Cor van der Lugt Melsert over zijn afscheid
Hij zet zijn standpunt uiteen op een persconferentie
Het Hofstadtooneel financieel volkomen gezond
Zooals wij gisteren reeds hebben meegedeeld: Cor van der Lugt Melsert gaat heen als leider van het Hofstad-Tooneel; met hem gaat ook zijn vrouw, Annie van der Lugt Melsert - van Ees, en als gevolg van zijn aftreden heeft de Raad van Bijstand van het Hofstadtooneel besloten het gezelschap te liquideeren.
Om de pers daarover bijzonderheden te vertellen, had de heer van der Lugt Melsert gisteren in Hotel des Indes de vertegenwoordigers der voornaamste bladen uitgenoodigd tot een conferentie. Uit de groote opkomst bleek wel het belang van het oogenblik; de conferentie geleek op de zitting van een enorm uitgebreid zakenkabinet, waarin rood en zwart broederlijk naast elkander hadden plaats genomen. De heer van der Lugt presideerde deze zetting, die als eenig agendapunt had: het aftreden van den tooneelpremier. De rede van den heer van der Lugt was dan ook in hoofdzaak een apologie van zijn langdurig ‘bewind’.
De heer van der Lugt Melsert begon in het kort de historie van zijn directeurschap na te gaan. Hij verklaarde tegen zijn zin en bedoelingen deze moeilijke functie op zich te hebben genomen. Toen ten gevolge van de impasse bij de Haghespelers verschillende acteurs (in 1917) op straat stonden, werd hem het idee van een bespeling van den Princesse Schouwburg aan de hand gedaan, en daaruit volgden de gebeurtenissen toen vanzelf.
Een van de voornaamste doelstellingen was: het spelen van Nederlandsche stukken; reeds in 1914 en 1915 had van der Lugt met het ‘Klein Tooneel’ veel met Nederlandsch werk geëxperimenteerd. Geen winstbejag zat dus voor; want wie uit winstbejag Nederlandsche stukken gaat spelen, aldus de heer van der Lugt, is een idioot. Dit ligt niet aan de auteurs, maar aan het publiek. Het blijkt, dat het publiek komt kijken, als de Nederlandsche auteur een buitenlandsch pseudoniem kiest; maar nauwelijks is het pseudoniem onthuld, of de zaal loopt leeg en zelfs worden de dan volgende critieken slecht.
De moeilijkheden van het tooneel zijn hoofdzakelijk van financieelen aard. Niet de acteurs geven moeilijkheden, want zij nemen graag aan, dat er kapitaal aanwezig is; maar de directeur heeft met de massa rekening te houden. Er zijn goede en slechte jaren geweest; mijn groote fout echter was, aldus spr., dat ik mijn zaken behoorlijk gedaan heb en niet telkens voor een groot artist kon doorgaan, omdat ik failliet was. Men heeft mij kwalijk genomen, dat er nooit eens een débâcle was.
De heer van der Lugt memoreerde daarna zijn vierledige werkzaamheden als regisseur, directeur, acteur en dramaturg. Hij verklaarde deze lasten niet langer te kunnen dragen, ook op advies van zijn dokter. Ik heb er ook genoeg van, aldus spr., de verwijten van den ‘kunstkoopman in den Haag’ te verdragen. Wat er nu van mij overblijft is een speler, die misschien ook nog eens iets zal schrijven, die nog iets zal kunnen doen voor zijn kunst. Ik ben geen man in bonis geworden, ook al hield ik er niet van mij te vertoonen met vette haren en in een fluweelen jas. Ik trek mij terug als zakelijk leider en ga mij specialiseeren, met mijn vrouw, op mijn eigenlijke werk.
Vervolgens sprak de heer van der Lugt eenige vriendelijke worden aan het adres van de pers, wier onafhankelijk oordeel hij altijd zeide gewaardeerd te hebben. Slechts zelden heeft hij tegen een critiek geprotesteerd, en van dankbetuigingen en bezoeken maken heeft hij nooit gehouden. Tenslotte concludeerde de heer van der Lugt: er is geen sprake van financieele moeilijkheden. Het Hofstadtooneel wordt volkomen gezond geliquideerd. In den tijd van het Hofstadtooneel is de toestand aan den Kon. Schouwburg beter geweest dan vroeger. De Raad van Bijstand besloot tot liquidatie, omdat voortzetting voor het nog resteerende jaar van contractueele gebondenheid onder een nieuwen leider niet wenschelijk werd geacht.