keling der dingen toch weer een beetje ‘Schicksal’ werd; Jettchen Gebert stelt een ‘rassenkwestie’ zowaar! Men beleeft wonderlijke tijden. Het probleem van Jettchen Gebert is: wat moet zij, de Jodin, doen om het leven te leven? Het Christendom kiezen? Met een Jood uit een ander milieu trouwen? Of: op zichzelf blijven staan, zich in een soort narcisme terugtrekken?
Er is een zeer verfijnde Joodse cultuur geweest in het Pruisische Berlijn; van die cultuur, omstreeks het midden der vorige eeuw, heeft Georg Hermann in zijn boek een moment naar voren gebracht. En merkwaardig: zijn roman, die al tot een toneelstuk werd omgewerkt, die de onschuld der operette beleefde (175 maal, zegt Fritz Hirsch, is zij, in een vorige versie, reeds in Den Haag gespeeld!), is nu nog eens actueel geworden als ‘Zeitproblem’!
‘In 1905,’ zegt Hermann, die zich platonisch verhoudt tot het partijtje whist aan die foyertafel en als toeschouwer in een hoekje zit, ‘in 1905 wist niemand meer het ware van die verhoudingen. Ik was toen ongeveer 35 jaar oud. Begroef mij in costuumkunde en historische werken om na mijn voorstudiën te hebben voltooid, alles opzij te zetten en het boek te schrijven dat beroemd werd. In 1932 heeft een wetenschappelijke geest aan Jettchen Gebert zelfs een geleerde studie gewijd; en nu is de stof zowaar weer midden in de tijd.’
Het is een oudere heer, de schrijver Georg Hermann, die ik nooit eerder in levende lijve had gezien; hij lijkt wel iets op oud-minister Kan, wat zijn postuur betreft en is misschien beter gekwalificeerd met ‘oud heertje’ want hij is positief zeer klein en bovendien zeer gemoedelijk. Men weet waarschijnlijk dat Georg Hermann een verzamelaar is van kunst? Welnu, zijn hele optreden, zijn conversatie en zijn argumentatie, is dat van de verzamelaar, die ook tegenover de literatuur zich verhoudt als een kiezende, betastende, snel van het ene op het andere object overspringende, maar ondanks die snelle reactie ‘fachmännisch’ keurende geest. ‘Der richtige Berliner’ in