Hoe een rol ontstaat.
‘Ik heb wel eens acht dagen gespeeld, terwijl ik ziek was,’ zegt de a.s. jubilaris, als wij over de verhouding van ernst en humor aan het praten zijn geraakt. ‘Maar zoodra ik op het tooneel sta, voel ik geen pijn meer. Het publiek electriseert mij, ik ben dan mijn rol.’
- Hoe komt uw rol in de revue tot stand?
‘Het schema wordt geschreven; ik neem het met mevrouw Bouwmeester door. Men geeft mij ideeën, maar de rol groeit langzaam, ook en vooral door het contact met het publiek. In het begin moet dat geprobeerd worden. Als artisten ergens om lachen, bij de repetitie, dan is het vaak fout, dat is mijn ervaring. Een rol is steeds weer anders; ik denk ook op het tooneel, en als mij plotseling iets invalt, improviseer ik. Zoo wordt de rol langzamerhand wat hij moet zijn. Maar nooit schunnigheden; alles gaat eruit, wat daarop lijkt. Dat is te goedkoop, daarmee kan iedereen succes hebben.’
- Hebt u ook tooneel gespeeld?
‘Nooit, ik kom van het variété. Voor den oorlog heb ik Fransch, Duitsch en Engelsch gesproken op de planken. Maar ik ben toch een geboren Hagenaar, al ben ik al vroeg naar Amsterdam verhuisd. Ik was 17 jaar toen ik begon bij Frits van Haarlem, destijds een groot man op variétégebied; daarna ging ik naar het buitenland. Nu ben ik 58!’