Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Jong meisje op Amsterdamse veerpont Zij weet de zin niet van haar zware benen - haar ogen mijmren zonder horizont -; niet, dat er later, aan 't verholen rond van hare borsten, zuigelingen wenen. Onder haar voeten kreunt het dier: de pont; er jagen driften door haar dromen henen, maar, onbewust van pijn door vlees en zenen, bloeit - roos te morgen - haar bedauwde mond. Over de kim laait wild de laatste gloed van deze dag, die over 't IJ verbloedt. Een meeuw zwiert op en zwenkt op scherpe zwingen. Er valt een zwijgen over mens en dingen, maar over 't water wankelt dwaas een zingen: een donker schip vaart branding tegemoet. Vorige Volgende