Het portret aanvaard.
Prof. Van der Bilt, vervolgens het woord voerende namens de Schouwburgcommissie, sloot zich, daar hij Van der Lugt bij het 20-jarig jubileum van het Hofstadtooneel pas gehuldigd had, aan bij de woorden van den vorigen spreker. Hij memoreerde echter speciaal de kansen, die Van der Lugt aan de jongeren heeft gegeven en zijn belangstelling voor Nederlandsche stukken.
Zich tot den heer Hans wendend, verklaarde spr. daarop het portret met het meeste genoegen namens de gemeente te aanvaarden; het zal een eereplaats in den schouwburg krijgen.
Mevr. van Itallie-van Embden stelde zich voor als baby; zij representeerde n.l. de pas herboren Haagsche afdeeling van het Tooneelverbond, dat zich beijvert een schakel te vormen tusschen kunstenaars en publiek. Ook zij verklaarde zich getroffen door het woord van Rathenau. De nuchterheid heeft bij Van der Lugt nooit den droom kunnen dooven, hij is een wonderlijke combinatie van practisch inzicht en idealisme. Spr. bood een boek aan over het hedendaagsch tooneel.
De volgende spreker was de heer A. de Hertog, die bij ontstentenis van den heer B. van Eysselsteyn het woord voerde namens de door Van der Lugt zoozeer begunstigde Nederlandsche tooneelschrijvers; zij zijn blijkbaar nog wel zoo talrijk, aldus spr., dat men voor een verhinderd tooneelschrijver een remplaçant kan vinden. Spr. prees den heer Van der Lugt, omdat hij den Nederlandschen tooneelschrijver de kans had gegeven hun stukken te zien en zoo o.a. ook hun eigen fouten te leeren kennen.
Nadat een van de zakelijke medewerkers van den heer Van der Lugt zijn qualiteiten als zakenman onder de loupe had genomen, trad onder hartelijk applaus van de zaal Albert van Dalsum naar voren (die zich met Defresne op het tooneel bevond) om een kort, maar sympathiek woord te richten tot zijn toekomstigen ‘superieur’. Van Dalsum gewaagde van den weemoed om een afgesloten periode, maar ook van het nieuwe perspectief, dat de samenwerking biedt. Dit even sobere als oprechte speechje was zeker het evenement van de huldiging.
Piet Bron heeft namens de artiesten en het personeel hartelijke woorden van dank gesproken, waarna de heer Burgersdijk, als secretaris van het Comité, een miniatuur eerezuil aanbood. Hij las verder eenige telegrammen voor, waaronder van Ben van Eysselsteyn, Ed. Veterman en het Kunstenaarscentrum v. Geestelijke Weerbaarheid.
Met een vanwege het late uur korte rede heeft Van der Lugt bedankt. Hij zeide altijd afkeerig van eere-avonden te zijn geweest en met eenige gene voorbij de biljetten voor dezen zijn eereavond te zijn geloopen. Ik ga iets verlaten, aldus de heer Van der Lugt, dat ik met mijn leven heb opgebouwd. Toen ik 21 jaar geleden begon had ik een ideaal voor oogen: het Nederlandsche stuk. Ik heb meer dan honderd Nederlandsche stukken gespeeld en ik heb er veel last van gehad, maar met dat al betreur ik dit initiatief niet.
1½ Millioen bezoekers hebben onze voorstellingen bezocht, hetgeen voor voetballers niet veel moge zijn, maar voor tooneelspelers niet gering is. Onder applaus bracht de heer Van der Lugt zijn administratief personeel voor het voetlicht, dat anders geen applaus, maar wel ‘de klappen krijgt’. Met een woord van hoop op de toekomst en dank aan allen, die tot het welslagen van den avond hadden bijgedragen besloot spr. zijn rede. En daarmee was het Hofstadtooneel uitgeluid....
Onder de autoriteiten, die van hun belangstelling blijk gaven, waren de heer P. Visser, chef van de afdeeling kunst van het Departement van O.K. en W., de burgemeester van 's-Gravenhage, de heer De Monchy, en wethouder Van der Bilt.