Geneviève Bianquis, Nietzsche
Editions Rieder, Paris
Over Nietzsche wordt, sedert Elisabeth Foerster-Nietzsche en Lou Andreas-Salomé, op een bepaalde manier geschreven; een manier die mij antipathiek is, hoewel men er niet veel positief kwaads van kan vertellen. Het is een soort van niet onverstandige heldenverering op verre afstand (ver, zelfs wat Nietzsches zuster Elisabeth betreft!), een soort niet dom reproduceren van zijn ‘grote’ gedachten, maar eigenlijk een tamelijk overbodig werk. Het uitgangspunt is foutief, omdat Nietzsche zelf met de meeste nadruk in zijn autobiografie Ecce homo meegedeeld heeft dat hij niet als held wenst te worden behandeld. Echter, voor een uitgebreider publiek is dit blijkbaar de enige manier; en zo werpt Nietzsche als heros permanent vele literaire vruchten af voor schrijvende dames of heren.
De stijl van Geneviève Bianquis onderscheidt zich in vrijwel niets van dit gangbare procédé; zij erkent trouwens zelf nogal eerlijk dat zij niet in staat zou zijn geweest haar boek te schrijven zonder het model van Nietzsches ‘savant et profond interprète, M. Charles Andler’, voor ogen te hebben gehad. Wij vinden hier dus het gewone wanbegrip dat nu eenmaal uit iedere heldenverering moet voortkomen. Zo ergert mevr. Bianquis zich natuurlijk aan Ecce homo, omdat Nietzsche zichzelf daarin boven Dante, Shakespeare, Goethe en de Veda's stelt; dit klopt niet met het ideaal van de (inwendig toch altijd bescheiden) heros. Men vindt bij haar voorts de nogal banale symbolische verklaring van Nietzsches krankzinnigheid, als zou hij zo ongeveer door zijn denkproblemen uit elkaar zijn gebarsten; een verklaring die (niet alleen medisch) onhoudbaar is, maar bij elke populaire Nietzsche-biografie weer opgeld doet. En bezweringen als deze dat Nietzsche ‘au