zien; voor Oswald is ook dit laatste, de wanhoopsdaad, verloren. Het overschot aan vreugde zijn vader toegemeten, wordt van zijn budget afgetrokken. Zijn levenslijn werd bepaald als een boetedoening nog eer hij geboren was. Daarom gaat deze ware ‘Schicksaltragödie’ de tijdelijkheid zo verre te boven; want waar de geslachten elkaar vormen en beperken, verzinken wij allen weer naar onze voorouders. Zij waren mensen en brachten mensen voort; de demonen, die hen beheersten, keren terug, in dezelfde kamer, in hetzelfde gebaar van begeren.... spoken. Geen deur is er meer om dicht te smakken achter een bevrijde ziel; er is slechts een gruwelijke en verraderlijke oneindigheid, een duistere en steeds verborgen successie. Wij zijn gedetermineerd.
Ibsen is hier zo sterk door het vraagstuk der fysische gedetermineerdheid gegrepen, dat hij dadelijk naar het uiterste tastte: de geërfde ziekte. Daarin lag voor hem, misschien de laatste heros der Aufklärung, de grootste kans zo schrijnend mogelijk het verschil van wat is en wat zijn moet, bloot te leggen. De eerste akte is nog geheel gevuld met de typische Ibsen-parallelllen, symbolische aanduidingen van de theorie naast de wereld. De woorden van de conventieman, de predikant Manders, wijzen op het werkelijke tegendeel van zijn bedoelingen, waarvoor hij zelf ongevoelig is geworden; de gestichts- en asielkwestie wemelt van dergelijke opzettelijke toespelingen. Ibsen was een goed constructeur, maar hij verborg zijn techniek niet altijd zeer listig.... Tot in het tweede en derde bedrijf de verwikkelingen langzaam op het tweede plan komen en alleen het tragische paar, moeder en zoon, rest. En ook zij vereenzamen, want tegenover spoken kan niemand bijstand verlenen; ook al wordt alle schuld opgeheven, de angst en de dood zijn voor de enkeling bewaard.
Oswald werd hier eens gespeeld door Moissi, met de volle maat van zijn weke lyriek, zijn getemperde overgangen; hij speelde dichterlijk tot in de dood. De opvatting van Jan van Ees is nuchterder, realistischer,