Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Sonnet ridicule Wanstaltig valt dit klein geluk te loven: de benen en de dijen zwaar, het hoofd klein van gedachten. Een groot man gelooft: die zó bemint, die komt het niet te boven. Wonder het man-zijn: drift door geest geschoven, heft het de blik, het oog door smart gekloofd; kust de madonna, maar zij is onthoofd, en zinkt ten schoot: men moet omhoog gelóven. Een vreemde lust: het puntig minaret verlokt zo slank, zo sneeuwwit tot gebeden om al wat eenzaam is en niet betreden, dat zij voor 't wezen weer geen voet verzet, alleen maar wentelt in het broeiig bed om in te slapen. En het is geleden. Vorige Volgende