Scrooge en Marley
Vetermans dramatiseering van ‘A Christmas Carol’
De Nederlandsche Tooneelgroep
Vetermans dramatiseering van ‘A Christmas Carol’, Dickens' sympathieke Kerstlied in proza, is hier al vroeger ten tooneele gebracht, maar de Nederlandsche Tooneelgroep heeft het onder regie van Cruys Voorbergh terecht opnieuw op het repertoire genomen. Veterman heeft het er zeker wel eens minder goed afgebracht met zijn tooneelproeven: hij is er hier volkomen in geslaagd den geest van Dickens, dat eigenaardige mengsel van liberalistische ethiek en oude hellevrees, op de planken te bewaren. Zijn dialoog is levendig, de ordening der tafereelen zeer goed in overeenstemming gebracht met de ontwikkeling van de historie. De wonderbaarlijke bekeering van Ebenezer Scrooge, den vrek, moge psychologisch een vraagteeken blijven, de poëzie van de vertelling vergoedt hier veel.
De Nederlandsche Tooneelgroep (een gezelschap, dat in de provincie speelt en hier dus slechts bij uitzondering optreedt) bezit eenige uitstekende krachten; ik noem bv. Cruys Voorbergh, Georgette Hagedoorn, Ben Royaards, Max Croiset, terwijl ook onder de andere acteurs verdienstelijk materiaal is. De sfeer van de opvoering heeft de regie dan ook bijzonder goed gesuggereerd, terwijl Rob Geraerds als de oude en Max Croiset als de jonge Scrooge, Ben Royaards als de klerk Bob Cratchit, Tine Medema als Scrooge's verloofde en Cruys Voorbergh als de geest van Marley (om maar enkele namen naar voren te brengen) sober en indrukwekkend spel gaven. De oplossing van het visionnaire gedeelte door een ‘herinneringscirkel’ was bij uitnemendheid geslaagd; en zoo was er veel meer te apprecieeren, zoowel in het decor van Gerard Vroom als in de middelen der regie.
* * *
De opvoering, die gisteravond voor het publiek gegeven is, ging gistermiddag als schoolvoorstelling. Natuurlijk was de schouwburg van onder tot boven gevuld. Jammer genoeg werd er door enkele discipelen van (n.b.!) middelbare scholen, die men moeilijk anders dan pummeltjes kan noemen, eenige malen op een wijze gereageerd, die men bij een publiek van polderjongens eerder zou verwachten dan bij personen van een vermeenden ontwikkelingsgraad. Het lijkt mij in het belang van deze schoolvoorstellingen, anders altijd door zulk een goeden geest gekenmerkt, dat de commissie die ze organiseert zulke onhebbelijkheden voortaan desnoods met de strengste maatregelen onderdrukt. Jeugd is geen excuus voor gebrek aan de meest elementaire manieren.
M.t.B.