Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] De holle man 1941 [pagina 97] [p. 97] I In mijn gebaren rekt zich traag de dood en uit mijn woorden breekt het been der kaken. Mijn mond vermorzelt wat mijn lippen spraken, want al wat spreekt verschaft mijn ziel geen brood. Mijn blikken sproeien een vergiftig schroot. Ik reik geen handen meer, maar enterhaken, en wie verschrikt die bitse greep wil slaken wrikt op mijn kaak een bleke grijnslach bloot. Bezeten beuk ik soms dit holle hoofd, dat ik door blinde vuren uit hoor branden. Er is geen heil meer, dat de hitte dooft in deze hel van zwart verkoolde wanden, en vruchteloos rek ik mijn dode handen de hakbijl toe, dat zij mijn botten klooft. Vorige Volgende