met embonpoint samenhangt. Zoodra men uitgaat van het standpunt, dat ‘het’ lezen van ‘de’ goede boeken op zichzelf al een adelbrief voor den mensch beteekent, moet men als verschrikkelijke consequentie aanvaarden, dat de mensch, die de meeste goede boeken leest de ideale mensch is. Waar deze ideale mensch in de praktijk op neerkomt: men behoeft er de humoristische tijdschriften maar over te raadplegen! Hier blijkt duidelijk, dat het niet alleen om ‘de goede boeken’ gaat, maar ook om de wijze, waarop men die ‘goede boeken’ verwerkt...of laat liggen.
Laten wij dus de gevaren van het lezen niet wegmoffelen, maar ze nauwkeurig afwegen tegen de voordeelen. Ik geef hier geen systematische tabel dier gevaren, maar doe slechts een greep:
1. Het lezen maakt oppervlakkig; het stelt den mensch in staat tot oordeelen zonder eigen ervaring, op gezag van een autoriteit.
2. Het lezen verlamt de scheppingskracht; het went den mensch aan bepaalde stijlformules, aan de conventioneele cultuurverzinsels, die de modeschrijvers elkaar napraten.
3. Het lezen maakt arrogant; het bevordert het vellen van stellige oordeelen over Kant op grond van b.v. de Geschiedenis der Wijsbegeerte van prof. Casimir; het heeft den ‘algemeen-ontwikkelde’ op zijn geweten, d.w.z. den mensch, die zooveel weet, dat hij kunstmatige ademhaling toepast op een drie weken in staat van ontbinding verkeerend lijk.
4. Het lezen kweekt snobisme het geeft het aanzijn aan een valschen cultus van den schrijver, den dichter, den geleerde. Enzoovoort. Men kan er nog aan toevoegen, dat het lezen de oogen bederft, maar dat valt buiten de lijn dezer beschouwing, al is ook die factor niet te verwaarloozen. Wat