Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Koning Hij leefde: om hem heen was steeds de haag van zijn beminnlijk buigende getrouwen. Ieder vertrek verkende hij wantrouwend, want elk gordijn leek hem een hinderlaag. De vriendschap met een vrouw, een hoveling; de beker wijn, aarzlend ten mond geheven, in ieder zoet leek hem venijn te leven en iedre hand die groette, hief een kling. Zijn dagen waren vol muziek en luister en, waar hij kwam, borst geestdrift uit 't publiek. Toch bleef zijn lachen zwaar, melancholiek en 't hart, dat leven wilde, koud en duister. Zelfs in de nacht, tijdens het teder spel aan 't lichaam zijner liefste courtisane, kon hij niet laten in haar rank en hel- der lachen soms een fijne barst te wanen en was het hem, wanneer zij, saamgevlijd, verzonken in der passie hete vlagen, of op haar adem, heet en donker jagend, een noodkreet brandde: Koning, vlucht! 't is tijd! Vorige Volgende