en vele andere kruidenrecepten worden ook delen van dieren gebruikt. Vooral de haas neemt hier een bevoorrechte plaats in, een dier dat reeds in de oudheid met slapen werd in verband gebrachtGa naar voetnoot366 Zo lezen we dat men iemand de gal van een haas te drinken geeftGa naar voetnoot367. Een ander is de vleermuis. Men legt het hart of de kop ervan onder het hoofdkussenGa naar voetnoot368, een gebruik dat zonder twijfel op sympathie berust: zoals de vleermuis overdag vast slaapt, zo zal ook de zieke doen die met het dier in aanraking komt. Minder duidelijk is waarom de ‘wylnesse’, het smeer of de ‘vuilnis’ (vuylnesse) uit het oor van een hond, gemengd met spijs of drank, hetzelfde effect zou hebbenGa naar voetnoot369. Naast ingrediënten van botanische of animale oorsprong zijn er de van volkskundig standpunt nog veel interessantere middelen als b.v. de tand uit een doodshoofd die, onder het hoofd van een patiënt gelegd, naar men ons verzekert, een diepe slaap zal teweegbrengenGa naar voetnoot370. Zoals de tand dood en stil is, zo zal ook de mens als een dode slapenGa naar voetnoot371. Wat nu de eigenlijke zegens en amuletten betreft: we bezitten twee formulieren die amuletten beschrijven die onder het hoofdkussen dienen gelegd te worden. Dit is dus dezelfde plaats waar ook niet-magische middelen met de zieke in contact werden gebracht. Deze amuletten bestaan uit krachtige woorden geschreven op een laurierblad of op een stukje perkament. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||
[106] Om slaepen ende ruste te hebben. Ysmaël is de zoon van Abraham en de Egyptische slavin Hagar. De naam betekent in het Hebreeuws: God hoort. Gods aartsengel Michaël kondigde aan Hagar de geboorte aan van een zoon die ze verplicht was Ysmaël te noemen, quod audierit Dominus afflictionem tuam (Gen. 16,11). Misschien kunnen we hierin de oorsprong zien van het gebruik dat van de naam Ysmaël in dit formulier wordt gemaaktGa naar voetnoot372. Een amulet dat bijna woordelijk met het bovenstaande overeenstemt, komt voor in een Middelengels handschift uit de 14de eeuwGa naar voetnoot373: + Ysmael + ysmael + adjuro vos per angelum ut soporetur iste Homo. Ley thys lef under hys head that he wote not there of, and let hem ete Letuse oft and drink Ip'eGa naar voetnoot374 seed small grounde in a morter and temper yt with ale. In Middelengelse handschriften komt dit slaapamulet met begeleidend kruidenrecept verscheidene keren voorGa naar voetnoot375. Soms wordt aanbevolen peper sede te drinken, maar dit is wellicht corrupt voor pope sede. Dit laatste treft men in verscheidene handschriften aanGa naar voetnoot376. Ook in het middeleeuwse Frankrijk was een gelijkaardige formule bekendGa naar voetnoot377: Autrement [= Por fere bien dormir]: escrivez EXMAEL, EXMAEL, si li metez sus le chief, si que il ne le sace: Adjuro te per Michaelem angelum ut soporetur homo iste. In het Provencaals komt zelfs een zogoed als identieke formulering voor als in het NederlandsGa naar voetnoot378: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||
... prenetz fuelhas de laurier, escrivetz aquestz noms: Ysmael . Ysmael . Ysmael. Adjuro te per angelum Micaelem ut soporet homo iste, et metetz li o desus lo cap et no dicatz mot entro que siatz defora, datz li mangar de lachugas [= latuw], e domira. Het gebruik van laurierbladeren bij middelen om slaap te verwekken, wordt nog in de 17de eeuw vermeld. Zo schrijft Van BeverwyckGa naar voetnoot379 dat sommigen beweren ‘dat de Laurierbladeren, 's nachts onder het hoofdkussen gelyt, waerachtige droomen veroorzaken’. Ook in Duitsland werden ze bij slaapmiddelen gebruiktGa naar voetnoot380.
Een ander amulet: [107] Om te doen slaepen. Twee andere magische praktijken maken gebruik van een brandende kaars. [108] Om te doen slaepen. Wat men met de kaars verder moet aanvangen, wordt niet vermeld. Het lijkt echter meer dan waarschijnlijk dat men die moet ontsteken. Deze brandende kaars met slaapverwekkende eigenschappen herinnert sterk aan het zg. Diebeslicht. Deze is ofwel een uit mensenbloed en -vet gemaakte kaars of de geprepareerde vinger van een dievenhand. Ze werd door dieven aangestoken om rustig te kunnen stelen, terwijl de bewoners van het huis in een diepe slaap zijn gedompeldGa naar voetnoot381. Volgens anderen verraden deze dievenvingers of de bewoners wel degelijk slapen, maken de drager ervan onzichtbaar en openen ze slotenGa naar voetnoot382. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||
Hier wordt de kaars samengesteld uit bloed van twee dieren, het hert en de beerGa naar voetnoot383. Waarom precies uit deze twee is niet duidelijk. [109] Om te doen slapen. Op het verband tussen de vleermuis en slapen werd hierboven reeds gewezen. Ga naar margenoot+In een Latijns handschrift uit de Nederlanden komt het volgend amulet met conjuratie voor (16de E.). Tussen de achtste en de twaalfde dag na de nieuwe maan in november schrijft men de volgende tekens op een stuk maagdeperkament: s . v . i . d . z . v . b . q . o . b . n . e . f . qo . h . q . d . pp . d . 2 . p . s . g . z . h . z. Daarna bezweert men dit stuk perkament als volgt: Coniuro et moneo te, charta, per celestem paradisum in quo angeli sunt, et per virtutem dei ut omnes accidentes ad mensam dormiant nec evigilari possint in qua tu posita fueris donec inde tollaris. Wanneer men het effect wil uittesten, moet men dit stuk perkament vooraf onder het tafelkleed verbergen. Allen die aan tafel zitten zullen in slaap vallen (G. 4, 140v). Deze conjuratie is sterk verschillend van alle overige. Men vermoedt dat het hier om een experiment of ‘secreet’ gaat dat bij feestjes de genodigden moest amuseren. Het zou verwonderlijk zijn dat in incantamenta om te slapen de beroemde zeven Slapers van Ephese niet ter hulp zouden geroepen worden. Ze duiken op in het volgende, helaas onvolledig bewaarde amuletGa naar voetnoot384: [111] [Die niet] slapen kan. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||
[Filij et Spiritus sancti. Amen.] De beroemde Slapers zouden onder keizer Decius (3de E.) in een grot bij Ephese ingemetseld zijn. Bijna tweehonderd jaar later, onder keizer Theodosius II werden ze teruggevonden. Ze zouden daarop voor korte tijd weer levend geworden zijn. Ze werden gevierd op 27 juli en vooral tegen koorts en slapeloosheid aangeroepen. Na de namen van de zeven volgen in de tekst nog een aantal (drie of vier?) woorden die er als eigennamen uitzien, maar mij verder niet bekend voorkomen. Na het schrijven van de namen van de zeven en nog enkele andere op een briefje wordt dit op het hoofd van de patiënt gelegd. Men besluit met het bidden van een psalm (Ps. 8). De hiernavolgende, laatste tekst in deze groep, is een rechtstreekse bemaning van een plant. Bij het plukken ervan wordt die in Gods naam bezworen: [112] Om te doen slaepen. Alsem (Artemisia absinthium L.) is een bekende plant met vele medicinale eigenschappenGa naar voetnoot385, waarvan het bevorderen van slaap er slechts één is. In Duitsland heette het sterkriekende kruid vroeger ook ‘Wiegenkraut’ omdat het, in de wieg gelegd, kinderen deed inslapen. Reeds Plinius noemt de plant een middel tegen slapeloosheid wanneer ze onder het hoofd gelegd wordtGa naar voetnoot386. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||
24. SteenOf stenen in de blaas gedurende de Middeleeuwen meer voorkwamen dan in latere tijd is niet bekend. Feit is echter dat het (uit)snijden van stenen toen in medische traktaten veel aandacht kreeg. Een steen of lapis (Lat.) ‘die in die blase wast dat nes al niet dan ene vergaderinge van humoren zipende uten lendenen in die blase ende vergadert tenen stene’. Aldus de beroemde Westvlaamse chirurg Jan YpermanGa naar voetnoot387. Het zand of ‘graveel’ in de blaas klontert aaneen en vormt stenen. In het begin, wanneer er nog geen echte stenen gevormd zijn, kan men het zand of ‘graveel’ kwijt met medicijnen en kruiden; later moet de steen met een chirurgische ingreep verwijderd worden. Hoe men daarbij te werk ging, vindt men uitvoerig beschreven in het Liber AvicennerGa naar voetnoot388. De ‘meester’ drukt zo stevig op de buik van de patiënt dat de steen ‘sciete in den crop van den blasen’. Dan steekt hij twee vingers zo diep mogelijk in de aars. Hij duwt de steen ‘in den crop vander blasen ten vede wert’ en maakt met een ‘sceers’ of scheermes een snede in de buikwand. Met een holle lepel licht hij de steen uit de wonde die dan met tarwebloem en pluksel wordt bedekt. Loopt de urine nog vier à vijf dagen lang uit deze incisie, dan is er geen reden tot bezorgdheid, ‘want die wonde sal wel genesen’, zo besluit de tekst. Ga naar margenoot+Zegens tegen de steen zijn zeer zeldzaamGa naar voetnoot389. In een Gents handschrift uit de zestiende eeuw komt in het Latijn het volgende zonderlinge middel voor. Men moet een afbeelding in goud maken van een leeuw die met zijn poten een steen vasthoudt. Dit moet gebeuren als het uur van de zon in de eerste graad is en in een rijzend zodiakteken staat. Dit beeldje zal de zieke als amulet bij zich dragen. Na enige tijd wordt hij van zijn lijden verlost (G. 4, 140r). Dit amulet staat in nauw verband met de astrologie. Dit en ook het feit dat het een niet-christelijk middel is dat in het Latijn werd bewaard, wijzen erop dat we hier niet met volkse magie te maken hebben en dat kerkelijke origine hier uitgesloten kan worden. Eveneens in het Latijn, maar nu wel duidelijk van christelijke inspiratie is de enige andere ‘conjuratio’ die uit een handschrift met vooral Nederlandse teksten is overgeleverd. Door waterschade is jammer genoeg een deel van de tekst verdwenen: [114] Contra lapi[dem ..................] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||
Domine Jesu Christe [......................] Uit wat van de tekst nog bewaard is, kan men vermoeden dat dit rechstreeks bevel, gericht tot de steen, alludeert op het Joods gebruik boosdoeners te stenigen. Dit gebruik wordt dan met de stenen in de blaas in verband gebracht. | |||||||||||||||||||||||
25. TandpijnHoe hulpeloos de middeleeuwse geneeskunde tegenover tandpijn stond, moge blijken uit de grote hoeveelheid en de verwarrende verscheidenheid van middelen die men ertegen voorgeschreven vindtGa naar voetnoot390. Naast recepten die gebruik maken van kruiden, dieren of mineralen zijn er de talrijke magische middelen, waarvan de zegens en amuletten slechts een klein aantal vormen. De plantenremedies zijn veruit het talrijkstGa naar voetnoot391. Maar het drinken van jenever, warme ezelinnemelk, het aanraken van de tand met stro waaraan vet van een ‘haselpuut’ gestreken is, as van verbrande eierdooiers in de mond houden en nadien spoelen met wijnazijn, zijn enkele lukraak gekozen voorbeelden die enig idee geven van de variëteit van de andere middelen. Vooraleer aan de zegens en amuletten onze volle aandacht te schenken, mogen hier vooraf een paar zeer zonderlinge magische middelen vermeld worden. Eén ervan vinden we in de 14de-eeuwse Middelnederlandse versie van een bekend Latijns medisch handboek, de zg. Circa instans van Platearius. Bij de behandeling van de medische eigenschappen van groot kruiskruid [Senecio vulgaris L.) lezen weGa naar voetnoot392: Vort seyt Plynius, die meyster, soe wie dit vorscreven cruut uter aerden gravet sonder yser, ende roert dar mede tot dryen stonden den sverenden tant ende tot elken roren spuwet ut synen monde, dar nae sette dat cruut weder in synen stede daert ghewassen was, dat helpet dat die tant niet mere en sveren, macer seyd. Door het aanraken van de tand met de plant wordt de pijn door deze laatste overgenomen en dan door haar naar de grond overgebracht wanneer zij terug daarin wordt gezet. Een variante van dit begraven van de kwaal is het toevertrouwen ervan aan bij voorkeur stromend water. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||
Een ander middel is wel heel ongewoon en zelfs - voor zover mij bekend - uniek. [115] Tegen den tantsweer ende alder pijn inden tanden.
Ende als ghij drijmael met die prononciatie van elck sillabe sulcke cruijskens int berdt sult gesteecken hebben, soo suldij den patient vraegen oft betert. Ende eest dat niet en betert, soo steeckter tot thien toe. Ende eest dat daer niet van geneest, soo sijde voerseeckert dat gheen tantsweer en is, maer een ander accident. Tis beproeft. Ook de laatste opmerking, een uitweg bij eventuele mislukking van het experiment, is zeer zeldzaam. Enige vage gelijkenis vinden we in de volgende tekst: [116] Om dat groete verwoethedeGa naar voetnoot1 van den tanden. In een zegen tegen koortsGa naar voetnoot393 uit Engeland komt een opsomming voor van een hele reeks namen van God. Daarbij komen verscheidene namen en letters voor die we ook in onze tekst aantreffen en daarom de veronderstelling wettigen dat de losse letters in de bovenstaande tekst namen van God kunnen aanduiden: b.v. Te voor tetragrammaton, het heilige getal 9 dat de volmaaktheid uitdrukt, a voor Adonay, agathos of altissimus, m voor Messias, e voor Eloy of Emanuel, g voor gaudium, N + e voor Neronianus en n voor novissimus. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||
Het hoefijzer - en dus ook de nagels ervan - spelen in het bijgeloof een belangrijke rolGa naar voetnoot394. Het tellen met de nagels is wellicht slechts een vorm van overdracht van de pijn op de letters. Ter vergelijking halen we het volgende middel tegen wratten aanGa naar voetnoot395: Daar is iemand die gij geern ziet en ge wilt uw wratten kwijt zijn. Ge neemt een speld, ge telt er op uw hand uw wratten mede en ge telt ze daarna over op zijn hand. Nieuwe nagels spelen in verscheidene andere zegens uit latere tijd ook een rolGa naar voetnoot396. Wanneer de overdracht van de pijn door het tellen gebeurd is (‘seget hi: “neent”’), dan wordt de ziekte met de letters weggeworpen en aan het water toevertrouwd. Met ‘water’ zal dan wel stromend water bedoeld zijn, want ‘evenals het stromend water van een rivier alle onreinheden wegspoelt en meevoert, moet het ook de ziekte meevoeren’Ga naar voetnoot397. In de plaats van een ‘paardennagel’ is het in het volgende middel een naald waarmee de handelingen dienen te gebeurenGa naar voetnoot398: [117] Jeghen de tan[t]zweere. Een tekst die uit mondelinge overlevering in Frans-Vlaanderen werd opgetekend, is hier nauw mee verwantGa naar voetnoot399: Om de tandpijn te genezen. Een variante hierop, waarbij hetzelfde woord op ‘een ribbe of bank’ moet geschreven worden, na de zieke tand met ‘den kop’ van de nagel te | |||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||
hebben aangeraakt, is afkomstig uit de streek van IeperGa naar voetnoot400. Uit de vergelijking van deze tekst met die uit een Gents handschrift kunnen we afleiden dat het de bedoeling was de letters ‘uij uij uij’ op een stuk papier of perkament te schrijven, bij elke letter de naam noemend van de zieke, gevolgd door het woord machabe. Daarna nam men een naald en trok die midden door de letters, waarbij men het blaadje met de letters erop boven het hoofd van de patiënt hield. Aldus wilde men wellicht de scheiding symboliseren tussen de pijn en de zieke. Vermelden we nog dat in de Middeleeuwen Machabe de naam was voor de dood en voor de duivelGa naar voetnoot401, en vooral als naam van de dood lijkt het voorkomen ervan in een tandpijnzegen zinvol. De naam brengt de tand in contact met de dood, doodt ook hem of beter nog de pijn. Terloops moge hier gewezen worden op een eigenaardig Middelengels formulier, waarbij eveneens een paardennagel gebruikt werd en het woord makabeos opduikt dat er geschreven wordt in een gekloven éénjarige scheut van een hazelaar, waarna die verbrand wordtGa naar voetnoot402: For the tooht [= tooth] ache. Nauw verwant is ook de volgende Engelse tekst waar misschien ook een paardennagel gebruikt wordt, al wordt dit niet expliciet gezegd. Men prikt er in elk van de lettergrepen van het woord tetragramaton dat op een hazelaren stok geschreven staatGa naar voetnoot403: Wright thes wordes uppon a grene hesell stike Te + tra + gra + ma + ton + and begen at te and saye thus: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||
Een aantal nietszeggende, maar blijkbaar als zeer krachtig ervaren woorden op de wangen van de zieke schrijven, is een middel dat driemaal in Nederlandse handschriften voorkomt. [118] Yeghens tantzweer. In het Brusselse handschrift zijn de krachtige woorden echter grondig uitgewist. Sterk gelijkend zijn de woorden in het volgende voorbeeld: [119] Wiltu des tantsweren butenGa naar voetnoot1. In een Kassels handschrift (K. 2, 37r) wordt de tekst gevolgd door een medisch recept: een worm die men vindt in de wilde distel moet men aan de zieke tand houden, waardoor die zal uitvallenGa naar voetnoot404. Ook uit de omringende landen is het bovenstaande middel bekendGa naar voetnoot405: Wil dû den zantswern schiere büezen, sô scrîp an daz wange, dem dâ wê sî, disiu wort, Rex. pax. nax. in Cristo filio, sô wirt im boz. Of nogGa naar voetnoot406: Schreibe an drei Wege mit einem Hufnagel diese Worte: REX, PAX, MAX, PRO in Folio, und schlag den Nagel in der Wand fest. Solange nun der Nagel fest-steckt, so tun die Zähne nich mehr weh. En uit EngelandGa naar voetnoot407: Contra dolorem dencium. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||
De enige die, voor zover mij bekend, zich gewaagd heeft aan een poging om de groep woorden rex pax nax te verklaren is KlapperGa naar voetnoot408. Uit de vergelijking van verscheidene teksten waarin deze woorden voorkomen besluit hij dat slechts twee van de drie aan alle formulieren eigen zijn, nl. pax max. Hij vermoedt dat het uitgangspunt de kerkelijke zegen Pax tecum of Pax domini sit semper vobiscum is. De bekende voorkeur voor drieledige formules zou voor de toevoeging van een derde lid verantwoordelijk zijn. Een amulet vertoont door het gebruik van enkele korte krachtige woorden gelijkenis met bovenstaande tekst: [120] Jeghen de tan[t]sweer. Op brood, papier of kaas geschreven formulieren, die ofwel opgegeten of als amulet gebruikt worden, behoren tot het gemeengoed van de vergelijkende volksgeneeskunde. Wijzen we in dit verband op een formule Ante vermes, tegen wormen, uit een Duits handschrift van de twaalfde eeuwGa naar voetnoot409: + bon + pen + na + ason + De eerste woorden herinneren sterk aan de eerste twee uit het zoëven geciteerde Mnl. formulier. Een ander: [121] Jeghen de tantzweere. Brood wordt verondersteld van nature een weldadige invloed uit te oefenen, inzonderheid tegen betovering: men hangt het de kinderen om de hals en legt het in de wieg als bescherming tegen heksen. Wie brood en zout bij zich draagt, of een broodkorst in de mond heeft, is beveiligd tegen toverij en beschermd tegen hondsbetenGa naar voetnoot410. Een verchristelijkte vorm is het jaarlijks wijden van het Sint-HubertusbroodGa naar voetnoot411. Tenslotte moge hier ter vergelijking het volgend middel tegen koorts worden aangehaaldGa naar voetnoot412: Der Kranke muß ein Butterbrot verzehren, auf welches Iemand mit dem Finger die Worte geschrieben: ‘Fieber, bleib aus, Ich bin nicht zu Haus’. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||
Een geheel eigen karakter heeft het Latijns amulet dat in een 16de-eeuws manuscript voorkomt: de aflezer schrijft op een stuk perkament de volgende tekst die de zieke steeds bij zich moet dragen: [122] + In nomine Patris + et Filij + et Spiritus sancti. Amen. Het spreekt vanzelf dat in zegens tegen de tandpijn de H. Apollonia nadrukkelijk aanwezig is. Zij is immers de heilige aan wie men bij tandkwalen onmiddellijk denktGa naar voetnoot413. De aanroeping van deze maagd en martelares in geheel West-Europa, en dat door de eeuwen heen tot op onze dagen toe, steunt op de manier waarop ze gepijnigd werdGa naar voetnoot414. Sint-Apollonia stierf de vuurdood te Alexandrië onder keizer Decius in het midden van de derde eeuw. Naar een bericht van een tijdgenoot werden haar eerst de tanden uit de mond geslagen. Daarna plaatste men haar op een brandstapel en dreigde men ermee haar erin te gooien als ze niet terstond haar geloof wilde verzaken. Als enig antwoord sprong ze zelf in de vlammen en stierf aldus de marteldood. Volgens een andere, latere legende werden haar de tanden met een tang uitgeruktGa naar voetnoot415. Aan dit uitslaan of uittrekken heeft ze haar populariteit als heilige tegen de tandpijn te danken. Uit de hier behandelde periode zijn drie Apolloniateksten uit de Nederlanden bekend. Op de gebruiksaanwijzingen na zijn ze alle drie in het Latijn en vertonen ze sterke onderlinge gelijkenis. [123] Jeghen tantzwereGa naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||
Deze tekst dient niet alleen dagelijks gereciteerd te worden, hij is ook een amulet en moet, op een stukje papier of perkament geschreven, op het lichaam gedragen worden. Een nauw verwante tekst komt ook in een ander handschrift voor: [124] Tegen tantsweer. Beide bovenstaande teksten leggen de nadruk op de als feit voorgestelde fictie als zou de heilige bij het verliezen van haar tanden een verzoek tot God gericht hebben. Ze zou gevraagd hebben dat wie haar naam als amulet bij zich draagt van de tandpijn verlost zou worden. In een derde en laatste tekst wordt dit gegeven niet beklemtoond. Hij is afkomstig uit het oosten van ons taalgebied en lijkt veel meer een gebed dan een zegen: [125] Een ander. ItemGa naar voetnoot1. Dezelfde tekst komt in Duitse handschriften voorGa naar voetnoot416, en ook in Engeland blijkt de Apollonia-zegen heel populair te zijn geweestGa naar voetnoot417. Opvallend is dat dit type Apollonia-zegen steeds in het Latijn voorkomt. Dit zou er kunnen op wijzen dat hij door een priester diende te worden ‘gelezen’. Er is inderdaad nog een tweede type Apollonia-zegen die wel in de volkstaal gesteld is, zij het dan niet in de door ons behandelde periodeGa naar voetnoot418. Het is de bekende Petruszegen met het ontmoetingsmotief, waar Petrus | |||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||
door ‘Sinte Apollonia’ vervangen werd. Een voorbeeld uit de laatste wereldoorlog moge hier terloops even vermeld wordenGa naar voetnoot419: Sinte Apolonia kwam van een warmen steen, onze Heer Jezus Christus kwam daer voorbij en sprak tot haer, Appolonia wat doet gij daer; ik ben tot u gekomen voor mijn tandpijn, antwoorde Appolonia; keer terug naer huys in dien die steen warm is, zal hij sterven en indien hij druppel bloed is, zal hij vloeien. God zal u genezen door zijn almacht. Om dit overzicht af te sluiten, wijzen we nog op een magisch middel dat gecombineerd wordt met een kruidenrecept en waarin ook de H. Apollonia nog even opduikt: [126] Jeghen tantswere. Twee van de drie kruiden zijn inderdaad bruikbaar tegen tandpijn: ‘weghebreden’, d.i. grote of smalle weegbree (Plantago major of minor L.) waarvan de wortels gekauwd worden, en ‘asscaden’, dialectisch (Oost- en West-Vlaanderen) voor nachtschade (Solanum nigrum L.), een plant met bekende, maar met voorzichtigheid te gebruiken pijnstillende eigenschappenGa naar voetnoot420. Voor ‘drasene’, d.i. hondsdraf of aardveil (Hedera terrestris L.) is dat echter, voor zover mij bekend, niet het geval. De vier ‘worde’ op het einde zijn in feite eigennamen, namen van heiligen: de H. Eugenius I, paus, de H. Stephanus, koning van Hongarije (10de E.), de H. Prothasius, de martelaar die samen met Gervasius beschermheilige van Milaan is, en Sint-Sebastianus, de bekendste van de vier. Volgens een overigens weinig betrouwbare legende zou hij een officier van de Keizerlijke lijfwacht geweest zijn, die om zijn geloof met pijlen doorschoten werd. Het opmerkelijke is echter dat deze heiligen niet als personen vermeld worden, maar als krachtige ‘worde’. Ze worden trouwens ook niet ‘sente’, heilige, genoemd, zoals dat voor de H. Johannes de Doper en de H. Apollonia wel het geval is. | |||||||||||||||||||||||
26. Vreemd voorwerp in 't lichaamDe chirurgen van de Oudheid en de Middeleeuwen hadden in de loop der tijden grote handigheid verworven bij het verwijderen van pijlen, lanspunten | |||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||
en andere wapens die bij gevechten in het lichaam waren blijven steken. Ze hadden ingenieuze apparaten ontwikkeld om die ingrepen te vergemakkelijkenGa naar voetnoot421. Toch namen ook zij hun toevlucht tot zegens. Zo wijdt de Tiense chirurg, Meester Thomaes Scellinck, in zijn Boeck van Surgien een gans hoofdstuk aan het verwijderen van allerlei ‘geschut’. Hij besluit met de vermelding van ‘een experiment dat mij zeer goed dunct, want het es met Gode onsen heere die alle dinc machtich [is]’Ga naar voetnoot422. Dit ‘experiment’ blijkt een Latijnse zegen te zijn met instructies in het Nederlands: [127] Als ghi coemt daer die sieke es ende ghi dat ijser uut wilt trecken, soe suldi vallen op u knijen ende segghen .iii. pater noster ende .iii. ave maria. Nauw verwant daarmee is de volgende, zogoed als volledig Nederlandse tekst: [128] Om geschudt uuyten lijve te gekrijgene. Nicodemus wordt in het Johannesevangelie de helper genoemd van Jozef van Arimathea bij het afnemen van Jezus van het kruis (Joh. 19,39-40). Dat hij zelf de nagels uit de handen en voeten van Jezus zou getrokken hebben, wordt daar echter niet expliciet vermeld. Ook in de ons omringende landen komt dit type zegen voorGa naar voetnoot423: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||
Ad extrahendum ferrum. Carmen. Volgens een zestiende-eeuws Latijns voorschrift moet men over de wonde met de pijl of het stuk ijzer erin, het volgende zeggen: [129] Didimus extraxit plagas flagrarum Domini nostri Jesu Christi, sunt verba ista: sunt versi terra amide ellus lancea aliusta carne velocimiliter istis ossibus + In nomine Patris + et Filii + et Spiritus sancti. Amen. De ‘Latijnse’ krachtige woorden zijn slechts gedeeltelijk verstaanbaar. De algemene zin lijkt mij te zijn: zoals de lans uit het vlees van Christus gehaald werd, zo moet ook dit voorwerp uit deze beenderen. De man die in de vorige tekst Nicodemus heette, verschijnt hier corrupt als Didimus, een naam die mij in dit verbandGa naar voetnoot424 niet van elders bekend is. Bij de bespreking van de eigenschappen van een onbekend kruid dat door de anonieme scribent ‘eltrusijn ofte esurenie’ genoemd wordtGa naar voetnoot425, lezen we: [130] Ende gevet den gheenen drincken die een yser in sinen live hadde ofte enigherhande gheschichteGa naar voetnoot1: al waert ghevenijntGa naar voetnoot2, het soude uutvlieghen sonder mesquameGa naar voetnoot3, die dairmede seide dezen woerden die hiernaer volghen: De krachtige woorden zien eruit als Latijn, maar zijn wellicht corrupt. In alle geval, veel betekenis lijken ze niet te hebben. [131] Wo men skottGa naar voetnoot1 effte pyle schal uthe den wunden segenen. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||
So besprenge de wunden myt weywater: De selve God, de de water unde win geschapen heft, de hele desse wunde to grunde wente boven uthGa naar voetnoot4. Ik seghene dy, wunde, by des hilgen Christus blude. Myt den hylgen trynitate. Dattu dyn vulentGa naar voetnoot5 schastGa naar voetnoot6 laten. Dyn swerent unde swellent unde dyn ekentGa naar voetnoot7 schastu laten. Unde hele dy van grunde wente boven uth. | |||||||||||||||||||||||
27. WondenHet spreekt vanzelf dat incantaties om wonden te genezen allerlei bindingen hebben en gelijkenissen vertonen met die welke zich tot doel stellen bloed te stelpenGa naar voetnoot426. Merkwaardig is echter dat de zegens voor wonden bij paarden geen enkele gelijkenis vertonen met de hierna volgendeGa naar voetnoot427. Middeleeuwse chirurgen stonden in het algemeen bijzonder sceptisch en huiverig tegenover het gebruik van zegens. Dit blijkt uit de traktaten van die tijd. Toch treffen we ook bij hen, zij het heel uitzonderlijk, een paar zegens aan. Die vonden in hun ogen dan toch genade omdat de zegen zelf er gecombineerd wordt met een medisch heilmiddel, zoals vettige, d.i. ongewassen schapenwol en olijfolie, of met een wonderdrank. Het medisch effect van wol en olie of van drank kan alleen maar versterkt worden door de begeleidende zegen. En baatte de zegen niet, het effect van het medisch middel werd er ook niet door geschaad! Zegens die hun heelkracht alleen uit zichzelf putten vinden we bij hen niet. Zij vormen de toevlucht van de leken in het vak. Die kopieerden echter ook wel de zegens uit de chirurgische traktaten, zonder de naam van de chirurg aan te geven. We dienen dus twee groepen wondzegens te onderscheiden: die met en die zonder begeleidend medisch recept. Aan elk van beide besteden we achtereenvolgens aandacht. De hiernavolgende zegen komt zowel in Nederlandse als in Latijnse versie voor in het Boeck van Surgien van de Tiense heelmeester Thomaes Scellinck. Zoals zijn Westvlaamse collega, Jan Yperman, stond hij argwanend tegenover het resultaat dat men ervan kan verwachten. Hij raadt zijn | |||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||
‘lieve kinder’, d.i. zijn leerlingen, aan niet te veel vertrouwen te stellen in zegens in het algemeen, ‘die van hondert niet een ghenesen en souden’. Wat de hiernavolgende zegen betreft, is hij echter minder sceptisch wegens de begeleidende medische behandelingGa naar voetnoot428: Ic rade u oec dat ghi u niet te zeer en verlaet op die segheninghe metten wollen metten yeken [= vet] in groten widen ende diepe wonden want ghi worter bi bedroghen. Maer cleene wonden moghen daer lichtelic mede ghenesen want die yeke metten wollen es resolatiif [= oplossend] ende behoedet die opstumeringhe [= opstuwing, zwelling] ende die olie olive versacht die wonden ende alle quetsueren. Volgens de nuchtere, wetenschappelijk georiënteerde chirurg is een eventuele genezing uitsluitend te danken aan de pleister op de wonde en niet aan de begeleidende zegen: [132] Een coniurati die herde ghemeinGa naar voetnoot1 is om wonden te genesen. Een slechts weinig afwijkende lezing waar de boni fratres ook op weg zijn naar de Olijfberg, maar waar zwarte wol dient gebruikt te worden, komt voor in een verzameling recepten. Het opschrift en de instructies voor het gebruik zijn in het Nederlands: [133] Om wonden te ghenesen dat sij swellen noch sweren en sullen, noech vier noech quaet vleijsch noech gheen accidencienGa naar voetnoot1 toeslaen en sal. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||
Jhesum Christum quando suspensus erat in cruce sic ita mundus sanat a profundo sicut fecerunt vulneraGa naar voetnoot4 domini nostri Jhesu Christi in nomine + Patris et Filij + et Spiritus san[c]ti. Amen. De in het Nederlands gestelde drie-goede-broeders-zegen komt voor in twee nogal sterk afwijkende versies. De eerste, wellicht de best bewaarde, treffen we aan in twee handschriften, één te Gent en één te Londen, waarvan het ene door waterschade een klein deel tekst verloren heeftGa naar voetnoot429. In het Londense manuscript komt de Nederlandstalige zegen ook voor als onderdeel van de Cyrurgie van Jan Yperman. Deze 14de-eeuwse Westvlaamse chirurg beroept zich op Giibertus Anglicus, een auteur uit de 13de eeuw die een Compendium medicinae geschreven heeft, dat onder de naam Rosa anglicana bekend stondGa naar voetnoot430. Deze ‘Gillebeert’, zegt hij, wijst op een andere manier om wonden te genezen. Ze bestaat uit een zegen gepaard aan een pleister. Deze laatste is vette, ongewassen wol gedompeld in warme olijfolie. Yperman vermeldt ook dat ‘die van Oostwaert’, de Duitsers, zeggen ‘dat mer genen loen af en sal nemen dan den gods loen, maer dat doet hem die vrecheit van haren gelde’Ga naar voetnoot431. De chirurg mag volgens de vrekkige Duitsers geen ereloon eisen, hij moet zich tevreden stellen met ‘gods loen’. Yperman voegt daar ook een bijzonder interessante opmerking aan toe: wanneer zij die de zegen gebruiken geen resultaat hebben, weten ze steeds een uitleg daarvoor te verzinnen zodat zij nooit de schuld krijgen. ‘Ende hoe dat vaert, sine lachterens niet [= zij nemen daarvoor geen blaam op zich]; varet wel, si seggen: hets goet. Ende varet qualike, so seggen si: hets qualike gelesen ende daerbi willet god also hebben!’Ga naar voetnoot432 Na deze opmerking, die geen twijfel laat bestaan over Ypermans sceptische houding tegenover het te verwachten resultaat, laat hij een ‘carmine over den ghewonden’ volgen, eerst in zijn moedertaal: [134] Een segening voer alle wonden olt ende nye, in wat leeden sy liggen ende doeter niet toe dan wollen met eyckeGa naar voetnoot1 ende olij van oliven. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||
Drie goede broedersGa naar voetnoot2 gingen overGa naar voetnoot3 wech, [d]ie welcke ontmoeten onsen heere Jesum Christum, ende hy seide tot henlieden: ‘Drie goede broedersGa naar voetnoot4, waer gady?’. Die eene antwoorde: ‘Wie gaen ten bergen van Oliveten leesenGa naar voetnoot5 cruyden den ghewonden met te gheneesen’. Ende ons heer Jesus Christus antwoorde henliedenGa naar voetnoot6: ‘Coempt achterGa naar voetnoot7 my, drie goede broedersGa naar voetnoot8, ende sweert my by den gecruystden heer ende by den melck swijffsGa naar voetnoot9 ende maget dat ghy niet sult seggen dese woorden stillekine noch loen daeraff ontfaenGa naar voetnoot10. Op deze Nederlandse versie volgt bij Yperman ook de Latijnse voorafgegaan door de woorden: ‘dit is dat latijn daer of’Ga naar voetnoot433. Een tweede versie in de volkstaal wijkt voldoende sterk af van de vorige om ze hier ook volledig weer te geven. Ze komt voor in een anonieme verzameling medische recepten en werd wellicht door de scribent uit een chirurgisch traktaat overgenomen: [135] Dit es om wonden te heelen met olie van olijven ende wol metter yeken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||
Nempt olie van olijven ende wol metten iecke + ende legghet op die wonde. Volgens OhrtGa naar voetnoot434 moet de oorsprong van deze zegen gezocht worden in de Oudheid. Het zou de tegenhanger kunnen zijn van de drie-zusterszegen die als episch verhaal bij het plukceremonieel van de plant vinca of percinva voorkomt en waarover we het later nog zullen hebbenGa naar voetnoot435. Reeds in een papyrus uit de vijfde eeuw komt een prototype ervan voor: drie broeders vragen Christus om een middel tegen een ziekte. Het antwoord is mirre en olijfolieGa naar voetnoot436. Ook het gebruik van olie wordt reeds vermeld. Het is zonder twijfel ook schatplichtig aan Marc. 5,12. Ebermann is van mening dat deze zegen sterk door middeleeuwse kloosters werd gepropageerd, wat het voorkomen ervan in de meeste West-Europese talen zou verklarenGa naar voetnoot437. Ongewassen schapenwol en olijfolie worden bij de wondverzorging gecombineerd met een zegen, waarvan vanaf de twaalfde eeuw voorbeelden uit Duitsland bekend zijn, in het Latijn en ook in de landstaal. In de inhoud en de structuur keren de volgende delen steeds weer, zij het niet steeds in precies dezelfde volgordeGa naar voetnoot438: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||
Een tweede magisch middel dat zowel Yperman als Scellinck vermelden, is gecombineerd met een wondendrank. Beiden geven eerst aan hoe men ‘klareitwijn’ moet maken. Daartoe mengt men een poeder van vier kruiden met wijnGa naar voetnoot439. Men doet dit poeder in de wijn, ‘seinende in cruus[vorm] ende sprekende dit orisoen’: [136] In nomine Patris et Filij et Spiritus sancti et individuae Trinitatis: dextera domini fecit virtutem, dextera domini exultavit me. Non moviar sed vivam et narrabo mirabilia domini castigans castigavit me dominus et mortiGa naar voetnoot1 non tradidit. Nagenoeg dezelfde tekst komt ook voor in een anonieme verzameling 16de-eeuwse recepten. De Latijnse zegen is er voorafgegaan door de volgende inleiding: [137] Item eest sake dat ghy yemanden ghewont weet inde borste en dat duergaende es, soe syldy hem desen dranc geven den welcken men heeten potio principalis, dats een principalen dranck en men maecten aldus. Tot zover de medisch-magische teksten. Van in de twaalfde eeuw treffen we een Latijnse zegen aan van het zg. zwellen-en-zweren-typeGa naar voetnoot440: Domini nostri Iesu Cristi in cruce pendentis vulnus sanctum lancea neque doluit neque tumuit; sic et tu, plaga, neque doleas neque tumeas neque fistulam facias. De ontwikkeling en de adaptatie van deze basisvorm kan men eeuwenlang volgen, althans in het Germaanse taalgebied. Een van deze afgeleide | |||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||
zegens, die eigenaardig genoeg alleen in dit taalgebied voorkomt, is het zg. gewond-kond-type, aldus genoemd naar de rijmwoorden van de eerste twee verzen. Dit type komt immers steeds in rijmvorm voor. In het Mnl. treft men het niet alleen in zegens tegen wonden aan, maar ook tegen brand (huiduitslag) en brandwonden, zoals we reeds hierboven gezien hebbenGa naar voetnoot441. Later zullen we het type ook nog tegenkomen bij een uitvoerige zegen tegen ‘zweren allerlei’. Ook tegen wonden was dit blijkbaar heel populaire type zegen in gebruik:
[138] Oftu wilt dat die wonden nemmerme en swere[n].
[Seg dese] wort oemoedelike, seinende in die wonde: Jesus Crist was in aerderike gewont,
Dat wart in den hemele cont.
Sine wonden ne svollen noch en svoren,
Sone moeten dese wonden doen.
Dit sech driewerf ende elc werven .i. pater noster met .i. ave Marien in die eere der drievoudechede ons heeren. L., 2v
Een nagenoeg identieke versie:
[139] Om wonden nymermere te sweren.
Seg diese worden der ioghenGa naar voetnoot1, omoedelike zeinende die wonden: Jhesus Christus was in erderike gewont,
Dat wart in den hemel kont.
Sine wonden ne swollen noch sworen,
So moten diess wonden doin.
Dit segt .iij. werffende telken werff .j. pater noster ende .j. ave Marie in die ere der .iij. fuldicheit uns heren. L. 1, I49r
Dit brengt het aantal Mnl. ‘Belege’ voor dit type zegen op vijf. Uit latere tijden signaleren we een versie die bij het begin van deze eeuw in Frans-Vlaanderen werd opgetekendGa naar voetnoot442: Om verscheidene wonden re genezen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat ‘geloond’ een verdere ontwikkeling van het type weergeeft en dat er oorspronkelijk wel ‘gehoord’ zal gestaan hebben. Deze gewond-kond-zegen komt in het Duits voor als derde deel van de Bamberger Blutsegen, zoals we reeds elders vermeld hebbenGa naar voetnoot443. In het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||
Middelengels zijn vier zegens van dit type bekend. De oudste dateert van ca. 1300Ga naar voetnoot444: Iesu Crist wes in erthe istunge
Sone wes thet wrd te hevene ysprunge
His wunden [ne] oken and thine ne moten
His wunden svall and thine ne sal
His wunden icten and thine ne micten.
De jongste komt voor in een handschrift uit het midden van de vijftiende eeuwGa naar voetnoot445: Iesu on the rode was stoungen;
Rathe it was to hevene sproungen.
His woundes ne swolen ne ne bolned,
Ne nevere this sor so schal ranclen.
Hise woundes ne smorten ne ne swote,
Ne nevere so this wounde mote.
enz.
De vier Middelengelse versies dateren uit verschillende eeuwen, maar alle worden gebruikt om wonden (in het algemeen) te genezen. De vijf Middelnederlandse zijn alle uit de vijftiende eeuw afkomstig, maar worden hier zowel voor wonden als voor huiduitslag, brandwonden en allerlei zweren ingeschakeld. Een unieke plaats neemt de volgende zegen in: [140] Dit es om wonden te ghenesen met woerden ende is gheproeft. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||
De voornaamste gebeurtenissen uit het leven van Jezus worden in de eerste alinea als hefboom gebruikt. Zoals deze opgesomde feiten echt gebeurd zijn, zo bidt de belezer tot de H. Drievuldigheid dat de open wonden, waarover de zegen uitgesproken wordt, echt zullen toegaan en genezen. Dit motief, dat Van Haver het levensberichtmotief noemtGa naar voetnoot446, komt wel meer voor, zij het dan toch nooit met het grote aantal feiten dat hier wordt aangehaald. De tweede alinea refereert aan Longinus en behoort tot een zegen van het bekende zwellen-en-zweren-typeGa naar voetnoot447. Dit bleef ook nog in latere eeuwen heel populair, zoals een voorbeeld uit de zeventiende eeuw bewijstGa naar voetnoot448: Heere u h. wonden en waeren noeit verwaschen [= vervarschet, ververst?] noch verbonden, sij en swolen noch en swoeren soo wilt Jesus Crijstus oock doen met dese wonde inden naeme des Vaders... Soms komt de zwellen-en-zweren-formule voor in combinatie met wat Hampp ‘die Formel von der guten Stunde’ genoemd heeftGa naar voetnoot449. In het Nederlandse taalgebied is dit echter heel uitzonderlijk: [141] Dit sijn oec goede helege worde, bedeGa naar voetnoot1 ten wonden ende ten seeren svellenesseGa naar voetnoot2: Een paar voorbeelden uit het Duitse taalgebied, met of zonder combinatie met het zwellen-en-zweren-motiefGa naar voetnoot450. Uit de twaalfde eeuw: Also guot die wile was
daz der heilige Christ geboren wart.
Alsô guot was auch die wile,
daz geboren ward die Künigin Marie,
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||
und wer der heilige Christ nit geborn,
so were mannige sel verlorn.
De heilige ‘stonde’ kan, zoals reeds gezegd, de geboorte, de dood of de heropstanding van Christus zijn. Soms worden ze alle drie genoemd en dikwijls wordt de zwellen-en-zweren-formule ermee verbonden: Schmerzen zu stillen.
Heilsam ist die Wunde,
heilsam ist die Stunde,
heilsam ist der Tag,
da Jesus Christus geboren ward.
So nehm ich die 3 Stunden
und leg sie auf die Wunden,
dass dieselbe nicht verschwillt, noch verschwärt,
bis die Mutter Gottes ihren zweiten Sohn gebährt.
| |||||||||||||||||||||||
28. WormenEén van de criteria om inheems Germaans, of, eigenlijk, Indogermaans magisch cultuurgoed te onderscheiden van wat aan de klassieke Oudheid, aan de kerk of aan de School van Salerno ontleend werd, is wat Charles Singer de ‘doctrine of the worm’ genoemd heeftGa naar voetnoot451. Germaanse origine is volgens hem vooral gegarandeerd als verscheidene criteria samen voorkomen, gecombineerd met referenties aan Germaanse goden en gebruiken. Misschien her beste voorbeeld van een dgl. inheems Germaans incantamentum is de Lay of the Nine healing Herbs. Een passage daaruit luidt - vertaald in hedendaags Engels - als volgt: Then took Wodan
Nine magic twigs
Smote then that serpent
That in nine bits she flew apart.
Now these nine herbs avail
Against nine spirits of evil
Against nine venoms
And against nine winged onsets
Hier wordt verhaald (epische aanloop) hoe Wodan in gevecht met het serpent of de worm gewikkeld was, en hoe alle ziekten ontstonden uit de negen stukken waarin hij deze ‘worm’ hakte. Negen wormen komen in de hierboven besproken zegens herhaaldelijk voor (b.v. ‘der woormen waeren .ix. + die waren gheworpen van den hemele’Ga naar voetnoot452). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||
Wormen zijn de oorzaak van ziekten allerhande, maar ze zijn ook de uiterlijke tekenen of symptomen van bepaalde ziekten die door hun aanwezigheid kunnen geïdentificeerd worden. Daar alle incantaties uit onze streken ten vroegste uit de late Middeleeuwen dateren, is het niet verwonderlijk dat Wodan die de worm in stukken hakt, na zoveel eeuwen christelijke invloed, nergens nog als Präzedenzfall aanwezig is. Hij werd vervangen door christelijke motieven, b.v. de heilige man Job op de mesthoop die zich beklaagt over de wormen die zijn vlees wegknagen. In feite is de worm als oorsprong van ziekten in het Mnl. corpus van magische teksten nog weinig nadrukkelijk aanwezig. Wel zijn er de talrijke zegens waarbij wormen voorkomen, maar of ze oorzaak of gevolg van de ziekte zijn, is zelden met zekerheid te bepalen. In het algemeen kan men stellen dat zowel in de klassieke Oudheid als bij de Germanen, een dubbele, mogelijke oorzaak van ziekte werd vooropgesteld: een natuurlijke en een bovennatuurlijke. Wanneer de natuurlijke oorzaak duidelijk aanwezig was, b.v. bij verwondingen door slagen of vallen, werden medische recepten aangewend. Wanneer de causaliteit echter onbekend of voor twijfel vatbaar was (b.v. wegens het uitblijven van resultaat bij het gebruik van medicatie), schreef men de ziekte toe aan boze invloed, aan ziektedemonen. Onder deze demonen die men zich veelal in diergestalte voorsteldeGa naar voetnoot453, nemen de wormen, eigenlijk duivels, een belangrijke plaats in. Dit geloof is trouwens niet alleen gebaseerd op de mythe van Wodans gevecht met de ‘worm’, of op de val van de engelen die sindsdien als duivels het mensdom belagen, dikwijls is het gewoon een empirische voorstelling. Wormen zijn inderdaad bij verscheidene ziekten aanwezig: b.v. ingewandswormen of wondmaden, of ze lijken aanwezig: b.v. knagende tandpijn of oorwormen, er als wormen uitziende onderhuidse gezwellen bij paardenGa naar voetnoot454, of nog de huidworm rond de vingernagels (fijt, nagelzweer). Bij de zegens voor al deze kwalen die we hierboven hebben besproken, komen geregeld wormen ter sprake, dikwijls maar niet alleen in verband met de H. Job op de mesthoop, een bijzonder populaire en tot de verbeelding sprekende bijbelse situatie. Naast deze wormen die in verband met of als oorzaak van één bepaalde ziekte genoemd worden en die vooral bij paarden (zie volgend hoofdstuk) zeer talrijk voorkomen, zijn er ook een aantal incantamenta die tegen de worm in het algemeen, zonder direct verband met één bepaalde ziekte, gericht zijn. Ze lijken geschikt voor alle mogelijke ziekten waarbij de worm ervan verdacht wordt de oorzaak te zijn. Hun aantal is toch beperkt tot drie, één in het Latijn en twee in het Nederlands. Het zijn conjuraties met directe aanspreking van de gepersonifieerde worm: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||
[142] [Ad vermes.] De bestanddelen van deze bezwering, het veronderstelde eten en drinken van de worm, de verwijzing naar de geboorte en het doopsel van Jezus, zijn in dgl. teksten heel gewoonGa naar voetnoot455. De tweede bezwering roept een Präzedenzfall ter hulpGa naar voetnoot456: [143] Om den worm te doen verdrogen. Of het gras onder de voeten van Judas ook echt verdroogde of niet, is natuurlijk irrelevant. Het wordt op gezag van de apocriefe evangeliesGa naar voetnoot457, als een feit voorgesteld en de referentie dient als hefboom om ook het verdrogen van de worm, waar die zich ook moge bevinden, te bewerkstelligen. De derde directe aanspreking doet een beroep zowel op Gods lijden en dood als op Johannes de Doper en de heilige man Job: [144] Item den worm te dooden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||
De heilige man Job is natuurlijk een voor de hand liggende helper tegen wormen allerlei, zoals uit de volgende zegen blijkt: [145] Een ander segeninge. De tweede helft bestaat uit een reeks vreemde woorden met de telkens herhaalde naam van Job. De betekenis van de meeste ervan is onduidelijk en wellicht zijn ze ook ten dele corrupt overgeleverd. [146] [Een ander tsegen wormen] Tenslotte is er nog een wormzegen die, naast de rechtstreekse aanspreking van de worm, refereert aan de onrechtvaardige rechter die tegen beter weten in een foutief oordeel geveld heeftGa naar voetnoot458. [147] Tsegen den worm. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||
dijessen mensche fleyscheGa naar voetnoot3 tho eetsen und van sijnen beenen te scavene, und van sijnen bloede te soghene als onsser liever Vrauwen es und was dem mannen den eynen unrecht oerdell deyldeGa naar voetnoot4 unde voel better wuste: dat sij waer in Goidts namen. Amen. Waarom deze zegen op de drie genoemde dagen moet gezegd worden, is mij niet bekend. De Latijnse woorden consummatum est die Jezus sprak op het kruis (het is volbracht), symboliseren wat volbracht is, d.i. het vernietigd zijn van de worm. | |||||||||||||||||||||||
29. Zweren allerleiHet is niet steeds gemakkelijk de talrijke soorten zweren en gezwellen uit elkaar te houden en het is meer dan waarschijnlijk dat ook de aflezers - om nog van de patiënten niet te spreken - daar ook veel moeite mee gehad hebben. Wanneer dit wel mogelijk leek, hebben wij de kwalen onder afzonderlijke hoofdingen besproken. Dit is het geval voor fijt, nagelgaten, nagelzweren en mastitis, waarnaar we hier dan ook verwijzen. Wanneer allerlei soorten samen worden bezworen, zoals in de eerste van de hiernavolgende teksten, leek het beter ze hier onder te brengen. Namen als ‘festel’, ‘scote’, ‘drope’, ‘dadric’, ‘generuse’, ‘orghelguse’, ‘adieruse’ - waarvan meer dan de helft alleen hier voorkomen - wijzen erop dat ook de aflezer niet zo zeker was welke soort hij precies hoopte te genezen. Hij noemde er dan maar zoveel mogelijk op in de hoop dat de precieze soort waaraan de zieke leed, er ook wel bij zou zijn. Andere zweren worden alleen ‘de kwaadaardige’ genoemd. Welke soort daarmee aangeduid werd, is niet duidelijk. In nog een ander geval is een zegen gericht zowel tegen het ‘Sint-Loysevel’Ga naar voetnoot459 als het ‘Sint-Jobsevel’, maar ook tegen ‘de plane’Ga naar voetnoot460 en bovendien nog tegen ‘alle vuyle evelen die sweeren’. Wegens de vaagheid van de terminologie of de onmogelijkheid met zekerheid te bepalen welke zweer bedoeld wordt, leek het mij verkieslijk alle hiernavolgende teksten samen te brengen. De eerstvolgende zegen neemt in het corpus van Middelnederlandse incantamenta een heel bijzondere plaats in. Dit is niet alleen het gevolg van zijn ongewone lengte, maar ook van de haast fascinerende en obsederende aandrang die zich door de monotone opsomming en herhaling geleidelijk ook van ons meester maakt. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||
Formulieren van een vergelijkbare uitvoerigheid komen slechts zelden voorGa naar voetnoot461. Hun lengte is het resultaat van het aaneenrijgen van gehele of fragmentaire teksten die veelal ook elk afzonderlijk worden aangetroffen. De zegen heeft ogenschijnlijk tot doel verscheidene ziekten, soorten zweren en gezwellen te genezen, alhoewel het toch opvallend kan genoemd worden dat fistel (festelle) bij het begin (1ste al.), in het midden (al. 10) en op het einde (al. 23) voorkomt. Vooral de laatste vermelding ‘Ende den eersten dach dat men den festel slaet...’ wekt de indruk dat het ganse formulier in de eerste plaats tegen de fistel gericht is. Dit is een zweer met één opening die met een diep in het vlees gelegen etterende plaats verbonden is. [148] [1] Jan, Willem, Wouter ofte Gheeraert, ofte hoe ghi ghenaemt ofte ghetoenaemt sijt, bi huwer kersteliker namen ende toenamen van uwes vader weghe, men sal hu boetenGa naar voetnoot1 tswellen ende tsweeren, ende tsmerten ende alle mesquameGa naar voetnoot2. Ende also meneghe maniere van festelle: festela festelle festelle festelli festello festello festella festellumGa naar voetnoot3, ende also meneghe maniere van festelle als men boeten mach ende bi den orloveGa naar voetnoot4 van Gode wesen mach. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||
[9] Ende metten selven cruce + dat God selve vrijede ende vredeGa naar voetnoot17 up den heleghen soete Vrijndach an dat heleghe soete cruce daer hi selve an ghesleghen stont. Hij zweete water ende bloet. Metten water ende metten bloede ende metter selver miracle so biddic om gratie, oft bi den orlove van Gode wesen mach, datti mi macht ende gratie toesenden moete, dat ics werdich wesen moete macht ende gratie te ghekrighene, te doene boete, tontfane. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||
[21] Also zuvere so moete dese creature ghenesen als Jesus soete wonden deden. In Gods namen. Amen + Jhoannes Monias remonias pietas sunt infirmitates ob dolore dicimus. In nomine Patris + et Filij + et Spiritus sancti + Amen. Zoals gezegd treffen we in het formulier allerlei kortere teksten aan, die in meer of meer dezelfde vorm ook afzonderlijk of in een heel andere context voorkomen. Zo vindt men de formule met de negen wormen van ‘sente Loy’ ([al. 3])Ga naar voetnoot462 meestal toegeschreven aan Sint-Job, die viermaal (ook in [als. 5, 13, 18]) in nagenoeg volledige vorm voorkomtGa naar voetnoot463. Ook het begin van [al. 8] komt als deel van een afzonderlijke tekst voorGa naar voetnoot464. Alinea [6] herinnert in het monotone opsommen en het daardoor ontstane stapeleffect aan een litanie van alle heiligen. Onder de zesentwintig bevindt zich ook de pseudo-heilige ‘sente Daneele’ en de aartsengel Sint-Michiel. De bona-fide-heiligen worden allen op verscheidene plaatsen in Vlaanderen vereerd en ‘gediend’ ter genezing of voorkoming van allerlei kwalen. In het hiernavolgende overzicht vermelden we de belangrijkste gegevens, zonder daarbij uiteraard op enige volledigheid aanspraak te willen makenGa naar voetnoot465. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Anthonis’:De H. Antonius abt, bijgenaamd ‘de Eremiet’ of ‘die met zijn zwijntje’ (om hem te onderscheiden van de H. Antonius van Padua, ‘die met zijn kindje’). Deze zeer populaire heilige (feestdag 17 jan.) werd - en wordt - in Vlaanderen vereerd o.m. te Sint-Antonius-Brecht tegen het naar hem genoemde Sint-Antoniusvuur, te Aartrijke, Belle, Brugge en Borsbeke tegen de ‘nagelgaten’, te Brecht, Diksmuide, Edegem, Herdersem, Grimminge, Merchtem en Waasmunster tegen verschillende andere besmettelijke ziekten. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Kerstoffels’:De H. Christoffel (feestdag 25 juli) is de equivalent van de Romeinse god Hercules. Volgens de legende nam hij Jezus op de arm of schouder en bracht die over een rivier. Hij wordt aangeroepen tegen zweren, beenderziekten, hoofdpijn, schielijke dood en kinderziekten, o.m. te Assebroek, Assenede, Bocholt, Brussel (Kapellekerk), Herentals, Ieper (St.-Janskerk), Londerzeel, Moorslede, Pollare, Scheldewindeke en Vlezembeek. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Loye’:De H. Eligius (feestdag 1 dec.), de patroon van de smeden, wordt vereerd als beschermer van de paarden en van het vee in het algemeen. Voor mensen ‘dient’ men hem tegen steenzweren en het schreien van kinderen. Hij wordt aangeroepen o.m. te Aalst, Bertem, Beuken, Burst, Eeklo, Evergem, Herdersem, Gentbrugge, Grimminge, Kieldrecht, Kruishoutem, MechelenGa naar voetnoot466, Moerzeke en Nossegem. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Janne’:Wellicht is hier de H. Johannes de Doper (feestdag 24 juni) bedoeld, die aangeroepen wordt tegen hoofdpijn en het ‘krijsen’ van kinderen o.m. te Anzegem, Auwegem, Averbode, Everbeek, Grammene, Gent (St.-Baafs), Herentals, Mol, Ouwegem en in verscheidene gemeenten die naar deze heilige genoemd zijn, b.v. Sint-Jans-Hemelveerdegem (tegen hoofdpijn, krampen en stuipen), Sint-Jan-in-Eremo, Sint-Jans-Molenbeek. Te Kachtem beeweegde men op zijn naamfeest tegen de vallende ziekte. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Cornelis’:De H. Cornelis (feestdag 14 sept.) wordt vooral vereerd tegen de stuipen en de zg. ‘seskens’ van kleine kinderen. Dit is o.m. het geval te Aalter, Aalst, Denderbelle, Diegem, Doel, Haasrode, Heldergem, Moerbeke, Ninove en Schellebelle. Te Mechelen werd de heilige vroeger vereerd tegen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||
de vallende ziekteGa naar voetnoot467. In verband met de middeleeuwse verering dient een handschrift vermeld te worden waarin een reeks dieet- en hygiënische voorschriften voorkomen (zie hierna). | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Vincentius’:De H. Vincentius (feestdag 22 jan.), een Spaanse bisschop die door de Turken werd omgebracht, wordt vooral vereerd tegen tandpijn, reuma, ingewandsziekten en koorts, o.m. te Beselare, Buizingen en Evere. Te Eeklo ‘diende’ men hem tegen koorts en oogziekten en te Marke, Soignies, Viane en Zinnik tegen maagklachten. In Moeskroen (St.-Bartholomeuskerk) wordt hij vereerd tegen een soort huiduitslag. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Lauwereins’:De H. Laurentius (feestdag 10 aug.) was een ambtenaar die op bevel van keizer Valerius op een rooster werd gebraden. Vandaar het attribuut van de martelaar: het braadrooster. Deze heilige wordt aangeroepen tegen brand, huiduitslag, zweren en koortsen, en - zoals ‘sente Machuut’ - tegen het Sint-Markoenzeer. Verering o.m. te Bekegem, Bocholt, Brugge (Sint-Janshospitaal), Diksmuide, Elverdinge, Ename, Gullegem, Klerken, Merchtem, Ramskapelle, Schoten, enz. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Quintin’:De H. Quintinus, Sint-Kwinten (feestdag 30 maart), wordt te Brugge en te Kortrijk vereerd tegen maagpijn en het water, te Hees, Heverlee en Zellik tegen jicht, hoofdpijn en waterzucht, te Impde bij Wolvertem tegen flerecijn, enz. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Quellin’:De H. Servulus of Kweldrijk (feestdag 23 dec.) lag volgens de legende zijn leven lang lam in de kerk van St.-Clemens te Rome. Hij wordt vooral in West-Vlaanderen vereerd, o.m. tegen lamheid te Brugge (Begijnhof) en te Wervik tegen de ‘koek’ of het ‘hertegespan’. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Ledenaert’:De H. Leonardus of St. Lenaarts (feestdag 6 nov.) was een Frankische edelman, die zich in de zesde eeuw als predikend kluizenaar in de buurt van Limoges vestigde. Hij wordt vereerd te Huizingen en Zoutleeuw tegen lamheid, reuma en voor vrouwen in barensnood. Te Aartselaar roept men hem aan tegen flerecijn, te Dudzele tegen lamheid en blindheid, en in het naar hem genoemde Sint-Lenaarts tegen onvruchtbaarheid, rachitis (oude man) en veeziekten. Wordt ook vereerd te Aaigem, Diest, Peutie, Ruiselede, Tollenbeek, Vlierbeek, Zoutleeuw en Zuidschote. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Machhuut’:De H. Machutus, Marcoen of MarculfusGa naar voetnoot468 (feestdag 15 nov.), bisschop en belijder, wordt vereerd te Eisden, Erps (bij Leuven), Dinant, Graven (Grez-Doiceau), Wannegem-Lede, Wingene, Wondelgem en Wulvertem. Hij wordt aangeroepen tegen reuma en de ‘koeke’, te Zwijndrecht tegen lamheid en slappe leden. Soms ging het ‘dienen’ van deze heilige gepaard met een dieet (zie verder). Te Wannegem-Lede brachten de bedevaarders twee koeken mee naar de kerk. Eén ervan werd geofferd, de andere nam men samen met een lint mee naar huis. De zieke at de koek en droeg het lint om de lendenenGa naar voetnoot469. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Corijn’:De H. Quirinus (feestdag 30 maart) wordt nog nauwelijks vereerd te Hooglede tegen halszweren, oorpijn en blaasziekten. Te Mechelen en vooral te Haacht en op vele plaatsen in Wallonië bestond er vroeger ook een devotie voor deze heiligeGa naar voetnoot470. Verder ook verering in de kapel van het Sint-Janskerkhof te Kortrijk, te Loenhout, te Nieuwenrode en te Zellik (tegen huidziekten). | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Gleyn’:De H. Gislenus (feestdag 9 okt.) wordt te Brugge vereerd tegen de stuipen en de vallende ziekte, te Machelen tegen paardenziekten en, samen met de H. Andreas, ook te Belsele. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Tsemoer’:De H. Maurus (feestdag 15 jan.) wordt aangeroepen te Batikhove tegen reuma en flerecijn, te Elsene tegen verlamming, te Holsbeek, Hamme-Mille en Grimde tegen hoofdpijn. In de laatstgenoemde plaats, alsook te Aarlen en te Hove, zette men zich een ijzeren kroon op het hoofd ter voorkoming of genezing van hoofdpijn. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Lievin’:De H. Livinus (feestdag 12 nov.), een (fictieve?) Ierse heilige die te St.-Lievens-Esse werd onthoofd en te St.-Lievens-Houtem begraven. Tot de 16de eeuw gingen de Gentenaars elk jaar op bedevaart naar Houtem. Deze heilige wordt vereerd te Gent en in de twee genoemde gemeenten, vooral tegen voet- en handkwalen. Ook in West-VlaanderenGa naar voetnoot471 werd hij ‘gediend‘ | |||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||
o.m. te Bovekerke, Elverdinge, Westkapelle en Zandvoorde (bij Ieper) tegen jicht en reumatiek. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Macharis’:De H. Macharius (feestdag 10 april) wordt vereerd te Gent waar hij aan de pest stierf in 1002, en in het Gentse. Op tweede Pinksterdag ook te Laarne, te Machelen aan de Leie en te Overboelare tegen pest en andere besmettelijke ziekten. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Martin’:De H. Martinus van Tours (feestdag 11 nov.), een bekeerde soldaat, wordt te Dendermonde aangeroepen tegen de koorts. Tegen onvruchtbaarheid en bedwateren ook te Grazen, in het zg. ‘pis-kapelleke’ te Meise, te O.-L.-Vrouw-Tielt, Overijse, Rotselaar en Rumen. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Michiel’:De H. Michaël (feestdag 29 sept.), de aartsengel, werd in de Middeleeuwen aangeroepen tegen de pest en andere besmettelijke ziekten. Tegen hoofdpijn ‘dient’ men hem te Keerbergen en te Messelbroek. Op de laatstgenoemde plaats offerde men in de kerk een slaapmuts van de zieke gevuld met graan. Wordt ook vereerd te Ieper en te Steyl bij Venlo. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Pieter’:De H. Petrus (feestdag 24 juni), samen met de H. Antonius abt, één van de populairste heiligen van het Vlaamse land. Wordt vereerd o.m. te Sint-Pieters-Jette (hoofdkerk) tegen kinkhoest en koorts. Ook vereerd te Afsnee, Brakel, Ellezelles, Nijvel, St.-Niklaas en Rumst. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Pauwelse’:De H. Apostel Paulus (feestdag 29 juni), een heidens Romeins officier die op weg naar Damascus werd bekeerd. Wordt te Opwijk aangeroepen tegen oogziekten, etterende wonden en tegen mieren, ratten en wormen op het land. In de streek van Aalst werden de ‘Pauwelbroodjes’ van Galmaarden in de grond gestoken om het zaad van bederf te vrijwaren. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Jacoppe’:De H. Jacobus de Meerdere of van Compostella (feestdag 25 juli) wordt te Aalst, Hoeke, Kemzeke en Ieper bijzonder vereerd. De naam van deze heilige staat in het hs. met rood onderstreept, wat wijst op zijn bijzondere plaats onder de reeds opgesomde heiligen. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Daneele’:Wie hiermee bedoeld kan zijn is onduidelijk. Is het Daniël de Styliet, één der zg. zuilheiligen of de tot heilige gepromoveerde Daniël uit het Oude Testament, de redder van de kuise Susanna, die zelf uit de leeuwenkuil werd verlost? Of dient men te denken aan Daniël Leodio, de wijbisschop van Luik? | |||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Amante’:De H. Amandus (feestdag 6 febr.) wordt vooral in het Land van Aalst, langs de Dender vereerd. Te Grimbergen en te Strombeek wordt hij ‘gediend’ tegen rachitis, te Hoeleden en te Stockroy tegen lamheid, te Leupegem tegen wormen op het land, te Moortzele bij de St.-Amandusbron tegen oogziekten. Andere plaatsen: Aspelare, Beernem, Borcht-Lombeek, Eke, Elingen, Erembodegem, Geel, Kortenberg en St.-Amands. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Joos’:De H. Judocus (feestdag 13 dec.) werd vroeger aangeroepen tegen reisgevaren, onvruchtbaarheid en barensnood, vooral te St.-Joost-ten-Node. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Joorisse’:De H. Joris, martelaar (feestdag 23 april), patroon van de kruisboog-schutters, werd te Graven en te Oorbeek aangeroepen tegen lichamelijke en zedelijke kwalen. Te Alken tegen jicht, huidziekten en ziekten van de paarden, ook te Schoonhoven, St.-Joris-ten-Distel, Sint-Truiden en te Zingem. | |||||||||||||||||||||||
- ‘sente Jobpe’:De H. man Job (feestdag 10 mei) wordt algemeen aangeroepen tegen zweren, gezwellen, besmettelijke ziekten en allerlei plagen in huis en stal en op het veld, vooral te Aalst, Antwerpen (St.-Jobkermis), Arendonk, Astene, Hamont, Herentals, Heule, Hingene, Hoepertinge, Puivelde, Uitkerke, Ukkel en vooral te Wezemaal, een nog bloeiend bedevaartsoord. Voor de inhoud van [al. 14] verwijzen we naar ‘wonden’ hierboven. De beginwoorden van [al. 17] ‘Also ghewaerlike als ic mijn hant ter erde ghemoete’ wijst op het aanraken van de grond. Dit komt wel meer voor. Zo b.v. inGa naar voetnoot472: ... also sciero werde buoz . disemo christenen lichamen, so sciero so ih mit den handon . die erdon beruere . et tange terram utraque manu . et die pater... Het begin van [al. 18] ‘Ick recke’, dat vermoedelijk ‘ik sta op’ betekent, zou dan aanduiden dat de belezer eerst op de grond gaat liggen en daarna weer recht staat. Het combineren van een incantamentum met een reeks dieetvoorschriften en/of leefregels ([al. 23]) is ons ook uit andere bronnen bekend. Opmerkelijk daarbij is dat deze combinatie dikwijls voorkomt bij het ‘dienen’ van heiligen voor een bepaalde kwaal in een bedevaartsoordGa naar voetnoot473. Zo is er een handschrift uit de 12de eeuw bewaard, het Liber Miraculorum Sancti Cornelii Ninivensis, het mirakelboek van de Sint-Corneliusabdij te Ninove. Op een oorspronkelijk blanco-gebleven blad heeft een vijftiende-eeuwse hand de volgende uitvoerige hygiënische voorschriften toegevoegd. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||
Mensen die aan ‘sente Cornelis siecte’, d.i. de stuipen leden en naar Ninove kwamen om er de H. Cornelis om hulp te smeken, kregen de volgende raad meeGa naar voetnoot474: ... sij en moghen nemmermeer hooftvleesch eten noch vischen die men vilt, als palinghen, alen, luwenGa naar voetnoot1, lompenGa naar voetnoot2, of derghelycke ... Ende deerste jaer nae dat sy siec hebben gheweest, moeten sy hem wachten tetene verkenvleesch ende zueghenvleesch ende overjaerich vleesch, tensy wel ghesouten. Sij en moghen dat eerste jaer niet eten van voghelen die zwemmen, als zwanen, gansen, eeynden of van ghelyken. Sy en moghen gheen soete melc eten noch drinken, sy en waere ghesooden; noch gheenderande rou spyse eten, als appellen, perren, prumen, kersen, kricken of van ghelycke fruyte, noch platte case noch wey drinken noch seem, looc, eyuun, nieubacken broot, pepere, pareije, bieslooc, averoneGa naar voetnoot3, nepteGa naar voetnoot4, alsenneGa naar voetnoot5, ruyteGa naar voetnoot6 eten noch rieken. Sy en moghen gheen versch bier drinken noch moost, hy en ware wel gheclaert, noch gheenderande wijner, ... noch gheenderande suyckere, noch erweten uten hauwen openen uten scalen. Ende sy moeten hem wachten van overeten ende drinken... Te Erps-Kwerps werden bedevaarders tot de H. Marcoen ter genezing van kwaadaardige kliergezwellen (scrofula) aangeraden zich te onthouden van varkensvlees, druiven, ganzenvlees, riviervis, uien, kolen, erwten en preiGa naar voetnoot475. Dit diende men negen dagen lang (een noveen) in acht te nemen. Ook in andere bedevaartsoorden in Wallonië (Saint Hubert) en Vlaanderen werden gelijkaardige dieetvoorschriften opgelegdGa naar voetnoot476. Uit een oud bedevaartboekje blijkt verder dat men ook in de streek van Dinant tegen de Sint-Markoenzweer een dieet diende te volgenGa naar voetnoot477: Les malades et affligés d'écrouelles doivent se garder de manger de l'ail, des oignons, choux, pois, poireaux, chair de boeuf, oiseons, pigeons, chèvres et canards, de toutes têtes de quelque animal qui ce soit, ni lentilles, anguilles, tanches, et tout poissons de limons... | |||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||
Voor Sint-Korijnszeer, een etterende huiduitslag (impetigo)Ga naar voetnoot478, vindt men het volgende vijftiende-eeuwse receptGa naar voetnoot479: Dit is van siinte Curyn oevel die boeten daer van. In een laat-vijftiende-eeuws traktaat, getiteld ‘von alten Schäden’ komt eveneens een dieetvoorschrift voor dat geldt voor alle gebreken en kwalen waarvoor een bedevaart aangewezen isGa naar voetnoot480. Men moet zich hoeden - zo heet het - voor alle varkensvlees, uitgenomen poten van driejarige dieren als ze niet gezouten zijn. Men vermijde ook linzen en bonen, vooral groene bonen, rauw of gekookt. Die zetten uit in het lichaam en ‘bringen flusse zu den gelidern’. Wanneer men een lichaamsdeel wil doen verdorren of krimpen, dan zijn bonen goed. Men zal ook vermijden rundsvlees te eten en vooral gezouten en gerookt vlees, en alle voedsel dat gezouten is. Men zal tussen de maaltijden niet veel drinken en zich mijden van perziken, krieken en kersen: ‘das alles ist zu miident, wan da vom kompt schad’! Niet alle middeleeuwse dieetvoorschriften zijn echter met een bepaalde ziekte of een bedevaart verbondenGa naar voetnoot481. Het is een erg populaire zorg, de zorg voor het behoud van de gezondheid en de preventie van mogelijke ziekten. Zo zijn er gezondheidsregels die voor elk van de twaalf maanden gelden, de zg. regimina duodecim mensiumGa naar voetnoot482. Het oudste voorbeeld (8ste E.) komt voor in Beda's Computus vulgarisGa naar voetnoot483, en het oudste in onze taal dateert uit het midden van de dertiende eeuwGa naar voetnoot484. Soms worden de voorschriften voor elke maand toegeschreven aan twaalf verschillende autoriteitenGa naar voetnoot485. Niet dat deze bekende lui er echt wat mee te maken hadden; de bedoeling was alleen de regels meer gezag te verlenen. Naast de maandregimina zijn er ook de seizoenvoorschriften, zoals die bijvoorbeeld aangetroffen worden in Van Maerlants Heimelijkheid der HeimelykhedenGa naar voetnoot486. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||
Ook in de collecties geneeskundige recepten komen wel eens ganse groepen korte tekstjes voor, die de goede of de ‘kwade’ eigenschappen van allerlei produkten, fruitsoorten, vlees, kaas, look, eieren, enz. aangegevenGa naar voetnoot487. Zonder dit onderwerp te willen uitdiepen, moge er ten slotte nog op gewezen worden dat in andere manuscripten soms gedetailleerde opsommingen voorkomen van wat goed of schadelijk is voor de ogen, de oren, de longen, het hart, enz. Een voorbeeldGa naar voetnoot488: Van datter maghen quaet is. Deze en gelijkaardige traktaten zijn nog niet opnieuw uitgegeven. Reeds vanaf de vroege zestiende eeuw waren kleine, volkse boekjes in omloop, waarin iedereen voor zijn gezondheid terecht kon. Wellicht het populairste van alle was het in gans West-Europa steeds weer herdrukte Dat Regiment der GhesontheytGa naar voetnoot489 dat voor het eerst in het Nederlands ca. 1510 te Antwerpen van de pers kwam. De overige zegens die hier nog moeten besproken worden, zijn veel korter. [149] Een segening daermen met slaet fistulen, Sant Loysevel ende Sant Jobsevel, die planeGa naar voetnoot1, ende alle vuyle evelen die sweerenGa naar voetnoot2 met wonden oft die lang ghelopen hebben. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||
heeft het] hout op v[..........] Job [.........] soecht drie dese wormenGa naar voetnoot3 sl[a ick doot] sla ick doot, sla ick doot, sijn sy [doot sy syn d]oot, sy sy[n] doot, het slochGa naar voetnoot4 hen God ende die goede S. Job, van sinent halvenGa naar voetnoot5, ende het sloch hen God ende de goede S. Jan van synenthalven, zynt fistel oft S. Loysevel, die plaen oft S. Jobs[evel], oft wat evel dattet is, met der [hu]lpe Gods ende des goeden sinte Jobs [e]nde van harenthalven soe sla ick hen [d]oot inden naem des Vaders, des Soens [ende] des heijligen Geest, in Gods naem. Amen. [door] den groeten sint Jan. De tweede alinea komt in sterk verwante vorm ook voor in het hiervoor reeds gedrukte formulier dat begint ‘Jan, Willem, Wouter...’. De vermelding van ‘den bode’ en het offeren van de kaarsen laat vermoeden dat de tekst moet gezien worden in het kader van het gaan dienen naar een bedevaartsoord, hetzij door de zieke zelf, hetzij door iemand (de bode?) die dat in zijn plaats deed. Ook daardoor neemt de voorgaande tekst een bijzondere plaats in. [150] Jeghen tfelloen, .j. galic evel. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||
Ook felloen moet de van elders niet bekende naam zijn van een soort etterende zweer. Het adjectief felloen betekent immers boosaardig. Het is volgens de tekst ook een galic evel, met gale (Fr., schurft), in de figuurlijke betekenis van wreed, boosaardig (WNT). De meeste van de dingen en personen waarbij ‘bemaand’ wordt, zijn uit andere Mnl. zegens niet bekend, vooral ‘pelleke reael’, de honderd ‘halden’, landsheren en bisschoppen, enz. Ook het directe bevel, zowel curatief als preventief, geeft aan deze bemaning een eigen karakter. De verwijzing naar de honderd bisschoppen die op het punt staan de mis te zingen op kerstnacht, komt heel weinig voor. Een voorbeeld uit Engeland (15de E.)Ga naar voetnoot490: For a felon a gud charm. Hetzelfde geldt ook voor een Latijnse zegen van het water dat men de zieke te drinken geeft. Deze ‘bedinghe’ of gebed volgt in de twee handschriften onmiddellijk op de hierboven daaruit gedrukte tekst: [151] Seght dese bedinghe over dwater .iij. werven ende ghevet den zieken drinken .iij. dage. Een zegen van een geheel ander type heeft een epische aanloop die een zekere populariteit moet genoten hebben: [152] Jeghen vertijnGa naar voetnoot1, drawonkelGa naar voetnoot2, kancker ende alle evele. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||
vresen, also ghewarechlike verloest desen mensche van vertine, van drawonkele, van canckere, van fistele ende van allen evele. In den name sVaders, endeGa naar voetnoot5 Soens ende thelech Gheest. Amen. Pater noster, credo in Deum, ave Maria. Alhoewel de kuise Susanna uit het Oudtestamentisch verhaal (Dan. 13) in latere tijd in Nederlandse zegens geheel ontbreektGa naar voetnoot491, komt ze in laatmiddeleeuwse en zestiende-eeuwse teksten herhaaldelijk voor. Dit is o.m. het geval in hierboven besproken zegens tegen mastitis en pestGa naar voetnoot492. De vrouw van Joachim, een rijke Joodse balling in Babylonië, werd ervan beschuldigd haar man bedrogen te hebben. Deze valse aantijging was afkomstig van twee ouderlingen die haar tevergeefs tot overspel hadden proberen over te halen. De profeet Daniël ontmaskert hen en bewijst Susanna's onschuld. |
|