Herdenking
HET feit, dat iemand veertig jaar wordt, is op zichzelf evenmin van belang als het moment, waarop ‘het oude jaar overgaat in het nieuwe’. Men zal willen toegeven, dat de eigenlijke belangrijke momenten van het leven doorgaans niet samenvallen met de kalenderdagen en dat het dus onmogelijk is, iemand, die het orgaan voor officieele herdenking mist, voor te schrijven op een bepaald oogenblik in een bepaalde stemming te komen. Bij den eenen mensch eindigt de puberteit pas met vijftig om zonder overgang aan te sluiten bij den ouderdom, bij den ander houdt de jeugd al op met veertien om plaats te maken voor de grijsheid; en al zijn zulke krasse gevallen ook uitzondering (het overslaan van het volwassenheids-stadium komt echter regelmatig voor), het is zeker, dat men aan biologische tabellen zeer weinig heeft voor de bepaling van een levensloop.
Als men dit vooropstelt, is het des te merkwaardiger, dat als zoodanig eigenlijk volkomen waardelooze herdenkingsdagen of -jaren toch zoo dikwijls onmiskenbaar weerklank vinden in het persoonlijk leven. Ik heb, om voor mijzelf te spreken, moeten constateeren, dat ik allerminst vrij ben van gevoeligheid voor de situatie van een willekeurigen dag als