de
laatste acte. Onze gemeenschap voelt ze als de symbolen harer gemeenschap
par excellence ... tenzij zij een hoeratje kan aanheffen, wanneer in Potemkin de officieren overboord gaan, en met dit
(bescheiden) hoeratje meent de russische gemeenschapskunst
demonstratief te hebben aangevoeld. Gemeenschapskunst naar de vorm is,
krachtens de definitie, kunst, die door elk willekeurig exemplaar van de
bezielde massa zou kunnen worden voortgebracht en door elk
willekeurig exemplaar van die massa zou kunnen worden verstaan.
Gemeenschapskunst naar de vorm is dus òf een illusie, òf onzin
van demagogen, òf een welluidend woord voor algemeen dilettantisme.
Gemeenschapskunst naar de inhoud is, krachtens de
definitie, kunst, die zich van een algemeen beleden sentiment of
gedachte bedient. Zij kan dus dáár opkomen, waar zulk een algemeen
beleden symbool bestaat. De russische film is er, om te bewijzen, dat de
kunstenaar ener gemeenschap als vormgever zich niettemin tot de
allerindividueelste middelen wendt, om zijn doel te bereiken. Als
vormgever, afgezien van de verbeelde inhoud, is ook de russische
filmkunstenaar slechts de (volmaakte) epigoon van wat het individualistisch
Europa bereikte. ... Laten wij dus nog liever de volkeren met zedepreken
vermanen de bioscoop te vermijden, dan hun wijsmaken, dat zij tussen half acht
en half tien de gemeenschapskunst dienen. Laten zij liever naar Potasch en Perlemoer gaan met de eerlijke overtuiging: ‘wij zijn een
avondje uit’, dan dat zij met pijnlijke gezichten hun ‘Norico’ laten schieten,
omdat zij in de kunsttempel zitten. Laten zij liever om Chaplin lachen, dan dat
zij hem met alle geweld als de tragische mens van deze tijd willen zien.
Men moet niets forceren en men moet zich niets wijsmaken. Men moet zich niet in
een besloten cercle opsluiten, tenzij de nood der omstandigheden het gebiedt, en
men moet zich niet aan de wijde gemeenschap overgeven, tenzij de inhoud dier
gemeenschap de moeite waard is. Het criterium ‘gemeenschapskunst’, voor sommigen
het beloofde oorlam, is een bepaling, als er zoveel zijn; want ook elke
gemeenschap heeft haar tijdelijke en ruimtelijke grenzen, zogoed als elk
individu. Gemeenschap is geen blijvend bezit, maar een steeds wisselen-