Sigaar en karakter
26 April 1935. Drs T.J.C. Gerritsen heeft gisteren in de
Residentie voor de Vereniging voor Wijsbegeerte gesproken over de ethiek van
Heymans. Hij heeft daarbij, volgens het verslag, gezegd, dat het
objectiviteitsbeginsel zijn evidentie in zichzelf heeft, hetgeen men gaarne zou
willen aannemen, omdat het hier een these geldt, die niemand schade kan
berokkenen. ‘Het ethisch ideaal’, aldus spreker, ‘is evenmin het Ik te straffen,
maar het precies eender te behandelen als de Gij, waarbij zeker het gevaar van
overdreven altruïsme vermeden moet worden.’ Zo wordt, dunkt mij, een ieder
tevreden gesteld, want als de Gij niet content is met de precies eendere
behandeling, kan de Ik, die de Gij behandelt, tegen de Gij zeggen, dat men het
altruïsme niet moet overdrijven. Hieruit blijkt, dat het objectiviteitsbeginsel
zijn evidentie heeft in zichzelf.
Bij het debat schijnt men de heer Gerritsen echter lastig te hebben gevallen,
want hij moest zich tegen belagers verdedigen, die niet van zijn ethisch oordeel
wilden weten. Daarbij viel uit sprekers mond een merkwaardig woord, dat
geboekstaafd verdient te worden. ‘Als ik zeg: een goede sigaar,’ zo merkte de
heer Gerritsen op, ‘bedoel ik heel iets anders dan als ik zeg: een goed
karakter.’
Dit nu kan men op verschillende (subjectieve) wijzen verstaan. Vooreerst kan de
spreker bedoeld hebben, dat een sigaar en een karakter twee verschillende dingen
zijn; maar dit lijkt zó objectief evident, dat men er in een Vereniging voor