| |
De toekomst ligt in de sterren
5 Nov. 1938. De tijden zijn zo slecht, dat het mensdom neiging
gaat voelen om zich op een definitiever wijze dan tot dusverre gebruikelijk was
van de kennis omtrent de toekomst meester te maken. De toekomst, zeiden de
ouderwetse rationalisten, is ons volslagen onbekend; wij kunnen omtrent de
toekomst enige voorspellingen riskeren op grond van bepaalde feitencombinaties,
zoals wij uit het verleden ook enige ‘lessen trekken’ op grond van
eigenschappen, die de mens als levend wezen betrekkelijk aan zichzelf gelijk
doen blijven - maar daarmee is het dan ook uit. Aldus die ouderwetse, nuchtere
en veel te bescheiden rationalisten. Het is te weinig, veel te weinig voor ons,
die in het heden niets dan narigheid en perfiditeit moeten meemaken. Waarom zou
men niet naar forser middelen grijpen, ten einde de toekomst te dwingen haar geheimen prijs te geven en dus een beetje onze zin te
doen? Die middelen zijn weliswaar niet in de wetenschap van de negentiende eeuw
gegeven, maar men kan ze ergens anders vandaan halen.
| |
| |
Daar is b.v. in Frankrijk de beroemde profeet Maurice Privat, die een boek
uitgegeven heeft, waarin men kan lezen wat er zo al in het jaar 1939 te gebeuren
staat. Deze man heeft moed gekregen door het (naar men zegt onomstotelijke)
feit, dat hij Hitlers inval in Oostenrijk op de dag af nauwkeurig heeft
voorspeld. Hij is er van overtuigd, dat hij zich onderscheidt van de gewone
charlatans, want dat hij de zekerheid van zijn voorspeltechniek dankt aan de
astrologie. Dat zal zeker zo zijn, want alle voorspellers hebben de onstilbare
behoefte om zich door strenge wetenschappelijkheid van de charlatans te
onderscheiden; anders mocht men hen zelf eens voor charlatans verslijten! De
heer Privat nu spreekt op een zeer positieve wetenschappelijke toon over de
dingen, die komen zullen, en hij noemt de data er dikwijls bij; voor zover hij
het over 1938 heeft, is het grootste deel nu al niet uitgekomen, maar dat zal
ons niet verhinderen hem in al zijn grootheid te waarderen; in het veen ziet men
niet op een turfje. De heer Privat heeft het bovendien goed voor met de
democratie, want zij zal zich herstellen; blijkbaar zijn de sterren vrij ‘links’
georiënteerd en op de hand van de as Londen-Parijs. Mussolini zal het te kwaad
krijgen, want het fascisme zal zich van af 3 Augustus gaan bewegen in de
richting van een volledig herstel van het liberalisme in 1940. Hitler zal het
weliswaar nog tot 1941 houden, maar hij zal met een burgeroorlog te kampen
krijgen. In Spanje zal de republiek het winnen: ‘ceux qui misent sur Franco ont
complètement tort et seront amplement déçus’. Met Japan zal het in 1939 niet
best gaan, maar erg veel zekerheid dienomtrent geeft de profeet niet, al noemt
hij ook hier data.
Voor Nederland zal 10 Januari 1939 een vreugdedag zijn; men bespreke vast zijn
tafel. Koningin Wilhelmina krijgt van de heer Privat de raad bijzonder veel
aandacht te schenken aan de gezondheid van het prinsesje en vooral op de 7de
November acht te slaan. De koloniën ‘zullen zorg en onrust baren’. Etc. Ook dat
is tamelijk vaag, maar wij geloven het, in verband met de wereldtoestand,
desondanks bijzonder graag.
Dit is maar een minieme bloemlezing uit wat men werkelijk met volle zekerheid op
grond van des heren Privat's accoord | |
| |
met de sterren over de
toekomst kan weten. Het voornaamste is misschien wel, dat de vrede gehandhaafd
zal blijven, hetgeen ons veel duimen en knooptellen zal besparen.
Als men mij op de man af vraagt, of ik iets van zulke voorspellingen geloof, dan
moet ik antwoorden: ja. Ik geloof er aan met al de kracht, die in mij is, ik weet alleen niet, hoe ik mij daarvoor moet excuseren. Er is
aan gekker dingen geloofd in de loop der wereldgeschiedenis, en het heeft de
mensheid telkens weer ontheven van de verplichting over haar eigen
verantwoordelijkheid na te denken, dat zij aan onredelijke feiten geloofde.
Welnu, de annexatie van de toekomst door Maurice Privat geeft ons gemoedsrust,
de gemoedsrust der volstrekte zekerheid; credo quia absurdum. Ik geloof aan de
astrologische gegevens van de heer Privat, ik geloof in zijn verhevenheid boven
de lieden met het koffiedik en het ei, die hij charlatans noemt - ik heb afstand
gedaan van mijn rede en mij overgegeven aan zijn autoriteit om van het denken
over die dingen af te zijn. Andere gegevens tegenover de zijne stellen kan ik
niet; dus neem ik zijn gegevens, voor zover ze nog niet door de feiten zijn
achterhaald, als een één-en-ondeelbaar complex van Waarheid, waaraan ik niet
twijfelen wil. Als mijn rede zegt: ‘Ho!’, antwoord ik: ‘Stil, mijn rede, er
wordt voor U gedacht!’ En mijn rede begint zich steeds meer te onderwerpen,
naarmate ik haar meer verzoek zich met de toekomst niet meer te bemoeien; zij is
afgebeuld en snakt naar een schoot, waarin zij het moede hoofd kan neerleggen.
Het boek van de heer Privat biedt haar die schoot, omdat hij opereert op een
gebied, waarvan mijn rede geen kaas heeft gegeten; hier kan zij slechts rustig
slapen, en haar gewone strijd met het geloof staken. Daarom heb ik besloten te
gaan geloven aan de leer van Maurice Privat. Er is sedertdien een vrede des
gemoeds bij mij ingetreden, die ik met name gedurende de spannende dagen van
September 1938 (waarin de heer Privat mij nog niet bekend was) geheel ontbeerde.
En mismoedig schud ik mijn hoofd over de drukte der staatslieden, die zich van
links naar rechts verplaatsen, met een ontplooiing van energie, die toch niets
meer kan veranderen aan de voorbeschikking, meegedeeld bij monde van de profeet
Privat. Het | |
| |
zijn eigenlijk domme twijfelaars, deze staatslieden,
want als zij zich gehoorzaam onderwierpen aan de openbaringen van Privat, zouden
zij de zaken op hun slofjes af kunnen doen; ja, nu ik alles op de keper
beschouw, zouden zij zelfs stil kunnen blijven zitten, want als de voorbeschikte
bom op hun hoofd viel, zou het voor hen altijd nog vroeg genoeg zijn om op te
staan... als zij ten minste dan nog lust of mogelijkheid zouden hebben om op te
staan, maar ook dat staat al in de sterren en er over philosopheren is alweer
tijd verspild.
Men ziet het: de consequentie van de toekomst-annexatie door Maurice Privat is
stilzitten. Of vergis ik mij nu toch weer? Stilzitten is het ook niet, want als
er in de sterren geschreven staat, dat men lopen moet, moet men lopen. En zelfs
lopen van Amsterdam naar Boedapest, als dat er bij geschreven staat. De
probleemstelling wordt dus zo: door Privat te lezen, weet men, dat men evengoed
stil kan zitten als van Amsterdam naar Boedapest lopen, en toch loopt men van
Amsterdam naar Boedapest, omdat men anders in conflict komt met de sterren en de
voorspellingen van de heer Privat in het ongerede brengt! Ook weer onjuist
gedacht: men kan niet evengoed stilzitten, want reeds door dat
oordeel ‘evengoed’ zou men de autoriteit der sterren in twijfel trekken en het
eigenlijke geloof aan hun albeschikking en onverbiddelijkheid door een eigenwijs
amendement tekort doen. Ergo: als het zo in de sterren en bij de profeet Privat
staat, moet men in absolute gehoorzaamheid van Amsterdam naar Boedapest lopen,
wetend, dat men niet zou kunnen stilzitten, ook al zou men op hetzelfde moment
kunnen gaan zitten op een boomstronk aan de kant van de weg; door te gaan
zitten, zou men niet gaan zitten, men zou eenvoudig uit de
orde van het bestaan worden weggevaagd! Welk een afschuwelijk dilemma! En zelfs
mag men niet denken: nu zou ik ‘evengoed’ kunnen gaan zitten, maar ik doe het
niet, omdat, enz., want dat zou een onwaarheid en een aanmatiging zijn jegens de
sterren, die samen vormen ‘la science du ciel’, zoals de heer Privat het noemt.
Niet mogen denken? Men zou het zelfs niet kunnen denken, tenzij voor de grap, want de sterren beslissen voor ons, en
‘evengoed’ doet hen in lachen uitbarsten!
| |
| |
Zo komen wij langs een omweg der redenering (die overigens ook alweer in de
sterren voorzien was, evenals de weg, waaraan men niet mag zitten op straffe van
uit het heelal te vliegen) toch weer tot de ontdekking, dat de drukte der
staatslieden volkomen gemotiveerd is, al weet men b.v. van Mussolini vooruit,
dat hij, door morgen een toespraak over het eeuwig voortbestaan van het fascisme
te houden, rustig bezig is de komst van een nieuw liberalisme in 1940 voor te
bereiden. Het gekste is, dat hij het zelf zou kunnen weten, als hij zich het
boekje van Privat aanschafte, en dan toch niet kon gaan zitten in plaats van die
redevoering te houden. Stap voor stap zou hij voort moeten gaan zijn eigen graf
te graven, met Privat in de hand, en zelfs de revolver, die hij op zichzelf zou
richten (aangenomen, dat de sterren en Privat hem toestonden zulk een dwaze
beweging te maken) om in wanhoop een einde te maken aan deze verdoemde
grappenmakerij, zou ketsen, want volgens Privat moet hij in 1939 ziek worden, op
6 September verslechteren, op 17 November weer wat bijkomen en misschien 10
December sterven, maar zeker niet eerder.
Om mij in mijn gelovige rust te kunnen bevestigen, moeten dus de staatslieden
toch heen en weer vliegen van links naar rechts, zelfs als zij weten, dat zij
door naar rechts te gaan, links in de kaart spelen. Begrijpt men, hoe ik mij
voel, nu ik Privat gevonden heb? Zoëven heb ik voor uw misschien even
verontruste ogen mijn rede nog een rondedansje laten maken om de Grote
Zekerheid, maar gij hebt zelf gevoeld, hoe machteloos zij is, deze rede, dit
ondeugdelijk instrument. Ik zou dan ook volstrekt verzekerd zijn in mijn geloof
aan Maurice Privat, ware het niet dat nog één atoom twijfel mij bleef kwellen.
Het is mij nl. plotseling niet meer duidelijk, hoe ik zelf volkomen rustig kan
zijn terwijl al die heren zich zo onrustig voelen. Eigenlijk moesten zij rustig zijn, omdat de heer Privat hun al zoveel voorspeld
heeft, terwijl ik, wie hij niets voorspeld heeft over mijn
particuliere lotgevallen, aan de hevigste onrust ten prooi zou moeten zijn! Het
is immers mogelijk, dat ik, door hier rustig te zitten, bezig ben af te glijden
naar een afgrond erger dan de weg van Amsterdam naar Boedapest barrevoets op
bevel der sterren afgelegd; het is mogelijk, dat | |
| |
ik, door mij in
mijn zalige geloof aan Privat te wiegen, iets doe, dat ik niet had moeten,
pardon, wel had moeten doen, want deed maar toch anders had kunnen doen, als
niet... dat wil zeggen, gedaan zou kunnen hebben, tenzij... ik bedoel, ook zou
kunnen doen, indien niet... beter gezegd, niet zou doen, als ik het wel zou
doen, of gesteld dat ik het gedaan had, toch ook anders had kunnen doen, wanneer
anders doen niet hetzelfde was als hetzelfde doen, mits...
Het is, kort en goed, mogelijk, dat ik mijzelf iets wijs maak door aan Privat te
geloven, en dat de heer Privat ons iets wijs maakt door zijn sterren te
emanciperen van het au fond toch veel solieder koffiedik, gepaard aan het nog
onfeilbaarder ei. Misschien moeten wij dan toch maar terugvallen tot de helaas
zeer... redelijke conslusie, dat iedereen zijn verwachtingen over de toekomst
heimelijk voor zichzelf moet administreren en Privat er buiten houden. ‘Die
Zukunft ist Privatsache’, dat is de laatste waarheid, waarvoor men niet eens de
sterren nodig heeft om haar mis te verstaan.
|
|