voorwendsel; zodra het
visioen, waarop een aantal strophen drijft, is uitgeput, wendt Marsman de steven
in een andere richting. Hij is geen sprookspreker, maar een bard; de
continuïteit van de echte epiek is hem volkomen vreemd, nu, in 1940, mèèr vreemd
zelfs dan toen hij jaren geleden het grote gedicht Breeroo
schreef. In zijn visioenen leeft hij echter op volle kracht.
Het zou mij niet verwonderen, als Marsman behalve de suggestie van Een Winter aan Zee, de sterke invloed had ondergaan van de Portugese
schrijver Teixeira de Pascoaes, wiens Paulus en Hiëronymus hij in samenwerking met de Duitser Thelen niet voor niets
zo voortreffelijk heeft vertaald. De lyrische onuitputtelijkheid en de
visionnaire exuberantie van deze merkwaardige geest moesten hem, dunkt mij,
evenzeer aantrekken als diens synthese van heidense en christelijke inspiratie.
Een heidens veelgodendom, dat dwars door de mystiek van het Kruis heen leeft,
omdat de Europese cultuur slechts in deze tweevoudigheid tot bewustzijn komt van
haar eigen volheid, heeft voor iemand als Pascoaes niets ongerijmds; het
kruishout, dat als een wijnstok rankt, de confrontatie van Christus en Dionysos,
is ook het ‘Leitmotiv’ van Marsmans laatste gedicht, al blijft deze ontmoeting
door het overheersen van de visionnaire inspiratie tamelijk onduidelijk. De
visionnaire lyriek heeft de eigenschap, dat zij telkens alles op één kaart zet;
zij wil door de bezwerende kracht van het visioen overtuigen, zij dringt de
logische ontwikkeling op de achtergrond. Bij Marsman heeft dat tengevolge, dat
men de architectuur van zijn cyclus moeilijk kan overzien, hoewel uit het
doornummeren van de afzonderlijke gedichten toch blijkt, dat hij aan hun
onderling verband betekenis hecht. Ook in dit opzicht doet zijn poëzie, mutatis
mutandis, aan het proza van Pascoaes denken, want de continuïteit van het
verhaal is bij de Portugees evenmin iets anders dan een onvermijdelijke
opeenvolging van lyrische momenten.
Een analyse te geven van Tempel en Kruis onder de gezichtshoek
der logische, subs. psychologische continuïteit, lijkt mij dan ook vrijwel
onmogelijk, en bovendien zinneloos; het mythologietje, dat men uit Marsmans
profetenmantel zou